DE VRIJER IN DEN VAL.
F (Eon kluchtige geschiedenis
naar Reinmichl).
Hans Kraanmeijor was oon zoor benij-
idenswaardgc kerel. Hij was jong, not van
uiterlijk, hij bezal een flinke boerderij zon
der schulden, die zijn vader hom reeds
meerdere jaren gegeven had, hij bezat
fraaie velden, bij de twintig stuks vee,
daarcenboven nog een paar duizend vrij
geld, ook had hij goed en practisch ver
stand vooi; zijn zaken enz., doch één ge
brek had de jonge Hans, hij was men-
cchcnschuw en linksch, bedeesd en vrees»
aclitig. Wanneer men Hans onder zijne
bekenden zag, zou men hem voor den moe-
digsten en le\endigsfen vent gehouden heb
ben, hij lachte en schertste en was nooit
om een woord verlegen. Zoodra hij echter
tegenover onbekende personen stond, was
hem de tong in den mond bevroren en ves
tigde hij de blik steeds op den grond. Als
een vreemde hem maar aansprak, v.crd hij
/ood tot over de ooren; hij stotterde aarts-
Jomme antwoorden uit en, maakte vreem
de grimassen en wist niet, wat hij onder
bel spreken mot zijne handen moest bc-
jinnen.
Op de Kraanmeersche boerderij ware
reeds lang ccnc jonge boerin noodig ge
weest en de oude boer drong er steeds hef
tiger bij zijn zoon op aan toch eens ern
stig er aan te denken om eenc vrouw in
huis te brengen. Hans bad ook reeds sinds
cenigcn tijd oen oogje op een aardig en
flink meisje, Kalluien Reiner, in het
buurtdorp Frattcnslein; maar hoezeeer hij
bet ook wensebte en er op uil was, hoe
vaak hij ook een aanloop nam, nooit kon
bij moed genoeg verzamelen om recht
streeks op zijn doel los te gaan. De oude
Kraanmcer wist maar al te goed boe
zwaar zijn jongen het te verantwoorden
had en besloot met den vader van het
meisje eens een woordje te spreken om
zijn zoon den weg te vergemakkelijken. In
do week voor Lichtmis richtte hij zijn
schreden naar Fratlensteln en bleef den
ganscheu dag uit. Toen hij 't avonds laat
thuis kwam, was hij zeer opgewekt.
Hij liet zijn zoon in het achterkamertje
komen en riep hem reeds aanstonds bij hel
binnentreden toe:
Hans, thans is er van geen uitstellen
meer sprake. Met de Lieve Vrouw moet gij
met Kathrien op den preekstoel zijn!
He jongen week c-en schrede achteruit en
sprak stamelend:
Ik?.Ik?Met de Lieve Vrouw?
Ja, jij en Kathrien,
Ja.... als Kathrien het goed zou
vinden.... oji baar vader.
Ik denk, dat daaraan niets ont
breekt.
Maar ik heb met Kathrien nog geen
woord gesproken.
Dan maar gauw je schade ingehaald,
ga er heen en doe je mond open.
Maar wat zullen die lui opkijken, ik
ben er heelemaal niet bekend.
Je bent toch een eclitc waschlap.
Laat ze maar kijken, gij zult daarvan niet
smelten. Overigens heb ik zelf al een deur
tje open gemaakt. Ik ben er vandaag ge
weest, je zal het zien, je bomt er licht bin
nen.
Hoe?Wat?Gij hebt er reeds
van gesproken?Zou Kathrien wil
len?
Ik denk, dat zij niets tegen je heeft.
Het verdere moet go haar zelf vragen, ga
cr das heen om haar te vragen.
Gaat gij mee?
Dat ware wat moois! Ik bob het mijne
reeds gedaan. De rest moet gc zelf doen.
Hoe zal ik hel aanleggen?
Wel, je (rekt je Zondagschc pak aan,
gaat naar de lui en vraagt om het meisje.
Wat moet ik dan zeggen?
