Ji
perde Blad.
Zaterdag 3 Juli 1926
AAN CHRISTUS ALLE EER.
XII.
weet ik het; het is de trots in den
welke hem doet zeggen: die mooi
heden zijn te groot, dan dat ik zo kan
erffinnen, die bekoring is te fel, dan dat
pc niet aan zou toegeven.
■l is de mensclielijkc hoogmoed, dio
zelf voelt gestoken door de eedachle,
hij met eigen krachten zich zelf niet
bewaren op den rechten weg des heils.
'jut het is waar, dat wij uit eigen vermo-
s zelf niet kunnen bewaren in hei-
:heid. Slechts door Christus en door
alléén kunnen wij bereiken het doel,
door God gegeven, kunnen wij volvoe-
bet plan, dal God met ons heeft: onze
'ilicmaking.
;hristus heeft voor ons oneindige ver-
den verworven: „Deze Hoogepriesler
omdat Hij eeuwig is, een priester-
x dat geen einde heeft. Daarom lean
voortdurend diegenen zalig maken die,
Hem, tot God naderen."
is Christus in den hemel als onze
noper, en pleitbezorger, altijd levend
voor ons teil besle te spreken.
orldurend staat Hij voor den" Vader,
•nd de lidteekenen van zijn offerend
i. herinnerend aan Zijn verdiensten
;il de mcnschen der wereld.
Volk een onbegrijpelijke goedheid, en
Ik oen reden tot een onbeperkt vertroit-
op zulk een Middelaar, die niets lie-
nil, dan onze zaligheid, waarvoor Hij
laai bloedde, en stierf. Ik moet dus
rouwen op Hem!
konden wij niet bijna hopeloos
orden zuchten en klagen over onzo
rlijklieden, over onzen strijd, als wo
roed inzagen de wel van God, welke
doch niet volbrachten. Hoe meenden wc
r alles er aan te geven, alles op
beloop te laten, denkend: het gaat
niet!
bn troost is er slechts, één zekere hulp
het is de genade van God. door Je-
Ch rist us verdiend.
Wat klaag ik over mijn ellende en zwak-
li Ook God kont ze, en weet ze van
ighcid; maar hoe zwakker ik ben, des
nar recht heb ik op de oneindige barni
ligheid van God, als ik maar erken, dat
litis kan.uit me zeiven, en alles kau
l Christus.
niet de meest ellendige zieke ook het
sle medelijden opwekken bij ben, die
tea verplegen. Zal niet do liefdezuster
i opofferen juist voor dien ecnen pa-
l. die meer dan alle anderen haar zor-
behoefl.
hl niet de bedelaar zijn armste klecren
om de harten lot milddadigheid
ontferming te stemmen; of geeft gij ecr-
aan een bedelaar, die keurig is gekleed
welgedaan?
het niet daarom ook, dat Christus
f onze zwakheden heeft aangedaan, on
mondigheden. van hel aardsche leven
tl ondervonden, om zelf des tc beter die
ode te begrijpen, met als gevolg een
wier medelijden met zulke slumperds
Hout slechts, dat ge in ChrisVus alles
l vinden tot troost en opbeuring, tot
sterking: en opheffing, en. go gaat vau-
met een onmetelijk vertrouwen tot
s. zooals Paulus ons aanmoedigt: „Ado
cum fiducia ad thronum Dei: gaan
net vertrouwen tot den troop van God",
hnt door te erkennen, dat ge in Chris-
vindt, zult ge eer geven aan den
die juist Hem, Zijnen Zoon gege-
hecfl om voor ons alles te verdienen
'Hes te ziju.
^llniel steunen op eigen kracht, manr
'jexiacht Gods, die is Christus Jezus,
to, ja, zóó roemt Paulus op zijne zwak-
n;«n hij geeft er de reden van: opdat
dus' kracht, en Christus genade, die
BÜ woont, mij ook overwinnen".
