jEn al sedert Jaren te oor'deeTerf naar 'do roest en de spinnowcbbcn. 1 Daar is de pastorieVanaf de ver molmde deur beschouwt de nieuwe pastoor haar;... De pastorie is totaal onbewoonbaar de vermolmde vloeren liggen vol afgebrok kelde kalk. i Het kerkhof is een weide gelijk gewor den, waarboven oude kruisen uitsteken. 'Hier en daar een nieuw graf, kennelijk aan een kleine verhooging. In een hoek: beenderen, verroeste kra lenoude vergane grafkransen. Overal do absolute verwaarloozing van den doodencultus, waarvoor zelfs de wilde en onbeschaafde stammen eerbied betoo- nen. En dat alles geduld, aangenomen, er zich bij neergelegd. En nu1 'Als een bekoring klinkt opnieuw bij die vijf-en-twintig-jarige liet woord van die oude vrouw in do ooren: Wat wilt go nu dat een pastoor hier moet doen1 En werkelijk, de vraag stelt zich in al haar scherpte Waarmede te beginnenMet do le venden1 Met de dooden1 Met dc kinderen1 Met de ouders Het dorp telt C00 inwoners. Maar wat valt er te doen als men zich met hart en ziel aan 't werk wil zetten! De priester is nu eindelijk op den top van den heuvel aangekomen van waar hij zijn hcele parochie kan overzien. Temidden van huizen met nieuwe daken welgestelde boerderijen en rookendc schoorsteenen, liggen daar kerk en pasto rie, een en al verwaarloozing, een en al Tuine. En toch, van daar uit moeten ko men de woorden der eeuwige waarheid! Langzaam vervolgde dc priester zijn weg. Vlakbij wordt een stuk land, dat jaren lang braak gelegen heeft beploegd door een geducht span van acht ossen. Do ploeg piept geweldig. Zo springt en waggelt over stcenen, over boomstronken, over wortels, waar de grond als mee bezaaid is. De beesten trekken zoo hard als zc maar kunnen. Je zult je disselboom nog breken roept oen boer, die voorbijgaat aan den pachter toe. Als Jrij breekt neem ik een ander. Maar komen zal ik er!antwoordt do pachtbaas, terwijl hij opkeek met een ge laat. koortsverhit van inspanning. Do jonge priester vangt deze woorden ©p zooals de andere, die hij hoorde.... zc gaan hem recht naar de ziel, woorden zijn vol levenen dat zc als Tt wave het ant woord zijn van God zelf. Dan, op zijn beurt beziet hij het braak liggend dorp.... dat is zijn akker, van hem, de bewerker der zielen Zijn borst zwelt van bovennatuurlijke geestdrift. Hij op zijn beurt, bij de jonge priester, hij antwoordt aan dc stem die hem ontmoedigen wilde: Als mijn eerste ploeg breektdan zal ik er een nieuwe zoeken.... maar ik zal er komen!.... En bijna op hetzelfde oogenblik voelt hij zich als door cngelenvleugelcn gedragen en voegt er aan toe: Als ik breek1 daarover bekom mer ik me nietdan zal God wel iemand anders in mijn plaats hier zet tenmaar Hij zal er komen!.... De zielen hier zullen bewerkt worden. En den heuvel afdalend, voelde de jonge soldaat van Christus een hevig verlangen de oude boerin terug te zien die hem de woorden naar 't hoofd geslingerd had: Maar wat wilt ge dat een pastoor bier moet komen doen7 Hij op zijn beurt had, met al de vurig heid van zijïi jeugdig priesterhart, haar 't antwoord willen toeroepen: Hij kan er maar zijn leven voor ge- KINDER LOGICA. door Henri 't Sas. „Leven" cn „Dood", dat waven, voor Dolf, reeds op zes-jarigen leeftijd, de twee groote, telkens weer plagende levensvra gen: „Dolf, zou jij nog niet graag 'n broer tje