Bent gc dan een wicht, dat men de
pap met den lepel moet ingeven? Wat gij
vragen zult, kunt ge onderweg wel over
denken. Mooi pralen doet men wel bij zul
ke gelegenheden, dat is de hoofdzaak.
Hans liet het hoofd zinken en zag ang
stig naar den grond. De oude voelde eenig
medelijdon en sprak na. een wijle:
Jc hebt de zaak niet zoo zwaar te til
len; het gaat gemakkelijker dan men meent
Als jc binnenkomt, groet je de lui en dan
volgt, zooals jo zien zult, het cene woord
het andere.
Groeten? Hoe zou ik dal aanleggen?
Wel, je zegt maar: Goeden dag! of
goeden avond! wat het ook zij, en als ze je
dan in je beste plunje zien, gaat hun wel
een licht op en dan. Tangen zij wel aan met
praten.
Beiden zwegen een poosje. Dan sprak de
zoon
Vader, zou liet niet vroeg genoeg zijn,
als ik omtrent Pascheu trouwde?
Neen, antwoordde de hoer met hef
tigheid, nu, voor Vastenavond. Zoo wil ik
het hebben!Morgen ga je er heen en
maak do zaak in orde! Dat is mijn laat
ste woord en nu gaan wo eten.
De avond van don volgenden dag was
daar en de duisternis breidde zich lang
zamerhand uit over het dal. Hans schreed
langzaam op het dorp FraJtenstein toe.
Hij had zijn beste pak aan, zwarte broek,
gebloemd vest, waaraan een dikke zilveren
horlogeketting slingerde, een blauwe jas
en een bruinen hoed, waar tusschen den
band een bloemruikertje stak. Hans voel
de zich vanavond sterk van harte. Zijn va
der had hem voor hij heen ging, zóóveel
moed ingesproken, dat hij zelf geloofde,
dat het heelemaal niet mis kon loopen. En
kei brak hij zich nog een weini" het hoofd
wegens de manier, waarop hij het meisje
zou moeten vragen; daarop zon hij thans
met ijver. Hij dachst na over zijne school
jaren, of hij in de school niet ergens iets
gelezen of gehoord had, wat hem daarbij
van pas zou kunnen komen en zich tot een
toespraak leende. Fit bet leesboek kon hij
zich niets herinneren, ook in den Catechis
mus stond zoo niets daaromtrent, evenmin
in zijn taalleer maar in zijn rekenboek?
Neen, dat was heelemaal niets! In de Bij-
belsche Geschiedenis? Ja. daar had men:
„Isaac huwt Rebekka" en later de geschie
denis van den jongen Tobias, die Sara had
genomen hij kende het nog van bui
ten; daar kan men wel wat van nemen Hij
mijmerde en peinsde en zon en zon,, het
giog langzaam, maar het ging toch, hij
kreeg kop en staart en toen de eerste hui
zen van Fratlenslein verschenen, was de
fraaie aanspraak kant en klaar uitge
broeid.
Terwijl de vrijer liet huis van Kathrien
Reiner naderde, herhaalde hij zijn geest
rijke speech nog meermalen, opdat hem
geen woord zou ontvallen. Nu stond hij
Toor de huisdeur. In de kamer brandde
licht, hij hoorde meerdere stemmen. Thans
echter, nu het plechtigo oogenblik daar
was, verliet den armen vrijer op eenmaal
weder de moed; het werd hem angstig en
bang om het hart., warm en koud liep
het hem over den rug, het hart klopte hem
vreeselijk in de horst. "Wel een dozijn
malen greep hij de deurklink vas! en trok
dan de hand weer lerug. In zijn angst en
radeloosheid wist hij niets helers te doen
dan zijn laarzen uit (e trekken, opdat men
hem daar binnen niet zou hooren. Eene
poos 'bleef hij besluiteloos voor de deur
staan. Reeds wilde hij onverrichter zake
weder aftrekken, toen hem hel toornig ge
zicht 2ijns vaders voor oogen kwam; in
zijn vertwijfeling drukte hij op de klink en
de deur ging open. Hij hoorde daar binnen
in de kamer in volle koor luid het rozen
hoedje bidden. Dat had hij graag. Hij sloot
de deur van binnen en bleef in de duistere
gang staan. In alle geval won hij tijd en
met den tijd wellicht weer moed. Daar
werd hel gebed onderbroken. Eene manne-
fitem sprak:
Daar was iemand aan de deur.
