A reecdoten. j kalender i d 4 t DER WEEK laai J B Als niet anders wordt aangegeven V», jo'ft in deze week iedere H. Mis Gloria, gewone Prefatie en mist Credo. ZONDAG 31 Jan. Z o n da g g c- m d Septuagesima. (Deze is van vroeger tijden nog ovcrgeblc- c om den zeventigsten dag vóór eascben aan te duiden). M i s: C i r- u ui d e d c r u n t m e. Geen Gloria, gebed v. d. Petrus Nolascus. Credo, rcfatie v. d. Allerheiligste Drieënheid. leur: Paars. de gclijfceniis van Christus (Evan- e[jC) en van den H. Paulus (Epistel) her- inert de H. Kerk er ons aan, op dezen 015 jsten Zondag van voorbereiding op den a t Vastentijd, dat wij ons moeten iuspan- eii moeite moeten getroosten om den 'Trijs te behalen n.l. ecu onvcrgankelijken din' rCon in den hemel. Die inspanning, die Moeite Dioet hierin bestaan, dat wij ons •haam kastijden en het dienstbaar ma la aan don geest (Epistel). Omringd van i doodendo hartstochten onzer bedorven latuur, uit ons zeiven hiertoe niet in slaat, |n' loeten wij den Heer aanroepen; Hij is ize sterkte, onze toevlucht (Introitus; ge- cd), Hij is onze Helper, die den armen ?1l1eüscli, uit de diepte zijner zondigheid hulp smeekend, niet vergeet (Gradua- Traclus). Daarom met vertrouwen weer en eg dor boete betreden. God zal ons om illc van Zijn Zoon, door ons aan Hem J [sjachtofferd, verhooren en helpen (Stil- ibcd). Zijn aanschijn weer over ons laten chten. d.w.z. Hij zal weer zijn voor ons de va ooderlierene en Barmhartige. (Commu- o). MAANDAG, i Februari, M i s v. d. .Ignatius, Bfescliop cn Martelaar: jhi au tem. Kleur: Rood. Under keizer Trajanus. 198117) werd H. Ignatius naar Rome gevoerd om )e'J tor de wilde dieren (o worden geworpen, 'ii gloeiend verlangen naar liet marte- pschap bezielde hem, zooals blijkt uit lVj jne brieven, op weg naar Rome aan ver- liillendo parochies geschreven. Toen Ig- Ltius dc leeuwen hoorde brullen sprak j de heerlijke woorden: „Tarwe hen ik m Christus. Door de landen der wilde eren zal ik worden gemalen, opdat ik iW n zuiver brood worde." DINSDAG. 2 Febr. Feestdag van a v i a's Zuivering (.Maria chtmis). Mis: Suscepimus. Credo. Pre- ili'! van Kerstmis. Kleur van de. Mis: 'i h Vandaag worden kaarsen gewijd en oat- u oken in de processie gedragen als cerbc- on en liefdehewijs aan Cliristus, Dien ineen voorspelde als het „Licht ter ver- iliting van liet heidendom". Do wortel van Jesse heeft gebloeid; de em !r is opgegaan uit Jacob; een Maagd acht den Zaligmaker ter wereld. (Voor n I all'' s) loven wij U Heer ouzo God. lork Get.). WOENSDAG. 3 Febr. M i s v. d. H. 1 a s i u s, Bisschop cn Martelaar: Sa- rcloles Dei. 2e gebed A Cunclis, 3c naar uze v. d. priester. Kleur: Rood. Onder de vervolging van keizer Licinius ird de H. Blasius voor don rechterstoel ,|a bracht. Omdat hij weigerde het geloof te' ïzaken en aan de afgoden te offeren, 1 erd de H. Blasïus op vreeselijke wijze ge- ',r fedd. den pijnbank uitgestrekt, zijn ie£ :haam met ijzeren haken verscheurd, ten '"■pile onthoofd. J)e H. Blasius wordt aangeroepen -ter' iiczing van keelziekten, omdat onder de ouderen door hem verricht ook vermeld ordt, dat hem op weg naar de folter- laats, door een bedroefde moeder haar nd werd aangeboden, dat door een visch- n aat in de keel in stervensgevaar ver- Q0 tordc. Do H. Blasius genas het kind ter- oud. Bij den Blasiuszegcn bidt de H. ork dan ook: „Boor de voorspraak van in H. Blasius, Bisschop en Martelaar mi tvrijdo God U van keelziekte en van ieder Idev kaad. In den Naam des Vaders en ?s Zoons en des H. Geesles. Amen." DONDERDAG. 