e r d e Blad aterdag 30 Januari 1926 enkele dommigheden. .Ja, maar Frans, zit nu niet zoo te boo- jn: daar schieten we niets mee op." Hij zat zoo op zijn gemakje in mijn ge- ikkelijke stoel, en praatte en praatte, ik er geen woord haast tusschen kon ijgoQ-, over Katholiek-Liberaal en oud- ilholiek en ten slotte zelfs over Katho- k-Protestant. (i2eg me nu liever eerst eens, wat versta [onder bet woord Katholiek; wat be kent het?" .Dat beteekent" en hij sprak met een v.eldig air, want hij wist, dat hij het ed wist, „algemeen v o^spreid." „Maar Frans, als ik nu zeg, dat onze eik katholiek is, en beweer, dat de idere kerken het niet zijn, wat is dan arvan de bedoeling?" Olukkig moest hij 't juiste antwoord tildig blijven, en praatte er om heen, odat ik hem daardoor een beetje kalmer ziju pretenties zag worden. ,,Daar bedoelen we mee" ging ik ver- ï- „dat de kerk van Christus, want I is onze Kerk, één en dezelfde moet n voor alle volkeren van alle tijden". „Ja, ja, dus van Adam af", interrum- prde Frans. „Van Adam af! van Adam af! Jongen, brtiik je verstand!" Hij kreeg een kleur zoowaar, want hij greep ziju dommigheid, dat de tijden vóór iristus natuurlijk met Christus' Kerk ets te maken hadden, dan dat zo er de jorbereiding op waren. ,Neen Frans, do Kerk moet alle vol- ron omvatten, (e rekenen vanaf den tijd, il Christus Zijne Kerk stichtte." M. a. w. wil dit zeggen, dat do Kerk Christus geschikt moet ziju voor Ie volkeren van alle tijden en zich dus ider hen moet kunnen uitbreiden; aar ook moet dan die Kerk zich inder- id trach ten uit te Breiden onder alle ilkereu, en moet cr eenmaal een tijd zijn, it do Kerk ook werkelijk onder alle vol- iren verspreid zal zijn." Iii'den een-en-twintingslen psalm zegt profeet David: „Indachtig zullen wor- i en zich tot den Heer hekeeren alle enzen des aardrijks, en aanbidden zul- n voor Zijn aanschijn alle geslachten der idenen." „Het is, Frans, de vrucht van Christus' den on dood, en, als allen Hem zullen kennen, zullen zij ook hchooren tot Zijn >rk." „Wat was het doel van Christus' komst aarde, cn do stichting van Zijn Kerk?" „Hoe dikwijls heeft U dat nu al ge- aagdl" „Nu ja, 't is maar voor de opfrissching n je geheugen; geef maar antwoord." „Het doel was de menschen te verlossen door de Kerk zalig te maken." „Let er op, Frans, dat Christus dat Moeide voor alle menschen, en dat Hij •mand heeft willen uitsluiten; en dat u s de Kerk cr zijn moet voor a 1 le men- •lieu, wie en waar dan ook; maar dan loet Christus ook bedoeld hebben, dat lijn Kerk cr voor alle menschen van He tijden zijn zou." „Christus gaf immers aan zijn Apostelen t bevel om allo menschen te onder- rijzon." „Maar Kapelaan, zal het ook eenmaal Mieuren, dat de Kerk overal verspreid al zijn?" „Waarom zoo twijfelachtig, goeio vriend; eeft Christus niet zelf gezegd bij Mar lis 14:15 „Zij zullen komen van liet losten en het Westen, en het Noorden en jt Zuiden, en plaats nemen in I**t Rijk iods"! En op dat woord van Christus ver- ik ten volle, al zie ik op het oogen- lik nog niet. hoe het zal vervuld wor- |en." Dus moeten dan alle menschen in de rk komen?" f „Nee, dat volgt niet; algemeen verspreid Sin kan nog best samengaan met het nict- Id ziju van sommigen, zelfs wel van velen, 'erinner je wat ik in den beginne zei, uitrent de bcteekenis van katholiek, als onteeken der kerke Christi." .0 ja, do Kerk moet zich k u n n e n uit leiden, t r a ch ten uit to breiden, en een- Daal onder alle volkeren uitgebreid Rui r „Juist, Frans; maar is het je nu, op ^"'ï'hand. al niet duidelijk, dat een kerk, 0 16 eeuwen na Christus begint, toch 10011 katholiek genoemd kan worden, en "s nooit do Kerk van Christus kan zijn? Jjmiors die uitbreiding begon al, volgens 1 r'stus' bevel, in den tijd der Apostelen, lus ui de eerste eeuw." ':^s nog een beetje missiekennis '«ut, dan weet je, hoe do Kerk er altijd [P uit is geweest de geschiedenis leert immers onomstootelijk om zich on- do volkeren der aarde !