Derde Bla Zaterdag 8 Mei 1926 JEZUS CHRISTUS, ONZE HEILIGHEID. IV. Het plan, dat God zich omtrent den niensch gevormd had, heeft Hij verwezen lijkt in Adam, den eersten man, en in Eva, de eerste vrouw. Maar Adam deed al de Godsgaven verloren gaan, en Hij trad van de heiligheid in do zonde, hij met Eva en al hunno kinderen, 't welk zijn: allo men- sclien; ook gij, ook ik; nu zijn wij geen kinderen Gods meer, maar kinderen van toorn en gramschap. De zoude sloeg Gods plan aan stukken. Maar God is zoo goed, God is oneindig en onbegrijpelijk goed. Hij zendt Zijnen Zoon, dio alles zal vernieuwen: Hij hor- geeft ons de genade, de heiligheid. Christus wordt nu het hoofd van allen, die vrijgekocht zijn; Christus is met God vorcenigd, en nu zal Christus ons door Item en met Hem en in Hem tol diezelf de verecniging brongeu, en zoo zullen wij clie bovennatuurlijke heiligheid bereiken, welko God van ons vraagt. Van die gedachte is Paulus' geest ver vuld; die gedachte zet hij altijd op den voorgrond. ,,In Christus heeft God ons nitver- koreu% opdat wij heilig zouden zijn; Hij heeft ons voorbeschikt om Zijn aangeno men zonen to zijn door J o z u s Chr i s- tuswij zijn aangenaam in Zijn oogen i u Z ij n welbeminden Zoo 11" In Zijnen Zoon Jezus Heeft God besloten: Inslaurare omnia in Chrislo: alles terug te brengen onder Christus, als onder een ceuig hoofd. IIoo geschiedt dit alles? Et verbum caro factum csl: en liet Woord is Ylcesch geworden. Geheimenis! Geheimenis! Do H. Drieënheid schept een mensch- lieid als van ons, en vevecnigt die met den tweeden Persoon, en deze God- meusch is Jezus Christus. Hij blijft God en vermindert dus niet, als Hij menscb is geworden: Hij is slechts één persoon. Wol is er bij die mystericuso schepping een tweede natuur ontstaan: nl. de menscholijke naast de goddelijke. In dien éénen persoon is het godde lijke leven, en dit deelt zich mede ook aan do inonschelijko natuur, zoodat de Vader in den mensch-gcworden Christus toch Zijn Zoon erkent. De ineuschhoid van Christus doelt in dc goddelijke volmaakt- beden. Zegt St.-Paulus niet, dat in dc ziel van Christus zijn alle schatten van wijsheid en wetenschap? en dat in Hem woont de volheid der Godheid? en voegt Joannes daar niet bij, dat do menschlieid Christi vol is van genade en waarheid? Daarom aanbidden wij Jezus, want Hij is God. Ik schrijf het, en gij leest- het, en sa men gelooven we het'ten volle, en buigen we onze knieën; maar wie begrijpt liet? Mysterie, geheimenis! Nu komi liet herstel van het door don eersten Adam verstoorde Godsplan: het goddelijk leven, dat is in'Jezus, moot over- stroomen tot het mcnschdom. In do gedachte Gods in Christus nu de eerstgeborene onder vele broeders, welke wij zijn; is Hij van nature Zoon Gods. wij worden kinderen Gods door dc genade. Door Jezus Christus ontvangen wij dc genade, door Jezus Christus worden wij aangenomen kinderen des Vaders. Van Zijne volheid hebben wij allen ont vangen: en: Hij hooft ons voorbestemd tot aanneming van kinderen door Jezus Christus. Door Christu§ (och krijgen wij liet lo ven en wel in volheid; zelf zegt Hij: „Ik beu het levenen ik bon gekomen, op1* dat zij het leven zouden hebben, en over vloedig hebben.'" Voor Jezus Christus kan alles samen gevat worden in zijn goddelijk Zoon schap: en zoo voor 011s in dc deelachtig heid aan datzelfde Zoonschap door Jezus Christus. Dring door; ga verder; wat volgt? Hoe meer wij deelachtig worden aan 't goddelijk leven door de genade, die Je zus ons mededeelt, en waarvan