je iiiilsciig Courant" perde Blad. Zaterdag 17 Juli 1926 HOE WERKT CHRISTUS IN ONS? XIV. Zoo menigmaal en ook terecht wordt Christus genoemd: dc bron, waaruit i,ot loven voortspruit: het leven van het itliaam, het leven der ziel. Omdat dit laat- tc de genade is, heet Christus de bron der Made. Wanneer wij Christus beschouwen als do Menschenzoon, wandelend op aarde, üien we, hoe zijn heilige menschheid het irerktuig was, waarvan dc godheid zich beilic-nde om overal leven rondom zich te verspreiden. Christus strekt zijn hand uil en geneest irelaatschon, en blinden, door hen aan Ie raken. Met speeksel geneest hij den doofstomme, en door zijn w o o r d wekt Hij it-n dooden Lazarus uit het graf. Zoo is hel te begrijpen, dat de menigte tin hlto Hem aan te raken. Maar niet anders werkte Christus menschheid ten opzichte van het bovenna tuurlijke leven. Met woorden toch ver velt Hij de zonden, ofschoon Hij liet eren- ■:ce<l zonder woorden had kunnen doen. Als !o«l immers hoeft Hij macht over lichaam n zi« I, over leven en dood en zonden, naar de godheid werkt door middel van de Lfnschheid van Christus. Niet anders is dit ook bij het H. Lijden Iv menschelijke natuur lijdt en boet en il .nrdoor juist bewerkt Hij onze verlossing; Zijne godheid wendde de menschheicl aan •om voldoening te geven voor ons, overecn- lomslig hel eeuwig plan des Vaders. IIij had tot den Vader, dat dezo „zijnen Zoon zou verheerlijken, omdat Hij aan zijn Zoen gezag over alle vleesc-h heeft gegeven, opdat", zoo zegt Hij, „Ik aan al Ten, die if ij Mij gegeven hebt, het eeuwig leven r honk o". (Joës. 17 12). Hol was des Vaders 'plan, dat Christus, als hoofd van het menschengeslacht zou Loo'en en verdienen. Het is dan ook d aar o m, dat bij de 'He- «uivaart do Vader Hem heeft verheven, en (jcslcid boven allen, als do algemeono uit- |oeloi' der genader. ,Hij hoeft zich zelf vernietigd: daarom heeft God Hem vor even. en Hem een naam gegeven, die bo- 'ven alle andere namen is. (Philip. 2 7, De Vader gaf Hem alles in lnnden Koos 3 35). 'Christus is dus de bewerker niet alleen, maar ook de ui Ideeier der genaden, onze ijtnige Middelaar. Zoo zegt St. Thomas: „De ziel van Christus heeft de genade in I; i'-i'i) verhevensten graad barer volheid tnlvangen; tengevolge van deze ontvangen Wlheid, betaamt liet dat Christus ze den pion meedeelt: en alzoo veryult Hij zijn rol van heer en hoofd der Kerk. Daarom i« dn genade, welke Christus' ziel versiert, ia haar wezen dezelfde als die welke ons Waren wij nu maar bij Christus, en kon- i'on wij nu maar Zijne heilige handen voe- '••II op onze hoofden, konden wij nu maar Zijne heilige woorden hooren. vergiffenis Wekend! Want hoe zal nu Christus i n ii s werken tot onze heiliging, hoe komt Zijn genade in mijn ziel? Christus is God, en kan dus op vela ver stillende manieren de door hem verdien- genade brengen in onze zielen: daartoe 1 of! Hij geen hulpmiddelen noodigv Lees «ar de heiligculevens. Maar in do gewone orde gebruikt Cnris- lus hulpmiddelen om ons zijn genade te lorlecnen, nl. de Sakramenlen. Nog eens: het had ook anders gekund fiuar nu Christus eenmaal de Sakramen- ,('fi heeft gegeven als middelen om ons met ïijn genade rijk te maken, zullen we, in de Whvone orde, ook de Sakramenten moeten Rfbraiken, willen we niet van genade ver «loken blijven. Door Christus zijn de Sa hamenten dc bronnen, waaruit hot loven genade overvloeit in onze zielen. Gij gelooft, evenals ik, in de Sakramen •"Vdio uitwendige teekenen, waardoor dc "zir-.hthare genade niet alleen wordt aan- feduid, maar ook gegeven. Het water en de olie, de tarwe en de wijn, woorden en de bandoplegging zijn door ''liristua aangewend om ons duidelijk te 'loon begrijpen, wat in onze zielen plaats '.'