willen hebben?" Ja, da's nog al „wides", wie wil cr nou niet graag 'n hoop broertjes hebben. Ik moei cr nog vijf hebben, want daar kun nen zes stoelen in 't prieel, en, as wo dan met ons zessen zijn, dan begin ik 'n bios coop. Maar, weet je, zei-ïe dan altijd, als er over de komst van 'n broertje gespro ken werd, moeder moest niet ziek wor den! Is er dan niemand, die legen die ooievaar durft te vechten? Moot-ie moeder wéér in d'r rug bijten zoodat de dokter komen moet? Wie peutert er dan 's mor gens m'n veters uit den knoop? Moet Rika dan weer zulke hompen brood snijen, met 'n heel klein beetje suiker d'r op? En dat is nog niet alles: de dokter kost pitten! Moeder zei laatst nog tegen mevrouw Bruins: Och, wat zijn die peuters toch lief, maar 't moest niet zoo veel kosten". Ik zeg: dat is d'r eigen schuld. Kan Pa en tante Wies en de verpleegster en Rika, samen, kunnen die nou niet één ooievaar „aan"? Zoo'n ooievaar heeft niks te doen as 't broertje 'door 't raam te gooien.... afgeloopen. Hij hééft moeder niet te pik ken, dat heeft Onze Lieve Heertje 'm niet gecommandeerd. Maar ik hen nou zes jaar en nou is 't uit! As er 'n broertje komt, zetten we 't raam open. De dokter aan de eenen kant op de loer, zuster Blom aan den anderen kant en ik met m'n geweer op m'n buik onder 't bed. We halen geen adem, want as je adem haalt kun je niet goed hooren, of er iets door de lucht vliegt. Ik zal 'm 't eerst zien aankomen en hij .heeft mij niet in de smiezen, da's fijn! Hij mot natuurlijk 't eerst z'n rooie bek met broertje d'n in door 't raam ste ken! Nou, hokes-pokes-pats, de dokter trekt broertje uit z'n bek, de zusier neemt 't aan, begint t' direct te wasschen en lo poeieren en dan hou ik m'n gelajen geweer voor dien ooievaarskop: „Terug! Of ik schiet je in je leelijke magere rooie poo len!" iDan schrikt-ie natuurlijk en dan gooi ik t' raam dicht. As-ie niet gauw maakt, dat-io wegkomt, zit-ie er met z'n bek tusschen. 't Is dóóóód-eenvoudig, zei Dolf en toch bad-ie heel weinig vertrou wen in z'n zoo listig gelegde hinderlaag. Och, jongen, zei z'n tante, die ooie vaars zijn zoo vlug en zoo slim, die komen, terwijl jij op school bent, of als je in het prieel bezig bent. En do dokter kan toch niet dag en nacht om 't hoekje van 't vens ter blijven staan. Die moet ook andere zieken gaan bezoeken. Allemaal naar ooievaars-zieken? Ja, die zijn er ook al hij. Dolf keek heel ernstig en zuchtte in zijn onmacht. De politie-agenten moesten alle ooie vaars kapot steken. En toen, fermer: Maar, ik zal toch doen, wat ik kan. Als ik thuis hen, komt hij er niet in. Alleen 't pak- kie van van Gend en Loos, dat-ie komt brengen, dat mag er in, want daar keeft-ie broertje in zitten, en, as-ie dat per ongeluk uit z'n hek laat vallen, krijgt dat kleine kind 'n hersen-schorumeling. Tegen wan neer denkt u, dat dat Judas van 'n heest in de huurt komt? Ja, ventje, dat is moeilijk te zeggen. Ik denk de volgende week. En Dolf ging, in den komenden Woens dag- en Zaterdag-middag geen stap uil den tuin. Hij speelde wel met z'n „vliegen den hollander", sloeg ook 'n indianen- bivak op, maar z'n geel-houten geweer met den blikken loop liad-ie voortdurend bin nen z'n bereik. Hij had in den loop met behulp van 'n houten breipen 'n dikken prop krantenpapier gestopt, en telkens, als- ie maar