"J bewonderen Paulus als den groolen
•teken man, den strijder voor God, den
l'gen leeraar, den machtige, en wij ver
'ten: ware ik ook zoo! Maar laten wo
niet vergeten, dat diezelfde strijdende,
bhge, kuudige Paulus erkent, dat wij
vis zelf niets kunnen, maar dat al wat
henstclijk i3 in ons leven komt van
door Christus: „Sufficicntia nostra ex
*t: onze genoegzaamheid is uit God."
3 5).
dan mogen wij ook niet klageu,
toeten wij zelfs roemen op Christus,
al Hij ons alles mogelijk maakt.
verdwijnen weer do donkere wolken
n onzen levensweg,-zoo vallen de vij-
D> zoo staken de moeilijkheden, zoo
tei dè bekoringen overwonnen, en wij
?olukkig in Christus, Dio alles in ons
'■;door op Hem te vertrouwen en alles
Hem te verwachten verheerlijken wij
«ader.
J wij eenmaal staan in het oordeel,
ons niet baten te zeggen: ik kon
anders dan in zonde leven want de
•«beden waren te groot; want dan
"*i u antwoorden wat Hij zeide tot
Mijn genade, U verdiend door
'K was u genoeg om u tot al het
ir, iTTS'aa* te stellen; maar omdat ge
(ito» m ver,rouwd. doch gemeend
a'f alles te kunnen, daarom hebt go
j' 'Verwonnen. Ik heb U in Christus al-
'"ven; door uw eigen trots hebt gij
aic"t aanvaard; steeds heeft Hij nog
TIJDSCHRIFTEN.
VI.
Een der meest sympathieke verschijnse
len op cultureel en litterair gebied is het
in 1900 voor het eerst verschijnen van het
tijdschrift „Van Onzen Tijd", opgericht
door de toenmalige lloomsche jongeren,
die zoo zoetjesaan al oudere jongeren en
cuderen zijn geworden.
Eerst even heel kort do geschiedenis van
het tijdschrift. Het verscheen in het na
jaar van 1900 voor het eerst onder redac
tie van Albert van der Kallen, Theo Mol-
kenhoer, All). Steenhoff-Smulders en Ma
ria Viola. Reeds het volgende jaar trad
Van der Kallen uit de redactie. Ziju
plaats werd ingenomen door den echtgenoot
van Maria Viola, C. R de Klerk.
Binnen enkele jaren had de periodiek
zich onder de Katholieken een uitsteken
den naam verworven. Het werd met het
ingaan van den oden jaargang vergroot en
tevens officieel orgaan van den bekenden
Amslerdamschen Kunstkring „De Vio-
lic-rs".
Molkenboer en Rinnewiertz traden in de
redactie, al ruimde de laatste weldra zijn
plaats, om in de redactiestaf van ,,Re Ka
tholiek" te worden opgenomen.
Nieuwe en zeer verdienstelijke mede
werkers werden o.a. in den loop der jaren
Dl'. Gerard Drom, Pr. Moller en Ir. Feber.
In 1912 werd V. O. T. in een weekblad
veranderd, waarin o.a. Prof. Sltuyekén
prachtige studies over staatkundige kwes
ties schreef.
Tijdens de latere oorlogsjaren had men
grooto moeite, het hoofd boven water te
houden.
Er was. tijdens den oorlog een andere
mentaliteit gekomen, welke zich in de jaren
'19 en '20 wel heel s'crk deed gelden. In
1919 stierf V. O. T, de ouderen zeggen:
door gebrek aan belangstelling van het
ontwikkelde Roomsche publiek; de jonge
ren meenen: door verval van krachten.
In reder geval, men verlangde, daar do
wisseling der oorlogsjaren zoo ontzaglijk
vegl wi-.-dingen in de idealen en gezind
heden der menschon had lev: eg gebracht,
nu eens heel hartelijk naar iels anders, dat
moderner stroomingen in de Katholieke
wereld zou vertolken.