«(•ft bij bet ontvangen der Sakramenten, zoo tererJit genademiddelen "'"Ion genoemd. Hot is alleen door Christus, die deze '"keuen instelde, dat ze die kracht bezit- lln: een ander dan Christus God kan pn Sakramenten instellen, omdat hij geen "^aikking heeft over de genade Mie een Sakrament ontvangt, ontvangt '•'k genade, zonder dat dit afhankelijk is de waardigheid van hem, die het toe lonk Kcljler geen genade brengt een Sakra- voort uil zich zelf. wanneer de mensch ■ui beletsel stelt en liij den stroom der VMo tegenhoudt, zooals een dijk de zee. aar steek den dijk door en de zee stroomt het land; neem het beletsel weg. en de •"vide. die er voor was. stroomt in do Tp;«on uw wil ontvangt go geen .Sakra- "G zoo ook zonder berouw geen biecht, van doodzonde geen genado van f' Communie. '*'t in allen is de genade hetzelfde: er verschillende graden en krachten, wat jan;/| van gesteltenis van dengene, die Sakrament ontvangt. 0e grooter geloof, en hoe hechter rer- TIJDSCHRIFTEN. DE BEIAARD. Er zijn, zoowod buiten als binnen de Roomse he gemeenschap, altijd enkele gees ten, die door hun groole male van oor spronkelijkheid buiten de maat van bet gewone kader vallen. Eendeels ligt dit aan de zeldzame male van kennis, die zij zich veroverd hebben; maar dat is toch niet de voornaamste oor-«- zaak van hun boven de gewone maat zijn. 'I Is vooral de wijze waarop zij die kennis gebruiken en toepassen, en vooral het eigenaardig en zeer scherp licht dat zij op de dingen welen to doen vallen. Zij hebben hun eigen beschouwingswij ze, hun eigen verklaringswijze, die altijd verrassende vergezichten opent en do din gen weer eens onder andere belichting plaatst. Zoo'n man was in het begin dér 19e eeuw de meergenoemde Le Sage ten Broeck. «oo'n man was in veel sterkere mate nog in het laatst der 19de eeuw Dr. Her man Sehaapmann. Zulke menschen heb ben niet alleen wat to zeggen, maar zij hebben zeer veel te zoggen. Hun belang stelling beperkt zich. niet tot enkele, maar tot zeer vele dingen. Onder het licht van hun levensbeschou wing iuteresseeren zij zich voor alle krach ten die de wereld bewegen en die in do samenleving tot uiting komen. En over dat alles trachten zij zich een welomlijnde meening te vormen. Hun vitaliteit dringt lien, met studie cn onderzoek niet tevreden te zijn. maar zich altijd weer uit te spreken. Tijdschriften, week- en dagbladen zijn daartoe de meest geëigende kanalen. Maar alle deze hebben to maken met redacties, die niet altijd op singuliero mee- ningsuitingen gesteld zijn. of die niet al tijd evenveel ruimte beschikbaar hebben om veel produceerendo origineelen aan 'l woord to laten, of die bang zijn dat ze oeu bepaalden lezerskring ontstemmen. Het ligt dus voor de band, dat veel werkende, oorspronkelijke geesten, hetzij alleen, hetzij in samenwerking met een of meer gelijkgezinden bij voorkeur hun eigen periodiek scheppen, waarin zij naar hartelust van den toren kunnen blazen. Zoo had Lc Sage ten Broeck zijn eigen bladen; zoo eveneens Dr. Scliaopniann, Builen het Kalholieko kamp herinnert men zich b.v. „Do Staatkundige brieven" van Sam van Houten, Carol Vosmaor bad zijn „Spectator", Dr. Van don Bcrgh van Eysiüga zijn „Ontwikkeling" enz. Het lijstje zou belangrijk uit te breiden zijn, zoowel naar den Roomschcn als naar den Protestantschon kanl. Tot mijn spijt heb ik de Prospectus van „De Beiaard" niet meer to pakken kun nen krijgen. Maar dit in 19IG opgerichte tijdschrift draagt wel in heel sterke male de persoonlijkheid van den stichter Dr. Gerard Brom, al vinden we reeds on- middeilijk als redactieleden ook Frans van den Cauwelaert, Dr. Hoogveld, J. A. Loeff. Pater B. H. Molkenboer cn Jos. Schrijnen vermeld. Dc samenstelling van do redactie was