A reecdoten. j
kalender
i d
4
t
DER WEEK
laai J B Als niet anders wordt aangegeven
V», jo'ft in deze week iedere H. Mis Gloria,
gewone Prefatie en mist Credo.
ZONDAG 31 Jan. Z o n da g g c-
m d Septuagesima. (Deze
is van vroeger tijden nog ovcrgeblc-
c om den zeventigsten dag vóór
eascben aan te duiden). M i s: C i r-
u ui d e d c r u n t m e. Geen Gloria,
gebed v. d. Petrus Nolascus. Credo,
rcfatie v. d. Allerheiligste Drieënheid.
leur: Paars.
de gclijfceniis van Christus (Evan-
e[jC) en van den H. Paulus (Epistel) her-
inert de H. Kerk er ons aan, op dezen
015 jsten Zondag van voorbereiding op den
a t Vastentijd, dat wij ons moeten iuspan-
eii moeite moeten getroosten om den
'Trijs te behalen n.l. ecu onvcrgankelijken
din' rCon in den hemel. Die inspanning, die
Moeite Dioet hierin bestaan, dat wij ons
•haam kastijden en het dienstbaar ma
la aan don geest (Epistel). Omringd van
i doodendo hartstochten onzer bedorven
latuur, uit ons zeiven hiertoe niet in slaat,
|n' loeten wij den Heer aanroepen; Hij is
ize sterkte, onze toevlucht (Introitus; ge-
cd), Hij is onze Helper, die den armen
?1l1eüscli, uit de diepte zijner zondigheid
hulp smeekend, niet vergeet (Gradua-
Traclus). Daarom met vertrouwen weer
en eg dor boete betreden. God zal ons om
illc van Zijn Zoon, door ons aan Hem
J [sjachtofferd, verhooren en helpen (Stil-
ibcd). Zijn aanschijn weer over ons laten
chten. d.w.z. Hij zal weer zijn voor ons de
va ooderlierene en Barmhartige. (Commu-
o).
MAANDAG, i Februari, M i s v. d.
.Ignatius, Bfescliop cn Martelaar:
jhi au tem. Kleur: Rood.
Under keizer Trajanus. 198117) werd
H. Ignatius naar Rome gevoerd om
)e'J tor de wilde dieren (o worden geworpen,
'ii gloeiend verlangen naar liet marte-
pschap bezielde hem, zooals blijkt uit
lVj jne brieven, op weg naar Rome aan ver-
liillendo parochies geschreven. Toen Ig-
Ltius dc leeuwen hoorde brullen sprak
j de heerlijke woorden: „Tarwe hen ik
m Christus. Door de landen der wilde
eren zal ik worden gemalen, opdat ik
iW n zuiver brood worde."
DINSDAG. 2 Febr. Feestdag van
a v i a's Zuivering (.Maria
chtmis). Mis: Suscepimus. Credo. Pre-
ili'! van Kerstmis. Kleur van de. Mis:
'i h
Vandaag worden kaarsen gewijd en oat-
u oken in de processie gedragen als cerbc-
on en liefdehewijs aan Cliristus, Dien
ineen voorspelde als het „Licht ter ver-
iliting van liet heidendom".
Do wortel van Jesse heeft gebloeid; de
em !r is opgegaan uit Jacob; een Maagd
acht den Zaligmaker ter wereld. (Voor
n I all'' s) loven wij U Heer ouzo God.
lork Get.).
WOENSDAG. 3 Febr. M i s v. d. H.
1 a s i u s, Bisschop cn Martelaar: Sa-
rcloles Dei. 2e gebed A Cunclis, 3c naar
uze v. d. priester. Kleur: Rood.
Onder de vervolging van keizer Licinius
ird de H. Blasius voor don rechterstoel
,|a bracht. Omdat hij weigerde het geloof te'
ïzaken en aan de afgoden te offeren,
1 erd de H. Blasïus op vreeselijke wijze ge-
',r fedd. den pijnbank uitgestrekt, zijn
ie£ :haam met ijzeren haken verscheurd, ten
'"■pile onthoofd.
