IVIomentopname.
'I I> nog geeu vier uur! merkte de
S ia tic-overste gemelijk op.
Komt er soms nog een sneltrein, die
nier doorgaat?
Geen een
Of een goederentrein?
Neen.
In 't geheel geen trein voor halfvijf?
In 't geheel geen....
Is u er wel zeker van?
- Of ik er zeker van hen? Anders zou
ik 't niet zeggen!
Dan geloof ik, zei de ondervragende
dame en zij wendde zich tol haar man, dan
geloof ik, dat wij de rails wel kunnen over
steken, Willem!
Modekwaal.
„Je moet 's opletten, alle vrouwen zet
ten haar hoed tegenwoordig zoo diep m
haar gezicht dat je geen oogen meer ziet
haast."
„Zc schamen zich voor haar korte rok
ken."
Weinig natuurkennis.
Natuurliefhebber: O statige eik! Wat
zoudt gij mij niet kunnen vertellen, zoo gij
kondt spréken!
Boschwachter: Hij zou u hoogstwaar
schijnlijk zeggen dat-io geen eik. maar een
beuk was!
Enfant terrible.
Professor M. is bij baron -S. te dineeren
gevraagd, en praat met het jongste doch
tertje des huizes.
„Je hebt m'n naam goed onthouden,
kleintje, maar woel je nu ook wie ik hen?"
vroeg professor M.
..Zeker, mijnheer. Mama vertelde ons
gisteren, dat er vandaag oen geleerden
hongerlijder zou komen eten".
De dikke tante.
De dikke vette juffrouw deed, paars van
inspanning, vergeefsche pogingen om do
deur van de tram binnen te komen.
De conducteur zei: „Mensch, probeer 't
eens op z'n kant!"
Waarop de dikke tante antwoordde: „Jo
hebt goed praten, man, maar ik heb nou
eenmaal geen kanten!"
Duidelijk.
„Zeg eens, vriend, waar leidt die weg
naar toe?" vroeg professor S. aan een boer
„Wel, naar ginder, meneer", was het
antwoord.
„Dank u, voor uw moeite", zei de pro
fessor.
Probaat middel.
Theaterdirecteur: „Zoo, is Hamlet uw
geliefkoosde rol? Hm. Ja, maar ziet U, U
is veel te dik. Hm, kan verholpen worden
Zullen uw gage tot op de helft verminde
ren.
Onder kunstkenners.
„Zeg Moos, hou jij van Shakespeare?''
„Brammetje, ik koop nooit wat ik niet
ken, ik drink altijd Amstelbier".
Duidelijke uiteenzetting.
Zij: „Ik verzoek jc te vergeten, dat ik je
vertelde, dat ik niet meende wat ik zei
omtrent het niet terugnemen van mijn
weigering om van gedachte te veranderen
Ik heb nog eens nagedacht en ben er nu
van overtuigd, dat ik mij vergiste, toen ik
dat meende te denken, begrijp je?"
Hij: Zeker, zeker.
Hoe lang reeds dertig jaar.
Rechter: Uw ouderdom?
Bedaagde juffer: Ik ben dertig jaar oud.
Rechter: Sinds wanneer?
Een kruk.
Een niet snugger docent verklaarde een
of ander werktuig aau de klasse. De hand
aan het handvat brengende en dit rond
draaiende, merkte bij aan:
Je ziet, dat deze machine wordt be
wogen door een kruk.
Hij begreep maar niet, waarom de
heele klasse begon to lachen.
Slachtoffers.
Twee hoeren met verhonden ledematen
kwamen elkaar op straat tegen.
„Wat is er met jou gebeurd?"
„Ach, ik heb m'n vrouw auto leeren Tij
den! Maar hoe kom jij zoo toegetakeld?''
„Ik was zoo stom om to weigeren het
haar te leeren."
Niet zoo bedoeld.
Mijnheer: Jo neef wilde me gisteren
cp straat niet zien. Hij denkt zeker, dat ik
zijn gelijke niet ben.
Mevrouw: Belachelijk! Jo bent natuur
lijk net zoo goed als hij. 't Is een inge
maakte idioot!