4 Febr. M i s v.' d. U. [n d i' e a s G o r s i n i. Bisschop en Wijder: Statuit. Kleur: W i t. hl zijn jonge jaren vroom en verstandig 4 p?oed, he de Andreas toch langzamcr- ee and over tot het kwaad, waarom li ij dik- -e 'J'5 boripst en vermaant werd door zijne Getroffen door hare vermaningen vernomen hebbende, dat zijne ouders M aan Maria hadden toegewijd, trad i in de Orde der Carmelieten en loefde, flanks vele en velerlei bekoringen, als a heilig kloosterling. Hij stierf als Bis- ia hop van Ficsole op den dag hem door ana voorzegd in 1373. VRIJDAG 5 Febr. Mis v. d. H. Aga ja, Maagd en Martelares: Gaudea'mus. 'Guc: 11 o o d. er 'p liet eiland Sicilië, waar zij ook gebo- ivas, werd de H. Agatha na gruwza- e martelingen ter dood gebracht voor I l°r geloof en hare maagdelijkheid. Vóór tre lichamelijke kwellingen vroeg haar i( praetor van het eiland verwijtend: 'aaint gij u niet, daar gij van adel zijt, het vernederend slavenleven der chris- Den te leiden? Agatha antwoordde: De tastelijko nederigheid cn slavernij zijn kostbaarder dan koninklijke schatten 'rotsoliheid. D. Vandaag is geoorloofd een Votief- r bet Goddelijk Hart van Jesus. "iscrehitur. Credo. Prefatie v. b. ■J.!1'1 Kleur: Wit. ZATERDAG G TFebr. Mis v. d. H. Ti- u'' bisschop en Belijder: Statuit, 2e gc- v- d- H. Dorothea, 3e voor den Paus. leur: \V i t. 0 H. Titus. Bisschop van Creta, was 'Cerhng en metgezel van den H. Pau- cn cn prooien Apostel hijzonder dier- (.1 i,°m 'jver in liet verkondigen van '\angeiio en om zijne getrouwheid. ALB. M. KOK, pr. En hun vrouwen maar koken: Het leven is schoon en is goed! Alice, menschen, vier schoon liekens voor vijf en twintig centimen. Voor wie? Voor wie? Op een omzien staan al de menschen met een groen blaadje in de hand te zin gen: Laai de hoeren maar' dorschen. En hun vrouwen maar koken.... En als do markt af is en Booiken de ta fel met vier poolen naar hoven- draait, blijven soms mannen staan en lachen: Booiken, ge zijl toch altijd goed ge zind. Een mensch zou z'n zin krijgen om ook liekenszanger te worden. Dan knipoogt Booikqii naar zijn vrouw: Dal is een kunst, hé Cor! Met Booiken heb ik kennis gemeukt over jaren. Op een achternoen in den Mei, als ik hij kozijn Mandus gaan koffie drinken was. Mandus deed mij uitgeleide tot aan dc kassei, cn als wc achter de hof haag uitkwamen, stapten daar een man en een vrouw voorhij. Die baden samen hun Ro zenhoedje; de man had voor: Wees gegroet, Maria. en ydo vrouw mompelde: H. Maria, Moeder Gods. Ze stapten maar door, zoo een twintig schreden voor me en hun paternoster zwierde naast hun lijf. Dc man had twee pakken op den rug hangen, een zwarten loeren zak gelijk dc jongens, die naar dc school gaan; en dan c-en grauwen zak met een hesp in, dacht ik. Ze moesten nu hun Rozenhoedje af heb ben, want de vrouw trok een papieren zak hoven cn haalde er iets uit, en de man bleef staan en stak zijn pijp aan. Een goeden dag, menschen. zei ik. Lekker weer om op de haan tee zijn. Ja. dal. is zoo, meenden ze allebei, dc Mei is groeizaam decs jaar. Ge zijl zeker op beeweg? waagde ik. Neen, glimlachten