I Anecdoten. j ceii als dal woord gesproken wordt. Dan zullen de poorten van do onvcrgankclijko eeuwigheid zich. ontsluiten ten' glorieuzen doortocht voor ahvio Christus in do hou- g'-rige armen gespijzigd heliben. ■s Jk had honger en gij gaaft Mij te olon. Vch, overwegen wij in den wintertijd 'dit woord en wij zullen als vanzelf liefda dig zijn. Een slimmerd. Ken jongen was bezig met voetballen op straat, tuen li ij per ongeluk den hal door een keukenraam schopte, met het gevolg, «lat «lit brak. De vrouw «les huizes schoot woedend naar buiten en dreigde een agent te zullen roepen. Do jongen zei, dat liij zijn vader, die glazenmaker was, zou roepen om een CORRESPONDENTIE. Lieve Neefjes en Nichtjes. Ilot oudo jaar is voorbij. Het nieuwe staat voor do deur. Wat het brengen zal aan goed of aan kwaad, wij welen het niet. Do toekomst is alleen aan den Gc- V< r van alle goeds bekend. Hij. de almach- tigc God, weet wat do komende maanden ons brengen zullen. Wij kunnen, alleen hopen en wcnschen en vragen en bidden. Wij moeten bidden voor onze Ouders, Vlio zooveel voor ons doen en voor ous lieelo leven reeds gedaan hebben; bidden dat do goedo God hen zegeno met Zijn rijkste gaven; dal Hij hun schcnko voor spoed en geluk; gezondheid cn vrede; dal Hij alles were, wat hun verdriet kan doen cn piju. Ziet, dat zijn we in do eerste plaats verplicht to doerf op dezen dag. Hoe kun nen wo anders onzo dankbaarheid too- non? Wat kunnen wij geven in ruil voor do zorgen en do mooitc;. voor den arbeid en do liefde, die wij van onze ouders zoo ruimschoots ontvangen, dan «loor weder liefde, gehoorzaamheid cn vlijt. Ja lieve Nichtjes en bravo Neefjes, denkt hieraan als go in de H. Mis van daag voor do voelen van het Kindje J esus jo wenschon uitstort voor 1926. Llidt ook voor uwe Broertjes cn Zusjes; voor do andere familieleden en.... ver geel ook mij niet; vraag voor mij gezond heid bovenal, dat wij nog lange jaren .sa men kunnen werken aan „Het Hoekje", dat ons dierbaar en lief is geworden en dat door groot en klein met plezier, gele zen wordt. Kn nu lieve kinderen, weiisch ik. jelic allen en uwe ouders en familie een har telijk ..Zalig Nieuwjaar." Met liet beantwoorden der brieven en der Vragen en met het plaatsen van het nieuwe sprookje, zullen we do volgende week. beginnen. Thans zijn wc nog in het Octaaf van het Kerstfeest cn laat ik lie- ver nog de stukken plaatsen, dio liierop betrekking liebbpn cn dio me van zoovele licvo modewerkertjes en -werkstortjes be reikten, waarvoor mijn •oprechten dank. Wat nog niet geplaatst werd, zal volgen. Tevens bedank ik u voor do vele atten ties op Kerstmis ontvangen. Ik zal die inooio Kerstkaarten goed bewaren en verzamelen in een spccialcu album, ge wijd aan mijn teefjes en Nichtjes van de Lcidsclio Courant. Jelio lief h. Oom WIM. Het Kerstkindje. Langzaam, rolde de zware woonwagen, welke mot grooto moeite door het oude, magere en afgewerkte paard werd voort gel rokken, door het besneeuwde land schap. Reeds dagen achtereen, welfde do gr ijzo sneeuwlucht zich over de aardo en vurig had liet arme gezin der Wagonbe woners gehoopt, hunne weinige aantrek kelijke voorstellingen, in het kleine stadje lot. na de Kerstdagen te kunnen voortzet ten. Doch wijl er geen afwisseling in het programma was te brengen, werd het ge tal der kijkgragon steeds minder, zoodat de man besloot het vier uur verder gele gen stadje nog voor Kerstmis to bereiken, om daar do voorstellingen in de schamele tent te hervallen. Vandaar dat hij er toe