"Wanneer men de oudere jaargangen
van V. O. T. doorbladert, en ziet waarover
en wat er alzoo geschreven werd, dan
k'rijgt men heel stérk den indruk, dat deze
voor het meerendeel nog jonge mcnschen
iels te zeggen hadden.
En dal nie' alleen! Maar wat zij te zeg
gen hadden berustte op gronden van om
vattende kennis, en werd geïnspireerd door
een geestdrift, die gevoed werd door wer
kelijkheidszin.
De V. O. T.-groep bestond inderdaad uit
..knappe lui", menschon die veel gestu
deerd en nagedacht hadden en piet uit
•overspannen bvookios, die elke halfrijpe
en half gare gedachte, met de zelfbewust
heid van een wereld veroveraar op papier
kladden. Zij waren werkers en denkers en
kunstenaars.
De beweging van *80, waaraan slechts
Piepenbroek en Frans Erens van Room
sche zijde hadden meegedaan, dooil hij de
Christelijke deelen van het volk zijn invloed
gelden.
Lang had men zich blind gestaard op
het te ver gedreven individualisme der
tachtigers en lang ook was het uitgespro
ken heidendom van zoovolen onder hen
voor Christelijke mensehen een steen des
aanstoots geweest. Maar langzamerhand
was men gaan scheiden het goede van het
verkeerde, erkende men de taalzuiverende
en taalscheppende macht van de beweging.
En door eigen proza en poëzie liet men
slroomen don frissehon wind van oorspron
kelijkheid en onmiddellijkheid. Aantoonen
wildg men, dat de Katholieke schoonheid
evenals als 't andere, en met meer histo
risch recht, in nieuwe vormen verklankt
kan worden.
In vele opzichten leefde immers in do
katholieke wereld zelf de zucht naar ver
nieuwing, regeneratie, wat vooral moge
lijk was door hel kriohlig bestuur van
Paus Loo XIII en Pius X.
Op allerlei gebied werd de gedachte, het
ideaal zuiverder gesteld, terwijl men de
moderniteit der vormen niet meer vreesde,
indien deze niet wereldlijk waren. Trou
wens, had niet de Kerk meermalen in baar
lange historische ontwikkeling vele elemen-
voor u gepleit, maar gü hebt uw ver (rou
wen onthouden.
Zoo gauw als ge erkent, dat ge op
Jezus Christus moet en kunt vertrouwen,
en op Hem alléén, zult ge een anderen kijk
krijgen op uw leven, dat zoo vol ellende is.
Hij is Degene die alles uitboette, nog vóór
dat ge het bedreven Uadt. Vertrouwt op
Hem als op uw eenjgen Middelaar.
Door bet Doopsel zijn wij met Christus
verbonden, kregen wij rech t op Zijn ver
diensten, en bezitten wij al de rijkdommen
der genade.
O mensch, besef uw geluk en hang
Christus aan met geheel uw liart.
Ja het is duizelingwekkend te donken
aan die oneindige goedheid van God, aan
al die onverdiende genaden, aan al die
vergeven zonden. Maar toch mogen we niet
omdat wij de goedheid Gods niet peilen
kunnen meenen gaan. dat het een
dwaasheid is aan die liefde te geloovcn,
want ze is ons geopenbaard door God en
gclceraard door Paulus vooral.
Dankbaar moet ons hart gestemd zijn;
hét danklied moet nu reeds beginnen en
eiken dag van ons leven een vollere klank
krijgen, tot het ten slolte vol genoeg en
zuiver genoeg is geworden om inee te ju
belen met bet koor der heiligen: ..Hem en
Zijnen Vader in de eenheid van hun ge-
meenschappelijken Geest, allo zegen alle
•eer en alle glorie." (Apoc. 3 13).
Gr.
ten van het wereldlijke vergeestelijkt en
andere elementen voorgoed uitgesloten?