cn scluiddckoplc-n ze. Als ge wilt, ja, zeide hij, op beeweg van do markt. Wc zijn liekenszangers en gaan nu naar huis. Wilt ge eens van ons stuk ken zien? En hij schoof den loeren zak naar vo ren, gespte hom los en haalde er een groen blaadje uif. Daar, dat zijn ons 'leste nieuwe lie kens. Ik maak die zelf. Lees die eefis als ge lliuis zijt. Van dan af zijn we in kennis gebleven en vrienden geworden. Nu en dan komen Booiken en Cor hij me, als hij nieuw liekens gedicht heelt. Dan schuift hij zijn stoel achteruit, knoopt zijn frak los. steekt de één hand onder de slip. doet die op en neer gaan en -houdt papier in de ander hand. Cor blijft zitten met de handen in haar schoot cn de oogen neergeslagen en luistert. Nu moet ge rechtuit zeggen of hel ding op zijn poolen slaat, zegt Booiken en begint: .,En hebt ge al ceüs een kind bezien? .,0 ja! „En woudt ge ook dan geen kindje zijn? „O ja! Booikui, jongen, zei ik hem eens, gij zijl niet lijk de andere liekenszangers. Ge zingt altijd, over pleizicrigc dingen, nooit over akelige moorden of branden. Ik geloof liet wel; dal kon er nog door in den ouden lijd. Toen loefde een liekenszanger een half jaar van een moord Maar nu? De menschen zijn veel te slecht geworden En we moeten hun kop niet meer volzingen met die akelige dingen. Beter ze blijmoedig te maken. Daar die nen de liekens voor. Ge licht overschot van gelijk, Booi ken. En wil ik u nog eens wat zeggen? Ik heel eigenlijk Frans, Franciscus. En Sint Franciscus is nlijn patroon. En ik heb eens van een kapucijn hooren preeken, dat die ook overal liekens ging zingen, maar blijmoedige altijd. Ik peinsde na en meende dan: Franciscus Booiken, gij kunt ook een groolc heilige worden. Hij liet zijn slip gerust cn het papier hangen, bezag me strak, maar zei niets. En Cor zat te luisteren. Acht dagen naderhand stond iiij terug bij mij, zonder Cor dezen keer. Weer nieuwe,liekens, Booiken? Neen. zei hij ernstig, 't is met uw 'groolc heilige. Dal heeft me geraakt, hier van binnen; dal wil mijn kop niet uit. Als ik op dc markt sta, hoven op de tafel, cn de menschen naar me slaan* te luisteren en te kijken, dan peins ik in mijn eigen: Booiken, jongen. Franciscus Booiken, ge zoudt lijk uw patroon kunnen zijn. Maar ge zijt daar nog verre af. En daarover kom ik praten. Zie, wc gaan alle dagen naai de Mis, mijn vrouw en ik, eender -.vaar we zijn, en dal is soms lastig, vooral Zondags, als we naar een kermis moeten. Maar gaan doen we toch. En we hebben nu sa men aan 'I overleggen geweest. Als we nu eiken Zondag ook eens Onzen Lieven Heer ontvingen? Dan zouden wc toch al een eind verder komen? En uw gedacht daarover? Mijn brilglazen begonnen te schemeren en met zijn kneukels vraagde Booiken aan zijn oog. Dat pakt me, zei hij, want 't is ge meend. Als de liekenszangers ooit naar een pa troon vragen, dan slem ik voor Booiken. Later, wel te verstaan, als wij daarboven zullen zijn en Booiken daar zal zingen. „Dc Boer". Dr. TIL VAN TICHELEN EEN RIT OP LEVEN EN DO30. Denk toch niet, lezer, dat rooverge- I\>- denissen alleen in de romanlsche Middel eeuwen konden voorkomen, of tegenwoor dig hoogstens nog in hel ..Wilde Westen", cm met de bioscoop-programma's te spre ken; u voelt u misschien thuis heel veilig hij uw kachel, wanneer gij in winteravon den zoo'n roman leest, of