Uitstel van executie.
Hij was van z'n vacantie terug; en zag
or bruin en gezond uit. Tot grootc verba
zing van z'n directeur vroeg-ic meteen drie
dagen vrij.
„Wat heb ik nu aan dc band?'', verwon
derde z'n chef zich. „Waar is dal goed
voor?"
„Ik wou gaan trouwen, meneer".
„Dat zal je toch wol wat eerder gewe
ten hebben, denk ik, hè? Waarom bob jc
dat in jo vacantie niet gedaan?"'
„Die wou ik niet graag bederven, me
neer".
ONZE RAADSELWEDSTRIJD
en mocie prijzen.
Lieve Kinderen,
Zooals ik beloofde en onder correspon
dents al vaker zei, zouden we vandaag
beginnen niet onzen Raadselwedstrijd.
Ik ben er van overtuigd, dat jullie van
daag inet meer dan gewone aandacht öns
Hoekje inziet en bestudeert en dat allen
bij het zien van de raadsels zich verge
noegd in de handen wrijven, omdat ze zóó
gemakkelijk zijn en door allen zonder veel
moeito en inspanning kunnen gemaakt
worden. En 't is daarom dan ook, dat ik
dezen keer weer heel wat deelnemers en
deelneemsters verwacht. Die den vorigen
keer van de partij waren, zal ik zeer ze-
kor weer terugzien en de nieuwelingen, die
ook eens een kansje zullen wagen en naar
het voorbeeld van mijn trouwe Neefjes en
Nichtjes ook zullen meedoen, boet ik van
harte welkom en, wensch ik bij voorbaat
succes.
Waar dienen wo bij zoo'n wedstrijd op
te letten? Laat Ik dij eens in een paar
woordjes zeggen.
Zorg voor een mooi vel papier;
voor een nette enveloppe:
voor ordelijk en mooi schrift;
voor voldoende frankeering der brieven;
voor op tijd zijn.
Wie hierop lel. kan vast rekenen, dal
Lij aangenomen is en meedingen zal.
Wie aan G. meedoet, zorge voor eigen
gemaakt werk 011dat hij minstens twee
drie bladzijden levert. Ook hier zal op
goed en ordelijk schrift gelet worden. Weet
ook dat hel oog wat hebben wil. Daarbij
lieeft ied' ieen, die een verhaalje of sprook
je schrijft of en versje instuurt, dubbel
kans. En nu moet ik nog een woordje zeg
gen voor de kinderen van buiten de stad.
De raadsels zijn voor alle kinderen in
/n buiten de stad: alle kinderen die de
Leidsche Courani lezen. En dat zijn er
heel wat. De builenkinderon frnnkeoren
bun brieven met minstens 10 cent.
Ik reken dan ook op minstens ?00 Neef
jes en Nichtjes, wier namen ik allen laat
afdrukken.
En nu aan het werk!
Alles moet binnen zijn vóór 7 Fe
bruari. Wie na komt gesloft, vindt de
deur toe.
Het adres is:
Redactie De Leidsche Courant
„nfd. Kinderrubriek"
Rapenburg 10. LEIDEN.
DE RAADSELS.
A Voor dc Kleinen (van 6 fot en met 10 j.)
Raadsel no. 1.
Maak van do volgende letters twee klei
ne woordjes en gij hebt den naam van
iemand, dien gij allen kent.
m m o o i w
Raadsel no. 2
Hoe kan men lompen door oen kleine
bijvoeging in hout veranderen?
Raadsel no. 3.
In welke huizen vindt men nooit schoor-
steenen?
Raadsel no. 4. j
Maak hef volgend versje eens af
Het Gdbed.
O. TT eer! Die in den hemel woont;
Op op 'laar tr
X>il 1....
ijn beê!
i i
Mijn va!' Mijn moed.
Geef g< i!i< ij hun en liei'd' en vrc^
En voorspoed in dit 'oven
Vergoot m'in broers en zusjes niet!