Och neen, dal verbeeld jc je maar,
antwoordde een jeugdige stem.
Neen, ik heb het geboord, Kathrien,
ga eens kijken!
Hans schrok geweldig. Hij sloop aan
stonds op zijne teenen naar de trap en
dook in den veraten hoek neder. Het meis
je kwam met een licht naar buiten, keek
even rond, ging dan naar de huisdeur en
opende ze.'
Er is niemand daar, riep zij luide in
de kamer.
Sluit ze maar dicht, er loopen tel
kens ambachtsgezellen rond, beval de hoer.
Het meisje drukte op bet slot. Knar
send viel het dicht, dan trad zij weer de
kamer binnen en het gebed werd vooi t-
gezet. Hans onder de trap voelde.zich niet
hijzonder op zijn gemak. Wat moest hij nu
beginnen? Na den rozenkrans plotseling
in de kamer komen en zijne aanspraak
houden? Neen, dat in geen geval! De lui
konden wel van alles van hem denken,
zij konden hem wel voor een dief of in
breker houden. Zou hij er dan snel van
door trekken? Maar het slot kon bij het
openen knarsen en zoo men hem op do
vlucht ontdekte raakte hij van den wal in
dc sloot. Hij dacht, peinsde, brak zich liet
hoofd, doch vond geene uilkomst. Ten
slotte besloot hij maar in vredesnaam in
zijnen schuilhoek tc wachten, tot de lui
naar heil waren gegaan en dan zoo zacht
mogelijk weg.te trekken. Hij zuchtte een
paar malen, dan maakte hij het zich on
der de trap zoo gemakkelijk mogelijk.
Het rozenhoedje was ten einde, doch de
lui hadden volstrekt geen haast om naar
bed te gaan. Zij praatten, lachten en
schertsten nog meer dan een uur, helwcf-k
Hans oen eeuwigheid toescheen. Eindelijk
gingen de vryuwen naar boven. Na een
tijdje klopte de boer zijne pijp uit en dc
knechten ook en stommelden naar hunne
kamers. Een half uur bleef Hans: nog
rustig zitten; toen bij echter in hel hcelc
huis geen geluid meer hoorde, sloop hij
naar do deur om naar buiten te geraken.
Hij beproefde de deur te openen, doch ze
was op slot en de sleutel stak er niet in.
Het bloed stolde in zijne aderen. Luci
fers had hij niet, want rooken deed hij
niet. Hoe zou hij in die Egyptische duis
ternis den sleutel vinden? In koortsach
tige opwinding tastte hij langs de muren
en de deur, maar een sleutel was daar niet
to vinden. Een wilde vertwijfeling maakte
zich van hem meester, hij had luid kun
nen schreeuwen. Daar viel hem nog een
reddendo gedachte in, hij kon door een
venster naar buiten klimmen. Hij sloop
rondtastend de kamer in en kwam bij een
venster o alle. heilige noodhelpers! Het
venstor was van ijzeren staven voorzien,
in waanzinnige haast snelde hij naar liet
tegenovergestelde venster, daar struikelde
Jiij over een voorwerp en aanstonds lag
hij in een dikke, weeko massa. Tegelijk
viel onder schrikkelijk gerammel een an
der voorwerp op den grond. De arme Hans
kon zich een tijdje in het laadselachtg
bed niet verroeren, de schrik had al zijn
ledematen verlamd. Hij bemerkte spoedig,
dat hij in een baktrog lag. De Reiners wil
den den volgenden dag brood hakken en
hadden den grooten met deeg gevulden
trog naast de warme kachel gezet. In den
trog had Hans zijne nederlaag geleden.