heel fu. lig in uw fauteuil, als een Cowboy-film u voorhij trilt, cn zijt maar heel blij, dat van die roo- veraanvallen op den open weg hier slechts iot de heel extra Ordinaire zeldzaamheden belmoren. En hoewel van die rhaïen zijn dan nog slechts verzinsels! Maar wa.t wij u nu gaan vertellen, is een zuiver ware geschie denis. die zich zeer nabij onze eigen gren zen afspeelde. Het looneel was (daarmee blijven we in den stijl van beroemde voorbeelden) een Wcsl Dnitsche landstreek, waar zich, zooals in andere landstreken, ocnige sleden, cn veel dorpen bevinden, en, over mits den goeden bodem, een aantal zeer welgestelde groot-grondbezitters. Een van dozen (als u van bepaalde namen houdt, 'aten we hem dan maar zoo lang noemen: Graaf van Waldburg) had kort geleden van een goeden vriend een brief gehad, waarin hem gevraagd werd, of hij diens zoon, die nu nog zijn dienst voor het Rijk volbracht in oen Cavallerie-regimenf, als volontair op zou willen nemen, 0111 hom practisch in de hoogere geheimen van liet iandheersehap in te wijden. ..Die volontairs zijn anders gewoonlijk maar nietsdoeners, die zich slechts als logé's beschouwen", meende de door baar echtgenoot in zulk een gewichtige aangele genheid geraadpleegde Gravin van Wald burg. Ervaring moest zij op dit gebied wel hebben, daar zij zelf do dochter was van Ofn landheer, die zich lot levensdoel scheen gesteld te hebben, jaar in jaar uit in do voortdurende ergernis te leven, die ten aantal van zulke volontairs bezorgen kan. Graaf van Waldburg kon zijn vrouw in dezen niet zoo gemakkelijk tegenspreken, omdat hij zelf zijn landheerschappelijko sporen als zoodanig verworven had hij haar vader, wiens dochter hij voor zijn menigvuldige domme streken als belooning bad meegekregen naar zijn erfgoed, en die zich daarna reeJs 'met ontelbare nieuwe vo lontairs omringd had. Ook eenszins (er eigen rechtvaardiging, voerde hij dus slechts aan, dat jonge men schen 1111 eenmaal zoo waren, cn daar het haar verder ook onverschillig was, schreef hij zijn vriend dat hij dezen zeer gaarne den gevraagd en dienst zou bewijzen. Zoo deed dan ook op zekeren dag Hans von Rheintal zijn intrede op Waldburg. en al dadelijk legde li ij een ijver aan den dag, die den Graaf wel zeer verwonderde, doch, 11a menige ervaring van de waarheid, dal nieuwe bezems schoon vegen, "niet overtuig de. Een van de zaken, die hem -een van zijn zwaarste plichten scheen te lijkon, was: Let hof te maken aan de bijna twintig jarige dochter des huizes, op wie hij van af den eersten dag'zich doodelijk verliefd gevoelde, en met voorhecklelooze ijver bleef hij van die laak zich kwijlen, welke andere liefhebberij ook, misschien ten gevolge daarvan, verminderen mocht En natuur lijk had liij or geen Hauw vermoeden van, hoe onver.- liillig het hart zijner aangebe dene voor hem bleef, en koe men zich soms ten koste van hom vermaakte. Op een namiddag, al na vier uur, toen Hans zich rn ds het derde kopje thee dooi de blanke feeënhandjes had laten inschen ken cn zijn zesde stuk gebak'begon te ver orberen, trad de lieer des huizes binnen, cn dadelijk bemerkte zijn oga-en dochter, dat hij een beetje ontstemd was. ..Wat scheelt er aan,- papa?" vroeg de laatste mei. haar liefste stemmetje, wat don koekverdelgenden leerling in hot. Iand heersehap een jaloer.