J)e H. Blasius wordt aangeroepen -ter'
iiczing van keelziekten, omdat onder de
ouderen door hem verricht ook vermeld
ordt, dat hem op weg naar de folter-
laats, door een bedroefde moeder haar
nd werd aangeboden, dat door een visch-
n aat in de keel in stervensgevaar ver-
Q0 tordc. Do H. Blasius genas het kind ter-
oud. Bij den Blasiuszegcn bidt de H.
ork dan ook: „Boor de voorspraak van
in H. Blasius, Bisschop en Martelaar
mi tvrijdo God U van keelziekte en van ieder
Idev kaad. In den Naam des Vaders en
?s Zoons en des H. Geesles. Amen."
DONDERDAG. 4 Febr. M i s v.' d. U.
[n d i' e a s G o r s i n i. Bisschop en
Wijder: Statuit. Kleur: W i t.
hl zijn jonge jaren vroom en verstandig
4 p?oed, he de Andreas toch langzamcr-
ee and over tot het kwaad, waarom li ij dik-
-e 'J'5 boripst en vermaant werd door zijne
Getroffen door hare vermaningen
vernomen hebbende, dat zijne ouders
M aan Maria hadden toegewijd, trad
i in de Orde der Carmelieten en loefde,
flanks vele en velerlei bekoringen, als
a heilig kloosterling. Hij stierf als Bis-
ia hop van Ficsole op den dag hem door
ana voorzegd in 1373.
VRIJDAG 5 Febr. Mis v. d. H. Aga
ja, Maagd en Martelares: Gaudea'mus.
'Guc: 11 o o d.
er 'p liet eiland Sicilië, waar zij ook gebo-
ivas, werd de H. Agatha na gruwza-
e martelingen ter dood gebracht voor
I l°r geloof en hare maagdelijkheid. Vóór
tre lichamelijke kwellingen vroeg haar
i( praetor van het eiland verwijtend:
'aaint gij u niet, daar gij van adel zijt,
het vernederend slavenleven der chris-
Den te leiden? Agatha antwoordde: De
tastelijko nederigheid cn slavernij zijn
kostbaarder dan koninklijke schatten
'rotsoliheid.
D. Vandaag is geoorloofd een Votief-
r bet Goddelijk Hart van Jesus.
"iscrehitur. Credo. Prefatie v. b.
■J.!1'1 Kleur: Wit.
ZATERDAG G TFebr. Mis v. d. H. Ti-
u'' bisschop en Belijder: Statuit, 2e gc-
v- d- H. Dorothea, 3e voor den Paus.
leur: \V i t.
0 H. Titus. Bisschop van Creta, was
'Cerhng en metgezel van den H. Pau-
cn cn prooien Apostel hijzonder dier-
(.1 i,°m 'jver in liet verkondigen van
'\angeiio en om zijne getrouwheid.
ALB. M. KOK, pr.
En hun vrouwen maar koken:
Het leven is schoon en is goed!
Alice, menschen, vier schoon liekens
voor vijf en twintig centimen. Voor wie?
Voor wie?
Op een omzien staan al de menschen
met een groen blaadje in de hand te zin
gen:
Laai de hoeren maar' dorschen.
En hun vrouwen maar koken....
En als do markt af is en Booiken de ta
fel met vier poolen naar hoven- draait,
blijven soms mannen staan en lachen:
Booiken, ge zijl toch altijd goed ge
zind. Een mensch zou z'n zin krijgen om
ook liekenszanger te worden.
Dan knipoogt Booikqii naar zijn vrouw:
Dal is een kunst, hé Cor!
Met Booiken heb ik kennis gemeukt over
jaren. Op een achternoen in den Mei, als
ik hij kozijn Mandus gaan koffie drinken
was. Mandus deed mij uitgeleide tot aan
dc kassei, cn als wc achter de hof haag
uitkwamen, stapten daar een man en een
vrouw voorhij. Die baden samen hun Ro
zenhoedje; de man had voor:
Wees gegroet, Maria. en ydo vrouw
mompelde:
H. Maria, Moeder Gods.
Ze stapten maar door, zoo een twintig
schreden voor me en hun paternoster
zwierde naast hun lijf. Dc man had twee
pakken op den rug hangen, een zwarten
loeren zak gelijk dc jongens, die naar dc
school gaan; en dan c-en grauwen zak met
een hesp in, dacht ik.