dus veelzijdig genoeg, maar Brom is toch van deze allen de leider door zijn veelom vattende kennis op litterair en algemeen cultureel gebied; door de onverschrokken heid waarmee hij de dinger, aandurfde cn zei; door de bijzondero wijze waarop hij de wordende Roomsche cultuur belichtte on njyet het minst voor de wijze waarop hij do verhoudingen belichtte tusschen Roomsch cn Oti-Roomsch en debet cn cre dit van beide partijen in liun onderling wanbegrip cn rivaliteit vaststelde. Brom heeft zich in „De Beiaard" een vurig loekenapostolaat geloond, dio door zijn resoluut optreden zeer zeker het ver trouwen van vele andersdenkenden heeft gewonnen en wiens invloed op het cul- tureelo leven der Katholieken gedurende de laatste 10 jaren niet onderschat mag I worden. Ifet is zelfs zoo geweest, dat het bij zondere van zijn stijl bij tallooze Room- scho jongeren navolging vond; dat eigen aardig pittig gedrongene, dat soms bijna al to apboristische, dat het lezen van trouwen, hoe vuriger liefde, des le meer zal do genade in vloeien. Wie dus waarlijk verstandig is, heeft er alles voor of-er zijne zielsgesteldheid zoo te o oen zijn, dat Christus er op do meest overvloedige manier in kan werken. Want vergeet niet: 't is niet do priester niet hel uitwendig toeken, maar Christus zelf, die in u werkt, ofschoon Hij zich be dient van Zijne priesters cn gebruik maakt van middelen, die we kunnen waarnemen, om in ons te kunnen werken. Hot is niet de priester, dio doopt, maar Christus doopt. De priester handelt door Christus* macht, en past de verdiensten van Chris tus toe, deelt de voldoeningen van Christus mee, geeft ons door dc Sakramenten deel aan Christus* leven. Als we dit alles eens meer beseffen en beter doordachten, hoeveel meer zouden wij er dan voor over hebben om die Sakra menten te ontvangen; we zouden ze hoo per stellen in onze waardeering; we zou den ons meer los weten Ie maken van al bel aardsche, om toch maar met Christus weer in contact (o komen. Wij zouden ons dagolijksche leven zoo inrichten, dat we ook den tijd werkelijk hadden, om Christus' genaden te vermeerderen in onze zielen. We zouden op die wijze ook waarachtig meer streven naar de heiligheid, en geen genoe gen nemen met onze alledangscho deugd, die niets bijzonders is, en ons niets Looger brengt in Christus* liefde. Onze deugdkracht ligt in Christus* ge raden, en deze vinden we in hoofdzaak en voornamelijk in de II Sakramenten, omdat Christus, de bewerker der genade, hel zoo gewild heeft Gr. sommige zijner studies niet altijd tot een on vertroebeld genot maakt. Maar wanneer men zich do moeite troost ha te denken, dat wil zeggen Brom rustig en kalm in zijn gedachtengang na- te-denken, te volgen, dan bemerkt men welk oen rijkdom van geest cn gedachte en ervaring in die korte, kernachtige, apbo ristische zinsbouw verscholen ligt. Wo zouden niet gaarne veroordeeld zijn, een overzicht te schrijven van wat Dr. Brom gedurende het bestaan van „De Beiaard" in dit tijdschrift gepubliceerd heeft. Reeds in bet eerste deel treft men oen uitvoerige studie aan „Roomsch Peil" waarin dc stand der Katholieke cultuur tegenover al het andere wordt omschre ven en men weet dat Brom een der gang makers is geweest voor liet tot stand ko men der Katholieke Universiteit die in 1923 te Nijmegen geopend word. „De Beiaard" was in 't bijzonder bot tijdschrift van Dr. nti Prof. Dr. Gerard Brom. Reeds in de eerste jaargang vinden wo de mooie roman van Marie Koenen, „De Moeder", dio ook in do volgende jaar gangen haar romantisch werk publiceer de. We vinden er in taalkundige onderzoe kingen van Prof. Schrijnen, beschouwin gen over beeldende kunst, van Pater Mol kenboer, muzikale beschouwingen van Mgr. Van Sehaik, buitenland