Vernieuwing, verfrisscbing, wil V. O. T.
en geeft daarmee uiting aan een mentali
teit, die overal leeft, Alb. Steenboff publi
ceert in de eerste jaargangen van V. T.
aardige Middeleeinvsche sproketl en
exempelen in eenvoudig modern Neder-
iandsch en men leest ze gaarne, want men
voelt er in een gezindheid, die in zijn
raieve phantasie weer die van de moderne
Katholieken moest zijn. Dezelfde dame en
Felix Rullen publiceeren gedichten, zoo
Katholiek van stemming als maar moge
lijk is, maar hoe hebben ze hun voordeel
gedaan met de taalvernieuwing van '80.
Niet dat wij thans nog al die paëtische
proeven onverdeeld bewonderen maar liet
gaat in do eerste plaats om het waardee-
ren van do gezindheid.
In het begin der 19de eeuw leefde de
zucht naar vernieuwing en verfrisscbing
van de KerkmuzikaPie principes. Men weet
hoe Paus Pius X eindelijk vorm en uit
drukking gaf aan de wonschen van dui
zenden door zijn bekend Motu Proprio over
de Kerkmuziek.. In de eerste jaargangen
van V. O. T. worden ook Kerkinuzikale
kwesties aan do orde gesteld en Alphons
Vranckéii bespreekt er uitvoerig in waar
deerenden zin de eerste kerkmuzikale. wer
ken van Hubert Cuypers en anderen, die
reeds met de nieuwe principes gevoed wa
ren vóórdat het Motu Proprio afgekondigd
werd.
Maria Viola schroef heldere artikelen
over Beeldende kunst. En zoo zonden we
door kunnen gaan.
Maar dit alles zou niet geweest zijn zon
der de litteraire vernieuwing van '80, of,
beter gezegd, men zou liet hier in Holland
niet alles zoo frisch en vrij en opbouwend
lubben kunnen zeggen, wanneer niet eerst
de taal was vrijgemaakt.
We vinden in den aanvang van hel tijd
schrift reeds een serie artikelen van C. R.
dc Klerk.. ..Een eigen litteratuur", waarin
hij betoogt, dat ook de Katholieken, vooral
de Katholieken een eigen litteratuur moe
ten hebben, ondanks den glimlach van
andersdenkenden, een eigen lillen!uur.
die er in de beste tijdperken der historie
altijd was en meermalen den stand der
wereldcultuur bepaalde.
ITij wijst er op, dat een katholiek-mystie
ke kunst, die nu reeds in wording is. vas
ter en grootse lier vormen kan aannemen
i» de 20ste eeuw.
Op dit artikel van De Klerk hopen wij
nog terug Ie komen, ook in verband -met
de allernieuwste pogingen om een eigen
litteratuur te scheppen. S.
BRIEVEN VAN EEN Fi
STEDELANDER
Daar gaat n e zoowaar de heelc Rijks
commissie voor het vuilverwijderings-
vraagstuk zeven leden plus een secre
taris oen paar dagen naar Drente om
te zien of het land daar voor bemesting
mPt stadsvuil in aanmerking kau komen.
't Is natuurlijk altijd goed, wanneer
men een zaak, welke men te beoordceleu
heeft, in loco gaat opnemen, maar mee
mijn stedelandersverstaiid kan ik er niet
bij, hoe de heeron in zoo korten tijd tot en
welomlijnd resultaat zullen kunnen komen
Natuurlijk is er in Drente ruimte ge
noeg om heel wat stadsvuil le deponeereu:
dit behoeft waarlijk riet onderzocht te
worden, 't Zal er om le 'doen wezen do
juiste of beste plaats te bepalen; maar
daarvoor behoeft men in dezen tijd van
bezuiniging toch niet met z'n achten op
stap te gaan. En wat betreft de evenlueclc
resultaten der nieuwerwetschc bemesting,
daar komt men pas na een paar jaar
achter, zoodat te dien aanzien de reis over
bodig kan geacht worden.