even meende geruisch in de lucht te hooren, hoklo hij naar den hoek van de zwarte schutting, waar z'n wapen stond en speurde, met 't afweergeschut in den arm, den hemel af. Als zoo'n ooievaar zoo'n kard-gekauwden prop papier te gen zu kop kreeg, zou-ie niet meer pikken, kun je gerust gclooven. En, als 't schot mis waSj zou-ie slaan, slaan met de kolf van z'n geweer legen z'n magere stellen, dan m o e s l-iel wegvliegen, of hij zakte tegen den grond. Rika, hadj-ie de meid bevolen, jo waarschuwt hoor, as je iets in dc lucht lioort, cn, al zie je maar één sikkepitje, je geeft 'n gil hoor!" En toch, ondanks al die vreeselijke bedreigingen van Dolf, ondanks alle zoo wèl advies, dat-ie moeder en Rika telkens en telkens weer gaf, vernam Dolf op 'n morgen, dal moeder toch nog zóó ge schrokken was, dat ze te bed moest blij ven. Hij vernam deze verschrikkelijke lij ding, toen-ie met 't afweergeschut in z'n arm, 's morgens wakker werd. De ooie vaar had 't pakje van van Gend en Loos door 't raam gegooid,zonder dat er iemand erg in had gehad. Zie je nou wel klaagde Dolf met de tranen van spijt op z'n wangen, hoe kun nen groote menschen toch zoo stom zijn! Had mij geroepen, had me uit bed gelrok ken, maar nee, jullie snurken, snurken! As meneer mij op school vraagt: Dolf, wat is slimmer dan alle menschen bij mekaar, dan zeg ik: 'n ooievaar afgeloopen. En, als-ie later hoorde van de blijde hoop van tante, die ditmaal, zoo heel graag 'n klein zusje zou willen hebben zei-ie: Nou waarschuw ik wéér, laat die stomme dienstmeiden nou weer niet liggen snurken, leg stikem 'n electrische draad op 't kozijn van de slaapkamer! Raakl-ie er met z'n poot aan, dan gaat er 'n harde hel en dan is-ie nog niet gelukkig. Toch weer, telkens, was de ooievaar de familie te slim af. Ik bemoei er me niet meer mee, zei Dolf, als ze niet willen doen, wat ik zeg, als ze niet hooren willen, dan moeten zc maar voelen, wat zegt u, Pa? Groot gelijk, jongen, dan heb jij (en- minste gedaan wal je kon. En zoo groeide, met den lijd, de onver schilligheid in Dolf voor de ongelukken, die de onkwetsbare ooievaar veroorzaak te. 'n Ander groot vraagstuk drong zicli zoetjes aan, in z'n jonge hersenen naar voren: 't doodgaan! In den beginnen be schouwde hij dit als: „met de bus mee".. 'n straatje om"maar langzamerhand begon-ie te begrijpen, dat iemand, die. dood ging, weg blééf. Hij holde naar buiten als- ie wagens met „Zwarte-Piet-paarden" be spannen zag en dacht: mooiere wagens om achter aan te gaan hangen bestaan er niet. Daarom wenschte li ij vurig, dat er es iemand in huis dood zou .gaan. Hij koos iemand in gedachte uit. Moeder niet, vader niet, de meid zeker niet, anders kwam-ie 's morgens in 'n kouwe huiska mer en moe«t-ie zelf z'n schoenen poetsen z'n twee broertjes ocherm-nee en zusje 'dan zaT moeder hoeï den dag to i)u{. len. Maar grootvader, dat zou wel prettig zijn en daarom stelde hij het den ouwen manh eel eenvoudig voor. Opa, wil u mij es 'n plcizierlje doen? Zeker jongen, as ik dat kan. Ga u dan es eventjes dood. "YVablief? Mag jij dat zoo maar zee. gen? Ik mag gc-erf eens es achter aan de lijkwagen gaan hangen. Piet van 't Haaf z'n grootvader is ook dood en die mag er wel aan gaan hangen. Opa trok 'm naar zich toe: Luister es jongen, als ik jou dal ple ziertje doe, kan ik jo moeder