overging zijn hebben en houden op te la den, en met zijn ouden Gobus, het paard, de reis to aanvaarden. Doch nauwelijks een uur op weg zijnde begon hel te sneeu wen; eerst kleine vlokjes, dio langzamer hand al grootcr en grootcr werden, cn spoedig den ganscjien weg en streek mot een donzig, sneeuwkleed bedekten. Slechts met groote moeite gMuklo hot den ouden knol nog voort te sukkelen. Do man liep naast liet trouwe dier, om zijn last zoo veel mogelijk te verlichten cn hielp met een louw aan den wagen verbonden, zijn ouden makker den wagen «loor de sneeuw f,e trekken. Ook de reeds bejaarde vrouw was uitgestapt en duwde voor zoover hare krachten zulks toelieten, aan de achter zijde den wagen voort. Voor een der raampjes waarvoor kleine, doch zindclijko gordijntjes hingen vertoonde zich een bleek meisjeshoofd dat met doffe oogjes naar do nederdwarrelende vlokjes keek. Zoo gaarne was zij, want het 8 a 9-jarig meisje was 't eenjgc kind van de woonwa gen te D. gebleven. Moedor en Vader toch hadden haar reeds, dagen van to voren nieuwe ruit in het keukenraam Te zetten. Do dame vond dit goed en zou den bal houden, totdat de jongen met den glazen maker terugkwam. Ongeveer 10 minuten later stonden zij beiden voor hel huis. Toen gaf «le dame den jongen den hal cn deze liep fluitende weg. Toen de man de ruil had ingezet, zei hij, aan zijn pet tikkend: Dat is twee gulden veertig, mevrouw Dc dame keek bcm verbaasd aan en sprak: De jongen verteldo mij dat u zijn va der was cn dat u do ruit zout inzetten, om dat hij dio gebroken had. ik ben zijn vader niet, antwoordde <lc man on krabde zich achter liet oor. Hij kwam naar me toe en zei, dat ik «le ruit van het keukenraam bij ziju moeder moest inzetten! Niet erg duidelijk. Dat wordt toch wat al le erg met de thuisblijvers, sprak do onderwijzer, daar op do achterste Ijank zie ik er nu ook weer twee, die er niet zijn! beloofd dat zij op den lslen Kerstdag geen voorstelling zouden geven, en dat zij dan met hen gezamenlijk naar de Nacht mis mocht cn het Kindje in de Kribbe van nabij kon zic-n, met van kinderlijk genot glinsterendo oogen, had zij naar do vele kerstverhalen die haar moeder haar vertelde, geluisterd cn vurig had zij ver langd naar dien blijden stond. Toon moes ten zij plotseling vertrekken, cn angstig had hare vader er aan toegevoegd: als het nu maar niet gaat sneeuwen voor wij to D. zijn aangekomen, want anders zal Kobiis het wel le kwaad krijgen onderweg cn moeten wij met Kerstmis langs den weg blijven staan. Doch hier wachten gaat ook niet, want als hel dan gaal sneeuwen, zullen wij niets verdienen. En, met con God verlaat do Zijne niet, spande hij Kobus voor tien wagon, klopte hem goedmoedig op den nek en sprak, kom oudje laat eens zien wat je nog kan, do haas zal jc wel een handje helpen, zette het voertuig zich langzaam in beweging. Daar kwam de sneeuw, en verijdelde alle hoop, op een zegevierende intocht te D. want Gobus moest reeds nu en dan rus ten. Het Irouwo dier raakte uitgeput cn toen de wagen nog een uur gaans van D. verwijderd was, gaven Gobus en do baas den mood op cu besloten vrouw cn man den wagen aan de zijde van den weg te zet ten cn voor Gobus in den stal van dc naastbijzijnde boerderij oen onderkomen lo vragen, hetgeen goedmoedig werd toe gestaan. Toen de wagenvrouw weder in den wagen kwam weende de kleine Magda, want zoo was haar naam en liet bedroefd haar kopje hangen want nu zou zij niet naar d«' Nachtmis kunnen* en het Kindje in do Kribbe niet kunnen zien. Do moe der