Ze moesten nu hun Rozenhoedje af heb
ben, want de vrouw trok een papieren zak
hoven cn haalde er iets uit, en de man
bleef staan en stak zijn pijp aan.
Een goeden dag, menschen. zei ik.
Lekker weer om op de haan tee zijn.
Ja. dal. is zoo, meenden ze allebei, dc
Mei is groeizaam decs jaar.
Ge zijl zeker op beeweg? waagde ik.
Neen, glimlachten cn scluiddckoplc-n
ze. Als ge wilt, ja, zeide hij, op beeweg van
do markt. Wc zijn liekenszangers en gaan
nu naar huis. Wilt ge eens van ons stuk
ken zien?
En hij schoof den loeren zak naar vo
ren, gespte hom los en haalde er een
groen blaadje uif.
Daar, dat zijn ons 'leste nieuwe lie
kens. Ik maak die zelf. Lees die eefis als
ge lliuis zijt.
Van dan af zijn we in kennis gebleven
en vrienden geworden.
Nu en dan komen Booiken en Cor hij me,
als hij nieuw liekens gedicht heelt.
Dan schuift hij zijn stoel achteruit,
knoopt zijn frak los. steekt de één hand
onder de slip. doet die op en neer gaan en
-houdt papier in de ander hand. Cor blijft
zitten met de handen in haar schoot cn
de oogen neergeslagen en luistert.
Nu moet ge rechtuit zeggen of hel
ding op zijn poolen slaat, zegt Booiken en
begint:
.,En hebt ge al ceüs een kind bezien?
.,0 ja!
„En woudt ge ook dan geen kindje zijn?
„O ja!
Booikui, jongen, zei ik hem eens, gij
zijl niet lijk de andere liekenszangers. Ge
zingt altijd, over pleizicrigc dingen, nooit
over akelige moorden of branden.
Ik geloof liet wel; dal kon er nog
door in den ouden lijd. Toen loefde een
liekenszanger een half jaar van een moord
Maar nu? De menschen zijn veel te slecht
geworden En we moeten hun kop niet
meer volzingen met die akelige dingen.
Beter ze blijmoedig te maken. Daar die
nen de liekens voor.
Ge licht overschot van gelijk, Booi
ken.
En wil ik u nog eens wat zeggen? Ik
heel eigenlijk Frans, Franciscus. En Sint
Franciscus is nlijn patroon. En ik heb
eens van een kapucijn hooren preeken, dat
die ook overal liekens ging zingen, maar
blijmoedige altijd.
Ik peinsde na en meende dan:
Franciscus Booiken, gij kunt ook een
groolc heilige worden.
Hij liet zijn slip gerust cn het papier
hangen, bezag me strak, maar zei niets.
En Cor zat te luisteren.
Acht dagen naderhand stond iiij terug
bij mij, zonder Cor dezen keer.
Weer nieuwe,liekens, Booiken?
Neen. zei hij ernstig, 't is met uw
'groolc heilige. Dal heeft me geraakt, hier
van binnen; dal wil mijn kop niet uit. Als
ik op dc markt sta, hoven op de tafel, cn
de menschen naar me slaan* te luisteren
en te kijken, dan peins ik in mijn eigen:
Booiken, jongen. Franciscus Booiken,
ge zoudt lijk uw patroon kunnen zijn. Maar
ge zijt daar nog verre af. En daarover kom
ik praten. Zie, wc gaan alle dagen naai
de Mis, mijn vrouw en ik, eender -.vaar we
zijn, en dal is soms lastig, vooral Zondags,
als we naar een kermis moeten. Maar
gaan doen we toch. En we hebben nu sa
men aan 'I overleggen geweest. Als we nu
eiken Zondag ook eens Onzen Lieven Heer
ontvingen? Dan zouden wc toch al een eind
verder komen? En uw gedacht daarover?
Mijn brilglazen begonnen te schemeren
en met zijn kneukels vraagde Booiken aan
zijn oog.
Dat pakt me, zei hij, want 't is ge
meend.
Als de liekenszangers ooit naar een pa
troon vragen, dan slem ik voor Booiken.