-■ verbreiden, li j° Bet aan de Y k - >k gelukt is, ao bekende wereld voor haar leer te 0D eu mot haar heilige instellingen to genen .totdat po„ air als Lu_ J.c.1 losmakend van het hoogste ge n-ia °r i0r zoi1r1on verzwakte mensch- P ,tso' - n istus' Kerk, cn oen no was"" PfK°n,iik Ch'ri8" J' 1 'u pretentie had, te panjiewerei: lom°LalCW,S gaat K"''v mei dal werk j V,in} voortdurend nieuwe leden, Fr a ch I ,dus wd bcm- dat ,d' r ',it Breiden." c oOschiktheid om zich uit le breiden blijkt, dunkt me, duidelijk genoeg, uit bet feit, dat ze werkelijk verbreid is, want als ze daar niet toe geschikt was, ko-n dat toch ook niet gebeuren." „Een H. Martelaar Justinus kon om streeks twee eeuwen na Christus al getui gen, dat er geen enkel toen bekend men- schenras bestond, onder wie de naam van Jezus Christus niet werd aangeroepen," „Tertullianus, 'n kerkelijk schrijver uit de 2e eeuw, schreef o.a.: „Wij zijn slechts van gisteren, en reeds hebben wij uwe steden en vestingen en eilanden ingeno men, uwe raadhuizen en legerplaatsen, het paleis, den senaat, het forum: do tempels alleen hebben wij u gelaten". „En zoo is in vervulling gegaan het woord van den profeet Malachias:. Van den opgang der zon tot haren ondergang is Mijn Naam groot onder de volkeren en op alle plaatsen wordt geofferd eti op gedragen aan Mijnen Naam een reine of ferande; want groot is Mijn Naam onder de volkeren, zegt de Heer der Heerscha ren." (Malach. 1:11). „En als jo mij nu vraagt, Frans, w a t heeft de Kerk al die menschen geleerd, dan is het antwoord, dat de Kerk aan al die menschen hetzelfde ééne geloof ge leerd heeft, wat zij ook aan jou en mij heeft geleerd." „Dezelfde kerk is dus overal ver spreid onder alle volkeren van allo tij den; de Kerk, die wij Goddank de o n z o noemen, is dus waarlijk algemeen, of katholiek. Geen enkele andere kerk, wel ke dan ook, kan dit van zich zelf getuigen" „Het is me eiken dag een nieuwe vreug de deze waarheid te kennen; tot die kerk te mogen belmoren; en het is ook telkens een droefgeestig idee, te moeten denken, dan zoovelen nog buiten dat ware licht wandelen; dat zoovelen nog zelfs dat licht niet will en zien." „Ook is die gedachte een aansporing veel te bidden voor de verbreiding van het geloof en do eenheid der Kerk; veel te doen dus ook voor het Missiewerk, opdat de Katholieke Kerk steeds de middelen ter hand hebbe, om haar verbreiding zoo goed mogelijk te bevorderen." „Kapelaan, dat woord doet me goed; ik dank u; ik zal mijn best doen mee le wer ken." „Dat hoor ik graag; maar zorg dan dat je lid wordt van de Broederschap van den H. Geest, en het Pauselijk Liefdewerk van den H. Petrus". Hij koek, alsof hij het in Keulen hoorde donderen. „Weet je soms niet, wat dat zijn voor Liefdewerken?" „Nee, nee".... kwam hot er aarzelend uit, want hij schaamde zich blijkbaar „wel eens van gehoord, maar...." „Ach, hou maar op; ik zal het je wel zeggen: de Broederschap van den H. Geest heeft ten doel de algemccne steun aan alle Missiewerk, en het Petrus Liefdewerk bevordert het aankweeken van priesters in de missielanden." „Nu, schrijf U mij dan maar in". „Als je tot deze parochie behoorde, dan kon hot; nu moet je je opgeven in je eigen parochie." „Ik zal er voor zorgen. Kapelaan." „Best; dag Frans; tot. ziens". J. C. C. GROOT, Kapelaan henriette roland holst. De Vrouw in het woud. I. Het moet in 1910 of '11 zijn geweest. De schrijver dezer beschouwingen ge voelde in die dagen voor het werk der so cialisten, vooral omdat hij door een 4-jarig verblijf in Frieslands Z.