Thans hoorde hij bij zich vrouwenstem
men. Wat zou hij beginnen? Hij wist geen
raad. Er bleef hem niets anders over dan
rustig in zijne positie te blijven en do din
gen al te wachten, die zoudengebeuren.
Nu vernam hij schreden. Weldra werd de
deur geopend en binnen trad een oude
vrouw met een licht in de hand en Ka
thrien, de dochter des huizes. Het meisje
stiet hij den aanblik, die zich aanbood,
een luiden gil uit, maar de oude vrouw
riep klagend uiL
Om Hemelswil, wat is hier te doen?
Hans voelde, dat hij thans ic>s moest
zeggen; maar geen woord viel hem to
binnen. Eindelijk herinnerde hij zich den
raad zijns vaders: wenscli hun goeden
morgen of goeden avond, naar gelang het
do tijd is, dan komt van het eeno woord
hot andere. Maar hoe zou hij haar nu be
groeten? Het was middernacht. Hij kon
niet lang overleggen, hij moest toch iets
zeggen. Op het volgende oogenblik riep hij
hartelijk uit zijn deegbed:
Zalig Nieuwjaar!
Heilige St. Frederik! schreeuwde het
meisje,
Daar kwam echter reeds de oude Rei
ner met een geladen geweer aangerukt.
Als hij den ongenooden gast in zijn bak
trog zag, maak to zich oen geweldige toorn
van hem meester.
Wat doet ge hier, jouw rekel?
schreeuwde hij. Ik schiet je neer.Wat
voert ge hier in mijn brooddeeg uit?
Ik wilde graag trouwen, antwoordde
Hans.
De hoer raasde:
In mijn baktrog?.... Wat?.... En*
waar is dan je bruid?
Daar staat zij.... uwe dochter Ka
thrien, als gij zoo goed zoudt willen zijn
en Kathrien ook; tegen Lichtmis 'zou ik
graag" van den preekstoel worden afge
kondigd.
Do boer deed oogen en mond wijd open.
Het schijnt, dat het je in dc hoven-
kamer mankeert. Waar komt ge vandaan?
Wie zijt go eigenlijk?
Kent ge mij niet? Ik hen de zoon
van Kraanmeer.
Dc oude boer opende de oogen nog wij
der, Kathrien echter sloeg: do handen
over het hoofd tezamen.
Is het mogelijk, Hans? riep de oude,
ja, maar, wal doet ge dan hier?
Om mijne bruid te krijgen. Ka
thrien had ik graag! Zal ik mijnó toe
spraak houden?
Dat is niet noodig, lachte de boer,
maar hoe- hen jo toch hier gekomen?
Door de deur.
En wanneer toch wel?
Toen jelui den rozenkrans aan :t bid
den waart.
Waar hen je toen gebleven?
Onder de trap.
"Wat hebt ge daar gedaan?
Gewacht tot ik weer buiten kou 1-.
men.
-- Waarom zijt ge dan niet binnen
komen?
Ik durfde niet.
Ha, ha, ha, ha, lachte de boer,
toen kon je er niet meer uit en ben jc
laatste in de honinghaven terecht jr^f>
men, niet waar? Ha, ha, ha, ha!Haar
sta nu maar er's op, daar kunt ge toch
niet overnachten!
Met eenige moeite gelukte hel Hans ziCv
uit de aanhankelijke massa op te wei-kot
Toen hij pu recht stond, zag hij er uit alt
een nevelmanneke van Unlershey. Ee;
dikke deogbrocl. omspande zijn beenen
zijn schoenen 'jeleken kleine scheepjes*
over zijn rug en horst vloeide hel omlaag
in brecdo vladen pats, pats op u®
grond. De hoer, de oude meid en Kathri®
moesten zich neerzetten; zij vielen liaan
onder de bank van het lachen.
Laat mij er uit, ik wil naar liuia
smeekte Hans met huilerige slem.
Daar komt niets van. lachte de
zulk een vogel vangt men alle dagen nia
Wat zal ik nog hier doen?