sclic staat kunde van Anlwerpen's tegonwoordigen burgemeester, mr. Frans van de Cauwe laert, litteraire studies van Poelhekko. Deze en (al van andere schrijvers koe ren in dc opeenvolgende jaargangen te rug, maar voor lal van lezers was toch do hoofdzaak, wal Rrcnn alzoo lo zeggen had in zijn overzichten cn hoe hij de verschijn selen in cultuur en loven zag onder liet licht zijner Katholieke levensbeschouwing. „De Beiaard" is niet meer. Het tijd schrift werd het vorige jaar wegens ge brek aan belangstelling opgeheven: „De Katholiek" was reeds in '21 verdwenen al zetto deze periodiek dan als „Studio Ga- tliolica" in meer uitsluitend wijsgoorig- godsdienstige richting zijn bestaan voort. In 1919 verdween „Van Onzen Tijd". In neutrale kringen ging liet al even zoo. „De Tijdspiegel" verdween in 1921: „Do Beweging" van Albert Verwey omstreeks denzclfdon tijd. Til 1924 verdween bol zoo buitengewoon sympathieke eersterangs- tijdschrift ..Onze Eeuw". Zoo vindt men na don oorlog in allo cullureole kringen hetzelfde verschijnsel. Periodieken met een stoeren, gedegen in houd verdwijnen. Er is geen belangstel ling meer voor. Eenöeels mag dit toe lo schrijven zijn aan het feit, dal zo geen voldoende fondsen hadden om oen paar jaren van malaise door le worsteion en hiermee gecombineerd de omstandigheid, dat vele intellecluoelen .in hot laatste vijf tal jaren hun uitgaven belangrijk hebben moeten bezuinigen, het wil ons toeschij nen dat er ook oorzaken van minder mato- riooien aard zijn. We wezen er reeds op i in een der vorige opstellen. De jongeren vooral willen iets nieuws, iets anders. Niet meer do degelijk doorwrochte botoogen, maar de directe betuiging, weinig gecom pliceerd en op den man af, forscli en hoekig en schril zooals op een kubistische schilderij; liet rijmlooze vers met zijn on middellijkheid: het verhaal dat verrast een verbluft als een filmprent. Er is een andere mentaliteit gekomen, waaraan wij die ons ouderen gaan gevoelen ons lang zamerhand zullen moeten aanpassen als het kan. S. n BRIEVEN VAN EEN n STEDELANDER Ik heb een kennis, dio tot op gevorder den leeftijd uitsluitend in Roomsche. krin gen had vertoefd; hij had oen zusters- hewaarschool bezocht, een broederschool doorloopen, was verder opgeleid in een Roomsche inrichting cn verdiende daarn zijn brood bij een Roomsche instelling. 't Ging allemaal van een leien dakje, totdat op eeu onverwachten keer de om standigbeden er toe leidden, dat hij met verandering van werkkring in een neu traal milieu werd overgeplaatst. Daar zag de man zoowaar tegen op. Niet dat hij vreesde, den govraagden ar beid niet te kunnen verrichten, maar hij dacht: zou ik met mijn ontwikkeling niet afsteken bij de lui in mijn nieuwe onigo ving. Hij had steeds onder Roomschcn verkeerd, maar zou nu in dagolijksche aanrakir/ komen mot lieden, behoor end tot „het denkend decider natie". Niet dal hij zijn leermeesters voor minder knap hield oE laag neerzag op de menschen, met wie hij steeds had verkeerd: verre van dien! Maar va^n uit de kringen, welko hij thans ging betreden, was steeds zoo'n roep van „verlichting" tot hem gekomen, dat hij onwillekeurig was gaan vreezen niet verlicht genoeg te zullen blijken. „Wat is rno dat echter meegevallen!" verzekerde hij me later. We kenden me kaar sinds jaren en hij kon dus legenovei mij zijn hart luchten zonder dat hij be vreesd behoefde te wezen, voor pedant of waanwijs te worden aangezien. „Wat is me dat meegevallen", zoo voc ik hem nu maar sprekende in. „Ik hield mo eerst gereserveerd, luisterde do ge sprekken zoo'n beetje af. maar dat hoefde niet lang to duren, 't Bleef allemaal aan de oppervlakte en zoodra op een of ander onderwerp wat dieper werd ingegaan, kon ik vaak bemerken, dat