Ji perde Blad. Zaterdag 3 Juli 1926 AAN CHRISTUS ALLE EER. XII. weet ik het; het is de trots in den welke hem doet zeggen: die mooi heden zijn te groot, dan dat ik zo kan erffinnen, die bekoring is te fel, dan dat pc niet aan zou toegeven. ■l is de mensclielijkc hoogmoed, dio zelf voelt gestoken door de eedachle, hij met eigen krachten zich zelf niet bewaren op den rechten weg des heils. 'jut het is waar, dat wij uit eigen vermo- s zelf niet kunnen bewaren in hei- :heid. Slechts door Christus en door alléén kunnen wij bereiken het doel, door God gegeven, kunnen wij volvoe- bet plan, dal God met ons heeft: onze 'ilicmaking. ;hristus heeft voor ons oneindige ver- den verworven: „Deze Hoogepriesler omdat Hij eeuwig is, een priester- x dat geen einde heeft. Daarom lean voortdurend diegenen zalig maken die, Hem, tot God naderen." is Christus in den hemel als onze noper, en pleitbezorger, altijd levend voor ons teil besle te spreken. orldurend staat Hij voor den" Vader, •nd de lidteekenen van zijn offerend i. herinnerend aan Zijn verdiensten ;il de mcnschen der wereld. Volk een onbegrijpelijke goedheid, en Ik oen reden tot een onbeperkt vertroit- op zulk een Middelaar, die niets lie- nil, dan onze zaligheid, waarvoor Hij laai bloedde, en stierf. Ik moet dus rouwen op Hem! konden wij niet bijna hopeloos orden zuchten en klagen over onzo rlijklieden, over onzen strijd, als wo roed inzagen de wel van God, welke doch niet volbrachten. Hoe meenden wc r alles er aan te geven, alles op beloop te laten, denkend: het gaat niet! bn troost is er slechts, één zekere hulp het is de genade van God. door Je- Ch rist us verdiend. Wat klaag ik over mijn ellende en zwak- li Ook God kont ze, en weet ze van ighcid; maar hoe zwakker ik ben, des nar recht heb ik op de oneindige barni ligheid van God, als ik maar erken, dat litis kan.uit me zeiven, en alles kau l Christus. niet de meest ellendige zieke ook het sle medelijden opwekken bij ben, die tea verplegen. Zal niet do liefdezuster i opofferen juist voor dien ecnen pa- l. die meer dan alle anderen haar zor- behoefl. hl niet de bedelaar zijn armste klecren om de harten lot milddadigheid ontferming te stemmen; of geeft gij ecr- aan een bedelaar, die keurig is gekleed welgedaan? het niet daarom ook, dat Christus f onze zwakheden heeft aangedaan, on mondigheden. van hel aardsche leven tl ondervonden, om zelf des tc beter die ode te begrijpen, met als gevolg een wier medelijden met zulke slumperds Hout slechts, dat ge in ChrisVus alles l vinden tot troost en opbeuring, tot sterking: en opheffing, en. go gaat vau- met een onmetelijk vertrouwen tot s. zooals Paulus ons aanmoedigt: „Ado cum fiducia ad thronum Dei: gaan net vertrouwen tot den troop van God", hnt door te erkennen, dat ge in Chris- vindt, zult ge eer geven aan den die juist Hem, Zijnen Zoon gege- hecfl om voor ons alles te verdienen 'Hes te ziju. ^llniel steunen op eigen kracht, manr 'jexiacht Gods, die is Christus Jezus, to, ja, zóó roemt Paulus op zijne zwak- n;«n hij geeft er de reden van: opdat dus' kracht, en Christus genade, die BÜ woont, mij ook overwinnen". "J bewonderen Paulus als den groolen •teken man, den strijder voor God, den l'gen leeraar, den machtige, en wij ver 'ten: ware ik ook zoo! Maar laten wo niet vergeten, dat diezelfde strijdende, bhge, kuudige Paulus erkent, dat wij vis zelf niets kunnen, maar dat al wat henstclijk i3 in ons leven komt van door Christus: „Sufficicntia nostra ex *t: onze genoegzaamheid is uit God." 3 5). dan mogen wij ook niet klageu, toeten wij zelfs roemen op Christus, al Hij ons alles mogelijk maakt. verdwijnen weer do donkere wolken n onzen levensweg,-zoo vallen de vij- D> zoo staken de