trachtte haar le troosten en raadde haar aan vroeg to gaan slapen, wie weet, kon zij dan nog den tweeden dag of den volgenden Zondag, do Kerstkribbe gaan zien .Hot had opgehouden te sneeuwen. Man en vrouw waren eveneens vroeg gaan slapen na gezamenlijk het rozen hoedje lo hebben gebeden. Magda droom de van do Engelen die uit den hemel daal den en een van deze wenkte haar en riep tiaar bij haar naam om mede naar do kerk lo gaan, waar hot Kindje Jesus in do Kribbe komen zou. Toon zij wakker werd, was liet verlangen in haar zoo groot, dat zij stilletjes haar bedje verliet en door hot raampje tuurde. De lucht was helder en liet sneeuwde niet meer. Hoe laat het was wist zij niet. Zij kleedde zich geruiscbloos aan, greep moeders omslag doek, deed deze om hoofd en schouders, cn sloop stilletjes den wagen uit. Toen zij dqar zoo eenzaam in don stillen nacht op den besnocuwden straatweg stond, huif verdo zij cn wilde weer in den wagen terug koeren. Doch eensklaps liep zij zoo vlug als haar tengere beentjes haar dra gen konden in de richting van het stadje D. ^leermalen moest zij rusten en bonsde haar hartje angstig. Langzamer en lang zamer schreed zij nog voorwaarts, tot zij het Kerkgebouw bereikte, waar zij uitge put van vermoeienis in liet portaal neer zeeg. Twoo dames die juist de kerk wil den binnengaan, vingen haar in do armen op cn koerden met lio tbewusleloozo kind naar hunne woning terug, ontkleedde liet vlug cn stopte het onder de warme de kens. Een weinig warme molk deed hel overige, en al spoedig openden zich de oogen der kleine en stamelde haar mondje zacht de vraag, waar nu het Kindje Jesus in de Kribbe avos. Veel beleckcnd zagen do beide dames elkander aan, en stelden haar gerust, dat wanneer zij avcci* her steld zou ziju, zij haar bij dc Kribbe bren gen zouden. Toen sliep zij weder in en zacht fluisterden do vrouwen - elkander toe. Ons Kerstkindje. Zij gaven den vol genden morgen kennis aan den Burge meester en toen do vader en moeder zich daar den volgenden morgen vervoegden, vonden zij al spoedig Magda weder, dankten do beide dames, welko hen mot Kerstgeschenken beladen voor hun Kerst kindje en na him van spijs en drank voorzien Ie hebben weder huiswaarts lie ten gaan. C. v. Fossom. Nieuwjaar. 't Oude jaar is heengegaan. Het nieuwe komt ons legen. Wat zal het brengen? Vreugd' en vree? Voel A-oorspoed. en veel zegen? Misschien ook brengt liet tegenspoed, Veel droefheid en voel rampen, Toch nog netjes. De directeur belde zijn secretaresse. Juffrouw Smits, u moest eens een briefje schrijven aan de firma Blank Co. om ze er aan te herinneren, dat ze onze rekening nog niet heeft betaald! Vijf minuten later kwam ze terug en liet hem den brief lezen. Ik ben bang, dat dit wel een beetje sferk is. Ik A7il de firma niet beleodigen. 'k Zou maar een anderen brief schrijven! Do tweede brief was even Itaer klaar. Dat is beter, zei de chef, maar nog een beetje te straf. U moet zo er heel be leefd aan herinneren, dat zij er waar schijnlijk niet aan gedacht hebben onze rekening te betalen. De derde brief eindelijk droeg zijn volle goedkeuring weg. Juist, zoo bedoel ik het. Nu moet u dien overschrijver en tegelijk eenige schrijffouten corrigeercn. Ellendeling heeft twee I's cn oplichters wordt met „ch" geschreven. Hij dc baas, Jansen was de gelukkige echtgenoot van een vrouw, die door alle bekenden ,,'de ver beterde uitgave \-an Xantippe" genoemd Averd. Op zekeren avond had zij haar heer en gemaal geducht afgerost en hem ten slotte onder de tafel