Later, wel te verstaan, als wij daarboven
zullen zijn en Booiken daar zal zingen.
„Dc Boer". Dr. TIL VAN TICHELEN
EEN RIT OP LEVEN EN DO30.
Denk toch niet, lezer, dat rooverge- I\>-
denissen alleen in de romanlsche Middel
eeuwen konden voorkomen, of tegenwoor
dig hoogstens nog in hel ..Wilde Westen",
cm met de bioscoop-programma's te spre
ken; u voelt u misschien thuis heel veilig
hij uw kachel, wanneer gij in winteravon
den zoo'n roman leest, of heel fu. lig in
uw fauteuil, als een Cowboy-film u voorhij
trilt, cn zijt maar heel blij, dat van die roo-
veraanvallen op den open weg hier slechts
iot de heel extra Ordinaire zeldzaamheden
belmoren.
En hoewel van die rhaïen zijn dan
nog slechts verzinsels! Maar wa.t wij u nu
gaan vertellen, is een zuiver ware geschie
denis. die zich zeer nabij onze eigen gren
zen afspeelde.
Het looneel was (daarmee blijven we
in den stijl van beroemde voorbeelden)
een Wcsl Dnitsche landstreek, waar zich,
zooals in andere landstreken, ocnige
sleden, cn veel dorpen bevinden, en, over
mits den goeden bodem, een aantal zeer
welgestelde groot-grondbezitters. Een van
dozen (als u van bepaalde namen houdt,
'aten we hem dan maar zoo lang noemen:
Graaf van Waldburg) had kort geleden
van een goeden vriend een brief gehad,
waarin hem gevraagd werd, of hij diens
zoon, die nu nog zijn dienst voor het Rijk
volbracht in oen Cavallerie-regimenf, als
volontair op zou willen nemen, 0111 hom
practisch in de hoogere geheimen van liet
iandheersehap in te wijden.
..Die volontairs zijn anders gewoonlijk
maar nietsdoeners, die zich slechts als
logé's beschouwen", meende de door baar
echtgenoot in zulk een gewichtige aangele
genheid geraadpleegde Gravin van Wald
burg. Ervaring moest zij op dit gebied wel
hebben, daar zij zelf do dochter was van
Ofn landheer, die zich lot levensdoel
scheen gesteld te hebben, jaar in jaar uit
in do voortdurende ergernis te leven, die
ten aantal van zulke volontairs bezorgen
kan.
Graaf van Waldburg kon zijn vrouw in
dezen niet zoo gemakkelijk tegenspreken,
omdat hij zelf zijn landheerschappelijko
sporen als zoodanig verworven had hij
haar vader, wiens dochter hij voor zijn
menigvuldige domme streken als belooning
bad meegekregen naar zijn erfgoed, en die
zich daarna reeJs 'met ontelbare nieuwe vo
lontairs omringd had.
Ook eenszins (er eigen rechtvaardiging,
voerde hij dus slechts aan, dat jonge men
schen 1111 eenmaal zoo waren, cn daar het
haar verder ook onverschillig was, schreef
hij zijn vriend dat hij dezen zeer gaarne
den gevraagd en dienst zou bewijzen.
Zoo deed dan ook op zekeren dag Hans
von Rheintal zijn intrede op Waldburg. en
al dadelijk legde li ij een ijver aan den dag,
die den Graaf wel zeer verwonderde, doch,
11a menige ervaring van de waarheid, dal
nieuwe bezems schoon vegen, "niet overtuig
de. Een van de zaken, die hem -een van
zijn zwaarste plichten scheen te lijkon, was:
Let hof te maken aan de bijna twintig
jarige dochter des huizes, op wie hij van
af den eersten dag'zich doodelijk verliefd
gevoelde, en met voorhecklelooze ijver bleef
hij van die laak zich kwijlen, welke andere
liefhebberij ook, misschien ten gevolge
daarvan, verminderen mocht En natuur
lijk had liij or geen Hauw vermoeden van,
hoe onver.- liillig het hart zijner aangebe
dene voor hem bleef, en koe men zich soms
ten koste van hom vermaakte.