nooit meer 'u plezier doen en dat zou je toch niet wil. len hè? Och, nee, blijf maat' leven. Dolf verleende even gul gratie, als-ie dc doodstraf verlangde. Maar toen-ie zeven jaar was, zag-ic „de dood" met andere oogen in 't aangezicht. Zeg vader, zei-ie toen-ie z'n pelanlc op haar sterfbed zag, hoe kan je nou zien, dat 'n mensch dood is? Dan haalt-ie heelcmaal geen adem meer. Waar is die dame dan gebleven? Weg, de wereld in. Als 'n menseli z'n laatste adem uitblaast, is er het leven uit. Maar waarom hlaast-ie clan? Laat 'm dan niet blazen. Dat kan-ie niet laten, jongen, dal doet-ie, zonder dat-ie 't weet. Nou maar vader, als ik zag, dat u of Moe of zus d'r laatste adem gingen uitblazen, zonder dat u l' wist, dan stopte ik 'n prop in jullie mond en ik hield jul- 1 lie neus toe. Hoeveel adems heeft 'n mensch? Hoeveel? Eén, natuurlijk. En hij heeft 'n laatste, dan mol or toch 'n voorlaatste zijn! En z'ii eerste adem blaas t-ie zeker uit as-ie geboren wordt? Wat is adem? Lucht, niks as lucht. Nou, dan kan je toch zooveel adem krijgen as je maar wilt? Dolf, als jij grooter bent, zult je dal ook beter begrijpen. Ik kan je dat nou nog niet duidelijk maken. En Dolf werd groo'ter, maar 't begrip omtrent den doocl werd niet klaarder k hem: Opa, lioe kunnen de menschen nou welen, dal iemand, die dood is, niks meer hoort of niks meer ziet of niks meer voelt? Dat heb je toch in de Catechismus geleerd, jongen. Als de ziel uit 't lichaam is, dan is dat lichaam enkel stof. Goed, zei Dolf, maar nou zou ik toch met u wel es 'n afspraakje willen maken. Wilt'u me dat plezier es doen? Zeker jongen. BESCHRIJVING DER PLAAT. No. 40'!Een eenvoudige middagjapon van een katoenen crêpc-fantasic in wit met lila ruit/dessin. Het lijfje is gegarneerd met een wit of lila zijden kraagje met strik, terwijl over het midden van het voorpand een rij lila knoopen is geplaatst, welke zich met nog 3 stuks ook op den rok voortzet. Boven dc taille heeft het lijfje eenige ruimte, tei*wijl daaronder het over- robje zeer aansluitend vernauwd H cn rondom van 10 c.M. hooge, vastgenaaide stolpplooien voorzien: uit deze stolp- plooit.jes vallen ruime, vrije plooien om laag; midden-voor hangt het overrokje ©pen. De mouwen, welke eerst, naar onder ver wijden, hebben later een vernauwing, welke op do zelfde wijze wordt tot stand gebracht als die om de taille, n.l. door kleino stolpplooitjes welke tenslotte ver dwijnen in do manchetten welk van dezelf de stof gemaakt worden als liet kraagje. Kousen in rose, schoenen grijs. No- 405. Een illustratie van het feit dat cok wijde rokken nog steeds in de mode zijn. Ons model is speciaal geschikt voor jenge meisjes van 18 tot 20 jaar en kan gedragen worden zoowel 's namiddags als 's avonds. Taffetas, met witte en rose ban den ban als stof aangewend worden. Het lijfje is strak cn heeft om de taille een rose ceintuur, met in de linkerzijdo een rozet .van twee kleuren rose. De rok is geplooid aangezet en valt daardoor met veel ruimte W'ijd naar onder af. De mouwen zijn van onder op een nauw polsbandje gcfronsd, terwijl de schouders gegarneerd zijn met drie "knoopjes en de halsopening met een rose boordsel. Kousen in bleek-rose tint en schoenen licht grijs. BABY-SCHOENTJES. „Het is niet zoo moeilijk als het lijkt." Tot deze conclusie komt men bij bet bekij