-O. hoek den nood der Friesche veenarbeiders met eigen oogen aanschouwd had, hun maatschap pelijke en geestelijke ellende en de alles zins gerechtvaardigde drang, zich daar aan to ontworstelen. En daarnaast was hij getuige geweest van de brute domheid en de knevelarij van vele toenmalige veen bazen en hoeren, die het nict.org vinden dat hun arbeiders woonden in ellendige heidcliutten en sommige zelfs in verblij ven die weinig meer waren dan holen in den grond. Ik overdrijf niet! Men infor- meere ter plaatse, hoe het was gesteld aan den Singel onder Jubbega--Schure- ga, op de heide die zoo ver zich strekt van Apelscha tot in de gemeente Achtkar- spelcn. Men leze de klachten door den be kenden philantroop Ds. Visser geuit in zijn boek „Van de arme Friesche heide." De toestanden onder de veenarbeiders zijn sinds dien verbeterd en wellicht heeft de tijd den hoeren veenbazen do lSChe- Hjkheid opgedrongen, die zij uit zichzelf niet bezaten. Hot was dan in 1910 of daaromtrent, dat dc heer Troelstra in de Stadsgehoor zaal te Leiden een politieke rede kwam houden. Af en toe vloog in dc zaal iemand met bleek gelaat, nog blocker door den vol len zwarten baard, overeind en schreeuwde of siste een schamper verontwaardigde op merking aan 't adres van den spreker, die even sarcastisch lachend doorging met zijn rede. Het was David "Wijnkoop. En toen Troelstra zijn rede geëindigd had on het debat aanving, mocht men na eenigen tijd hel verheffend schouwspel beleven, dat de beide kemphanen hand gemeen wer den op het podium; een verrassende at tractie voor het op relletjes beluste pu bliek: voor degenen die uit ethische mo tieven tot het socialisme neigden een droe vige ontgoocheling. Stil verwijderden zij zich uit do zaal, denkend aan oen passage uit „Barthold Mceryan" van Cornelie Huygens: „Gij. die u zelf socialisten noemt, 'wat hebt gij gedaan, om dien naam te verdienen? Bij u dezelfde hartstochten, hetzelfde gebrek aan onderling vertrouwen, de zelfde lief deloosheid als in die maatschappij, die gij zegt te verafschuwen." Er was rooring in die dagen in de S. D. A. P. Pas had men Wijnkoop, Van Ravensteijn, Mannoury, Henr. Roland Holst. e.a. uitgedreven uit het Sanhedrin der Partijleiding. Over de oorzaken van den broedertwist zullen wo niet uitweiden. Vervulde het ons destijds met weerzin en spijt, dat men schen, dio een zelfde ideaal dienden, el kaar nauwelijks liet licht der oogen gun den, het dieper inzicht, dat het Christen dom ook het streven naar sociale gerech tigheid in zich sluit, heeft ons geleerd, dat dio vermeerdering van de sommen van menschengeluk nooit kan worden bereikt door een materialistisch maatschappelijk systeem als het socialisme is. Zooveel is wel duidelijk, dat de uitge- l redenen de Marxistische leer in haar zuiverheid wilden bewaren, terwijl do S. D.A.P., tuk op politieke voordeeltjes, be schuldigd werd, dat zij meer en meer het karakter van een doodgewone „burgerlijke hervormingspartij" begon aan to nemen. Wij kunnen niet heter doen, dan do ver schilpunten even vast te leggen met een samenvatting welke Mevr. Roland Holst zelf geeft op blz. 482 van „Do Nieuwe Tijd". Jrg. 1911. Het Marxisme: 1. Wil hervormingen bereiken door s t r ij d. Waar het in conflict komt met het einddoel, houdt het aan dit laatste vast, ten koste van malerieele verbeterin gen. 2. Wil den klassenstrijd grondvesten op de theorie. Dat is op de wetten, die de algemeen e ontwikkeling van het ka pitalisme beheerschen; de practijk dus doen steunen op kennis, op wat het ver stand ons loert. 