Op een namiddag, al na vier uur, toen
Hans zich rn ds het derde kopje thee dooi
de blanke feeënhandjes had laten inschen
ken cn zijn zesde stuk gebak'begon te ver
orberen, trad de lieer des huizes binnen,
cn dadelijk bemerkte zijn oga-en dochter,
dat hij een beetje ontstemd was.
..Wat scheelt er aan,- papa?" vroeg de
laatste mei. haar liefste stemmetje, wat don
koekverdelgenden leerling in hot. Iand
heersehap een jaloer.-xhen steek door hef
hart joeg.
„Och", sprak papa geërgerd, ..daar
krijg ik met de post een bewijs voor een
aangeteekeiiden brief met 10.000 mark,
van een graankooper."
..Nu, dal is toch niets onaangenaams?
..Integendeel, ik heb het juist morgen
r.oodig."
..Dan begrijp ik er niets van."
..Nu, dat is toch zoo duidelijk mogelijk!
Ik heb hot morgen noodig, en ik heb van
daag absoluut geen gelegenheid meer, het
va» de post (e balen, want ieder oogenblik
verwacht ik een vlaskooper, en een knecht
kan ik toch niet voor zoo'n som er heen
sturen.''
„Ja, dat is vervelend", gaf dochterlief
toe. Daarbij viel liaar blik toevallig op de
hand. baars vereerders, die juist een hij
zonder breed gesneden stuk gebak van
don schotel nam, en deze ridderlijke rech
terhand (handschoennumm r 9) gaf haar
een gedachte in.
„O", riep zij, „mijnheer von Reinihal wil
zekér wel zoo vriendelijk zijn, voor u naar
de stad te rijden, om liet geld te halen.
Nietwaar, mijnheer von Rheinllial, dien
dienst will u ons wel bewijzen?''
„Waarde jonkvrouw", riep Hans vurig,
maar een beetje onduidelijk, daar hij jui.-l
den hcelen mond vol gebak had. „al moest
ik den brief uit de hel halen?* u licht maar
te vragen!"
„Nu. dat is prachtig'', vond Graaf von
"Waldburg en de genadige jonkvrouw glim
lach te.
..Ik zal inb'n paard voor u laten zadelen.
Bent u klaar?
Hans kon niet loochenen, dat hij dat
was. en nam met droefenis, zoowel om hot
gebak als om do Nukkige bezitster dor
f eeën li a 11 d ena f selio i 1
„Rheinthal", riep hem dc slotheer nog
na, „je bent cavalerist geweest, ik behoef
je dus niet te zeggen, dal je het paard niet
te heet moot laten loopen, nietwaar?"
„Natuurlijk niet'", antwoordde Hans, die
alle ramen afspiedde, of do blonde fee niet
ergens stond, om hem te paard te bewon
deren. Tevergeefs echter, want liet dierbare
beeld neigde nergens uit het venster, oin
de eenvoudige reden, dat het juist in de
provisiekamer was, om compote voor het
avondeten te halen.
Weldra kwam li ij in het boseh. waardoor
zijn weg voor het grootste gedeelte ging.
en menigmaal liet hij zijn paard stapvoets
gaan. minder om dc vermaning van den
Graaf van Waldburg. dan wel om dc
heerlijke droomen die hem in het stille
hosch hevingen.
Ilèt begon zoodoende al te schemeren,
toen Hans liet stadje binnen reed, waar het
postkantoor was. De herfstdagen begonnen
toch al aardig kort te worden, daaraan had
Hans niet gedacht, zoomin als aan den
terugweg; maar wie denkt ook aan zulke
uzelarijen met zulk '-en berstensvol hart?
Nu kwam hij pas tot l.r-t bew ustzijn, dat hij
straks met een groote som gelds op zak
i.og dien hceleu weg terug afleggen aioc.G,
cn nu in het donker. Bic gedachte maakte
c1 wel wat onheb tgelijken indruk
op onzen Hans, En langzamerhand vielen
hem alle mogelijke roover geschiedenissen
in, die hij ooit gehoord of gelezen had,
maar tot zijn geruststelling bedacht hij, dat
toch niemand wist, dat hij zulk een som
gelds hij zich hebben zou, en dat hij op
zijn weg, die steeds rechtuit liep, niet ver
dwalen kon. Toch bleef hij wal ongerust,
en nauwkeurig nam hij van nu af ieder
op. dien hij tegenkwam.