geduwd. Plotseling trad de buurman binnen. Gissende wat er gebeurd was riep hij lachend: Wat drommel, waarom zit jc daar onder dc tafel? Wat gaat jou dat aan, Avas het ver ontwaardigde antwoord, ik ben baas in mijn eigen huis en kan dus gaan zitten Avaar ik wil! Samen deelen. Twee' joden gaan op zekeren Avarmcn zomermiddag samen over dcnzelfden Aveg. Wat hebt gij meegenomen, Levie? vraagt Nathan. Een flesch wijn, en jij? Een gedroogde tong. Goed, dan zullen wc deelen, zegt Le vie, ontkurkt zijn flesch cn doelt den in houd eerlijk met Nathan. Nu zullen avo eens een lekker stukje eten, zegt LcA'ie begeerig, haal jc A'oorraad" voor den dag. Mijn voorraad? Wel ja, je gedroogde tong. Maar mnn long is niet droog meer,1 krijgt dc verblufte Levie ten antwoord. Twee broers. Twee vacantiereizigèrs loopon op do Avenue de Messini te Parijs. Kijk daar staat oen standbeeld van." Shakespeare, zegt do oen. Ah, juist, zeker een broer van RobJ bespier! Een goed antwoord. Pastoor ('die do les behandelt over het doopsel): Kan iemand van do kinderen mij zeggen, wat er alzoo noodig is voor het Doopsel? Meerdere leerlingen tegelijk. Water, pastoor. Prachtig. Maar weet nu iemand Aval er nog meer noodig is? Langdurig stilzwijgen. Pastoor (tot een der kleinen, die bedeesd zijn vinger opsteekt): Toe zeg jij het maar Een kindje, pastoor. lem reeds missionaris. Naast born bad. hij een grooten bak, Avaar Avatcr in Avas. Hij doopte en doopte al door. liet doopfont Avas baast leeg. Daar kwam een klein Chineesje aanloopen en liep legen liet hou ten doopfont op. Het viel cn hol kostbaar Avater vloeide weg. Dat Avas jammer. Plot-' seling schrok liij uit zijn mijmeringen op door een schitterende verlichting. Hij was al in de kerk. Eerbiedig schreed hij voort, en knielt aandachtig in zijn hank neer. Daar zat hij, le staren naar het stalletje, waar do Verlosser als een klein kindje in een kribbe werd geboren. Zijn armpjes waren uitgestrekt, om allen to ontvangen. Willem bereidde zich voor. Daar was het heilig oogenblik gekomen. Velen ston den op. Ook Willem, die neerknielden aan do tafel des Ileeren. De Priester was bij hem. Hij legde een H. Hosti op Willem zijn tong. Nu ontving hij het waarachtig Lichaam en Bloed Onzes Heeren, 0, wat een geluk smaakte Willem nu hij Hem in zijn hartje heeft ontvangen. De H. Mis is geëindigd.... Willem gaat met moeder Avederom naar huis, maar geen van beiden zei wat. Maar Wim AA'as blij. Hij hoorde een zachte stem, die zeide: „dc Missie". Zwijgend stapten zij voort, tot zij thuis waren. Zijn broertjes jubelden en vader jubelde mee: want ontvingen zij niet twee reine engelen, twee dienaars van God? Maar één van de twee ontvingen zij met recht een geheime Heilige. Want hij toch, Willem, zou hij geen missionaris worden! Niet gaan preeken onder do zwar tjes gelijk (Ie Paters in de Missie! Zou hij ze niet gaan bekceren, en zieltjes voor O. L. Heer gaan winnen. Zou hij niet in 't verre missieland, zijn zieltje geven, voor do bekeering der arme zwartjes. Ja, zeker, zijn plannen zullen vervuld worden! Het ontbijt Averd klaargezet. Na het ontbijt Averden door moeder d« kaarsjes van den Kerstboom aangestoken. Wat flikkerden zij mooi tussclien al die ge schenken en snoep. En 't stalletje. O, wat lag liet Kindje daar zoet in doeken gewik keld. En de dieren, door hun instinkt ge- dreven, aanschouwen den Heiland, die ge boren is, om ons uit de slavernij te ver lossen. Zijne moeder ziet met een heiligo blik op haar Kind "neder. Ook de H. Jozef, do voedstervader van Hem, zit^ook bij do kribbe. Jammer dat Hij niet te Nazareth ge boren is. Maar neen, neen, Hij wou lijden van bet beginne af, tot aan zijn dood toe. Willem heeft een lampje aangebracht, dio precies op het kribbetje schijnt. Moeder Heft .een liedje aan, en .uit volle -borst klinkt liet: „De Herdertjes lagen bij Nachte", Emile Duym, li Kcrstycrhaaltje. 