.0.
KALENDER
DER WEEK
1
N B. Als niet anders -wordt aangegeven
heeft in deze week iedere H. Mis Gloria
en Credo. Vanaf Woensdag Prefatie en
Communicanten van Driekoningen.
ZONDAG 3 Jan. Feestdag v d.
Zoeten Naam Jesus. Mis: In No-
mi n e J e s u. 2e gebed (alleen in stille H.
H. Missen) v. h. Octaaf. Prefatie van
Kerstmis.'Kleur: Wit.
Alle volkeren, die Gij hebt geschapen,
zij zullen komen en aanbiddend voor U
neerknielen en Uwen H. Naam verheer
lijken Want geen anderen naam is ons
gegeven, waarin wij zalig moeten worden,
dan de H. Naam van Jesus. (Kerk. Get.)
MAANDAG 4 Jan. Octaafdag van
de H.H. Onnoozele Kinderen.
Mis: Ex ore. (Als op 28 Doe.) 2e gebed
van Maria. 3e voor Kerk of Paus. Gra
duale met Alleluja-vers. Geen Tractys.
Geen Credo. Prefatie van Kerstmis. Kleur:
Bood
De onschuldige kinderen zijn voor Chris
tus gedood door den goddeloozen kon Mig.
Nu volgen zij het Lam zonder vlek en zeg
gen zonder ophouden: G'orie zij U, o Heer!
DINSDAG 5 Jan. Vigiliedag van
Driekoningen. Mis: Dum me
dium. 2e gebed v. d. H. Telesphorus, 3e
van Maria. Prefatie van Kerstmis. K'eur:
W i t
Schoon zijt Gij (Christus in de kribbe)
van gestalte boven de men schenk in doren:
uitgegoten is bevalligheid op uwe lippen.
(Graduale).
WOENSDAG 0 Jan. Hoogfeest van
de Openbaring des Heeren of
Driekoningen. Dag van devotie. Mis:
E c c o advonit. Kleur: Wit.
Vandaag herdenkt de H. Kerk do Open
baring de3 Heeren aan de heülenen in de
roeping der drie Koningen. Dankbaar her
denken vrij heden hoe over het Jeruzalem
onzer ziel reeds lang de glorie des Heeren
is opgegaan in ons H. Geloof (Epistel).
Moge ons geloof eenmaal overgaan in een
za'ig aanschouwen in den hemel (Gebed).
Dat mogen wij hopen, als wij weten te of
feren aan Christus het goud onzer liefde,
de wierook van ons innig verkeer met God
in het gebed en de rayrrhe der bittere zelf
verloochening van eigen wil (Graduale,
Evangelie, Offertorium, Stdgebed).
Toonen wij ons dezen dag vooral Mis
sionarissen van gebed. Vragen'wij de be
keering der arme heidenen, dat ook zij
mogen wandelen in het L:cht van Christus
a's genadekinderen in Zijne Heilige Lief
de. Offeren wij voor (lie intentie ons heilig
en aanbiddellijfc Sm eekoffer, waardoor de
eerste en grootste Missmnaris, Jesus
Christus, zich zei ven opoffert aan Zijn
Hiemelsohen Vader.
DONDERDAG 7 Jan. 2e dag onder
het Octaaf van Driekoningen.
Mis: Ecce fa's op het feest)' 2e gebed ter
©ere van Maria; 3e voor Kerk of Paus.
Kleur: Wit:
Jerusalem uw licht is gekomen en de
glorie des Heeren is over U opgegaan en
de heidenen zullen wan de1 en in Uw licht.
Allebga. (Kerk. Get.V
VRIJDAG 8 Jan. 3e dag onder het
Octaaf. M\s al® gisteren. Kleur: Wit.
De ster schittert als een vlam en wijst
den Koning der Keningen aan De Wijzen
zochten haar en offerden aan den grootcn
Koning hunne gaven. (Kerk. Get.).
ZATEPD/VG 9 Jan. 4e dag van het
0 c fa a f. M's als gisteren.
Vóór de morgenster geboren en voor de
eeuwen, is de Hoer, onze Zaligmaker he
den aari de were'd venschene. ("Kerk. Get.)
L-sse. ALB. M KOK.