Hij de volheid bezit, des (e heiliger zijn wij. Dan is liet ook duidelijk, dat Christus is m ij 11 heiligheid, en dat mijn heiligheid niet bestaat dan in en door Christus. Tu solus sauctus: Gij alleen zijt hei lig, en alle heiligheid op aarde is Uwe heiligheid, en ook onzo heiligheid is feite lijk niet de onze, maar de Uwe; en toch bezitten wij ze, maar slechts door U, Je zus Christus. Jezus is dus mijn alles, want mijn hei ligheid is mijn alles, mijn leven; Hem wil ik toebehooren. Hem alleen kennen. .Hom alleen beminnen. Hem alleen dienen. Jeans, geef mij daartoe de kracht! Gr. Het is niet waar, dat dc vorderingen der wetenschap het geloof verstikken, maar veeleer de onwetendheid; daardoor komt bel, dat, waar groote onwetendheid heerscht, ook het ongeloof grooierc ver woestingen aanricht. I Paus Pius X. dio niets afslaan van hel hunne, Toordat zij sterven, toonen, dat zij het ook dan tiet zouden doen, zoo zij het langer «onden behouden. Eigenlijk geven zij iets, «at Jran reeds niet meer toebehoort. HENRIETJE ROLAND HOLST. „Verzonken Grenzen". Na liet Feest der Gedachtenis komen we weer in de sfeer der lyrische zelfbe kentenissen, veruilwendiging van bet innerlijk gemoedsleven. Wij ontdekten in „De V. in h. W." de gebrokenheid, het vertwijfelen aan do makkers, die haar verstieten; hot toch nog willen vasthou den aan het oude ideaal van den droom oener gelukkige menschlieid onder aus piciën van hel communisme. Maar do „Verzonken Grenzen" zijn een doorloo- pondo apologie van de stelling, dat het innerlijk Hij H. R. H. nooit ging om so- ciaal-democratie of feminisme, maar al leen 0111 den droom van een gelukkige menschlieid op een gelukkige aarde, dc Godsstaat vau den Middeleeuwschen den ker, maar op panlheïstischen grondslag. In „Verzonken Grenzen" is weinig meer over van 't oudo idedaal der „Nieuwe Ge- boort" en „Opwaartscho Wegen". De dich ter is zet do zclfveriiiwendiging voort, welke in Do V. i. li. W. zulke emartcdijke wilskrclen ontlokte. Meer en racer heeft zij zich losgemaakt vau den toevalligen vorm van haar maatschappelijk ideaal, maar dieper schijnt haar mystiëk-panthe- istischo bezinning. Allo tijdelijke vraagstukken, welke haar eens zoo heftig beroerden, en wo denken hierbij aan allerlei „Nieuwe Tijd "-artike len over oorlog, revolutie, organisatie, enz., schijnen vergeten. Verzonken zijn de grenzen van het tijdelijke in het eindige. Twee mysterieuze motieven ruischen canonisch door het menschenliart, soms in tecro fluisteringen, soins met smartelijk vibrato. Maar het zijn niet anders dan echo's van twee cosmische thema's. Liefde is het eerste thema; dood hel tweede. Als in een symphonic van Beethoven, worden deze twee beurtelings aange stemd en uitgewerkt. Er komt een Mijmerlicd in voor, dat men vergelijken kan met do roerende An dante's of Adagio's waarin Beethoven de weemoedige berusting van zijn sraart- geteislerd hart uitzingt; er is oen finale, die in een stormend slringendo de leven- wekkendc dood verheerlijkt als dc vrucht der liefde. Wij bevinden ons, als gezegd, niet op Christelijk terrein. Onder de liefde verslaat de dichteres in de eerste plaats het cosniisch-principe, de kracht, die het universum samen bindt, de kracht, die in Het oneindig klei ne den wervelende dans der electvonen gevangen houdt binnen do sferische span ning van het atoom, en die in het onein dig groote zonnestelsels zonder afwijking doet voortduizclen langs hun eeuwige lia nen. Maar deze drang lot samenhang is meer dan een doodc werktuigelijke