't Was de dag vóór Kerstmis en Janljö zou 's middags met Moeder nog een paar boodschappen gaan doen. Ongeduldig stond hij in de gang tc wachten, lot moe-i der komen zou; hij had zijn jasje al aan. Daar kwam mpeder de keuken uit; zo keek heel ernstig. „Ik moet jou iets drocA'igs vertellen, Jantje", zei ze. „Vrouw Jansen a'crtelt rao zoo juist, dat haar man hij hot metselen gevallen is en beide beenen heeft gebroken. Hij is onmiddellijk naar het ziekenhuis gebracht. Dat zal een droevige Kerstmis Avorden voor vrouw Jansen on dio armo kinderen, die nu alleen thuis zijn. Zullen. Ave er eens heen gaan en kijken of we iets voor ze doen kunnen? We hebben er best den lijd toe, als avc niet naar de lunctn room gaan." Heel even keek Jantje treu rig, hij avou zoo dolgraag naar de lunch-» room, maar toen overwon zijn goedo hartje en hij zei vroolijk: „Best Mammie, laten avg er maar gauw heen gaan, en ik zal wat speelgoed voor de kindertjes mee nemen." Dat vond moeder lief, zelf zou zo ook liet een en ander meenemen; maar zo zeide Jantje, om vooral geen kapot speel goed te geven, dat was niet aardig. Neen, dat begreep Jantje avcI. En hij kwam met een mooi, bijna nieuw paardje, en; een aardigen clown aandragen. Nu gin gen ze op weg naar liet kleine, vervallen huisje van vrouw Jansen, 't Was nog een; heel eind. Och, och, wat waren Moeder en Jantje blij dat zo gegaan waren! Moe der had end er av eg nog verschillende din gen gekocht, nuttige, maar ook aardige dingen. O, wat waren die armo kinderen blij. 't Oudste meisje was er hcelemaal verslagen van, toen Jantje's Moeder haar alles gaf. Jantje vindt het kleine zusje, dat zoo zoet op den grond zit. t aardigst^ en besluit, haar maar den clown te g<v ven, Avant daarvoor is haar broertje toch te groot. En nu gaan ze. na een vriende lijk afscheid, Aveer naar huis, want Jantje mag ook nog meehelpen aan de kamers* te versieren met hulst en dennctakken, dio hij mot Moeder heeft gekocht. Nu hi| Aval voor die armo kinderen gedaan heeft, zal zijn eigen Kerstfeest nog veel geluk kiger zijn. Bernard Fa ure, Voorschoten^ x— - ,<4 „Sint Antomus. BRIK En doet ons legen smart en pijn, En legen rampspoed kampen. Wij Avctèn niet, Avat komen zal; Dat ligt voor ons verborgen, Wij vragen ons zoo dikwijls af. Wat zal gebeuren, morgen? Bedenken Avij: de toekomst wordt Geleid door ?s Ileeren lland. Die brengt ons vast en zeker eens Naar 't heerlijk, heilig Land; Waar niemand een verleden „kent, .Slechts heden" zal daar wezen* Want daar behoeft, geen sterveling, De toekomst ooit le vreezen. Marie Symons. Kerstmis. i;i 'r. donkren Avinlcrnacbt Daalde uit den hemel, zacht Een Kindje lief cn zoet. Dai Ik aanbidden moet. Zijn Moeder glimlacht en is blij Eu ziet eerbiedig naar Hem op, als wij Hij ligt daar, als oen arm Kind, En wordt door velen leer bemind. Ik A-raag U beden, lieven Heer, Uw zegen voor mijn ouders t«ier, Blijf bij ons, heel ons leven lang, Zoo zingen Avij in onzen zang. Johanna Stadhouder. Bij dc Kribbe. 