Gij, Die alles weet en alles
'Schenk deugden hun In overvloed,
En kracht en Merkte en
Dit vraag ik U. o lieven Hoer,
En smeek en bid ik daaglijks
En danschenk later hun tot loon
De inverwclk'bre hemel
Oom W i m.
Raadsel no. 5.
Ik ken een woord van zes letters; neem
de twee eerste letters weg en er blijft 8
over. Welk woordje is dat?
B., Voor de Grooten (hoven de 11 jaar).
Raadsel no 1.
Mijn geheel bestaat uit 16 letters en is
een mau, die veel tot de verlichting bij
draagt.
42616 12 is een lekkernij.
I 5 2 7 11 draagt men.
4 9 8 is hot verblijf van oen zeer bekend
geleerde uit den ouden tijd.
10 9 12 is een onmisbaar voorwerp in
de keuken.
II 4 13 16 is een hemellichaam.
14 13 16 14 is een gebouw.
14 13 16 11 is een vrucht.
10 15 4 is een kleedïngstuk.
12 15 1 1 is de naam van een vader
landslievend man, dlo langen tijd geleden
leefde, doch, niet in ons land.
Raadsel no. 2.
Wie kan uit de volgende twee zinnen
vier namen van dieren vinden?
„Moe", vroeg Barend huilend: „kan Arle
uit mijn tuintje wel een den uit den grond
trekken?"
„Wel neen'', lachte moe, „hij is nog lang
zoo'n baas niet."
Raadsel no. 3.
Gij ziet mij in uw hand,
Kunt mij aan *t spoor onldcl
Gij vindt mij op de kaart,
En kunt zelf mij ook trekken.
Ik ben op menig schip,
Loop vaak langs het papier;
Leest men mij omgekeerd,
Dan ben ik een rivier.
Raadsel no. 4.
Het eerste is licht; het tweede is licht;
het geheel is licht. Wat is dat?
Raadsel no. 5.
Zet voor elke slip een letter en ge krijgt
een spreekwoord.
A.. h.. .1. v..d...k.n .s, d..p. .e.
d.. .u.
Zietdaar de raadsels! Zijn ze te moeilijk?
Ik kan het lm ast niet gelooven. Ik heb ze
met opzet zóó gemakkelijk gemaakt, dat
elk uwer ze maken kan en dus niemand
weg behoeft Ie blijven, omdat ze te moei
lijk zijn, zooals dat bij vorige gelegenheden
wel eens lit geval was.
Aan-het werk dan enIaat mij nu
eens zien. wie waard is oen prijsje te ver
dienen. De volledige lijsten der namen
laat ik weer afdrukken, zooals wo dat vroe
ger ook doden.
C. (Voor allen).
Maak eens een verhaaltje of sprookje!
Waarover? De keuze is vrij, maar.laat
het eigengemaakt werk zijn. En dan....
maak hel m i n s t o n s twee bladzijden
lang. Die kleine dingetjes vinden we ge
drukt baast niet terug. Ik Teken op veel,
veel mooie stukjes.
Wie een versje wil maken, vindt hieron
der cenige onderwerpen, waarover hij het
hebben bn; wie cehler over iets anders
wil schrijven, kan dit gerust ctben ook.
Ie. Do Vogels in den winter*, 2e. De Wa
tersnood. 3e. Een TJsfoegt. -5e. De^ win ter
avonds. 5e Ann den Haard. V arme
Kind. 7e. Weldadigheid.
Dc r.'-ijren.
Ie prijs: Een luxe werkmand of een zil
veren polshorloge.
2e prijs: Een zwart marnieren inktstel.
3e prijs: Een mooie phantasieketting of
scbool-étui.
4e prijs. Een doos luxc-póslpapier.
5c prijs: Eeü mooi déjeunertje.
6e prijs: Een schrijf garnituur.
7e prijs: (troostprijs) Een boek.
Wat zegt u me daarvan? Mocht ik vooraf
aankondigen „een raadselwedstrijd met
mooie prijzen' Ik heb beuscli niet te veel
gezegd. De prijzen liggen voor me en
lachen me toe en ik wenschte nu ook weer
jong te zijn en een kansje te wagen om een
dezer surprises te bemach'nren Zoo mooi
zijn zo. Ik zal dan ook uit jullie aller naam
de Directie bedanken, die mij in staat stelt,
dergelijke prijzen uit te loven.