3. Slaat critisch tegenover de burger lijke klassen. Het Reformisme: 1. Wil hervormingen hereiken (niet uit sluitend natuurlijk) door aanpassing aan de burgerlijke klassen, laat, waar ma lerieele verbeteringen en einddoel in con flict komen, dit laatste glippen. 2. Wil den klassenstrijd inrichten naar tijdelijke en plaatselijke verschijnselen; dat is naar voorbijgaande indrukken, naar het gevoel. 3. Staal vertrouwend en goedgoloovig tegenover de burgerlijke klassen. De aanhangers der „gelouterde" S. D. A. P. beweerden natuurlijk met groot stemgeluid, dat deze wijze van voorstel len geheel valsch was. In ieder geval is het waar, dat dc voor mannen der S. D. A. P. en ook do min dere goden, nu de druiven niet meer te zuur waren, even gaarne allerlei bestuurs functies en openbare ambten ambieerden als de door hen verafschuwde „bourgeois" terwijl de uitgestoolenen hun lidmaat schap van regeerings-colleges alleen wil den gebruiken om hun ideeën onder net volk to brengen. De broederstrijd over de kwestie,, hoe de sociale en politieke actie gevoerd moest worden, interesseert ons niet meer. Henr. Roland Holst stond aan de zijde der Wijnkoojiianen als fel en vurig pro pagandiste, die van geen transaclies»wil- de weten. Maar zij leed onder de breuk, die ze voelde als een breuk in haar ziel. Voor dc echte- politici van weerszijden mocht dc twist ondanks daverende scheld woorden cn fanatieke verwijlen ten slotte een tournooi zijn, waarbij alle houwen en stooten afgleden op hun verharde politie ke huid, terwijl hun innerlijk wezen nau welijks beroerd werd, Neerlands grootste dichteres ving, zooals Verhoeven op merkt „de slagen op met haar hart". En dat hart bloedde! Wij hebben reeds vroeger opgemerkt, dat zij. ondanks haar verstandelijke leer stelligheid, in het socialisme zocht en be minde „de ideale kern van liefde, broeder schap, menschenmin." Ondanks al haar dogmatische verhande lingen in vele opeenvolgende jaargangen der „Nieuwe Tijd" is het sociale vraagstuk voor haar in den grond een ethisch pro bleem. Want haar opstellen, haar studies, zijn niet haar ziel, In haar zuiver litte raire boeken over Rousseau en Garibaldi, maar vooral in haar vele dichtbundels geeft zij haar ziel. Daarin leeft zij uit haar bloeiende en bloedende menschelijk- heid. In ..Sonnetten eu Terzinen" nog niet ge heel zichzelf, worstelend om den eigen klank en toon met adoplatie van „üante's princelijk en machtig woord", en toch verrassend oorspronkelijk. In de „Nieuwe Geboorl" de worsteling van de oude tradities met het nieuwe le vensinzicht, eerlek en onverbloemd bloot gelegd. In „Opwaartsche Wogen" dc smeulende gemeenschapsliefde, die aangloeit, op vlamt en eindelijk in hooglaaiende extase zingt van de triomf van het socialisme en dc solemncele wijding van liet vaandel. Een enkele maal loopt in dc heide laatst genoemde bundels de propagandiste do dichteres voor den voet en verstopt het pathos van het partijprogram de kanalen van het zielsgevoel. Maar nu komt „Do Vrouw in het Woud" eu we hebben niets anders voor ons dan de lijdende, strijdende, lobbende mensch, die worstelt om het behoud van haar ideaal. Deze bundel wekt bij Dr. De Koe de vol gende vraag: „Past het Marxisme bij baar levens-visie, bij de diepste vermoedens van haar ziel? Is de innerlijko tweespalt, het „dubbel willen" waarover zoo vaak de aangrijpende klacht ons treft, wel enkel te danken aan 't feit, dat deze vrouw „op de konl-ring der tij<l.-ii is geboren?