moeilijkheden, zoo tei dè bekoringen overwonnen, en wij ?olukkig in Christus, Dio alles in ons '■;door op Hem te vertrouwen en alles Hem te verwachten verheerlijken wij «ader. J wij eenmaal staan in het oordeel, ons niet baten te zeggen: ik kon anders dan in zonde leven want de •«beden waren te groot; want dan "*i u antwoorden wat Hij zeide tot Mijn genade, U verdiend door 'K was u genoeg om u tot al het ir, iTTS'aa* te stellen; maar omdat ge (ito» m ver,rouwd. doch gemeend a'f alles te kunnen, daarom hebt go j' 'Verwonnen. Ik heb U in Christus al- '"ven; door uw eigen trots hebt gij aic"t aanvaard; steeds heeft Hij nog TIJDSCHRIFTEN. VI. Een der meest sympathieke verschijnse len op cultureel en litterair gebied is het in 1900 voor het eerst verschijnen van het tijdschrift „Van Onzen Tijd", opgericht door de toenmalige lloomsche jongeren, die zoo zoetjesaan al oudere jongeren en cuderen zijn geworden. Eerst even heel kort do geschiedenis van het tijdschrift. Het verscheen in het na jaar van 1900 voor het eerst onder redac tie van Albert van der Kallen, Theo Mol- kenhoer, All). Steenhoff-Smulders en Ma ria Viola. Reeds het volgende jaar trad Van der Kallen uit de redactie. Ziju plaats werd ingenomen door den echtgenoot van Maria Viola, C. R de Klerk. Binnen enkele jaren had de periodiek zich onder de Katholieken een uitsteken den naam verworven. Het werd met het ingaan van den oden jaargang vergroot en tevens officieel orgaan van den bekenden Amslerdamschen Kunstkring „De Vio- lic-rs". Molkenboer en Rinnewiertz traden in de redactie, al ruimde de laatste weldra zijn plaats, om in de redactiestaf van ,,Re Ka tholiek" te worden opgenomen. Nieuwe en zeer verdienstelijke mede werkers werden o.a. in den loop der jaren Dl'. Gerard Drom, Pr. Moller en Ir. Feber. In 1912 werd V. O. T. in een weekblad veranderd, waarin o.a. Prof. Sltuyekén prachtige studies over staatkundige kwes ties schreef. Tijdens de latere oorlogsjaren had men grooto moeite, het hoofd boven water te houden. Er was. tijdens den oorlog een andere mentaliteit gekomen, welke zich in de jaren '19 en '20 wel heel s'crk deed gelden. In 1919 stierf V. O. T, de ouderen zeggen: door gebrek aan belangstelling van het ontwikkelde Roomsche publiek; de jonge ren meenen: door verval van krachten. In reder geval, men verlangde, daar do wisseling der oorlogsjaren zoo ontzaglijk vegl wi-.-dingen in de idealen en gezind heden der menschon had lev: eg gebracht, nu eens heel hartelijk naar iels anders, dat moderner stroomingen in de Katholieke wereld zou vertolken. "Wanneer men de oudere jaargangen van V. O. T. doorbladert, en ziet waarover en wat er alzoo geschreven werd, dan k'rijgt men heel stérk den indruk, dat deze voor het meerendeel nog jonge mcnschen iels te zeggen hadden. En dal nie' alleen! Maar wat zij te zeg gen hadden berustte op gronden van om vattende kennis, en werd geïnspireerd door een geestdrift, die gevoed werd door wer kelijkheidszin. De V. O. T.-groep bestond inderdaad uit ..knappe lui", menschon die veel gestu deerd en nagedacht hadden en piet uit •overspannen bvookios, die elke halfrijpe en half gare gedachte, met de zelfbewust heid van een wereld veroveraar op papier kladden. Zij waren werkers en denkers en kunstenaars. De beweging van *80, waaraan slechts Piepenbroek en Frans Erens van Room sche zijde hadden meegedaan, dooil hij de Christelijke deelen van het volk zijn invloed gelden. Lang had men zich blind gestaard op het te ver gedreven individualisme der tachtigers en lang ook was het uitgespro ken heidendom van zoovolen onder hen voor Christelijke mensehen een steen des aanstoots geweest. Maar langzamerhand was men gaan scheiden het goede van