O o m W i m.
HET BETOOVEROE HAASJE EN DE
HERDER.
Sprookje van Oom Wim.
IV.
Veertien dagen later gebeurt wat.
Het Haasje is al uren weg en is nog
niet teruggekomen.
Dat is nog niet gebeurd, zoolang hot
pootje hersteld 'is.
Wat zou dat beteekenen, denkt Pétro.
'Zou ik me nu toch vergist hebben!? Zou
dat beestje toch slechts een gewoon haasje
geweest zijn? Danhad ik ook op geen
dankbaarheid behoeven te rekenen.
Wat zou ik ook? Op dankbaarheid reke
nen? Zijn de menschen langer dankbaar,
dan de tijd, dat 't weldoen nog doorwerkt?
Het zou wat!?
Wat wil ik dan van het rcdeloozo dier,
waar de mcnsch met rede begaafd zich zoo
vaak schuldig maakt aan ondankbaarheid
er. de grootste weldaden gauwer vergeten
is, dan het kleinste onrecht hem aange
daan.
Pétro denkt en filosopheert door op zijn
manier, zooals dat een eenzelvig man altijd
doet tot plots.
Heer hangoor daar als een bom uit de
lucht voor zijn voeten rolt, weer opspringt
en voor hem op tafel wipt en Pétro aanziet
niet een paar oogen, waarin weer dat ligt,
wat Pétro zoo dikwijls trof en voor hem
onverklaarbaar was.
Zoo kameraad, ben je d'r weer! Ik
hc-gon al te vreezen en ik beschuldigde je
al van „ondankbaarheid". Ik heb mo ver
gist. Zoo is het goed! Jij bent hot dus niet!
Jij bent mijn trouw kameraadje en wij
drietjes Spits en jij en ik, wij blven ware
vrienden en zullen zoolang bet kan bij
elkaar blijven.
Wat zeg jij „Spring in 't veld?'' Geef nu
eens antwoord. Dat eeuwig zwijgen begint
me te vervelen. Je kwispelt alleen met liet
kleine stomp-staartje en meent dan reeds
genoeg gezegd te hebben. Toe, vooruit!
laat eens wat hooren!
En als antwoord springt het haasje
van de tafel en gaat op de eerste trede van
de trap staan en kijkt naar Pétro, alsof het
zeggen wil: volg me: het antwoord zal je
gegeven worden, kom!
Wat beduidt dat? Ga je me nu toch
er van door? of zou ik je volgen moeten?
Wel ja! wat verzuim ik ook? Alles redt
zich hier wel en wij kunnen best gemist
worden. Spits zal ons w®l heiden rempla-
ceeren. Kom, dan zal ik jou volgen, maar
niet te haastig gebakerd! Ik heb geen
springbeenen, zooals jij mijn vriend en
dan
Kijk, kijk. nu hot haasje al op den bo
vensten trede en slaat den weg naar liet
fcoscli is.
Pétro volgt. Alle tien sprongen blijft liet
liaasjs staan of de herder hem bijhoudt
•en het spoor niet zoek raakt. Daar is ech
ter geen sprake van. Pélro is vlug ter been
en vlug van begrip.
Nu bereiken ze den zoom van liet woud.
Het gaat langzaam nu. Langoor doet
kleine sprongen en ziet telkens om. Al
dieper en dieper gaan ze liet bosch in.
Wat moet dat nou denkt Pétro. Het
wordt me zoo raar om liet hart. Dat ondeu
gende ding zal toch geen kwaad in den zin
hebben en me brengen, waar ik den terug
weg niet meer vinden zal.
„Neen Pétro, wees maar gerust. De
terugweg zal wel gevonden worden en je
leider beeft geen kwaad in den zin".
Kijk, nu komen zo aan een open plaats,
waar liet lange gras is weggemaaid en
v:aar een omgekapte boomstam fot rusten
maant.