we reldkracht. Zij is mystieke openbaring van de verborgen harmonie der wereld, zij is levende werkelijkheid, die den cos- mos doordringt. In den menscb komt deze kracht als liefde tot bewustzijn. Zij wordt niet al leen gevoeld, zij wordt ook gedacht, over dacht De harmonie der zielen is dezelfde als de harmonie der wereld, maar overgezet in do sfeer van het mensehelijk bewust zijn. Maakt do menseh zich het wezen der liefde duidelijk, dan weet hij, welke plaats hem toekomt in 't cosinisch leven. Het kennen cn vinden van deze plaats, waardoor hij alles in proportie ziet, en zich (ovens bewust is, gedragen te wor den, door het groote liefdesprincipe, dat iu eeuwige harmonie do sferen de.- he mels met hun millioenon wentelende bol- len in evenwicht houdt, geeft rust en vei ligheid aan zijn ziel. Vau deze liefde getuigt do dichteres in liet eerste sonnet: ik weet, dal zij des levens eerste beginsel is, diepste wet van tiet worden, harteklop van het eeuwige bewegen. Wanneer zij in ons leeft hel volste en teerste zijn wij het tot harmonie daarmee gestegen; hoe zouden rust en kracht ons niet omgorden?" Vanaf het eerste oögcnbiik. dat haar dc gouden pennen groeiden" en zij begon, tiaar ziel uit te zingen, was het deze lief de die haar doordrong (sonn. II.) Eenmaal zullen de „zachte krachten" vau deze lief de de wereld overwinnen (III) want: „Liefde is de zin van 't leven der planeten, en menschc' en diere', Er is niets wat kan sloren 't stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten naar volmaakte Liefde stijgt alles mee!" O, hel liefdesmotief is nog lang niet uitgezongen, maar evenals men iu du so naten of symphonieën van Beethoven soms een zwak motief hoort opkomen, dat onmiddellijk weer verdwijnt, om straks weer te komen en steeds praegnantcr om eindelijk dc worsteling met liet ccr.-le te aanvaarden, zoo hoort men in sonnet IV de voorbereiding van het Dood-motief. „Liefde is sterker dan de Dood"' begint het, en het eindigt: „liet donkrc einde wordt een nieuw begin, en zielen in heiende verwachting staren naar dat doorzichtig parelachtig zwijgen." Wanneer dc dood ons een geliefd we zen ontneemt en ons doet neerzitten in diepe treurnis, dan is hel wonder der lief de in staat ons met het verlies te ver zoenen, want de ziel der gestorvenen „is onvervreemdbaar bezit van binnen." Zelf heeft de dn-hi-res op th- v wiize ..dc wijding der tmait ontvangen" en onder vonden: „Liefde it sterker dau de dood". Deze liefde in ons is maar ecu zwakke vervloeiing van hel hoogc golvoufmiisen der liefde iu het hart van tu l universum. Ev is vau de zijde der dichteres eigen lijk maar één erkenning nootlig, om alles wat zij zegt in Chrislelijken toonaard te traftsponeeren. Zeg gerust. dal haar pantheïstb-dio voorstellingswijze onbevredigend is, dal zij dwaalt in haar bespiegelingen, maar er ken niet me de stralende schoonheid van het volgende sonnet (VIT). „Zooals de kleine ino- en varen planten in groeiwijze en in vorm hel wezen toonen van de rekkende woudreuze' en de kronen machtig zicli uitspreidend naar alle kanten zooals in zeckoorns niet hun getande hartekamorljes fluistrende echo's wonen van de groote slem die haar monotone sussing en lokking werpt naar alle stranden zoo zijn misschien de zachte wellingen dor liefde in ons. haar leedcre smachten en milde strekkingen en strooiend ruischen, als eerste dwevggelijkc hellingen van onmetelijk zich heffende krachten die door d'onoindighcid stijgen en bruisen." Eu omdat liefde de veerkracht is, die- alles