het verkeerde, erkende men de taalzuiverende en taalscheppende macht van de beweging. En door eigen proza en poëzie liet men slroomen don frissehon wind van oorspron kelijkheid en onmiddellijkheid. Aantoonen wildg men, dat de Katholieke schoonheid evenals als 't andere, en met meer histo risch recht, in nieuwe vormen verklankt kan worden. In vele opzichten leefde immers in do katholieke wereld zelf de zucht naar ver nieuwing, regeneratie, wat vooral moge lijk was door hel kriohlig bestuur van Paus Loo XIII en Pius X. Op allerlei gebied werd de gedachte, het ideaal zuiverder gesteld, terwijl men de moderniteit der vormen niet meer vreesde, indien deze niet wereldlijk waren. Trou wens, had niet de Kerk meermalen in baar lange historische ontwikkeling vele elemen- voor u gepleit, maar gü hebt uw ver (rou wen onthouden. Zoo gauw als ge erkent, dat ge op Jezus Christus moet en kunt vertrouwen, en op Hem alléén, zult ge een anderen kijk krijgen op uw leven, dat zoo vol ellende is. Hij is Degene die alles uitboette, nog vóór dat ge het bedreven Uadt. Vertrouwt op Hem als op uw eenjgen Middelaar. Door bet Doopsel zijn wij met Christus verbonden, kregen wij rech t op Zijn ver diensten, en bezitten wij al de rijkdommen der genade. O mensch, besef uw geluk en hang Christus aan met geheel uw liart. Ja het is duizelingwekkend te donken aan die oneindige goedheid van God, aan al die onverdiende genaden, aan al die vergeven zonden. Maar toch mogen we niet omdat wij de goedheid Gods niet peilen kunnen meenen gaan. dat het een dwaasheid is aan die liefde te geloovcn, want ze is ons geopenbaard door God en gclceraard door Paulus vooral. Dankbaar moet ons hart gestemd zijn; hét danklied moet nu reeds beginnen en eiken dag van ons leven een vollere klank krijgen, tot het ten slolte vol genoeg en zuiver genoeg is geworden om inee te ju belen met bet koor der heiligen: ..Hem en Zijnen Vader in de eenheid van hun ge- meenschappelijken Geest, allo zegen alle •eer en alle glorie." (Apoc. 3 13). Gr. ten van het wereldlijke vergeestelijkt en andere elementen voorgoed uitgesloten? Vernieuwing, verfrisscbing, wil V. O. T. en geeft daarmee uiting aan een mentali teit, die overal leeft, Alb. Steenboff publi ceert in de eerste jaargangen van V. T. aardige Middeleeinvsche sproketl en exempelen in eenvoudig modern Neder- iandsch en men leest ze gaarne, want men voelt er in een gezindheid, die in zijn raieve phantasie weer die van de moderne Katholieken moest zijn. Dezelfde dame en Felix Rullen publiceeren gedichten, zoo Katholiek van stemming als maar moge lijk is, maar hoe hebben ze hun voordeel gedaan met de taalvernieuwing van '80. Niet dat wij thans nog al die paëtische proeven onverdeeld bewonderen maar liet gaat in do eerste plaats om het waardee- ren van do gezindheid. In het begin der 19de eeuw leefde de zucht naar vernieuwing en verfrisscbing van de KerkmuzikaPie principes. Men weet hoe Paus Pius X eindelijk vorm en uit drukking gaf aan de wonschen van dui zenden door zijn bekend Motu Proprio over de Kerkmuziek.. In de eerste jaargangen van V. O. T. worden ook Kerkinuzikale kwesties aan do orde gesteld en Alphons Vranckéii bespreekt er uitvoerig in waar deerenden zin de eerste kerkmuzikale. wer ken van Hubert Cuypers en anderen, die reeds met de nieuwe principes gevoed wa ren vóórdat het Motu Proprio afgekondigd werd. Maria Viola schroef heldere artikelen over Beeldende kunst. En zoo zonden we door kunnen gaan. Maar dit alles zou niet geweest zijn zon der de litteraire vernieuwing van '80, of, beter gezegd, men zou liet hier in Holland niet alles zoo frisch en vrij en opbouwend lubben kunnen zeggen, wanneer niet eerst de taal was