Twee eigen huizen, heelemaal vrij.
Geen papieren halken er in.
Elf hectaren beste land, alles bijeen,
en duur verpacht.
Twee weiden, de één wat nat:ig
maar de ander beste grond.
Lees hier 'nen keer dat cijfer, in
floten: ziet ge het?
Ja, Nonkel, knikje Martha, die al-
eens het cijfer niet bezien had.
En hier, op de volgende regels. Ziet
fe die getallen? Bat heb ik uitslaan op
anken.
Zoo, dat moet veel zijn.
En hier, dat zijn renten op huizen en
eigendommen. Neem mijn potlood en tel
dat allemaal eens bijeen.
Het meisje nam een stuk papier en
deed of zij er getallen op schreef, het een
onder het ander. Ze keek hem dan guitig
in zijn oogen.
Hebt ge niets anders meer uitstaan.
Nonkel?
Wat blief? zei hij. Nog .iets anders?
Ja, iets dat op uw twee bladen niet
op staat?
Maar kind!
Ge kunt in uw leven toch voor uw
familie niet alleen gespaard hebben? Ge
moet toch voor uw eigen toch ook veel
uitgezet hebben?een deel althans?
Onder zijn borstelige wenkbrauwen keek
hij haar aan wantrouwig.
Peina eens goed na, Nonkel.
Hij trok zijn eene schouwer op, lastig:
Niet noodig na te peinzen, hier staat
alles op.
Toch niet wat ge hierboven uitgezet
hebt?
Wat blief?
Ja, hierboven. *k Wil zeggen, dat ge
8e arme mencchen goed meegedeeld hebt?
Hij kxemmelde In zijnen leunstoel en
haalde de deken over zijn beenen. Daar
heb ik me niet meer kunnen bezig houden.
Ge weet, 'k had teveel werk. Geenen tijd.
En aan de kerk en de goede werken
gaaft ge met volle handen?
Ja, ja, in de kerk gaf ik eiken Zon
dag, in de sohaal. Vóór den oorlog, tweo
rents. Maar in den lesten tijd, twee nik-
eltjea. Er zijn geen koperen centen meer.
En als Mijnheer Pastoor rondkwam,
[roor de Hoogeechool, of St. Pieterspenning
of voor het Gildehuis, of voor wat anders.
Ja, ja, voor die oude dingen wel.
Dat stond op zijn vasten pegel. Altijd nog
gelijk ik dat thuis zien doen had. Een
beelen frank.
En als er Missionarissen rondgingen,
gaaft ge ook goed door?
Kind, daar ben ik niet voor. Ieder
land moet voor zijn eigen zorgen. Niet
voor de vreemden.
Martha lei papier en potlood weg, be
zag hem droef, en twee tranen schoten
in haar oogen.
Wat hebt ge kind? Heb ik niet ge
noeg op u gezet?
Ze kon het niet meer houden: Och Non
kel, ge hebt niets voor uw eigen uitgezet,
daarboven
Daarboven?
Ja, bij Onzen Lieven Heer.
't Anderendaags 's morgens als Martha
hem zijn koffie bracht, zei Nonkel:
Martha, He heb daar dezen nacht
eens op gepeinsd. Ge weet wel, over giste
ren. En over dit uitzetten daarboven
Luister: 'Als ge mijn erfenis zult opge
trokken hebben, moet ge maar goed zor
gen voor armen en kerken en goeie wer
ken. met mijn geld. Dan zullen die nog
goed met mij varen. Na mijn dood.
Dr. TH. VAN TICHELEN.
EEN STOUTMOEDIGE RIT.
Een der meest gevreesde straatroovers
was Copper Tom. wien het bij iederen
strooptocht niet alleen gelukte, den ver
wachten buit te bemachtigen, maar ook
om telkens uit de handen der op hem loe
rende politie te blijven. Vrees kende Cop
per Tom niet, zelfs niet voor den dood, die
hem reeds meermalen door een welgemik-
ten kogel zijne waarschuwing had toege
zonden.
Zijn gezicht was leelijk als de nacht.
Het drukte tgelijkertijd haat, woede, vreug
de en verachting uit, eene misvorming, en
verwekte angst en schrik bij allen, die
hem zagen.