die ..verlichte" heeren feitelijk achter-tonden in algemeo no ontwikkeling bij de menschen. onder wie ik tot dusverre had verkeerd. Ik ge voelde mij weldra volkomen huns gelijke en had al spoedig geheel afgeleerd, hoog tegen hen op te zien. Zij waren lieden van gelijke bewegingen als ik. on wicn ik zelfs vóór bad, dat mij de godsdienstige grond slag aller dingen bekend was. waardoor Let hoe en waarom van velerlei mij duide lijker was dan 't hen ooit worden zou. Juist van dien grondslag toch moesten zij in den regel niets •hebben en daar gingen zij groot op, wat echter tot vermeerde ring van hun kennis natuurlijk niets bij droeg." Tot zoover mijn kennis, die er nog aan toevoegde, dat hij zijn ervaring, waar zulks pas gaf, steeds zou to berde brengen, want „wij Roomschen staan geenszins bij die lieden lichter, al doen zij nog zoo dik." Iloo ik in mijn Sledelanderigheid tot dezo beschouwingen kom? Laat ik maar eerlijk bekennen: ik heb vaak geloofsge- nooten ontmoet, die er net over dachten als voorheen mijn kennis, zonder dat do omstandigheden hem er evenwel too brachten, liet verkeerde aan hun al to ha- scheiden zienswijze in te zien. En wijl ik nu den lijd heb, wil ik daarover eens filo sofeeren. Steekt uw hand eens in eigen boezem, geachte lezeressen en lezers, en zegt mij eens: zijl ook gij niet van kindsbeen af gewoon, allerlei gewichtige dingen eer to verwachten van zoogenaamde vrijzinnigen dan vun kerksche menschen? Om ceus een feit uit den laatslon tijd to nemen: wat hebt go gedacht, toen bekend werd, dat professor Keesom er in geslaagd was het helium in vasten toestand lo brengen. Tien tegen, een: dat viel u meel Natuur lijk hebt ge nooit getwijfeld aan de groole ontwikkeling van dezen Katholieken ge leerde, die de voetslappen van professor Kamerling!; Onnes wel waardig zou we len lo drukken; maar dat hij verder zou schrijden dan deze, dat viel u mee! Waarom, voor don drommel? Dal be hoeft niet mee le vallen! Dat is iets doodgewoons. Wij lellen onder ons nol zoo goed knappe koppen als welke maatschap pelijke richting ook al zijn er hier wel bij, die voor zich hel monopolie van knap- ston opeist-hen. Nóg een feit uit den laatslon tijd. De bevordering der volksgezondheid is ook al zoo'n onderwerp, hetwelk vrijzinnige krin gen zich sinds jaar en dag als monopolio hebben toegeëigend! Men liaaldo cr b.v. den neus op voor onze Zuidelijke provin ciën. waarbij de kindersterfte zoo groot placht te wezen. In „meer verlichte" stre ken zag liet er op dal gebied veel beter uil bij welke zelfverhcerlijkende be schouwing men in tusschen doodeenvoudig over 'I hoofd zag. dat in dio „meer ver lichte" gebieden het geboortecijfer een voudig niet halen kan bij dal in „liet don kere Zuiden", wal toch bij een eerlijke bc- oordeeling niet uit bet oog mag verloren worden. Maar welke bewindsman was het, die zóóveel deed voor de bevordering der volksgezondheid, dat de „Maatschappij voor Geneeskunde" niet kou nalaten hein tol ecre-lid le benoemen? 't Was inr. Aal- berse, die ook op dit terrein toch zoo lang door vrijzinnige ploegers bearbeid nog veel te verbeteren vond. Eu zoo is er meer! Gaan b.v. 's lands zaken minder goed sinds de vrijzinnige heerschappij verviel en men van Christe lijke zijde hel roer in lianden kon nemen? Deze vraag stellen is haar beantwoorden, indien men ten minste onpartijdig wil oor- di-elen Hierin, in onpartijdigheid, kunnen wij ook den toets den criliek doorstaan. Eon bewijs? Ik zie er een in do instelling der Staatscommissie, welke zal hebben Ie on derzoeken in hoeverre de toepassing der gelijkstelling op het terrein van het Lager Onderwijs met meer soberheid kan plaats hebben. Sterk in het bewustzijn van ons goed recht, aarzelen wij