vrijgemaakt. We vinden in den aanvang van hel tijd schrift reeds een serie artikelen van C. R. dc Klerk.. ..Een eigen litteratuur", waarin hij betoogt, dat ook de Katholieken, vooral de Katholieken een eigen litteratuur moe ten hebben, ondanks den glimlach van andersdenkenden, een eigen lillen!uur. die er in de beste tijdperken der historie altijd was en meermalen den stand der wereldcultuur bepaalde. ITij wijst er op, dat een katholiek-mystie ke kunst, die nu reeds in wording is. vas ter en grootse lier vormen kan aannemen i» de 20ste eeuw. Op dit artikel van De Klerk hopen wij nog terug Ie komen, ook in verband -met de allernieuwste pogingen om een eigen litteratuur te scheppen. S. BRIEVEN VAN EEN Fi STEDELANDER Daar gaat n e zoowaar de heelc Rijks commissie voor het vuilverwijderings- vraagstuk zeven leden plus een secre taris oen paar dagen naar Drente om te zien of het land daar voor bemesting mPt stadsvuil in aanmerking kau komen. 't Is natuurlijk altijd goed, wanneer men een zaak, welke men te beoordceleu heeft, in loco gaat opnemen, maar mee mijn stedelandersverstaiid kan ik er niet bij, hoe de heeron in zoo korten tijd tot en welomlijnd resultaat zullen kunnen komen Natuurlijk is er in Drente ruimte ge noeg om heel wat stadsvuil le deponeereu: dit behoeft waarlijk riet onderzocht te worden, 't Zal er om le 'doen wezen do juiste of beste plaats te bepalen; maar daarvoor behoeft men in dezen tijd van bezuiniging toch niet met z'n achten op stap te gaan. En wat betreft de evenlueclc resultaten der nieuwerwetschc bemesting, daar komt men pas na een paar jaar achter, zoodat te dien aanzien de reis over bodig kan geacht worden. Hoe -t zij, de heeren gaan kijken, waar bij ik gaarne aanneem, dat zij zullen toe ren op 't compas van Dreniscke autori teiten, wier terreinkennis wel gewicht in de schaal zal leggen. Met dat al komt Drente weer een koor te meer in een armelijk daglicht. Do groo to steden, die geen raad met hun afval we ten, zullen eventueel deze provincie daar mede eens gaan opknappen. En als deze bemesting gedijt, zullen zij later wellicht nog groot gaan op haar goedheid. Nu ik zoo dicht hij Drente woon en er een heel stuk van bekekey, heb, wil ik deze 'landstreek toch eens in bescherming ne men in alle bescheidenheid natuurlijk, want als ze 't van een stedelander moest hebben, kwam zo er nooit bovenop. Ik wil dan maar zeggen, dat 't met Drente lang niet zóó kwaad geschapen staat als men on grond der jammerklach ten uit Emmen b.v. is gaan meenen. Bij een tocht via Hoogeveen, Reilen, Assen, Gieten, Eintnen, Goevorden komt men schier overal laags met rogge en aardap pelen bebouwde akkers en langs weilan den met grazend vee, terwijl de tallooze eenzame hofsteden en do dorpen geens zins van armoede getuigen. De huizen zitten goed in do \erf en tegen nieuwen aanbouw ziet men niet op. Dat gaat lus nogal, nietwaar? Sterker nog: aan de vruchtbaarheid van den bodem wordt zóó weinig getwijfeld, dat ik te midden van nog niet of nauwe lijks ontgonnen streken grooto woningen met stal en hooiberg zag verrijzen, 't Leek wel of daar pioniersarbeid verricht werd en ik liet mij vertellen, dat de moedige ondernemers landbouwerszoons uit andove streken waren, die in het oord hunner geboorte geen grond konden bekomen en nu hier hun heil zochten.t Nu. grond is er in Drente nog genoeg lo verkrijgen. Ik las zelfs dezer dagen en 't werd niet tegengesproken dat een ar beider ergens 2 H.A. land had gekocht voor een half pond tabak! Dit zal natuur lijk een ver a an alle wegen verwijderd stuk wezen, want de zoo juist bedoelde boeren zoons, wier woningen en stallen vanaf den grooten weg te zien zijn, zullen wel meer betaald hebben. 