— Zou de oorzaak niet evenzeer liggen in de bot sing tu-M-hon een materialistische levens beschouwing en haar consequente eischen met een in diep-ic wezen religieuzen aan leg?" Wij verbinden hieraan coh andere vraag. Heofi niet de tweespalt van het „dubbele wiilen" altijd op cone of andere wiize het Siei'_r l gewerkt in grootc zielen? En was die tweespalt niet de noodzake lijke voorwaarde- om iemands gestalte voor de eeuwen te vermarmeren in de Sie- gesallée der wereld-litteratuur? De zwak ken. de decadenten, zij die zich terug trekken in him moedeloosheid als een slak in zijn schulp, de vertwijfelenden, hoe groot ook van gaven, do middelmatigon cn zij die nog met hun schouders boven do middelmaat uitsteken, zij worden bijgezet in het bijna eindeloozo pantheon der litto- ratuur-geschiedenis en hun gedachtenis is een naam, waarvan de inhoud ver vluchtigt als een droppel ether. Maar zij wier geweldig verstandelijk willen steeds in botsing was met den donker brandenden gloed van hun diepste gevoel, zij die om do hoogheid van hun ideaal uitgestooton wer den uit stad of staat of geestesgemeen schap, zij wier geestelijke spanning de we tenschappen evenzeer trachtte te omvat ten als de kunst, zij die het internationale leven met zijn geweldige vlagen en drif ten door zich voelden jmlseeren en er deel aan namen op hartstochtelijke wijze, do grootc wereld-conflicten aanvoelend als schokken in him eigen iunerlijkst bestaan, zij stuwen uit boven de begrensdheid van een nationale litteratuurgomeenschap al adelen zij deze door den gloed hunner hooglaaiende menschelijkheid. Onwillekeurig donken we aan Poolhek- ke's vergelijking van Dunte en Mevr. Ro land Holst. Uitgedreven uit de Arnostad, zwierf Dante balling 's lands in den vreemde. „Fiorenza mia" mocht hij zuchten, zwer vend van Bologna naar Parijs eu naar Vlaanderen, zijn hersenen wettend aan wijsbegeerte eu theologie en klassieke letteren, onvermoeid bezig het wonder zijner ziel uit te zingen in de „Divina Commedia", even onvermoeid bezig met de politieke beroeringen van zijn vader stad, hevig kamper in de worsteling tus schen Welfen en Gibillijnen. Ook Mevr. Roland Holst uitgedreven uit het vaderland van haar Partij, nog immer hartstochtelijk haar politiek of zeggen wc liever haar ethisch ideaal verdedigend, Laar vroegere makkers bezwerend zich te bezinnen, met meer dan belangstelling den loop der dingen en den gang der ideeën volgend in heel de beschaafde wereld, werkend aan zij het dan eenzijdige historische werken, waarin in ieder afzon- deijijk materiaal verwerkt is. werkend aan hoeken als „Over Leven en Schoon heid", grondige studiën makend van plisy- chologie, litteratuur, dramatische kunst en ondertusschen haar eigen levensgang, haar levensconflicten van Droom cn Daad, van vrouwelij'c-gevoelig-religieuzen aan leg en mannelijke scherpte van wil en be wustheid verbeeldend in haar dichtbun dels, waarvan „De Vrouw in het Woud" een der moest waarachtige en" smartelijk- sublieme getuigenissen is. De vergelijking is voor de nagedachtenis van Dante niet onteerend en doet Mevr. Roland Holst geen onrecht. S. De oude kloosters van Leidon en Omgeving. St. M i c h i e 1. Van dit klooster, indertijd gelegen tusschen den O. L. Vrouwenkamp en Maredorp, wordt in do officieel© stukken voor het eerst melding gemaakt in 1404, doch rec tor P. M. Rots z.g. sto't in z'jn in 1883 ge schreven studie over de oude kloosters on abdijen van bet bisdom Haarlem het stichtingsjaar op 1390. Het slaat ook bekend als het St Mi- chiels-zuslorhuis en behoorde tot do Derde Orde van St. Franc'srus, a's hoedanig liet was aangesloten bij hot Utreohtsehe kan't- tel. Aan het hoofd stond een „ministro." of moeder, in oude stukken zoowaar ook wel eensbewaarster genoemd. Zij word la ter bijgestaan door ex procuratrix en so- nioro zusters. In genoemd jaar 14-04 verkreeg liet klooster van do stad liet