samenbindt, die als een flauwe rim peling, een zachte flinsteriug nog het verat-verwijderd menschenliart bereikt, daarom zullen hevig hongeren, zij die* nooit liefde bezaten, nooit liefde ontvin gen. „Wij onvolkomen nantekind'reo wonen elk zoo gescheiden, als in 'ongo kluis gevange, elk in zijn eigen levenszonne, waarin de liefde brandt met dof gesuis, ten lage vlam. Maar eens zal sterke schoonc drang brijzelen die scheidingen lol gruis en -tl die vlammen zulle', een zee van tonen, een gloed van licht, stijgen door 'I wereld huis. O, als openspringen al geslotenheden en alle liefdesvlammen elkaar doordringen en alle harte in Liefdes volheid baden, o "I vlammensuisen en bel vlauimonzingen, dat dan begint, d' oneind'ge heerlijkheden, die elk zullen geworde' uit haar genade". Aan do vreugde van deze liefde worden nog (wee sonnetten gewijd, en dan vraagt de dichteres in oen slotsonnet, waaruit de „diepe zekerheden willen" waarvan zij ge zongen Jieefl. L- het maar een leuledrang van het iiionselionjiarl? Of ia liet oen kracht, anders dai de andere? Kon godde lijke vonk? S. F, BRIEVEN VAN EEN STEDELANBER Waarom Le Sage ten Broek Katholiek werd. Een van de mannen, die in de geschie denis van het Nederlnndschc Katholieke volk in dankbare herinnering blijven is Le Sago ten Broek, de rjjkbogaafdo harts tochtelijke strijder voor de rechten der Katholieken, he Sage ten Broek was een bekeerling. Negen jaren na zijn bekeering, iu 1815, heeft hij liet antwoord gegeven op de vraag, hoe hij tot het Katholicisme is gekomen: Toen verscheen hol eerste werkje van zijn hand, „De voortreffelijkheid van de leer der Roomsch-Galholioko Kerk ge schetst". In de bekende voorrede bij dit werkje zegt hij tiet reeds: „Hoe is het mo gelijk, dat een verstandig niensch van Protestant Itooinsch wordt? Dezo vraag is mij ontelbare malen gedaan en voorzeker in ernst, welmeenond en te goeder trouw". Hij gaat dan verder met dien welgemeeuden vragers het goed recht van de Katholieke Kerk te bewijzen, dio zich altijd gelijk blijft, terwijl do Protes- tantsclie leer steeds weifelend, onzeker en veranderlijk is. Een jaar later zou bij liet nog treffender zeggen, als bij in een open brief op een aanval van zijn broer, Hen drik Willem, die toentertijd predikant to Heemstede was, antwoordt: „O Broeder, nis ik eiken morgen in liet bijwonen der Mis se. het bevel vau mijnen Zaligmaker, doet dit tot Mijne gedachtenis, zie volbren gen.... dan gevoelt miju van liefde bran dend hart de reden en het nul van het immer voortdurend wonder, dat Jezus voor de eerste maal verrichtte, toen Hij, het brood gezegend hebbende, zeide: Dit is mijn lichaam, dan gevoel ik de zalig heid der geesten, die gelooven en niet zien Gelukzalig de man, die in hef woord van zijn mond niet faalt en wien geen leed over een zonde kwelt. Ecclesia sticus. Heb een goed geweten cn gij zult oltijd vreugde hebben. Een goed geweten kan zeer veel verdragen en is zeer verheugd, zelfs onder tegenspoed: uiaar een kwaad geweten is altijd vreesachtig cn ongerust. Thomas a Kempiss. ..De wereld zou er boter aan toe zijn, als minder menschen zich scha 1 inden over hun armoede en meer over hun rijkdom." Gelezen aan den op van een Amcri- kannsche gevangeniscourant. Als ge de kuraktorfoutcn van een vrouw will loeren kennen, prijs haar dan tegen over haar vriendinnen. Wie droomt van een kasteel is ontevre den met een villa. Met belang.