ken der verschillende teekeningen. Elkeen kan de eenvoudige vormen van het zooltje cn het bovenstuk gemakkelijk naknippen, na eerst aan baby's voet de maat genomen te hebben door den vorm van den voet op con Btukje carton of te teekenen. De bo venkant van het carton belegt men met een laagje vatten, waarna men het ge heel met rose satijn omwerkt. Vervolgens Wordt de broderie aangebracht; fig. I geeft 'den steek weer voor de stengels, fig. II die van de blaadjes, III die der bloemen en fig. IV laat zien hoc men de hartjes der bloemen maakt. Als kleur voor de bro derie kieze men witte zijde. De zoomen der schoen kan men voorzien van een om boordsel van zijden tres, na eerst het geheel met wit gevoerd te h e b- b c u. Daarna naait men zool en boven stuk op ellcaar en voltooit het geheel met een satijnen lint als sluiting. DE HEERENMODE. Waarom zouden wij het niet eens heb ben over de mode voor beeren? PATRONEN NAAR MAAT f! K00 per stuk. Kindermaten tot 12 jaar fi 0.75. Papieren patronen op maat ge maakt, kunnen onder toezending van het bedrag besteld worden aaa Paper Pattern Service, Parkstraat 79, Den Haag. De maten op te geven volgen? onderstaande teekening. De d*mes die „Ons modeblad" lezen, kunnen dan hun respectieve echtgenooten, broers of verloofden op dc hoogte stellen van het nieuws wat het voorjaars- en zomerseizoen den heeren aan te bieden heeft. Dc Parijsche heerenmode is het, waar van ik u iets wil vertellen. Al komt deze ook in vele opzichten overéén met die van Engeland, toch is de Fransche kleeding voor heeren van een geheel andere *snit dan de Engelsche. Vooreerst hebben wij de overhemden voor het reisseizoen. Deze zijn van lichte kleur, doch bewerkt met kleine patronen in donkere tint. Boord en manchetten worden veel bijpassend gedragen cn half stijf. De dessins zijn spociaal donker ge houden, met het oog op het spoedig on- frisch worden op reis, wat niet zoo in- het- oog- loopend is. De onderkleeding voor heeren is even als die der dames, veelal gekleurd. De groote „chemisiers" hebben moeite genoeg gedaan om den heeren er van te overtuigen dat gekleurd ondergoed „waar lijk chic" is! De meeste heeren zullen er aanvankelijk niet aan willen; het te vrouwelijk (om niet van verwijfd te spreken) vinden en zich liever houden aan hun gewoonte van wit ondergoed te dragen. Toch beslaat er geen werkelijke reden, waarom een heer niet evengoed eens ge kleurd ondergoed zou dragen, als variatie op het „eeuwige" wit. "Was liet vroeger steeds „bon ton" alléén wit te dragen, thans heeft de mode deze stelling omver geworpen en gekleurd goed als „bon ton" voorgesteld. De gekleurde zakdoek speelt een groote rol in de heeren-mode. Voor de sportieven zijn er de verschillende genres met sport-dessins. Dan zijn er die met de geborduurde initialen en die, waarop klas sieke motieven zijn gewerkt. Het jacquet met gestreepte pantalon, waarbij een wit vest gedragen wordt is nog steeds correct en wordt bijna altijd gecompleteerd door lakschoenen, gemslederen handschoenen, wit overhemd met dubbel boord, zwart dasje en... zijden hoogen-hoed. De zijden overhemden zullen dit zomer seizoen zeer veel gezien worden. Veel mo dellen hebben afneembare zijden boorden. De dessins en de kleuren zijn zeer fijn. De kleur-effecten zijn meest nuanceerend en nooit in schreeuwend