niet, publiekelijk toe to geven, dat mogelijk hier of (laar de toepassing van dat recht wol eoedkoopor had en dus in den vervolge ook zal kun nen geschieden. Een onderzoek daarna wordt ons niet opgedrongen, wij stellen het zelf in. Ce7.ien al deze dingen, zal liet nu niet langer verwonderen, dat do ervaring van mijn kennis mij dezer dagen weer eens voor den geest kwam. Wat hem als parti culier-wedervoer, wordt door ons allen ook op het terrein van het publieke leven ervaren: wij mogen cr gerust wel wezen! Natuurlijk hebben wij zoowel als parti culieren als op publiek terrein te zorgen, dat wij er ook mogen blijven. Dit is even wel een zaak van ganseh andere orde, waarover wellicht een volgende maal indien daar aanleiding toe mocht wezen eens in alle bescheidenheid gesledelan- derd zal worden. AJO. DE BEER door I' i c r r c l'E r rn i l Hel is midden in de hondsdagen. De zon neigt ter kimme; en als men een beetje dicht langs do muren loopt kan men probeeren uit lo gaan zonder een zonnesteek op te loopen. Z'n teint lo bederven, dat is iels an ders. Maar Ludovine, de Oude. Nornian- dische huishoudster, is daar niet gevoelig moer aan; haar huid» verwoord door allo winden, hespocld door de regens, gebruind onder elke zon, doet denken aan hot schild van een schildpad, dat ongevoelig is en waarin het bloed niet meer circuleert. Met een grooto mand aan den arm keert zo terug naar de pastorie, ziet heel koel rond met kleine oogjes, die steeds be wegen iri haar onbeweeglijke hoofd. Nauwelijks beeft de dienstbode do deur achter zich dichtgeslagen of de pastoor verschijnt op 't bordes van zijn pastorie, zonder bef, zonder singel, een breedgeran de strooltoed op 'l hoofd; hot is 't type van een waardig dorpspastoor met een goedig open gelaal. waarvan men uit do «ogen de harde ondervinding van 'l leven leest en waaruil u de rust tegenstraalt die con eenzaam leven geeft cn de kalmte der natuur. Hij liep tot midden in de laan en keek naar zijn zonnewijzer. Ach! dat instru ment was niet erg ingewikkeld! Een ijze ren slang, erg geroest, ecnige verdeelin gen op den muur. die door weer en wind zeer geleden hadden, dat was alles! Ik vergeet een devies, of eigenlijk een spreuk, vroeger hoven (lo uren van 't uur- li rl >»geb it 11 „TTnam timo"! Wees slecht-, voor e n en-* kele bevreesd. In 't dorp zegdo men dat die enkele l.u- divino was.... do vreeselijko Ludivhic!... 't „Gouvernement" van mijnheer Pas toor. De schop in de hand. richtte de pas toor zich naar een leelijk, verdord rozou- boompje eu stroopte een weinig «le mou wen van zijn toog in do hoogte: Leelijkerd, dus 'I is op doze w ij/.o dat jo mo voor den gek houdt! Je wordt bemest, 's morgens en 's avonds met zorg begoten en dan.... geen enkele bloem! Wacht maar even! en met eeu krachtigen trap van zijn voet stootte hij de schop schuins onder de wortelen. -— Ziezoo, ga daar nu maar liggen. En terwijl de oude priester do aardo er orahoon weer gelijk maakte weerklonk cr opeens een hel, eon verlegen bijna be schaamde bel, als die van ecu of anderen landlooper, dio om een boterham kwaig vragen. Ru Roodkapje moest je aan 'I klinkjo van de deur trekken en dan pas ging pinnetje van 'l bolletje over. In de pastorie ging 't nel zoo; maar al leen 'l klinkje was aan den binnenkant van 't huis. Onze goede pastoor schudde de handen, doed zijn mouwen naar beneden, liep het bordes op en ging naar de keukon om aan 'I ijzerdraad le trekken dat de deur open de, toon, willende twee vliegen in één klap slaan, opende bij do brood kist, nam do inik er uit. sneed er een dikke sneo af cn kwam daarmede naar buiten. Maar daar wachtte hom zulk een vree selijko verrassing, dat hij van schrik do huierham op don grond liet vallen!.... Op 'l nauwe