- lelling hel» ik gelezen, line de Leidenaars een poosje last lu-bhen ge luid vau lagen druk op do waterleiding. Wat zal er gemopperd zijn als de gehoor zame kran 11 hel vertikte haar plicht Ie doen! De Duiiiwalenuaatschnppij vond het zelf ook vervelend en heeft ne l goe den uilslag spoed gezel achter liet werk. dat clou watertoevoer belommerde, terwijl zij voornemens is dit werk - buizen ver nieuwing hetwelk pas half klaar kwam te doen voltooien op een tijd, waarin de waterafnamc het geringst ploegt te wezen. Wal worden die stedelingen toch ver wend! Op het platteland i.- men gauwer tevreden. Hier b.v. staat ergens een pomp, die ongeveer 20 huishoudens van water moet voorzien. Laatst was de slinger -luk en met man en macht is er toen, ondanks den vrijen Zaterdagmiddag .nagewerkt om het ding te repavoeren. Men kon er ge woonweg niet huilen. En wal voor water geeft die pomp dan nog! Het bekende l»ruine vocht, ter oor- zake waarvan de Ommersclians niet deugde voor cavalorio-kazerno De men schen kunnen het huiler gebruiken om te schrobben cn te schuren, niet eens voor de wasch, want die zou er Anaal door be derven. Hoe zij zich dan van huishoud wat er voorzien? Daarvoor zijn drie manieren. Vooreerst kan men dat gele vocht fil- treereu. gelijk geschiedt in dc wnterlei- dinginstallatie van het R. O. G. Maar dan nog krijgen koffie on ihee, welke men er mee zet, oen hlauwachtigen gloed. Dat komt doordat het veonwater is. zeggen de deskundigen. Wie dan ook een goede kop koffie of thee wil drinken, houdt er een ouderwet se ho regenton op na. Wanneer men het daarin opgevangen water reinigt door middel van een zindelijke doek. (la 11 is 'l prachtig te gebruiken. Ik weet (lil hij on dervinding. Nu heeft regenwater echter de onaan gename eigenschap, dat liet niet altijd valt, ja soms lang wegblijft, waardoor do voorraad op raakt een omstandigheid, waaraan met geen raenscholiike macht iets te veranderen valt. Wat dan? Er vallen in den aardbodem onbegrij pelijke dingen voor. want op eeuigeu af stand van die bronwutorpomp staat aan de overzijde van een gracht een particuliere Norton pomp, die helder wa ter geeft en uit deze ppnip mag de Inde buurt voorraad komen opdoen legen beta ling van.... een dubbeltje per weck. Dat 's te geel. zal men zeggen, waarte genover intussciicn staat, dat men niet Ongelimiteerd mag gaan pompen. Kr Wordt wel niet op een emmertje gezón. maar tegen overdrijving wordt gewaakt, waf trouwens ook iu 't algemeen belang is Immers: nis die pomp eens nicl meer piepte „Diepte", zat menige lezer verwonderd zeggen. l)il woord voroischl dan ook toe lichting. Het groote gewicht, dat de pomp ten plattolande in de samenleving nog in neemt. deed mij denkeu aan een gediebt. dat zeker Leidsch Hanzc-lid waarom zijn naam niet te noemen: de heer Col la eens met veel succes reciteerde in oen vergadering der ontwikkelingsi lub. 't Ging over „de pomp, die niet meer piepte" en was zeer eoiuiseli. Alzoo: als die weldoende pomp hier eens niet meer piepte uit watergebrek, dan zat toch zoo'n heclc buurt led ijk in de penarie. Troost 11 dus. Leidennurs. als iu 't na jaar de Duinwalcimau! schappij weer aan den arbeid gaal. En ook: klaagt niet al te zeer over het wnlerlarief, want voor dat dubbelijo in de week moeten onze water- bnhoeftigen nog een heel eind sjouwen ook mede oen rem tegen le veel ge bruik terwijl gij maar een kraantje hebt open to zotten en liet heerlijke vocht stroomt 11 parelend tegemoet. De eigenaar van die Norlonyomp hoeft intu.sscheu maar een aardig melkkoetje aan zijn installatie. Een dubbeltje iu do week, 5.20 per jaar, eu dat van wel 2(W