Hoe -t zij, de heeren gaan kijken, waar
bij ik gaarne aanneem, dat zij zullen toe
ren op 't compas van Dreniscke autori
teiten, wier terreinkennis wel gewicht in
de schaal zal leggen.
Met dat al komt Drente weer een koor
te meer in een armelijk daglicht. Do groo
to steden, die geen raad met hun afval we
ten, zullen eventueel deze provincie daar
mede eens gaan opknappen. En als deze
bemesting gedijt, zullen zij later wellicht
nog groot gaan op haar goedheid.
Nu ik zoo dicht hij Drente woon en er
een heel stuk van bekekey, heb, wil ik deze
'landstreek toch eens in bescherming ne
men in alle bescheidenheid natuurlijk,
want als ze 't van een stedelander moest
hebben, kwam zo er nooit bovenop.
Ik wil dan maar zeggen, dat 't met
Drente lang niet zóó kwaad geschapen
staat als men on grond der jammerklach
ten uit Emmen b.v. is gaan meenen.
Bij een tocht via Hoogeveen, Reilen, Assen,
Gieten, Eintnen, Goevorden komt men
schier overal laags met rogge en aardap
pelen bebouwde akkers en langs weilan
den met grazend vee, terwijl de tallooze
eenzame hofsteden en do dorpen geens
zins van armoede getuigen. De huizen
zitten goed in do \erf en tegen nieuwen
aanbouw ziet men niet op.
Dat gaat lus nogal, nietwaar?
Sterker nog: aan de vruchtbaarheid van
den bodem wordt zóó weinig getwijfeld,
dat ik te midden van nog niet of nauwe
lijks ontgonnen streken grooto woningen
met stal en hooiberg zag verrijzen, 't Leek
wel of daar pioniersarbeid verricht werd
en ik liet mij vertellen, dat de moedige
ondernemers landbouwerszoons uit andove
streken waren, die in het oord hunner
geboorte geen grond konden bekomen en
nu hier hun heil zochten.t
Nu. grond is er in Drente nog genoeg lo
verkrijgen. Ik las zelfs dezer dagen en
't werd niet tegengesproken dat een ar
beider ergens 2 H.A. land had gekocht voor
een half pond tabak! Dit zal natuur
lijk een ver a an alle wegen verwijderd stuk
wezen, want de zoo juist bedoelde boeren
zoons, wier woningen en stallen vanaf den
grooten weg te zien zijn, zullen wel meer
betaald hebben.
't Gebrek aan een wijdvertakt wegennet
lijkt me een der kwalen, waaraan Drente
lijdt. De hoofdwegen zijn best in Zuid-
llolland kwam ik mindere tegen, al zou 't
b.v. de „gemeene weg" tusscheu Leiderdorp
en Ilazerswoude maar ziju ipaar er be
staan niet genoeg vertakkingen het binnen
land in. Hierbij gevoegd de betrekkelijk
weinige waterverbindingen en 't zal dui
delijk wezen, waarom de grooto steden, dio
Drente met haar afval gelukkig willeu
maken, wel eens tegen de hoogo transport
kosten zuilen opzien. Ja, als zij het vuil
langs de spoorwegen cn langs de hoofdwe
gen gaan storten, vallen die kosten wel
mede, maar juist daar heeft de provincie
de vriendelijke hulp niet noodig dergenen,
die met hun rommel geen weg weten en
deze liefst zoo goedkoop mogelijk kwijt
willen. De makkelijk bereikbare gronden
worden ook zonder stadsvuil wel in cultuur
gebracht, zooals ik boven omschreef. "Wie
Drente een dienst wil komen bewijzen met
z'n afval, brenge deze naar ver gelegen
plaatsen, waar men do vereischte jaren
geduld hebben kan alvorens de grond vol
doende vruchtbaar is, omdat wie spoedig
rente van hun geld willen zien zich daar
vooreerst toch niet vestigen.