't Gebrek aan een wijdvertakt wegennet lijkt me een der kwalen, waaraan Drente lijdt. De hoofdwegen zijn best in Zuid- llolland kwam ik mindere tegen, al zou 't b.v. de „gemeene weg" tusscheu Leiderdorp en Ilazerswoude maar ziju ipaar er be staan niet genoeg vertakkingen het binnen land in. Hierbij gevoegd de betrekkelijk weinige waterverbindingen en 't zal dui delijk wezen, waarom de grooto steden, dio Drente met haar afval gelukkig willeu maken, wel eens tegen de hoogo transport kosten zuilen opzien. Ja, als zij het vuil langs de spoorwegen cn langs de hoofdwe gen gaan storten, vallen die kosten wel mede, maar juist daar heeft de provincie de vriendelijke hulp niet noodig dergenen, die met hun rommel geen weg weten en deze liefst zoo goedkoop mogelijk kwijt willen. De makkelijk bereikbare gronden worden ook zonder stadsvuil wel in cultuur gebracht, zooals ik boven omschreef. "Wie Drente een dienst wil komen bewijzen met z'n afval, brenge deze naar ver gelegen plaatsen, waar men do vereischte jaren geduld hebben kan alvorens de grond vol doende vruchtbaar is, omdat wie spoedig rente van hun geld willen zien zich daar vooreerst toch niet vestigen. Bij wijze van werkverschaffing men weet hel uit de bladen worden in Dren te kanalen gegraven, wat als vanzelf met wegaanleg gepaard gaat. Dit zijn voortref felijke dingen, niet alleen wijl zoodoende arbeid wordt verstrekt de provincie telt werkloozen genoeg, waarover straks maar ook wijl op die manier de uitge strekte vlakken voor het verkeer bereik baar worden gemaakt, waardoor de ontgin ninè in de hand wordt gewerkt. Indien bovenbedoeeldc arbeider-grondeigenaar het geluk mag hebben, dat er een weg of ka naal komt langs zijn bezit, kan hij ziju 2 H.A. best voor een heel pond tabak kwijl, als 't niet meer is. Ik zou, al ben ik maar een stedelander, voor een paar pond de speculatie best aandurven. Niet heel Drente ziel er intusschen zoo welvarend uit als de omstreken der hoofd wegen. waar de gecultiveerde gronden zooals te Rolde - de aloude Hunnebeddcn van zeer nabij omringen. Men heeft er ver derop allerlei keuterboertjes, die geen kwaad jaar kunnen verdragen en daardoor want nu eens mis uk t 't cone gewas, dan 't andere -gestadig in de misère zitten. En men hoeft er vooral do troostloozo veen- streken in 't Oosten, waarvan Emmen do hoofdstad is. Hoe ver ligt de tijd ac hter ons, dat Vou- del schertsend dichten kon: „Gelukkig is het land „Waar 't kind zijn moer 1) verbrandt". Hel kind en de moer zijn nog 't zelfde gebleven, maar de maatschappelijke ver houdingen zijn zoozeer veranderd, dak de turf de eereptoals als brandstof kwijl is. Centrale verwarming bant de stoven uil de kerken, de kachel verdreef ze uit de hui zen; de spiritusvlam maakte de theestoof met hei ^donve kooltje" overbodig, de ba kerkindjes worden al sind? lang niet meer bij de „vuurmand" behandeld. Kon turf vuur. waar ziel men 't nog? Niet eens meer bij de „water-en-vuur-neringen", welke te genwoordig „waterstokerijen" hoeten. (Leiden kent deze eigenaardige bedrijven minder, wijl men er heet water bij de fa brieken kan hekomen). En zooals de turf uit het dagclijkfcch leven verdween, verloor zij ook steeds meer terrein hij de industrie! hoogstens de steenfahricage vraagt oog be hoorlijke hoeveelheden. Ja, iu den oorlogstijd, toen I loeide de verveenderij nog! Turf was toen weer wel kom als in den ouden lijd en in de veeu- slpkcu werden ongekende loonen verdiend, zoodal de turfgravers het er toen van no men konden. Dit had in de veonstrekon ook een oplossing van den middenstand ten ge volge, die wel bouwen u ocst om voor handen te kunnen hebben hetgeen gevraag 1 werd. Thans is dit uit! De turf brengt niet ge noeg ineer op; dc woelde heeft sinds lang -ook bij wie in den gouden lijd spaarden voor armoede plaats gemaakt en met do Veenarbeiders kwijnen ook do middenstan ders Weinig past het ons, natuurlijk, om to verwijten: „waarom niet verstandiger ge handeld, want die tijd van overvloed kon immers niet aanhouden", want wc weten het: heel Nederland dacht toen. dat 'l niet oj» kou. Maar terwijl elders na de inzin king de opleving komt, blijft dc turf indus trie) iu de put. 