0, ziet gij in dien armen stal Dat Kindje, klein en leer? Het beeft en schreit Van bitt'rc kou, 't Is Onze Lieve Heer! En merkt ge daar rondom <fe krib Die schoono Eng'len niet? Zij daalden uit den Hemel hoog En zingen Hem een lied. De herders daar, zij knielen neer, Aanbidden 't Go-Jd'lijk "Wicht, Dat op een handvol slroo zoo arm In 't harde kribje ligt. Maar 't dichtste bij hot Kindeko Daar knielt het Öud'rcn-paar, 't Is juist, of Lievo Vrouwe ons roept O, kind'ren snelt tol Haar. Maria, lieve Moeder leer. Zeg Gij voor ons aan Lieven Heer, Dat Avij Hem minnen, o, zoo veel, Ons hartje is voor Hem geheel. Maria, lieve Moeder, goed. Vraag Gij voor ons Uw Kindje zoet Dat Hij ons hartje, nu nog klein, Onschuldig lioudo en altijd rein. Gorrie Louricr, Het Zigeunerkind. (Kerstverhaal.) 't Is een paar dagen voor Kerstmis. Over de av it besneeuwde dorpsweg loopt een armoedig kind. 't Stakkertje rilt van kou. En geen wonder! De scherpe Noor denwind snijdt door haar dun en versleten jurkje, 't Is een Zigounerskind. Een paar dagen geleden heeft een groep Zigeuners zich bij 't dorp gevestigd. Ue vader stuurt nu zijn dochtertje eiken dag met een marmotje er op uit om bij de rijke boeren 'wat te gaan bedelen. Medelijdende menschen laten "t meisje AvcI eens in de keuken komen, om zich wat te warmen en een paar boterhammen te eten. Nu is 't kind Avccr op weg naar 'l dorp. Op de bocht van den Aveg verschijnt "t cenig zoontje van hoer Hermsen. Nieuws gierig om lo weten wat zij bij zich draagt komt hij nader. Medelijdend, bekijkt hij het kind. Hij «spreekt ze aan en zegt: „Heb je honger?" Ja, komt het bedeesd van 't kind d'r lipjes. Hier!-zegt-ie gul en stopt liet kind een paar boterhammen, rijkelijk besmeert met boter en belegen met kaas, in de hand. Dank u, antwoordt 't meisje. Ze brok kelt er een flink stuk af, en werpt dit het marmotje voor. Deze schiet cr op toe cn weldra is 't in liet hongerige maagje ver dwenen. Is dat diertje van jou? vraagt 't boerenzoontjo. Ja broer, antwoordde het kind. En ze vertelt hem van baar huis en Avaarom ze met 't marmotje naar 't dorp gaat. Arm kind, lispelt de jongen. En op zijn beurt vertelt hij haar van zijn thuis. Was ik maar zoo gelukkig, zegt het meisje zacht. Je moet met Kerstmis maar goed hid den hoor! zegt de jongen. Kerstmis, Avat is dat? Weet je dat niet? Dan zal ik 't je ver- lellen. Ilij vertelt haar van 't Kindje Jezus dat op Kerstnacht in een stal ge boren werd. En hoe dat nu elk jaar op nieuw gevierd Avordt. Hij vertelt haar ook dat hij dan met zijn ouders naar "de nachtmis gaat. a Is 't daar mooi? vraagt 't meisje. Nou cn of, er staal een stalletje, met T Kindje Jezus in 'n kribje, Maria, en Jozef, dc herders, en ook een os en een ezel. En cr aa'orden zulke mooie versjes gezongen. Kom, zegt 't meisje, ik moet verder. Eu na afscheid tc hebben genomen gaal ieder zijns weegs. 't Is Kerstnacht! In 't schamele bedje van den Zigeuners wagen ligt liet meisje. In dc verte hoort zij de klok luiden. Zo herinnert zich dat het Kerstnacht is. Nu gaat 't zoontje van den boer zeker met zijn ouders naar de kerk, denkt ze. Och, hoe graag zou ze ook gaan. Plots flitst haar iels door 't hoofdje. Ze zal stiekum gaan. Niemand inag 't welen. Voorzichtig staat ze op, trekt haar dun jurkje aan, slaat een doek om en opent hel deurtje van do woonwagen. Ze schiet op haar bloot© voelen in haar klompjes. Zc zal 't land oversteken, dat loopt gau wer. Do sneeuw knerpt onder haar voeten. Opeens daar zakt ze een eind in de sneeuw Ze Averkt zicli er uit, maar met dat al blij ven haar klompen vastzitten. Ze staat een oogenblik stil in beraad, of ze terug zal gaan. Maar neen! Ze zal