Bij wijze van werkverschaffing men
weet hel uit de bladen worden in Dren
te kanalen gegraven, wat als vanzelf met
wegaanleg gepaard gaat. Dit zijn voortref
felijke dingen, niet alleen wijl zoodoende
arbeid wordt verstrekt de provincie telt
werkloozen genoeg, waarover straks
maar ook wijl op die manier de uitge
strekte vlakken voor het verkeer bereik
baar worden gemaakt, waardoor de ontgin
ninè in de hand wordt gewerkt. Indien
bovenbedoeeldc arbeider-grondeigenaar het
geluk mag hebben, dat er een weg of ka
naal komt langs zijn bezit, kan hij ziju 2
H.A. best voor een heel pond tabak kwijl,
als 't niet meer is. Ik zou, al ben ik maar
een stedelander, voor een paar pond de
speculatie best aandurven.
Niet heel Drente ziel er intusschen zoo
welvarend uit als de omstreken der hoofd
wegen. waar de gecultiveerde gronden
zooals te Rolde - de aloude Hunnebeddcn
van zeer nabij omringen. Men heeft er ver
derop allerlei keuterboertjes, die geen
kwaad jaar kunnen verdragen en daardoor
want nu eens mis uk t 't cone gewas, dan
't andere -gestadig in de misère zitten.
En men hoeft er vooral do troostloozo veen-
streken in 't Oosten, waarvan Emmen do
hoofdstad is.
Hoe ver ligt de tijd ac hter ons, dat Vou-
del schertsend dichten kon:
„Gelukkig is het land
„Waar 't kind zijn moer 1) verbrandt".
Hel kind en de moer zijn nog 't zelfde
gebleven, maar de maatschappelijke ver
houdingen zijn zoozeer veranderd, dak de
turf de eereptoals als brandstof kwijl is.
Centrale verwarming bant de stoven uil de
kerken, de kachel verdreef ze uit de hui
zen; de spiritusvlam maakte de theestoof
met hei ^donve kooltje" overbodig, de ba
kerkindjes worden al sind? lang niet meer
bij de „vuurmand" behandeld. Kon turf
vuur. waar ziel men 't nog? Niet eens meer
bij de „water-en-vuur-neringen", welke te
genwoordig „waterstokerijen" hoeten.
(Leiden kent deze eigenaardige bedrijven
minder, wijl men er heet water bij de fa
brieken kan hekomen). En zooals de turf
uit het dagclijkfcch leven verdween, verloor
zij ook steeds meer terrein hij de industrie!
hoogstens de steenfahricage vraagt oog be
hoorlijke hoeveelheden.
Ja, iu den oorlogstijd, toen I loeide de
verveenderij nog! Turf was toen weer wel
kom als in den ouden lijd en in de veeu-
slpkcu werden ongekende loonen verdiend,
zoodal de turfgravers het er toen van no
men konden. Dit had in de veonstrekon ook
een oplossing van den middenstand ten ge
volge, die wel bouwen u ocst om voor
handen te kunnen hebben hetgeen gevraag 1
werd.
Thans is dit uit! De turf brengt niet ge
noeg ineer op; dc woelde heeft sinds lang
-ook bij wie in den gouden lijd spaarden
voor armoede plaats gemaakt en met do
Veenarbeiders kwijnen ook do middenstan
ders
Weinig past het ons, natuurlijk, om to
verwijten: „waarom niet verstandiger ge
handeld, want die tijd van overvloed kon
immers niet aanhouden", want wc weten
het: heel Nederland dacht toen. dat 'l niet
oj» kou. Maar terwijl elders na de inzin
king de opleving komt, blijft dc turf indus
trie) iu de put.