gezinnen.... Een aardige rente, dunkt me. Wie nu denkt, dat dc watcrslaehloffers hier altijd mopperen over hun „leiding" heeft het mis. Zij vinden den toestand na tuurrijk niet pleiziorig, maar er zit ook iets sportiefs in dien voortdureiiden strijd tegen liet bruine vocht en dot houdt er don moed in. Op het platteland wonend begint men intusschen pas recht te beseffen, van hoe groote waarde de wicholroedeloopers zijn, die in dorre streken verborgen waterade ren weten to ontdekken. Zij mogen best een goed honorarium rekenen, want hun ontdekking spaart vele kosten van horen en andersoortig zoeken uit. Nu hebhoii we hier water genoeg, zoodat voor een ge wone wiehclroedenaar, dio eenvoudig wa ter aanduidt, van welke kwaliteit ook, hier ■niets te verdienen valt; maar indien er een bestaat, dio drinkwater weet uit te vorsclieu, laat zoo iemand hier eens ko men. Hij zou een Overjjselsch standbeeld kunnen verdienen! Zoover gaal de we tenschap e» htcr noj niet. Een merkwaardigheid is hier ook. dat men de grensscheiding tussHum Avciv.sf en Ommen lioorcm kan. Neen, dat 's geen grapje, zoouls van dc spinazie, welke men na oen maïsolie re genbui zou kunnen hooien opschieten, t Ls werkelijkheid. Ieder kan zicli voordellen, hoe een kar knarst over een weg, die met basullslog hard is gemaakt. Avoroest heeft het basalt niet gespaard op den weg van Balkbrug naar Ommersclians, maar Ommen vond dusdanige verharding niet noodig en zoo kan men zelfs iu 't donker gewaar wor- dau, wanneer men van de eeoe gemeente in dc andere overgaat: precies hij de grenspaal eindigt liet knar-en en rolt de kar zootjes voort over een zaeiilcn maca- damweg. Bij mooi weer is dut alleen een verschil in geluid, doch in een rogonpcrlo- dc zal er wel wat hij komen, da! niet pleit in het voordeel van het /uinigo OmitiHu. Die „OiomersrUiii»". waarover ik liet al ine.-rmnlen liail^ /.e duel ine aldoor (leii- ell :t11 (le heroe» de „l.ameie N liun-" van Leiden, waar de onsterfelijko hutspot gevonden werd is een historisdio iiK-i kwa. rdiglieid. Ze werd in 1028 op ho- el der Ugenieeiie Sinten opgeworpen Ier he i licriuing van den doortocht naar Friesland en de Groninger Ommelanden, Herhaaldelijk vvu- .ai hel looneal van ij-.rumoer, in:ilsidij| iu 1787, toen do Zwolse10 burger.- baar bij verrassing in namen en d gaii ehe inventaris - ge schut en andere krijg-voorraad - in irionlf meevoerden naar hun veste. Do versterking had toen blijkbaar haar tijd gehad, want er werd niet veel moer aan gedaan totdat in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid er een bedelaar-kolonie vau maakte. En als zoodanig is zij thans ook weer sinds lang verdwenen. Slechts voor terrcinkeuner. valt nog na te speu ren hoe een en ander vroeger geweest is. De Oinmer.selians had als kolonie twen kerken: een l'rotestantsclie, thans in ge bruik «als kelk van het It. O. G.. en een RoomscUe, sindsdien afgebroken. De beide pastoriëu zijn thans ambti-uaar:-. wo ningen. Het kerkhof vau de Schans is nog in wezen, doch buiten gebruik wat doet denken aan hot Loidsclic kerkhof, dal nog eenigo jaren een hinderpaal moet blijven vormen voor de vorhreeding van den weg tusschcn Hangbrug en Lange- grachf. AJO. WERKZAAMHEDEN IN DEN GROENTENTUIN. De werkzaamheden in den groontenluin zijn nu iu vollen gang, lioowel sommige tuinen met veel vroege gewassen geheel bezet zijn. Spinazie, sla, raapstelen, enij- sln, radijs enz. zijn in volle glorie of reeds afgeloopen; bloemkool is uitgeplant en zomcrwoi telen, knolrapen en uien staan boven den grond alsook -oiniuigo winterwortels. Al do vroege gowasson. zooal- .