voorrecht, am bachten to mogen uitoefenen, wat wel be- leekend zal hebben: 1e mogon waven, enz Voorts behoefde het ho<"> -stens 24 pond „schot" .soort belasting) le betalen en zou liet icider vrij wezen van alle stadshcffin- gcn. behalve de accijnzen. In latere jaren stond het als rijk be kend: in 1344 hadden de toen aanwez'ge 30 nonnen en 7 le kezusters een inkomen van... 1000 gulden. Of men toen ook spoed'g voor rijk werd aaneez«en! Het klooster. hoewel blijkbaar niet groot, bad sinds 1441 een eigen kapel en een eigen biechtvader. Tn 1468 schonk Evert van Lodensteyn bij -lestament een zekere som. belegd in landerijen le Koudekerk, om aan 10 arme maagden jaarlijks een „prove" toe te ken nen. Dozo verpl'ehting werd in 1549 over genomen door do ga sl huismeesters van lu i St. Galliarinc-gnst'nrs en do Heilige Geost- meeslei's van Leiden, die zich verbonden aan de betrokken maagden levenslang ren pond per jaar le zullen uilkeeron legen af stand van b.doeld,. landeriien. Zoo had Evert van Lodensteyn het natuurlijk wol niet bedoeld; hij sal voor iedere Songe da me, die kwam I" non. een ander in de plaats gehad willen hebben, terwijl er r.u „een afloop nde steun" van word gemaakt, om een moderne term te bezigen. Enfin, 't was ten minste gelukkig voor de lObevoor Tochten, dat zij liet geld gedurende haar loven behielden. Na, de hervorming werd het klooster in 1622 doo,' de hui •z:lienmee.-!ers en aal moezeniers der algemeene armen verkocht voor afbraak. Op den vrijkomenden grond werd hef nieuwe Si onshof gebouwd. Minderbroeder s. Dit Franciscaner-klooster, gesticht 'in 1445, lag in do Waard buiten den Zijlsin gel, waar nog slechts do namen Mindor- broederspad en Broerslool aan zijn be staan herinneren. Bij de stichting stelde de stad. alvorens toestemming to vorleenen. als voorwaar den: dat er hoogstens 20 kloosterlingen zouden wezen, dat deze slechts eenmaal per week in do stad zouden bedelen en on der toezicht zouden staan van de stede lijke overheid on Aan den prior dor Bor- nardieten to Warmond; voorts dat bij on dergang van liet klooster of bij opheffing wegens wangedrag do gooderoirzouden kn-t men aan de Huiszitlenmcesters (armmecs- ters) van Leiden. Do kloosterlingen behoorden tot de Olw servanten van den strengen regel van St.; Franciscus en worden ook Barrevoets-» broeders genoemd. Z:j stonden onder een gardiaan, naast w.ien ook procurators ver meld worden. Zij hadden met den pastoor van Leiderdorp oen overeenkomst geslo-i ten. waarbij hun een'go parichoerechten werden toegekend; deze overeenkomst is verloren gegaan, evenals het ganscho ar chief van liet klooster (op drie stukken na), doch dc verschuldigde portio canoni- ca wordt nog in 1482 vermeld. De kloosterlingen genoten oenigc voor-» deelen van de stad, zooals lams- cn sclia- penvleesch benevens wijn op Paaschavond in 1462 en twee lammeren in 1466: zij hadden voorts vrij m'swijn. welke zij op rekening van do sfnd mochten halen, waarvoor deze in 1465 b.v. 102 mengel malvezij te betalen had k 25 pond 12 stui vers. Nog in 1498 genoten zij d't voor recht. hetgeen <lo stad toon 7 pond grnot Vlaamsch kostte. Denkelijk om tot een vost bedrag to komen, werd jn het vr»Vo le har besloten, dat de stad voorlaan 3 pond groot per jaar zou betalen, behalve don ui in, dio bij de vis'fal'c van het klooster ze- sclionken werd. Tijdens het generale kanit- tel in 1466 in het klooster gehouden, gaf de stad voor 21 pond 16 slu'vers aen vleesch, brood en w:jn. waartegenover het gerecht met eenige loden van do vro^d-» schap op stadskosten in het k'ooster kun-» men el en. Tn 1527 werd in dit klooster het kapit-» tel gehouden der Rornardmlon. Do Minderbroeders waren