-xhen steek door hef hart joeg. „Och", sprak papa geërgerd, ..daar krijg ik met de post een bewijs voor een aangeteekeiiden brief met 10.000 mark, van een graankooper." ..Nu, dal is toch niets onaangenaams? ..Integendeel, ik heb het juist morgen r.oodig." ..Dan begrijp ik er niets van." ..Nu, dat is toch zoo duidelijk mogelijk! Ik heb hot morgen noodig, en ik heb van daag absoluut geen gelegenheid meer, het va» de post (e balen, want ieder oogenblik verwacht ik een vlaskooper, en een knecht kan ik toch niet voor zoo'n som er heen sturen.'' „Ja, dat is vervelend", gaf dochterlief toe. Daarbij viel liaar blik toevallig op de hand. baars vereerders, die juist een hij zonder breed gesneden stuk gebak van don schotel nam, en deze ridderlijke rech terhand (handschoennumm r 9) gaf haar een gedachte in. „O", riep zij, „mijnheer von Reinihal wil zekér wel zoo vriendelijk zijn, voor u naar de stad te rijden, om liet geld te halen. Nietwaar, mijnheer von Rheinllial, dien dienst will u ons wel bewijzen?'' „Waarde jonkvrouw", riep Hans vurig, maar een beetje onduidelijk, daar hij jui.-l den hcelen mond vol gebak had. „al moest ik den brief uit de hel halen?* u licht maar te vragen!" „Nu. dat is prachtig'', vond Graaf von "Waldburg en de genadige jonkvrouw glim lach te. ..Ik zal inb'n paard voor u laten zadelen. Bent u klaar? Hans kon niet loochenen, dat hij dat was. en nam met droefenis, zoowel om hot gebak als om do Nukkige bezitster dor f eeën li a 11 d ena f selio i 1 „Rheinthal", riep hem dc slotheer nog na, „je bent cavalerist geweest, ik behoef je dus niet te zeggen, dal je het paard niet te heet moot laten loopen, nietwaar?" „Natuurlijk niet'", antwoordde Hans, die alle ramen afspiedde, of do blonde fee niet ergens stond, om hem te paard te bewon deren. Tevergeefs echter, want liet dierbare beeld neigde nergens uit het venster, oin de eenvoudige reden, dat het juist in de provisiekamer was, om compote voor het avondeten te halen. Weldra kwam li ij in het boseh. waardoor zijn weg voor het grootste gedeelte ging. en menigmaal liet hij zijn paard stapvoets gaan. minder om dc vermaning van den Graaf van Waldburg. dan wel om dc heerlijke droomen die hem in het stille hosch hevingen. Ilèt begon zoodoende al te schemeren, toen Hans liet stadje binnen reed, waar het postkantoor was. De herfstdagen begonnen toch al aardig kort te worden, daaraan had Hans niet gedacht, zoomin als aan den terugweg; maar wie denkt ook aan zulke uzelarijen met zulk '-en berstensvol hart? Nu kwam hij pas tot l.r-t bew ustzijn, dat hij straks met een groote som gelds op zak i.og dien hceleu weg terug afleggen aioc.G, cn nu in het donker. Bic gedachte maakte c1 wel wat onheb tgelijken indruk op onzen Hans, En langzamerhand vielen hem alle mogelijke roover geschiedenissen in, die hij ooit gehoord of gelezen had, maar tot zijn geruststelling bedacht hij, dat toch niemand wist, dat hij zulk een som gelds hij zich hebben zou, en dat hij op zijn weg, die steeds rechtuit liep, niet ver dwalen kon. Toch bleef hij wal ongerust, en nauwkeurig nam hij van nu af ieder op. dien hij tegenkwam. Spoedig kwam hij 1111 aan het kleine postkantoor van het stadje. Er stond aan een ring vastgebonden, een gezadeld paard aan den ingang, oen appelschimmel, die met den kop omlaag zeker al van zijn avoudvoer stond