Copper Tom, zoon van een farmer, was
als jongen van twaalf jaar zijnen vader,
die hem met een flinke tuchtiging bedreigd
had, ontloopen en had diens 'beste geweer,
een hoop kruit en lood, proviand en een
vuurslag meegenomen. Hij wilde Galatin,
de het dichtst bij de farm gelegen stad,
opzoeken, "maar moest daartoe meerdere
dagen door het natuurwoud trekken. Men
zegt, dat hij Galatin nooit gezien heeft en
eigenlijk nooit meer uit het bosch te voor
schijn is gekomen.
Of hij schuld had aan den kort na zijn
vlucht gepleegden moord op twee personen
is onbekend gebleven.
Er liep namelijk door het natuurwoud
een weg van Galatin naar Helena en op
zekeren morgen kwam in eerstgenoemde
plaats het ledige rijtuig met de twee paar
den van een rijken heer terug, dat er den
vorigen dag vertrokken was met koetsier
en eigenaar. Van de twee inzittenden
werd nooit meer iets vernomen. Sinds dien
tijd herhaalden zich dergelijke schrikwek
kende gebeurtenissen meermalen, waarom
iederen slechts met angst voor zijn leven
het woud betrad. Ten laatste vereeöigden
zich de bewoners der stad met de farmers,
doorkruisten het woud en doorzochten het
tot in zijn donkerste schuilhoeken, tenein
de den misdadiger onschadelijk te maken;
er was evenwel geen spoor van hem te
vinden.
Copper Tom zat gedurende deze jacht
rustig in het huis zijns vaders, waar hij hij
zijn terugkeer weer liefdevol ontvangen
was. Hij was te New-York, Philadelphia
en Boston geweest en had er veel geld ver
diend; zijn principaal verlangde zijn spoe-
digen terugkeer. Zoo ongeveer luidde het
verhaal, dat hij opdischte, omtrent het
geen hij gedurende zijne afwezigheid uit
gevoerd had. En wat hij zeide, moest v^iar
zijn, want hij gaf aan al zijne huisgenoo-
ten, zijne ouders, en broeders, kostbare
geschenken en geld. Eenige dagen later
had Tom weer het vaderlijk huis verlaten
Acht dagen later meenden eenige naburige
farmers hem, niettegenstaande zijne ver
momming, te herkennen als hoofd eener
rooverbende, die hen aanviel, en sinds dien
heette bet in den geheelen staat, zoo gauw
een moord of geweldpleging bekend werd,
dat Copper Tom de moordenaar, dat Cop
per Tom de roover was.
In het jaar 1867 verscheen ^Copper Tom
weer met eeriige getrouwen op zijn ge
boortegrond, Montane. Hij zette do met
hem bevriende Indianen, die hem reeds
meermalen bij zijne ondernemingen terzij
de gestaan hadden, lot vijandelijkheden
tegenover zijne landslieden aan, opdat de
door hem beraamde straalrooverijen op
hunne rekening zouden gesteld worden.
In dienst der expeditie-onderneming te
Galatin s'lond een oude, grijze koetsier,
James Butler genaamd, waarvan het won
derlijke verhaal ging, dat hij nog nooit
eenig door hem te vervoeren stuk goed
door berooving verloren had, ofschoon de
weg van Galatin naar Helena door straat
roovers steeds onveilig werd gemaakt.
Hij reed in zijn vierspannig zomerrijtuig
of zijn tilbury in den winter, reeds dertig
jaren dagelijks, en legde zijne zeventig
Engelsche mijlen steeds binnen den be
paalden tijd af, ofschoon de rijweg door
de meest woeste streken, langs gevaarlijke
afgronden, door stroomende wateren, door
donkere kloven en reusachtige bosschen
voerde. Niettegenstaande dat alles mocht
James Butler zich gerust de gelukkigste
der koetsiers noemen, die op tijd wist aan
te komen en elke berooving wist te ont
gaan. Maar indien nu toch het noodlot op
hem loerde?
Het zal zoo wat zes uur in den morgen
geweest zijn, toen Butler op zekeren dag
met zijn voertuig voor de deur van het
expeditie-bureau reed, om de verschillende
ijl- en vrachtgoederen, benevens de reizi
gers, op te .laden. Het weer was guur, het
was bitter koud en men kon op een on-
aangenamen dag rekenen.