-pinazie, sla eu wortelen kunnen nog eens gezaaid worden om ceu opeenvolgenden oogst (0 hebben. Krijgen we echter spoedig warm weer, dan schieten spinazie 011 sla spoe dig iu het zaad. Ook zomer-andijvio kan gezaaid worden: dit gewas gaat echter ook spoedig schieten als 'I warm en droog wordt, en dan vooral, als het nieuw zaad is. il.w.z. zaad dal verleden jcar gewonnen is. Dit zaad mag gerust eenigo jaren oud zijn. Ook <le meostd peulen en doperwten slaan hoven den grond. De late aai (hippelen kunnen »t warden. Men bedenke «laarbij wel, dat ln«t niet precies hetzelfde is, hoe ze in •den grond bomen. De meeste.zji. u:y.l.« pelpotev; maken het gat, waarin «I" aard appel of poter komt veel te vast. Het g.« volg kun zijn, dat d«' poter bij veel r "U ia hot water komt to liggen. Sommige mcn-elien bréngen 1 «•'#-!ijk mol het polen mest iu het gat, 'I zij kunst» 'I zij naluurinest. Dit is eer na- dan vooi» deolig; den grond heinesten cn bewerken vóór 't poten is voldoende. Gebruikt men kunstmest, wal voor aardappelen uitstekend is, dan geve men niet le veel stikstof, (chili, zwavel urn ammoniak, kalksalpotor)maar tamelijk veel kali (wat trouwen- al in den grond liehoorl le zijn gebracht). Met een spade het pootgat maken lijkt ons een goede manier, als er dan maar weer geen b.i'de stukken op de poter lui men, die het 'regelrechte doordringen vau de kiemen verhinderen. Men gebrtiiko vin der gezonde poters (wat op liet oog niet altijd vvi ir (u in-nien is, hier moet men op don leveranamr kunnen vertrouwen) en men moet niet vergelen, dat de aardap pelziekte sporen iu den bodem achterlaat. Dus vi lichtwisseling. De winterkoolsoorten, krtnnou nu ge zaaid worden, om later op het groote- boonenlatid of 't vroege aardappelland to worden uitgeplant Hiermede bedoelen we de ronde kool, witte kool, savoye koolsoorten, spruilkool, late bloemkool enz. Met do hoc*rekool kan men nog wel eenigo weken wachten. Wilt men geen last hebben van de zoo algemeen voorkomende made van do knul- vlieg of het nog ergere knolyoet (een zvvarnziekte), clan dient men lift zaadbod goed toe te bereiden, liefst zonder naluur inest. en men moot steeds, zoowel met do zaadbedden a 1 met de va té standplaats, vrlichtwisseling toepassen. Houtascli on kalk op do bedden gebrui ken schijnt wel te helpon en ook den grond goed vast te houden, dm trappen na het zaaien. Verder hebben dc koolsoorten en a micro planten van dezelfde familie (kruisblpe- migen) veel last van nardv'.ooien, waar tegen roet strooien aanbevelen wordt nu waartegen ook vochtig houden van den bovengrond helpt. Zware, vochtige monden zijn, zooals bekend, zeer geschikt voor kool. terwijl een stevige bemesting aan to hevelen i-o cvenal; leder, in Juli b.v., een overbe mesting met tikslof (kalksalpetcr, chili, enz. beer gier). Briis.-clsch witlof en srhorscncercn, Ivvee fijne groenten-oorteu. die men zel den in particuliere tuintjes aantreft, kun nen nu ook op de plaat op bodden ge zaaid worden om ze later to dunnen, of men kan ze dicht zaaien om zo later op rijen uit le planton. Brusselsch witlof houdt nogal van 1 "n kloiachligen grond, die editor toch e.o-d los mod zijn cn schorseneeron lubben liever een voedzamen zandigon bodem Ieder liefhebber zouden wo verder nog aan willen raden, eens een proef te nemen met tomaten voor een muur of schutting buiten. In goede zomers geven ze achitto*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9