te droomen. Hans stapte of, zag met trots dat zijn paard in het ge heel niet warm was. en hond het zoo ver mogelijk van het vreemde paard vast. In het poslk nloor was niemand te zien, dan dicht nabij hel loket, waar Hans zich vervoegen moest, een man in jachtkostuum, die iets scheen te schrijven: hij zag er hij zonder bleek uit, ofschoon eenigszins door de zon gebruind, had eon pikzwarten korl- gesneden haard 011 zwarte oogen, die heel onaangenaam stekend den binnengetrede- ne monsterden. „Die kerel lijkt wel de duivel in levenden lijve,"' dacht Iians. niet een zijdelingschen blik op don vreemdeling. Onderlusschen kwam er een beambte aan hot loket. „Wat wenselit u?v ..Ik heb opdrai-Iit, dezen brief hier af te halen", zeide Hans, terwijl hij zijn bewijs liet zien. „Aangegeven waarde 10.000 Mark: een oogenblik mijnheer." Mol het onaangename gevoel, dat iemand hem bespiedde, zag Ilans om, doch kon niet anders conslateeren, dan dal dc vreemde steeds bleef staan schrijven, on zijn voorovergebogen hoofd met den go- hogen neus aan den langen hals, gaven hem het uiterlijk van een roofdier. „Tusschen het aangegeven en het wer kelijk gewicht is een klein verschil: wilt u even den brief openen en zien of do in houd ook overeenstemt met dc aangegeven waarde?'' „Ja zeker," moest Hans toegeven, en hij bemerkte, dat do zwarte met fonkelen de oogen toezag, wat er aan het loket ge beurde. Een koude rilling ging door Hans' Jeden, en waaróm wist hij niet, maar hij voelde een grooten schrik voor dien vreemde. Hans lelde de banknoten en de beambte telde mee: „zeven-, acht-, negen-, tiendui zend mark. dat klopt mijnheer." En terwijl hij het geld in zijn portefeuille borg, brak Hans het angstzweet uit, terwijl die man hem reeds maar bleef aanzien. Schijnbaar rustig echter borg hij de portefeuille in zijn borstzak, knoopte zijn jas dicht, en met een korten groet tot den beambte draaide hij zich om. .en stond oog in oog tegen over den -zwarten jager, die naderbij geko men was, en hem óver den schouder moest gezien hebben, terwijl hij het gold weg borg. "Was Hans oeiv-t koud geworden onder dien stekenden, duivelschcn blik, nu dreig de hij geen adem te kunncu halen van be nauwdheid rn schrik - maar hij trachtte toch zoo kalm mogelijk heen te gaan. ,?Xu asjeblief vlug weg. zonder da! die kerel zien kan, waarheen ik ga, dacht H uis 'oen hij d>- deur achter zich sloot, sprong in* den zadel cn in draf ging het'voort. Spoedig was hij buiten hrt stadje en op don landweg, die naar liet boself, leidde. Maar Ha 11 - vond het verstandig nog man- in draf te blijven rijden, omdat men daar mede, zooals bekend: vlugger voortkomt dan stapvoet Bovendien reed het paard j.u veel prettiger dan on de heenreis, toen Hans ongeuit l.t had, dit zijn rijdier in draf kolossaal stootte. Doeli dat waren ze ker maar nukkeu geweest, want nu liep liet prachtig. Ilè. draafde daar niet oen ander paard achter hem?.. Hans draaide zich in don zadel om.. Ja. daar kwam nog oen ruiter de stad uit. l)at was toch niet.ja. waar lijk.. het was de zwarte jager uit liet postkantoor. Een tweede blik overtuigde Hans geheel.... hij was hel. En dat hij met geen goede bedoelingen in goslrcklen draf liem achterop ree;J, was gemakkelijk te radon.... En Hans had niet het klein ste wapen hij zich. Als de zwarte hom in