Geïllustreerde Nieuwsberichten in „De Leidsche Courant
In „De Leidsche Courant'' van Vrijdag
22 Januari stond het volgende bericht:
Politie-agenten op rolschaatsen.
Naar uit Dresden wordt gemeld, zullen
dc verkeersagenten op de drukste punten
'Oölz
dezer stad van rolschaatsen
worden, opdat zij zich met meer snclhj
en gomak kunnen bewegen om hun
wijzingen te geven.
Van het feit in dit bericht vermeld p)a
sen we hier een:
En zie! Wat is dat?
Pétro staat stil en volgt vol spanning
dat tooneeltje, dat zicli daar voor zijn
oogen opt rolt.
Daar zit op den boom een kaboutertje,
zooals zijn oog in werkelijkheid nooit zag
En hip! hip! liet haasje springt naast dat
zonderlinge mannetje, dat Pétro wenkt om
nader te komen.
Welkom Pétro! Welkom! Ik wachtte
je reeds twintig jaar en ik kan je niet zeg
gen, hoe blij ik ben jc eindelijk voor me te
zien!
Mij, klein baasje? Hoe zoo dan?
Alles zal je duidelijk worden, als je
eenmaal de geschiedenis zult gehoord heb
ben, die ik vertellen zal.
Ik ben erg nieuwsgierig klein
vrienje! maar hoe heet jij: je noemt mij
Pétro, en schijnt mij te kennen.
Noem mij Argusa, wat in onze taal
zooveel wil zeggen als „Alzioner". Ik heb
veel gezien en voel gehoord en kan veel
aan het licht brengen, wat anders verbor
gen bleef.
Jij maakt mij nieuwsgierig Argusa,
erg nieuwsgierig, te meer, daar do geschie
denis ook mij betreft en waarin ook ik naar
liet schijnt een groote rol zal spelen.
Beiden, zooals ik jullie hier voor me
zie. Om jullie beiden draait bet verhaal
en.daarom ook reken ik op jo hulp en
steun en goede trouw.
Die hulp en steun is bij voorbaat toe
gezegd en wat die goede trouw betreft: ik
las reeds veel van do kabouters en andero
geheimzinnige wezens onder en boven den
grond, enbegin nu reeds sommige din
gen anders te zien en stel voldoende ver
trouwen in jou, kleinen man, om de ge
schiedenis aan te liooren met dezelfde
ernst, als waarmee ze zal verteld worden.
En nu miju vriendje, laat mij niet langer
wachten en begin. Ik brand van nieuwsgio-
riglieid om te weten, wat dit alles- te be
duiden heeft.
(Wordt vervolgd).
Kerstnacht.
't Was de vooravond van Kerstmis. De
sneeuw lag wel 'n voet hoog, maar daar
gaven de meeste menschen niet om. Ze
waren in blijde stemming voor het Kerst
feest. Ook in een arm huisje in 'n steegje.
„Moeder" vrogg 'n meisje, dat Marieke
heette, „mag ik vannacht mee naar do
nachtmis? „Zeker kindje", antwoordde de
moeder, „maar ga dan nu gauw naar bed,
anders kan je niet mee lioor!"
„Ja moe", zei Marieke en ging naar
boven toe. 'n Poosje later gingen vader en
moeder ook naar bed.
't Was Kerstnacht. Lustig beiorden de
klokken over de besneeuwde straten dor
stad. In het kerkportaal was 't zoo vol dat
de menschen haast geen stap vooruit kon
den. Ook Marieke en .haar ouders waren
er bij- Eindelijk waren ze toch in do kerk
Wat vond Marieke het nu mooi, want ze
was nog nooit naar de nachtmis geweest.
Wat was het altaar mooi versierd! Ze kon
riet uitgekeken komen. Zoo verliep de
heele H. Mis en Marieke had nog niets
gebeden, ze had al maar zitten kijken. Ein
delijk gingen ze tot de H. Tafel. Wat had
zo nu goed tot Onzen Lieven Heer, die ook
van haar hartje bezit had genomen. Toen
gingen zij de Kerk uit. Het was nog erg
donker en het was weer gaan sneeuwen.