hèviee ho- sfr'jders der nieuwe leer en hun kloo?i^r had dan ook e-nst'g te Vjden ven de beeld stormerij op 26 Augustus 1566. Den ,rW 'September d.a v. werd er door de TTnv- vormden gepreekt, doch wo'flva kregen do aanhangers der oude religie weder do overhand en 15 Juni wed npn'euw dn hoogmis in het klooster ongedragen Nog vijf jaar ongeveer Moven de nnters in '"»t bezit van bun "obouw. dal echter d«u t°on Augustus woerd geplunderd en sindc-Pen verdween Than? vorr-jst aan den TTnngwe" weder om een M'nderbroedersk'ooster. welk- k reeds tijdens den bouw werd vprcrnol «n weldra za' worden ineewüd nlnnts ba dend voor 450 geloovlpon Moge deze en- volger van het klooster in de Waard een selioone toekomst tegemoet eann. N a 7. ar o t h. Ooit liet hofje „Mcevinnnsburg" nan de Oiulo Vest bezichtigd? Zou niet, pa don eens zien. Dit zoor aanzienlijke liofie '!•■»- ter hof genaamd, zpo groot :s dn mei gras perken prijkende binnen plaats) is aange legd op een deel der ruimte, voorheen :n- genomen door liet Nnznroth-k'oostnr yn de Grauwe Zusters. Met een weini" ver beeld ;ng kunt ge de nonnetjes or no" '/ion wandelen te midden der sf'llo. welke e- heerscht, afgesloten van hol stadsgewoel als do schilderachtige plek is door een breede vesRbule. Dit klooshv word volgens Orlers ge sticht in 1474, stond aanvankel'lk bekend als „Sinte Claron-susterhuys, polmoten die Grauwe Susteren" en z,ijn bewoonsters a's „die barvoeto filisters''. TTot behoorde tot de Derde Orde van «St Franc-sous en had den gardiaan van liet Minderbroeders- klooster tot visitator. Den 27on October 1497 verkreeg het van het kapHtel van St. Pnneras het recht op een kapel met oen kerkhof on op een eigen b'eclivador TTot had hiervoor bijdra gen <e betalen en don deken moj den oud sten kanunnik benevens den pastoor van St. Pnneras op de professie-maaltijden to no o di gen. De bouwkosten voor de kapel met toobo- hooren werden gedekt door een col'ecle lp de domen om Leiden, waartoe de stad ver gunning gaf. Het was en bleef een arm klooster, waarvan de nonpen in liet openbaar giften en gaven inzamelden. Toen in 1550 een. nieuw Saeramentshu's met ka nel moest worden gebouwd werden daarvoor bijdra gon geschonken o.a. door de rijke Abdij van Rijnsburg De zusters verzochten in 1502. toen z'J ongeveer 40 in getal waren, vrijdom van accijnzen, „zoe zij arme personen zijn"; in 1501 kregen z'j ook vrijstelling van do Blaten van Holland als „ostiatim mondi tn ton". Het klooster stond er inlusschen nog be ter voor dan het Int dezelfde orde helino-» rende St. Gaocilia-kloosler to VI.aardin'/on, welks bewoonsters in 1557 van den b:s- 'schop en don koning ver'of kregen, wegens hare armoede naar ..Nazareth" in Leal en. te verhuizen. De stad Vlaardhigen schijnt zich hiertegen verzet te hebben, want do Staten van Holland moesten hevelen le ge dogen. dat de zusters mot hare goederen vertrokken. Zij namen ook het archief me de, waarvan nog eenigo stukken aanwezig zijn. Ook na deze voreeniging bleef de finan- cieelo toestand moeil:jk, wat niet te ver wonderen viel, wijl er nu immers zooveel mepr noodig was. Ten einde raad, sloten de zusters in 1567 een overéénkomst met de 'eproosmooslors over d" opneming van zieken, wat baar waarschijnlijk eenig voordeel opleverde. Na do Hervorm;ng werd liet klooster, dat gelegen was in Maredorp tusschen do Oude vest. de Achtergracht, do Boinvoj Louwenstceg en de Dui/onddraad-steeg, door do Stalen aan die Leproosmcestors geschonken en in 1590 kwam het aan het St E.'üsalieths-ga.slliuis door de veroeni- g'ng 1)ii ;iimet hel Leprooshuis Op het kloosterterrein werd (behalve in 1631 het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5