haalde, moest hij zich 01) genade of onge nade overgeven en dan: adieu, 10.000 mark! „Ik zal me toch niet erom laten dood slaan,'' wa> Hans' vaste voornemen. Zijn sneller tempo scheen den zxyarlc niet ontgaan te zijn. want ook diens hoef slag klonk nu veel sneller, en als om Hans allen twijfel te ontnemen, klonk, juist toen hij het bosch binnenreed, een luid „hall" achter hem. Inplö its van stil te houden, ging Hans er natuurlijk in nog sneller tem po van. door -- hm paard vloog over den weg zoo snel al- Hans nooit ok van "ver wacht had: het was alsof het dier hot ge vaar besefte. Een tweede „hall" vergezeld van een duivelschcn vloek, klonk 1111 achter Hans, die hoorde,-hoe zijn vervolger zijn paard in galon zette. ,-,Nii gaal hot op dood of leven dacht Hans, zijn tanden samenklemmond, en een snelle blik achterwaarts loonde hem den in 'bel halfdonker reuzengroot schijnende» zwarten duivel aan den inging van hol hosch, en hoe deze dreigend de vuist tegen hem opstak. Ook hij had nu zijn paar l in galop laten loopep, maar do af. land scheen kom toch al korter geworden. Een woeste rit om hot h^n begon cr in In t halfdon kere woud: de vervolger wa Hans dich' op de liiclQ*). en riep hem voortdurend wilde hedj.-injagen toe, maar het paivd van den jongvu man was sneller, en verze kerde hem in elk geval den reiliL uden voor sprong. Eindelijk, eindelijk urm liet woud, dat hem daarstraks zoo heerlijk geschenen had, een einde, en liet grondgebied met hel slot van Waldburg lag voor hem.... 1111 moest zijn vervolgei toch wel omkeeven? M. ar neen. li ij maakte geen aanstalten daartoe, zoo'n doldrieste booswicht, dien zelfs de nabijheid van mcnscbcuwoningon niet van zijn duistere plannen kon afhou den! Nog vijf minuten, dan was Ilans ge red. Maar hij voelde, hoo zijn paard al minder snel begon Ie loopen. Met vertwijfe ling drukte hij het dc sporen in do flanken, en het vloog weer met hem voort. Verheeld- de hij het zich? Of was hél werkelijkheid? Do galop van den zwarten vervolger klonk Lom minder sterk in de ooren.... doch nu had hij de poort voor zich: als ecu pijl uit den hoog schoot hij cr door en bracht zóó plotseling zijn paard voor dc waran da tol slaan, dat hij daarbij in oen hoog uit Let zadel vloog. Doch met de in zulke oogenblikken van groolc inspanning niet ongewone Veerkracht stond li ij oogenblik ke- lijk weder op, herkende als in oen nevel in den kring gasten zijn fee en stortte onder den uitroep: „llior is het, ik heb het niet mijn. leven verdedigd!" aan haar voelen, terwijl hij den brief en het geld uit ztfn borstzak haalde. Maar nog eer iemand lijd had, iets van liet voorgevallene te begrijpen, galoppeerde reeds een ander paard den tuin door lot v oor de waranda en met hoogste woede rhrceuwde do berijder uit alle macht: „Zul jc me nu eindelijk mijn paard teruggeven of niet?" Een oogenblik stonden allen verstomd: do zwarte ruiter, de man, die Hans om geld en leven vervolgd had, die man zal op Graaf van "W.aldhurg's paard, cn het paard waar Hans zoo juist afgevallen was, was een appelschimmel. „Maar hoe komt u op mijn paard?" vroeg de Graaf. „Wel, omdat deze heer er met het mijne vandoor gegaan is, in een ongelooflijken galop." Aller blikken richtten zich nu op den r-i gelukkigen Hans, die nog steeds geknield iag aan dc jonkvrouwelijke voeten. „Ik, ik