't Is onnoodig de ingetreden ellende te
schotsen men kent ze terwijl pok he
kend is, dat allerlei autoriteiten op midde
len zinnen om do bevolking der vcenstrc-
ken te helpen. Er worlt werk verschaft en
men tracht Emmen welke gemeente van
meer dan 40.000 zielen wol 't zwaarst ge
troffen is te helpen door overplaatsing
van overtollige werkkrachten naar elders,
Enschedé b.v. on Eindhoven, waar de in
dustrie handen gebruiken kan. Dit laatste
brengt intusschen weer dit bezwaar mede,
dat natuurlijk de besto krachten worden
uitgezonden, anders verplaatst men een
voudig liet kwaad, zoodat Emmen niet de
minst gunstige elementen blijft zitten....
En deze gemeente staat er toch al zoo bo
nepen voor.
Ja, in de veenstreken kan men gerust
spreken van „arm Drente", maar golukkig
maakt daarbuiten de bevolking het goed,
zoodat de provincie nis geheel er ondanks
alles wezen mag. Wel zal zij hulp behoe
ven oin do ellende der veenkolonies to
overwinnen, ook wijl dit een werk van lan
gen adem is, waarbij bemesting met stads
vuil slechts een factor van ondergeschikte
beteekonis kan worden geacht.
Moge men erin slagen, snel veel grond te
ontginnen, opdat er werk kome voor de tal
looze handen, die thans tot ledigheid ge
doemd zijn. AJO.
1) Turf.
Beminnelijkheid is voor velen als do
staatsierok of dc gekleede jas: thuis trek
ken zij die uit.
Do liefde voor de gerechtigheid is hij
vele mcnschen slechts de ergernis over bet
onrecht dat zij zelf verduren.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
1e hslft Juli.
Deze en de volgende weken zitten we in
den hooibouw, hier vroeger, daar later,
't Is te hopon, dat de weerscesteldhei 1 in
Juli gunstiger moge zijn dan in do „lief
lijke" Meimaand cn in Juni. Hot weer
speelt den booiboer vaak parten. Op d«
landbouwtentoonstelling te (Miester {Engo-
land) was laatst een machine t»/ zien,
waarmee men vochtig gras knust matig ia
goed hooi kan omzetten. Rondom een ke
gelvormig geraamte werd het gras opge
stapeld als om een kluverruiter: door den
hoop werd een stroom warme lucht ge-
blazen, waardoor het gras snel droogde.
Onafhankelijk van het weer kan niet de/.o
machine de arbeid geregeld doorgaan, en
men verkrijgt beter hooi. Ook bij verschil
lende veldgewassen wordt deze methode'
toegepast. De hooioogst brengt gevrfren
mee; ongevallen blijven vaak niet uil; meer
malen door eigen schuld. Vlijmscherp»
messen geven soms al verwondingen hij
het voor den dag halen en zoolang zij niet
gebruikt worden, dienen zij in een eenvou
dige houten scheede, .in den handel ver
krijgbaar voor 4U en 00 cents, bewaard le
worden. Ook ter beveiliging tegen do
scherpe punten van den vinger balk ia
zulk een scheede, zoolang de machine niet
wordt gebruikt, dienstig in plaats van
oude zakken. Men neme zich hij het
maaien ernstig voor, om telkens als aan
het mes iels moet geschieden -— b.v. wan
neer het stopt cn .schomgeinaakt moet
worden dit eerst uit het werk to zet
ten. Ku dan: blijf zooveel mogelijk achter
mes en vingcrbalk, want de scherpe pun
ten van den laatste ziju steeds een gevaar.
Grout is op de Jago gronden, op het veld
en iu den hof: «lezen voorzomer slakken-
plaag. Een gevolg van de vele nattigheid.
•Kr zijn middelen Ier bestrijding maar als.
de .plaag zoo sterk optreedt als ditmaal,
dan slaat men meermalen, althans op
groote terreinen, machteloos. Hel besto
middel blijft wegvangen, al is dit r.iet
steeds doenlijk. In den tuin kan men zc
lokken met aardappel- en bictenschijvoii.
niet sibillen van sinaasappelen: men kar.
de planten begieten met een sterke zout
oplossing. Maar als ze bij duizenden wor
den aangetroffen, en het weer liun gunst ij.
blijft, bereikt men er weinig mee. lie
s', rooien \nn ka Ik cn andere bijlende kunst
me^sloffen. geeft dikwijls goede resulta
ten. Doch dezen koer, toen de ccno hui op
de andere volgde, hadden we eg geen
succes mee.