Spoedig kwam hij 1111 aan het kleine
postkantoor van het stadje. Er stond aan
een ring vastgebonden, een gezadeld paard
aan den ingang, oen appelschimmel, die
met den kop omlaag zeker al van zijn
avoudvoer stond te droomen. Hans stapte
of, zag met trots dat zijn paard in het ge
heel niet warm was. en hond het zoo ver
mogelijk van het vreemde paard vast.
In het poslk nloor was niemand te zien,
dan dicht nabij hel loket, waar Hans zich
vervoegen moest, een man in jachtkostuum,
die iets scheen te schrijven: hij zag er hij
zonder bleek uit, ofschoon eenigszins door
de zon gebruind, had eon pikzwarten korl-
gesneden haard 011 zwarte oogen, die heel
onaangenaam stekend den binnengetrede-
ne monsterden.
„Die kerel lijkt wel de duivel in levenden
lijve,"' dacht Iians. niet een zijdelingschen
blik op don vreemdeling.
Onderlusschen kwam er een beambte
aan hot loket.
„Wat wenselit u?v
..Ik heb opdrai-Iit, dezen brief hier af te
halen", zeide Hans, terwijl hij zijn bewijs
liet zien.
„Aangegeven waarde 10.000 Mark: een
oogenblik mijnheer."
Mol het onaangename gevoel, dat iemand
hem bespiedde, zag Ilans om, doch kon
niet anders conslateeren, dan dal dc
vreemde steeds bleef staan schrijven, on
zijn voorovergebogen hoofd met den go-
hogen neus aan den langen hals, gaven
hem het uiterlijk van een roofdier.
„Tusschen het aangegeven en het wer
kelijk gewicht is een klein verschil: wilt u
even den brief openen en zien of do in
houd ook overeenstemt met dc aangegeven
waarde?''
„Ja zeker," moest Hans toegeven, en
hij bemerkte, dat do zwarte met fonkelen
de oogen toezag, wat er aan het loket ge
beurde. Een koude rilling ging door Hans'
Jeden, en waaróm wist hij niet, maar hij
voelde een grooten schrik voor dien
vreemde.
Hans lelde de banknoten en de beambte
telde mee: „zeven-, acht-, negen-, tiendui
zend mark. dat klopt mijnheer." En terwijl
hij het geld in zijn portefeuille borg, brak
Hans het angstzweet uit, terwijl die man
hem reeds maar bleef aanzien. Schijnbaar
rustig echter borg hij de portefeuille in
zijn borstzak, knoopte zijn jas dicht, en met
een korten groet tot den beambte draaide
hij zich om. .en stond oog in oog tegen
over den -zwarten jager, die naderbij geko
men was, en hem óver den schouder moest
gezien hebben, terwijl hij het gold weg
borg.
"Was Hans oeiv-t koud geworden onder
dien stekenden, duivelschcn blik, nu dreig
de hij geen adem te kunncu halen van be
nauwdheid rn schrik - maar hij trachtte
toch zoo kalm mogelijk heen te gaan.
,?Xu asjeblief vlug weg. zonder da! die
kerel zien kan, waarheen ik ga, dacht H uis
'oen hij d>- deur achter zich sloot, sprong
in* den zadel cn in draf ging het'voort.
Spoedig was hij buiten hrt stadje en op
don landweg, die naar liet boself, leidde.
Maar Ha 11 - vond het verstandig nog man-
in draf te blijven rijden, omdat men daar
mede, zooals bekend: vlugger voortkomt
dan stapvoet Bovendien reed het paard
j.u veel prettiger dan on de heenreis, toen
Hans ongeuit l.t had, dit zijn rijdier in
draf kolossaal stootte. Doeli dat waren ze
ker maar nukkeu geweest, want nu liep
liet prachtig.