contrast. Dassen moeten de vroolijke noot der heerenklee- ding uitmaken. Ze zijn in vele dessins en kleur-combinaties. Futuristische en Cubis- tische motieven zijn overheerschend; ver der zijn er de bloem-figuTen, sterren, vier kanten, circels en stippen. Strepen hebben lnm populairiteit voor den Franscliman verloren, daar de ge streepte genres zoo spoedig algemeen wer den en in de meest ordinaire qualiteiten werden vervaardigd. Het geldt voor zeer correct, wanneer de das, zakdoek en sokken in harmonieerende kleuren zijn gehoudeji en het geldt voor Bmalceloos, wanneer genoemde détails in schril contrast met elkaar zijn. Onderling moet er r;- zijn minst eenig verband be staan. Bij das cn zakdoek kan dit gelegen zijn in het dessin, wanneer er van geen uitgesproken grond-kleur sprake is. De pull-over met de z.g. jazz-patronen zijn voor sportdoeleinden overheerschend. sOok andere dessins in gedekte tinten wor den gezien. Voor den zomer wordt deze kleeding van dunnere weefsels gemaakt, welke zeer zacht en soepel aanvoelen. WIJSNEUS. POËZIE UIT HET MODERNE HUISGEZIN VERBANNEN? Het heeft er veel van, dat deze veron derstelling op waarheid berust. In hoe wei nige gezinnen vinden wij de liefde voor goede muziek, voor gedichten? In de meeste gezinnen waar wij komen „tapt" men ons de eene mop na de andere, speelt men ons de nieuwste jass-muziek, toont men ons hoe goed men op de hoogte is met negerdansen. Men leest ons de sportkronieken voor uit de dagbladen en noemt de namen van sporthelden, met een adoratie en een enthousiasme, een betere zaak waardig! Sport en dansen hebben voor een groot deel de poëzie uit het huisgezin verjaagd. De dochters doen wel aan muziek, maar het is uitsluitend om een negerdans te spelen dat zij zich voor do piano zetten! Ook zingen zij wrel, zéker, maar zij be palen zich slechts tot liedjes van Speen- hoff, Maupi Staal en dergelijke. Als aar dige afwisseling mogen deze liedjes zeer op prijs te stelleji zijn en als amusement zijn ze dan ook wel te waardeeren. was' als vervanging van de poëzie der Neder- landsche dichters, niet. Maar in liet gemiddelde Nedcrlandsfilw gezin wordt deze poëzie niet eens genlis'- Men kan het gerust zonder haar stelkft daar men weinig of nooit met haar i' aanraking is geweest. En hoe kan men na iets missen wat men nooit bezeten heeft' - Wanneer men op feesten of avondje* bijéén komt, speelt dc gramophoon; mam alleen leuke moppen" op algemeen ver zoek. Is er een (per ongeluk verdwaalde) plaat, die iets doet hooren, waar meer ernst in steekt, dan weert men dade lijk af. „Hé neen, dat niet, dat is zee somber!" In een jachtenden tijd als dezen, waar" de zoo dorre, egoïstische en materialis tische levensopvatting gehuldigd wordt dat alleen het bezit van geld en gocdere» de eenige voorwaarde tot geluk is, is haast een dwaasheid den menschen te ver tellen dat er „echt" geluk schuilt in gedichtje, in een eenvoudig liedje, vol om roerende klanken. Wij hooren het eerst niet; de schoon heid ervan gaat ons voorbij, tot- plotselm' één woord ons treft. „Ja, dat is volkom0- waar, zoo heb ik het ook eens gevoeld- En, als we maar eenmaal zoover zif* beginnen wij de schoonheid ervan gc^s*-' te worden en zullen wij het geluk, er" verborgen, ontdekken. TBU-jf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 10