Het eens worden met Kathrien, daai
gij daarvoor toch hier gekomen zijt...,
Die in den huwelijksval eenmaal binncj
komt, geraakt er zoo licht niet meer uii.
Kathrien, wat zegt gij dan toch van Os
bruidegom?
Zooals hij daar staat, heeft hij
een te dikken pels, giegelde het meisj!
als hij eerst eens geschoren is. kan
mogelijk handelen.
Hans, kom mee naar mijn kanna
daar kunt gij van klecding verander®
sprak de boer, en gij, Kathrien, zet gaui
koffie.
Hans ging gewillig met den boer
en Kathrien ging lachend aan het
in de keuken. Toen Hans zich gewas
sclien en de kleeren van den boer liai
aangetrokken, zag hij er weer ais
aannemelijke vrijer uit.
Alle dienstboden waren door het lawat
wakker geworden en hadden hun bed ver
laten. Toen zij dc geschiedenis van da
vrijer vernomen hadden, kwam er
einde aan het gelach. Nog in het
nachtuur had er een vroolijke verlóèiq
plaats. De eerste knecht meende, di
Kathrien liaren bruidegom in vet lia
moeten laten uithakken.
Met Lichtmis werden Kathrien en Hau
van den preekstoel afgekondigd; veerlie
dagen later regeerde Kathrien reeds
rustige jonge boerin op de boerderij vi
Kraanmeer.
Bij de bruiloft werden menige aardij
en onaardige grappen aan den man gt
bracht. Hans stoorde zich niet veel claai
aan; hij was gelukkig met zijn Kathria
tje. Zijne noodlottige vrijago echter hee!
hem den bijnaam van „Bak-Hanncs" 1»
zorgd.
KAMER No. 379.
door Pierre IE r m i l o.
Een mijnheertje, in zwarten rok, droi
en correct, aan wien liet wel en wee va
't hotel scheen toevertrouwd, keek
aantaxeerde me met zijn doordri
gende oogjes en zeidc:
Ik kan u op de eerste étage een k
kamer geven. Zoudt u daarmee tevredt
zijn
Liever had ik iets anders!
Ik heb nietsU had vooruit ma
ten telcgrafeercn!
BESCHRIJVING DER PLAAT.
No. 392. Een gezellige japon voor liet
voorjaar van champagne-kleurige zijden
crêpe, waarop een aardig dessin is aan
gebracht in donkerder tint. De garneering
bestaat uit dezelfde stof in effen kleur,
welke harmonieert met de kleur der tcc-
kening. Het rechte lijfje heeft van voren
een, tusschen do slof aangebrachten reep,
welke het cachet hoeft van een smal vest.
Do knoopjes er op aangebracht, diénen
deels als sluiting van het halssplif, deels
als versiering.
Hot bovem-okje is gerimpeld onder de
taille aan den rechten onderrok bevestigd.
De laatste heeft zijwaarts eenige diepe
stolpplooien, om do vercischte wijdte to
bevorderen. Het bovenrokje is van ach
teren glad evenals midden-voor. Hel
smalle front der taille splitst zich als het
ware bij den overrok en omlijst dozen ge
heel. l)e mouw verwijdt zich onder den
elleboog en heeft een zeer smal manchetje
van. de stof der garneering, waarvan
eveneens het kraagje en de. coquette strik
zijn. Kousen hierbij in champagneklcur,
schoenen gemarmerd-IMit-bcige.
No. 393. Zeer elegant en jeugdig man-
tel-costuum van een fijne, wollen tweed.
Het jasje is recht en op de heupen nauw
sluitend. De rug heeft een ingezet vierkant
van platte plooien, die eveneons aan de
zakjes voorkomen. Verder heeft liet jaquot
een smallen kraag en korte revers. De on
derkant der mouw is zeer apart, door een
bijzondere manier van knippen verkregen.
Het onderste mouw-gedeelte vormt een
puntige overslag, die door middel van een
knoop en knoopsgat op het bovenste
momvgcdeelle wordt bevestigd. Het rokje
is zijwaarts geheel glad, doch hooft voor
cn achter zes platte plooien.