In den tuin: Tot de veel toegepaste be*
zigheden in den -bof behoort het gieten.
.Vaak wordt te veel gegoten. Is de groud
niet zeer hoog gelegen (maar dan is li ij
voor tuin ongeschikt) en is er g-on vast»
laag in den bodem, dan moei men niet lu
spoedig gieten. Door de haarbuisjes-aan
trekking' stijgt bij droogte liet vocht uil
den ondergrond naar hoven, evenals da
thee een suikerklontje of water het vloei
papier doortrekt. De praotische luin iel,
giet niet te gauw: hij zegt, dat gieten den
grond dood maakt. De poriën van den
grond worden verstopt, en door de sterkö
verdamping daalt de temperatuur •'aak be
denkelijk; (o meer wanneer het koude
water uil de leiding wordt gebruikt. Wal
men echter wel moet doen. is: zorg dra
gen, dat de.grond, waarin mon plant,
flink nat is. Dus vóór het planten flink
gieten; men kan dan later de aarde
het bovenlaagje weer losmaken.
20 Juni was de tijd om met het steken
van asperges te eindigen: als men
daarmee nog een paar dagen doorging
zou men d t allicht bemerken door ver
zwakking der plant. Na dien datum moet
deze uitstekend verzorgd worden: men
zorgo voor licht, lucht en voedsel; lucht
ook voor do wortels. Men kan gieren mev
gier of oen chili-oplossing: 5 a Kilo pc
Are, maar «lil mag niet direct na het af
graven gebeuren, dan zouden de teero
witte -.tengels dooi- «Ie zon verbranden.
Uw komkom ru e r s op den kouden
grond laat ge krui pon over aangebrach'o
crwlenrijzon, waarvan go hij vochtig, re
genachtig weer veel genoegen zult hebben.
Zie uw rozen en andere bloemperken
geregeld na; verwijder de uitgebloe d»
bloemen direct, (Ie planten bloeien dan de»
to langer en rnooior. Geef aan de rozen
af en toe wal vloeimest, verwijder* de vviblo
scheuten, die uit do onderstammen komen,
zij putten de veredelde rozen uit. Breek
ook bij do rhododendrons en a z a-
1 e a's de uitgebloeide bloomen weg, maar
beschadig vooral do scheuten niet, dio
zich ter zijde van «len tros hebben ontwik
keld. Geef nu acht op de struiken, dio
thans bloeien of beginnen te blooion; .na
den bloei worden ze onderhandon geno
men. Het snoeien toch geschiede niet, abt
vaak gebeurt, bij allo heesters zonder on
derscheid in den winter of 't vroege voor
jaar, maar naar den groei cn den bloeitijd.
Anders worden niet het oude hout, «l.w z.
de takken van 't vorige jaar. ook de bloem
knoppen woggesneden. C. B.
PETRUS EN PAULUS.
door Th. v. Tichele n.
Een visscher, die Petrus. Iij was heel
kleintjes begonnen, met 'n hengelroede en
een mand. Hij stond op den kant van t
water tc hengelen en wipte ziju visschen
de mand in. Daanneo kon hij ruim
schoots zijnen kost verdienen.
Toen hij wat geld gespaard had, liet
hij een boot timmeren, breide een lang net,
en vischlo iu 't groot, samen met zijn broer
Andreas. Zijn vrouw en zijn schoonmoe
der maasden het net als het gescheurd
was, terwijl hij zelf naar do stad vaarde
om zijn visschen tc verkoopen aan do zou
ters. Nii was hij visscher in het groot,
en zou hot wellicht nog verre brengen.
Maar dan was die jonge timmerman uit