't Is onnoodig de ingetreden ellende te schotsen men kent ze terwijl pok he kend is, dat allerlei autoriteiten op midde len zinnen om do bevolking der vcenstrc- ken te helpen. Er worlt werk verschaft en men tracht Emmen welke gemeente van meer dan 40.000 zielen wol 't zwaarst ge troffen is te helpen door overplaatsing van overtollige werkkrachten naar elders, Enschedé b.v. on Eindhoven, waar de in dustrie handen gebruiken kan. Dit laatste brengt intusschen weer dit bezwaar mede, dat natuurlijk de besto krachten worden uitgezonden, anders verplaatst men een voudig liet kwaad, zoodat Emmen niet de minst gunstige elementen blijft zitten.... En deze gemeente staat er toch al zoo bo nepen voor. Ja, in de veenstreken kan men gerust spreken van „arm Drente", maar golukkig maakt daarbuiten de bevolking het goed, zoodat de provincie nis geheel er ondanks alles wezen mag. Wel zal zij hulp behoe ven oin do ellende der veenkolonies to overwinnen, ook wijl dit een werk van lan gen adem is, waarbij bemesting met stads vuil slechts een factor van ondergeschikte beteekonis kan worden geacht. Moge men erin slagen, snel veel grond te ontginnen, opdat er werk kome voor de tal looze handen, die thans tot ledigheid ge doemd zijn. AJO. 1) Turf. Beminnelijkheid is voor velen als do staatsierok of dc gekleede jas: thuis trek ken zij die uit. Do liefde voor de gerechtigheid is hij vele mcnschen slechts de ergernis over bet onrecht dat zij zelf verduren. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. 1e hslft Juli. Deze en de volgende weken zitten we in den hooibouw, hier vroeger, daar later, 't Is te hopon, dat de weerscesteldhei 1 in Juli gunstiger moge zijn dan in do „lief lijke" Meimaand cn in Juni. Hot weer speelt den booiboer vaak parten. Op d« landbouwtentoonstelling te (Miester {Engo- land) was laatst een machine t»/ zien, waarmee men vochtig gras knust matig ia goed hooi kan omzetten. Rondom een ke gelvormig geraamte werd het gras opge stapeld als om een kluverruiter: door den hoop werd een stroom warme lucht ge- blazen, waardoor het gras snel droogde. Onafhankelijk van het weer kan niet de/.o machine de arbeid geregeld doorgaan, en men verkrijgt beter hooi. Ook bij verschil lende veldgewassen wordt deze methode' toegepast. De hooioogst brengt gevrfren mee; ongevallen blijven vaak niet uil; meer malen door eigen schuld. Vlijmscherp» messen geven soms al verwondingen hij het voor den dag halen en zoolang zij niet gebruikt worden, dienen zij in een eenvou dige houten scheede, .in den handel ver krijgbaar voor 4U en 00 cents, bewaard le worden. Ook ter beveiliging tegen do scherpe punten van den vinger balk ia zulk een scheede, zoolang de machine niet wordt gebruikt, dienstig in plaats van oude zakken. Men neme zich hij het maaien ernstig voor, om telkens als aan het mes iels moet geschieden -— b.v. wan neer het stopt cn .schomgeinaakt moet worden dit eerst uit het werk to zet ten. Ku dan: blijf zooveel mogelijk achter mes en vingcrbalk, want de scherpe pun ten van den laatste ziju steeds een gevaar. Grout is op de Jago gronden, op het veld en iu den hof: «lezen voorzomer slakken- plaag. Een gevolg van de vele nattigheid. •Kr zijn middelen Ier bestrijding maar als. de .plaag zoo sterk optreedt als ditmaal, dan slaat men meermalen, althans op groote terreinen, machteloos. Hel besto middel blijft wegvangen, al is dit r.iet steeds doenlijk. In den tuin kan men zc lokken met aardappel- en bictenschijvoii. niet sibillen van sinaasappelen: men kar. de planten begieten met een sterke zout oplossing. Maar als ze bij duizenden wor den aangetroffen, en het weer liun gunst ij. blijft, bereikt men er weinig mee. lie s', rooien \nn ka Ik cn andere bijlende kunst me^sloffen. geeft dikwijls goede resulta ten. Doch dezen koer, toen de ccno hui op de andere volgde, hadden we eg geen succes mee. In den tuin: Tot de veel toegepaste be* zigheden in den -bof behoort het gieten. .Vaak wordt te veel gegoten. Is de groud niet zeer hoog gelegen (maar dan is li ij voor tuin ongeschikt) en is er g-on vast» laag in den bodem, dan moei men niet lu spoedig gieten. Door de haarbuisjes-aan trekking' stijgt bij droogte liet vocht uil den ondergrond naar hoven, evenals da thee een suikerklontje of water het vloei papier doortrekt. De praotische luin iel, giet niet te gauw: hij zegt, dat gieten den grond dood maakt. De poriën van den grond worden verstopt, en door de sterkö verdamping daalt de temperatuur •'aak be denkelijk; (o meer wanneer het koude water uil de leiding wordt gebruikt. Wal men echter wel moet doen. is: zorg dra gen, dat de.grond, waarin mon plant, flink nat is. Dus vóór het planten flink gieten; men kan dan later de aarde het bovenlaagje weer losmaken. 20 Juni was de tijd om met het steken van asperges te eindigen: als men daarmee nog een paar dagen doorging zou men d t allicht bemerken door ver zwakking der plant. Na dien datum moet deze uitstekend verzorgd worden: men zorgo voor licht, lucht en voedsel; lucht ook voor do wortels. Men kan gieren mev gier of oen chili-oplossing: 5 a Kilo pc Are, maar «lil mag niet direct na het af graven gebeuren, dan zouden de teero witte -.tengels dooi- «Ie zon verbranden. Uw komkom ru e r s op den kouden grond laat ge krui pon over aangebrach'o crwlenrijzon, waarvan go hij vochtig, re genachtig weer veel genoegen zult hebben. Zie uw rozen en andere bloemperken geregeld na; verwijder de uitgebloe d» bloemen direct, (Ie planten bloeien dan de» to langer en rnooior. Geef aan de rozen af en toe wal vloeimest, verwijder* de vviblo scheuten, die uit do onderstammen komen, zij putten de veredelde rozen uit. Breek ook bij do rhododendrons en a z a- 1 e a's de uitgebloeide bloomen weg, maar beschadig vooral do scheuten niet, dio zich ter zijde van «len tros hebben ontwik keld. Geef nu acht op de struiken, dio thans bloeien of beginnen te blooion; .na den bloei worden ze onderhandon geno men. Het snoeien toch geschiede niet, abt vaak gebeurt, bij allo heesters zonder on derscheid in den winter of 't vroege voor jaar, maar naar den groei cn den bloeitijd. Anders worden niet het oude hout, «l.w z. de takken van 't vorige jaar. ook de bloem knoppen woggesneden. C. B. PETRUS EN PAULUS. door Th. v. Tichele n. Een visscher, die Petrus. Iij was heel kleintjes begonnen, met 'n hengelroede en een mand. Hij stond op den kant van t water tc hengelen en wipte ziju visschen de mand in. Daanneo kon hij ruim schoots zijnen kost verdienen. Toen hij wat geld gespaard had, liet hij een boot timmeren, breide een lang net, en vischlo iu 't groot, samen met zijn broer Andreas. Zijn vrouw en zijn schoonmoe der maasden het net als het gescheurd was, terwijl hij zelf naar do stad vaarde om zijn visschen tc verkoopen aan do zou ters. Nii was hij visscher in het groot, en zou hot wellicht nog verre brengen. Maar dan was die jonge timmerman uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9