Kousen in beige of rose, schoenen beige
cl bruin.
No. 39-1. Een lichte zomermantel, waar
onder de dunne zomer-japonnetjes gedra
gen worden, wanneer de temperatuur het
niet toelaat in de japon uit te gaan, heeft
iedere vrouw noodig. Wat zegt u van dit
charmante modelletje, wat ge zoowel in
yoorjaar als in den zomer dragen kunt?
PATRONEN NAAR MAAT
fl 1.00 per stuk.
Kindermaten tot 12 jaar 9 0.75.
Papieren patronen op maat
maakt, kunnen onder toczcndi;
van het bedrag besteld worden ai
Paper Pattern Service, Parkstrai
79, Den Haag.
De maten op tc geven volga
onderstaande teekening.
Een fijne ribs of serge leent zicli hiertoe
het beste. Lichte kleuren zijn voor lente
en zomer het meest gewild en daaronder
is do tint bois-de-rose een der char
mantste.
Bont is liet troetelkind van dc mode,
vandaar dat dit zelfs in'voorjaar en zo-
mor zoozeer gezocht is.
De rug van deze mantel is glad. Ter
hoogte der heupen bevindt zich een cein
tuur van de stof zelf, die aan weerszijden
onderbroken wordt door de zakken. De
laalsten zijn diep en hebben een overslag,
waarop een knoop, overtrokken met de
zelfde stof. Een dergelijke knoop bevindt
zich eveneens aan dc ceintuur en aan den
kraag. De mouwen zijn recht en van on
deren afgezet met een smallen rand licht
bruin bont, wat ook als garneering voor
den kraag is aangebracht.
No. 395. Dit aardige ensemble, hetwelk
uit drie deelon beslaat, zal stellig in voor
jaar en zomer het middelpunt der elegante
toiletjes met een sportief karakter vor
men. Het rokje is rondom geplooid. De
stof daartoe aangewend is licht grijze
Kasha. Het charmante manteltje is van
dezelfde slof in marine-blauw. De blouse,
welke cr onder god ragen wordt, is van een
gewerkte wasehzijde, aan den hals afge
zet met een bies van de slof van den rok,
zoodat deze beide doelen toch een uitge--
sproken geheel vormen.
Het jasje is a la garconne en behoort
tot de z.g. colhert-modellen.
Heel pittig doet dit costuumpje en wan
neer hierbij een grijs hoedje met marine
blauw lint gedragen wordt, mag dit cos
tuumpje als „geheel in stijl" beschouwd
worden.
Schoenen hierbij te dragen van Ameri-
kaansch model in bruin of twee kleuren
leder. Kousen rose of lila-rosc.
No 396. Eenvoudige japon van bedruk
te shantung in do kleuren geel mot rood.
De couturiers bewefen dat bet shantung
dezen zomer weer zéér populair zal. wor
den. Men heeft er veel fijne linten in ge
bracht. De teekeningen op deze stoffen
aangebracht, zijn geheel nieuw en oor
spronkelijk. Ook de kleurschakeeringen or
van zijn bijzonder. Men werkt met heftige
contrasten, waardoor een eigenaardig ef
fect verkregen wordt
De jurk onzer plaat is van gc!o sbö
tung waarop een zeer origineel dessin
steenroodc kleur is aangebracht.
Veel beschrijving is hij ons modelW
niet noodig. Een recht lijfje, voorts
verwijding bij de heupen, waar het i®
gedeelte begint. Aan weerszijden
stolpplooien, bij welks begin ccn «Bi
versiering van steenrood lint gezien v»on
Dit lint is in dubbele rij gezet, en vor-
op elke heup een zakje, verder is he»;
den vorm van een driehoekje op de jw
bevestigd en hangt in een fraaie
over dc voorbaan van het jurkje.
lintgarueering herhaalt zich aan
hals, waar het een paar vlugge «MJ
vormt en aan het ondereinde der rao^
tjes. Kousen hierbij te dragen: licht
schoenen zwart.