Ilè. draafde daar niet oen ander paard
achter hem?.. Hans draaide zich in don
zadel om.. Ja. daar kwam nog oen ruiter
de stad uit. l)at was toch niet.ja. waar
lijk.. het was de zwarte jager uit liet
postkantoor. Een tweede blik overtuigde
Hans geheel.... hij was hel. En dat hij
met geen goede bedoelingen in goslrcklen
draf liem achterop ree;J, was gemakkelijk
te radon.... En Hans had niet het klein
ste wapen hij zich. Als de zwarte hom in
haalde, moest hij zich 01) genade of onge
nade overgeven en dan: adieu, 10.000
mark!
„Ik zal me toch niet erom laten dood
slaan,'' wa> Hans' vaste voornemen.
Zijn sneller tempo scheen den zxyarlc
niet ontgaan te zijn. want ook diens hoef
slag klonk nu veel sneller, en als om Hans
allen twijfel te ontnemen, klonk, juist toen
hij het bosch binnenreed, een luid „hall"
achter hem. Inplö its van stil te houden,
ging Hans er natuurlijk in nog sneller tem
po van. door -- hm paard vloog over den
weg zoo snel al- Hans nooit ok van "ver
wacht had: het was alsof het dier hot ge
vaar besefte.
Een tweede „hall" vergezeld van een
duivelschcn vloek, klonk 1111 achter Hans,
die hoorde,-hoe zijn vervolger zijn paard in
galon zette.
,-,Nii gaal hot op dood of leven dacht
Hans, zijn tanden samenklemmond, en een
snelle blik achterwaarts loonde hem den
in 'bel halfdonker reuzengroot schijnende»
zwarten duivel aan den inging van hol
hosch, en hoe deze dreigend de vuist tegen
hem opstak. Ook hij had nu zijn paar l in
galop laten loopep, maar do af. land scheen
kom toch al korter geworden. Een woeste
rit om hot h^n begon cr in In t halfdon
kere woud: de vervolger wa Hans dich'
op de liiclQ*). en riep hem voortdurend
wilde hedj.-injagen toe, maar het paivd
van den jongvu man was sneller, en verze
kerde hem in elk geval den reiliL uden voor
sprong. Eindelijk, eindelijk urm liet woud,
dat hem daarstraks zoo heerlijk geschenen
had, een einde, en liet grondgebied met hel
slot van Waldburg lag voor hem.... 1111
moest zijn vervolgei toch wel omkeeven?
M. ar neen. li ij maakte geen aanstalten
daartoe, zoo'n doldrieste booswicht, dien
zelfs de nabijheid van mcnscbcuwoningon
niet van zijn duistere plannen kon afhou
den! Nog vijf minuten, dan was Ilans ge
red. Maar hij voelde, hoo zijn paard al
minder snel begon Ie loopen. Met vertwijfe
ling drukte hij het dc sporen in do flanken,
en het vloog weer met hem voort. Verheeld-
de hij het zich? Of was hél werkelijkheid?
Do galop van den zwarten vervolger klonk
Lom minder sterk in de ooren.... doch
nu had hij de poort voor zich: als ecu pijl
uit den hoog schoot hij cr door en bracht
zóó plotseling zijn paard voor dc waran
da tol slaan, dat hij daarbij in oen hoog uit
Let zadel vloog. Doch met de in zulke
oogenblikken van groolc inspanning niet
ongewone Veerkracht stond li ij oogenblik ke-
lijk weder op, herkende als in oen nevel in
den kring gasten zijn fee en stortte onder
den uitroep: „llior is het, ik heb het niet
mijn. leven verdedigd!" aan haar voelen,
terwijl hij den brief en het geld uit ztfn
borstzak haalde.
Maar nog eer iemand lijd had, iets van
liet voorgevallene te begrijpen, galoppeerde
reeds een ander paard den tuin door lot
v oor de waranda en met hoogste woede
rhrceuwde do berijder uit alle macht: „Zul
jc me nu eindelijk mijn paard teruggeven
of niet?"
Een oogenblik stonden allen verstomd:
do zwarte ruiter, de man, die Hans om
geld en leven vervolgd had, die man zal op
Graaf van "W.aldhurg's paard, cn het paard
waar Hans zoo juist afgevallen was, was
een appelschimmel.
„Maar hoe komt u op mijn paard?"
vroeg de Graaf.
„Wel, omdat deze heer er met het mijne
vandoor gegaan is, in een ongelooflijken
galop."