tuinpad kwam daar aan zeilen een reuzongroote kerel, gekleed in oen verweerd tricot, oen schapenvacht om de schouders cn drager van een knuppel, die er heek-maal niet geruststellend uil- zag. Hij was vergezeld van ecu muiiw, of liever, van iemand, dio. er als zoodanig uitzag, terwijl achter heil, met den neus in het zand snuffpleud, een kolossale beer kwam aantrippelcn, dio af en loc ecu dof gebrom deed hooren. Wat zoudt gij wel gedaan hebben als jo daar geweest waart in plaats van den pastoor? Gij zoudt waarschijnlijk den af tocht geblazen hebben, te meer nog omdat het tuindcurtjo was dicht geslagen waar door do vijand de stelling luvl-mnul was binnengerukt. Dit was dan ook de wijze partij d!e do eerwaarde pastoor dadelijk koos en Int was slechts toen hij tusschen zich en zijn bezoekers do oude pusloriedcur die van zware sluiting was voorzien veilig ges|„- I hi wist, dat hij op de eerste verdieping een raam uponde en eeu gesprek begon: Gij komt zeker hier ecu boterham ha- Jen V Neen mijnheer Pastoor, heelt maal niet. - Ja, ik begrijp 't ook een voor (len beer; maar zeg had je die gezel niet bui len aan de poort kunnen laten slaan? llij, mijnheer pustoor, hij is ultima I»ij ons. En heeft hij nog nooit iemand opgevre ten? Neen, tol un toe nog niet! IIij is zucht als een lam. Het is, weel je. ik beu bang dal ik niet genoeg brood in hui heb; hoeveel eet j hij wel bij zijn ontbijt? Maar mijnheer pastoor, u vergist zich; wo komen niet bij u om een aaliuocs lo vragen. Waarom komen jullie dan? Wc zullen 'l ii zeggen, mairr dc uitleg is een beetje lang zoudt u ui-t l> •- noden kunnen komen.... of wel, mogen wij oven naar binnen gaan?.... Neen, dat nooit. Ziet u, we komru'Yoor een Mis. Voor een Mi Ja maar ik wildo u de zaak verdui delijken. L- je beer turn? Zeker, heb maar geen vrees: hij zal u zelfs liefkoozen O. neen manr dat verlang ik hcelc- maal niet. ►Slechts lep halve gerustgesteld, ging do goedo pastoor naar beneden, inuaktc do deur op een kier open en begon op eer biedigen afstand, het gesprek opnieuw. Dus 't is voor ecu Mis dat ge komt? Ja mijnheer pa.--!oor. U ziet voor u arme slakkers, kermisgasten, dio ecu beetje overal voorstellingen geven. Wo zijn maar alleen op do wereld, mijn vrouw eu ik; na onzen dood zal niemand aan ons denken; daarom hebben we voor ge woonte genomen, om, als onze onIvangst moer dan acht francs bedraagt, een H. Mis lo laten lezen voor de meest verluien zielen in het Vagevuur; zij len minste, zullen nn.s wel niet vergoten! Eu voor deze Mis komt ge? .la. we h. l bn. gi- le-I.ve l opge haald. Er ontstond een ougcnbiik stille.; do oude priester, zichtbaar ontroerd, sloeg zonder iets lc zeggen zijn oogeu op dio menschen, dio hem eerst Zoo'n groolcn schrik hadden aangejaagd; hij zag ze door hun ruwe uiterlijkheid heen, zooabt ze in werkelijkheid waren, goed en gods dienstig als do cenvoudigon van harte, on. als de Christus zo op Zijn weg hier beneden ontmoet had. zóu llij ze zeker ge zegend hebben, brave nieiiselicn als ze wa ren. Ja, mijn hesp» vriend, ik zal uw Mit lezen en zelfs zal me dat genoegen doenl En. toen de arme kunstenaar hein een geld Ink van 40 .sous reikte, zoido hij, terwijl liij hem hartelijk de beide banden schudde: Wil je me een pleizicr doen. Welnu, steek dan (Lat geldstuk weer bij je. Neen... daar wil ik niets van weten en laat me j" Mis voor niets lezen, bet geeft mo zooveel vreugde eens iels lc kunnen doen voof zulke brave menschen als jullie zijl! Zij hielden aan. toen veranderde dn pastoor, die op zijn stuk staan bleef, dc conversatie en begon den beer te aaien. Eet hij veel? Dat hangt af van onze ontvangst hel gebeurt hem wel eens dat bij in plaat*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9