Daar stond Marieke haar tante. Gauw
liep ze er naar toe en zei dat zij nu ook in
de nachtmis was geweest. Tante ging met
hen naar huis, en bleef er den geheelen
dag. Marieke moest nog dikwijls denken
aan dat mooi versierde altaar. Nog nooit
was ze zoo blij geweest als op dien dag,
dat ze voor het eerst naar de nachtmis was
geweest.
Alida van Dieren, Leiden.
Nog te klein.
Janneman is wat gelukkig,
Kijk hem eens in 't nieuwe pak!
Heerlijk toch, al „groot" te wezen.
Hij heeft centen ook op zak!
Janneman zou groot ook wezen,
Wou nu lijken op een heer.
Zie, hij stapt een winkel binnen,
Gigaretten koopt meneer!
Op de straat wil hij gaan rooken,
Maar, hoe komt hij aan wat vuur.
Wacht dien heer eens even vra-c
Die helpt vast wel, 't is zijn büur
„Buurman, mag ik even leenen"',
Klinkt de eigenwijze vraag.
„Zeker vent ga jij je gang maar,
Zulke jongens help ik graag.
Buurman rookt en blaast de wolken,
En hij ziet Jan plagend aan.
„Wil u eventjes wat bukken,
U blijft ook zoo rechtop staan!
Wel dan moet je zoo lang wachten,
Tot jo eerst wat grooter, bent!"
Dan hoef ik niet te hukken,
Nu ben jij te klein hoor vent."
Marietje Straathof
Hazerswoude (Dorp).
Doe zoo!
Bereid uw huis, dat ieder die 't betreedt j,.
Zich veilig bij u weet,
En zich versterkt voelt voor het leven:
Zijn volle kracht aan 't goede wenscht
te geve
Schep u een atmosfeer van fiere kracht
Waar iedereen naar smacht,
Die in haar reinheid eenmaal slechts
mocht ad'me
En zich door zuivre liefde voelt omvad'ma 'f
li
Vorm u een hart vol medegevoel voor
alk
Trek tot u, wie gevallen
In 's levens strijd, uw hulp begeeren:
Wijl zelf verslagen, ze alle kracht ontben i
Bouw u een Tempel, toevlucht voor wie
tro
Tracht vriendelijk op te beuren,
Do zwaar beproefden, die door leed
gfcbo',v
In wanhoop vorsl'len, met hun onvermog
Verruim uw leven, woeker met
krachlt
Acht niet de booze machten,
Doe onbekommerd, bij wat u weerstaat,
uw plicl -
Zoo schept ge, in en om u, warmte en lie!
Theodora.
Naar de Nachtmis.
Als het Kerstmis is geworden,
Zijn wij allemaal heel blij.
Daar is bij ons in huis dan
Geen kwaad gezichtje bij.
Is d' avond voor den dag dan daar,
Dan gaan wij vroeg naar bed
Wij vinden dat toch heusch niet naar,
Maar hebben juist veel pret
Want 's morgens moeten wij vroeg op.
Om vier uur reeds al uit ons bed.
Want de Nachtmis roept en wenkt,
En ieder wil daar heen, naar 'k wed.
Wat is het schoon, wat is het mooi,
Zoo 's nachts daar in het huis van Goi
Dan is alles in feestelijke tooi,
Voor Hem die in Zijn hand Loudt
's menschen I' -
Wij denken dan wat hij voor ous.
Hier doen kwam op deze aarde,
Ja, dat Hij is voor alle menschen,
Een schat van groote waarde.
Tijdens de Mis, en wie zouden niet,
Gaan wij allemaal communiceeren,
Want door dit juist nu te doen.
Kunnen wij Hem het meeste eeren.
Ie de kerk nu uitgegaan,
Vlug dan naar huis getogen,
En verteld van 't moois en schoonS,
Eu van Jezus Alvermogen.
Als dan het licht in den kerstboom br3
7- moederlief weer vlug ter hand,
En nauwelijks is de zang ten eind,
Of dc tafel wenkt ons ten allen kant
Gerard de Kier, Li'^