Aller blikken richtten zich nu op den
r-i gelukkigen Hans, die nog steeds geknield
iag aan dc jonkvrouwelijke voeten.
„Ik, ik dacht, dat 11 100 van hel geld
wilde bcrooven!" stotterde hij.
„Maar dan bad u toch niet een rood-
himmel voor oen vos behoeven aan te
zien
Nu brak er in den boelen kring een ge
lach los, zoo onbedaarde!ijk, dat de heide
moede paarden er bijna schuw van wei
den, en daar wij een ware geschiedenis
vertellen, durven wij ook niet verzwijgen
(hit Hans' aangebedene, het eerst cn het
luidst lachte, en dal die vroolijkheid ftoo-
Icmaal ten koste van den armen Hans was.
Maar die lach hluschlo dan ook heel het
vuur in zijn hart cu vol schaamte cring li ij
met zijn van den razenden ril en den val
van het paard nog zeer doende leden naar
zijn kamer, waar hij uitvoer tegen zijn
i.artelonze geliefde, die nog lachen kon om
zijn ongeluk cn daarna en dat was het
toeken dat het verstand hij hem zegevierde
gaf iiij zichzelf alle namen die hij zich
/.onder handboek nog van zijn dierkunde*,
herinneren kon.
En hij kon zich later nu ook verklaren,
waarom op den bewuste» avond hij de te
ïugreis zijn paard niet gosloolen cn zoo'n
onverwachte .-nelbeid ontwikkeld had.
OPVOEDING
't Is jaren geleden, dat ik eens op een
buitenplaatsje een groolc spin wegnam
van de japon eenor gillende dame.
„Is u hcclemaal niet griezelig van zulko
dieren?" vroeg ze me toen ze van dc schrik
bekomen was.
„Neen, ik hen niet'hang voor spinnen,
niet voor muizen en niet voor kikkers".
„Dan leeft u wél makkelijk", bewon
derde zij
Hoe dikwijls heb ik luier aan die woor
den gedacht als ik menschen ontmoette,
die liet zichzelf en anderen moeilijk maak
ten door allerlei bezwaren te hebben.
„U, alles wat ik eet moet ik zelf gekooki
hebben" beweerde laatst een kennis vai.
1110.
Een ander kon onmogelijk slapen in een
vreemd bed.
Weer iemand anders kon niet in de ka
mer blijven als er een kal was; en ik weet
van een compositie van naam, dal, aJn
zij oi) bezoek komt, men dó klok stil moet
zetten.
Het tikken hindert haar in 'I gesprek
Als dal alles nu geen hakviscbgriilen
zijn opi interessant te schijnen, maar eigen
aardigheden van een verstandig mensch,
zouden ze dan niet overwinnen zijn?
En is dat onmogelijk, laten we er dan
niet in hijzijn van kinderen over spreke»
O, die kuren zijn zoo overerfelijk.
De dame. die niet slapen kan in een
vreemd bed, hooft een dochtertje, dal niet
in slaap kan komen als er een kreukje iu
haar lakentje zit.
Een moeder, die haar angst voor on
weer Iaat blijkm. krijgt zonder twijfel
bange kinderen. Laten we toch onz«' kin
deren niet toegeven in zulke aanwend seis.
Voedt hen op tot menschen, dio gemak
kelijk leven, gemakkelijk voor zich zeiven
011 voor anderen. Z.
schroomvallig in haar optreden, verg<zeh*
van haar echtvriend, iemand van 'n kalm,
laconiek voorkomen, kwam op hef perron
van een klein spoorweg;-talion, gelegen op
ceni.Tcn afstand van een stadje in den A h
lerhoek Een wijle nam dc dienstregeling,
die daar wa aangeplakt, al haar aan
dacht in beslag; to n zij daarop niet alles
aantrof, jval zij a 1 :bto to weten, wend*
do zij zich tot den stationschef, di" iuist
uit zijn kantoor kwam
- Zou 11 ZOO god willen wezen, mij Ie
zeggen, of de trein van drie uur vijftien al
voorhij is? vroeg zij.
O, ja! al twintig minuten geleden! gat
hij ten antwoord.
En zal die van vier uur dertig noga!
een poosje wegblijven, don kt u?