dacht, dat 11 100 van hel geld wilde bcrooven!" stotterde hij. „Maar dan bad u toch niet een rood- himmel voor oen vos behoeven aan te zien Nu brak er in den boelen kring een ge lach los, zoo onbedaarde!ijk, dat de heide moede paarden er bijna schuw van wei den, en daar wij een ware geschiedenis vertellen, durven wij ook niet verzwijgen (hit Hans' aangebedene, het eerst cn het luidst lachte, en dal die vroolijkheid ftoo- Icmaal ten koste van den armen Hans was. Maar die lach hluschlo dan ook heel het vuur in zijn hart cu vol schaamte cring li ij met zijn van den razenden ril en den val van het paard nog zeer doende leden naar zijn kamer, waar hij uitvoer tegen zijn i.artelonze geliefde, die nog lachen kon om zijn ongeluk cn daarna en dat was het toeken dat het verstand hij hem zegevierde gaf iiij zichzelf alle namen die hij zich /.onder handboek nog van zijn dierkunde*, herinneren kon. En hij kon zich later nu ook verklaren, waarom op den bewuste» avond hij de te ïugreis zijn paard niet gosloolen cn zoo'n onverwachte .-nelbeid ontwikkeld had. OPVOEDING 't Is jaren geleden, dat ik eens op een buitenplaatsje een groolc spin wegnam van de japon eenor gillende dame. „Is u hcclemaal niet griezelig van zulko dieren?" vroeg ze me toen ze van dc schrik bekomen was. „Neen, ik hen niet'hang voor spinnen, niet voor muizen en niet voor kikkers". „Dan leeft u wél makkelijk", bewon derde zij Hoe dikwijls heb ik luier aan die woor den gedacht als ik menschen ontmoette, die liet zichzelf en anderen moeilijk maak ten door allerlei bezwaren te hebben. „U, alles wat ik eet moet ik zelf gekooki hebben" beweerde laatst een kennis vai. 1110. Een ander kon onmogelijk slapen in een vreemd bed. Weer iemand anders kon niet in de ka mer blijven als er een kal was; en ik weet van een compositie van naam, dal, aJn zij oi) bezoek komt, men dó klok stil moet zetten. Het tikken hindert haar in 'I gesprek Als dal alles nu geen hakviscbgriilen zijn opi interessant te schijnen, maar eigen aardigheden van een verstandig mensch, zouden ze dan niet overwinnen zijn? En is dat onmogelijk, laten we er dan niet in hijzijn van kinderen over spreke» O, die kuren zijn zoo overerfelijk. De dame. die niet slapen kan in een vreemd bed, hooft een dochtertje, dal niet in slaap kan komen als er een kreukje iu haar lakentje zit. Een moeder, die haar angst voor on weer Iaat blijkm. krijgt zonder twijfel bange kinderen. Laten we toch onz«' kin deren niet toegeven in zulke aanwend seis. Voedt hen op tot menschen, dio gemak kelijk leven, gemakkelijk voor zich zeiven 011 voor anderen. Z. schroomvallig in haar optreden, verg<zeh* van haar echtvriend, iemand van 'n kalm, laconiek voorkomen, kwam op hef perron van een klein spoorweg;-talion, gelegen op ceni.Tcn afstand van een stadje in den A h lerhoek Een wijle nam dc dienstregeling, die daar wa aangeplakt, al haar aan dacht in beslag; to n zij daarop niet alles aantrof, jval zij a 1 :bto to weten, wend* do zij zich tot den stationschef, di" iuist uit zijn kantoor kwam - Zou 11 ZOO god willen wezen, mij Ie zeggen, of de trein van drie uur vijftien al voorhij is? vroeg zij. O, ja! al twintig minuten geleden! gat hij ten antwoord. En zal die van vier uur dertig noga! een poosje wegblijven, don kt u?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9