gaan. Op haar bloote voeten loopt zo verder. Ze rilt van de kou. Gelukkig, nu is zc bij de kerk. Blijde zangen klinken haar tegen. Zachtjes duwt ze de zware deur open. Verblind door 't ilcht blijft zc een oogen blik staan. Dan schuifelt zo naar een hoekje. Ze kijkt naar al die menschen, naar den Pastoor, die aan rt preken is en ook naar ?t kribje. Haar hoofdje zinkt op haar borst en Aveldra is ze ingeslapen. Ze Averd wakker door de koster, die haar op den schouder tikte en haar op merkzaam maakte dat de kerk moest ge sloten worden. Schuw kijkt ze rond en loopt naar de deur. Bibberend, loopt ze nu Avoer in de sneeuw. Haar tanden klappe ren. Ze is geheel uitgeput. Alles draait om der heen, haar slapen kloppen. Nu zinkt ze neer en blijft a-oor een boom aan den Aveg liggen. Daar komen menschen. 't Is de familie Hermsen. '/Je praten opgeAvekl oa-ër <le mooie preek van mijnheer Pastoor. Wal is dal? roept de boer opeens. Hij wijst met zijn vinger naar een gedaante die op den grond voor een boom ligt. 't Jongetje herkende 't meisje. Dc boer nam 't tengere lichaampje in zijn armen en droeg het de kamer in. Waar de goed hartige boerin haar de natte kleertjes uit trok en een warm bedje voor haar gespreid Averd. Dc dokter constateerde volkomen uitput ting" en ernstige verkoudheid. De „baas" van de Zigeunerstroep word. gewaar schuwd en kAvam, maar ging vloekend aa'eer heen. Dc dokter gaf dc hoop op cn de Pastoor diende de kleine het H. Doopsel toe. Vier dagen later scheidde 't jonge gelouterde zieltje A-an dc Avereld. 't Kerstkindje had haar tot zich genomen. Dien nacht trok de Zigeunertroep weg .verder de wereld in. Maar een trok niet mee. Die vierde met Jezus hoog bo ven de wolken 't Kerstfeest cn zong met dc engelen mee.Gloria in Excclsis Deo. Kerstmis. „Tik, lik. tik. tik! Het klokje op Willem ziju kamertje sloeg vier uur. Met een wip sprong hij overeind. Hè, gelukkig nog niet le laat. Hij stapte uit zijn bed en ging eens voor liet raam staan kijken. Niet veel bij zonders. Een beetje sneeuw, meestal natte, Avat Avind en koude. Wat huiverde liij. Daarna knielde hij neer en bad zijn mor gengebed je, waarna li ij zich begon aan te klcoden. Flap, op do gang ging het licht aan. Zeker moeder ook al op. En ja, even later kwam Moe eens kijken. ..Zoo Willem, al uit de veeren?" „Ja, moeder, enne.... en een gelukkig cn zalig Kerstfeest, moes je", stotterde hij en vloog haar om den hals „Dank je wel, Willem, ik wensen je van harte hetzelfde, hoor, mijn jongen". Willem glimlachte maar zei niets. Wat Avas hij gelukkig. Strakjes mocht hij Ons Lieven Heertje in zijn rein hartje ontvan gen. En dan zou hij bidden, bidden voor do bekeering der zondaars, 't Was im mers Missie goAvcest, verleden Aveek Dins dag ong. En Avat mooi hebben de Paters gepreekt. En Avat vruchten heeft menigeen er van geplukt. „O, Avat is Ons Lieve Heer tje toch goed." dacht hij. Maar eindelijk Avas hij klaar. Hij ging do trappen af. Hè, Avat kraakten ze! Moo Avas ook al klaar. Willem trok vlug zijn jas aan en samen gingen zc weg naar do Nachtmis. Wat Avas liet buiten heerlijk. De klok verkondigde Jezus geboorte aan. en riep velen ter kerke. De zware vroolijkc lonen wekten velen, die zicli spoedden om O. L. H. liet eerst te begroeten. En wat avos Hij toch goed. O, de Heiland offert zicli nog steeds op in het H. Sacrament. En dan zijn er nog zoovelen, die Jezus Goedheid schenden door een onwaardige H. Communie. Iu zijn gedachten was Wil-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 12