Butler had reeds vijf minuten gewacht
of iemand de deur zou openen, maar nie
mand verscneen. Toen hij daarop naar
binnen keek, zag hij vanaf den bok, dat
de chef der onderneming hem wenkte om
binnen te komen.
De chef sloot de deur achter hem, frok
hem in een zijkamertje en sprak schier
fluisterend: Butler, wij hebben vandaag
14.000 dollars in baar geld te vervoeren.
„Best", antwoordde Butler, „ik heb
reeds meer te vervoeren gehad, en alles is,
God zij dank, prompt en secuur op zijne
bestemming gekomen".
„Jamaarfluisterde de chef
hem verder toe, „M. Warnisch is ziek en
er is op 't oogenblik geen conducteur be
schikbaar!"
„Ha!" sprak Butler nadenkend, terwijl
hij zijn revolver opnam en aan den hals
hing, „dan zal Ik beiden in persoon zijn,
conducteur en koetsier!"
„Ik had dit antwoord van u verwacht,
Butler!'.' hernam de chef. „Er is evenwel
nog iets gewichtigs te bedenken!"
Bij deze woorden legde hij zijn mond
aan Butler's oor:
„Copper Tom en zijn kameraad Old Jim
maken de wegen weer onveilig. Ik hoorde
zoo even nog van een aanval op een koop
man uit Crass Trees."
Butler liet een langerekt gefluit hooren,
zijne hand had den revolver geval; bij
deze mcdedeeling liet hij hem los. Hij had
reeds te veel van Copper Tom's schand
daden gehoord om hem niet te kennen en
in het eerste oogenblik niet eenigszins te
ontstellen.
„Dan laat ge toch het geld nog hier."
„Dat kan ik niet", hernam de chef be
sluiteloos. „Er is spoedige bestelling bevo
len. Het geld moet heden weg, mot of zon
der conducteur, voegde hij er daarop met
vastere stem bij. Wat denkt gij, Butler,
wilt gij het meenemen en beproeven het
ter plaatse te brengen?"
Butler lachte.
„Zeker, mijnheer, zal ik het meenemen,
dat is nu eenmaal mijn plicht! Laat de
kist onder den bok vastmaken en leen mij
uw revolver, want ik kon er soms twee
noodig hebben!**
Onder deze Woorden nam hij den revol
ver van den chef van den lessenaar en
stak hem in den schacht zijner rechter-
laars.
„Of ik het veilig ter plaats zal brengen,
dat is de vraag, omdat deze honden
van straatroovers in ieder geval pogen zul
len mij te berooven".
Door de geuite gevoelens van ver
knochtheid aangenaam aangedaan, drukte
do chef Butler warm do hand en klopte
hem dankbaar op de schouders. Daarop
werd de deur van de beambtenkamer ge
opend, de ijzeren geldkist werd onder den
bok bevestigd en Butler besteeg zijne hooge
zitplaats.
Slechts één passagier, een oude vrouw,
dj© op.de eerste halleplaats afgezet moest
worden, steeg in; onder lustig zweepgeknal
trokken de paarden aan.
Het vermoeden, vandaag een kouden re-
genachtigen dag voor zich te hebben, bleek
ongegrond. De zon brak door de wolken,
zij straalde spoedig een heerlijke warmte
uit, waarin bot Butler aangenaam te
moede werd. Om tien uur had hij reeds
twintig mijlen afgelegd, met versche paar
den voor den wagen, waarvan de eenige
passagier uitgestegen was.
„Copper Tom of een zijner vakpenooten
zal mij zekerlijk niet in de Duivelkloof op
wachten, en heb ik deze maar eens be
reikt", sprak Butler tot zichzelf, „dan
ben ik op een gedeelte van den weg, waar
ik wel eens zou willen zien, wie mij daar
zou aanhouden; want indien hij niet eerst
sehiet, rijdt ieder ervaren voerman hom
onderste boven. Wij zullen deze kleide
zeven mijlen in acht-en-twintig minuten
afleggen, dat is zeker!"
Hij trok de teugels onwillekeurig iets
strakker aan.
Intusschen was de middag reeds voor
een groot gedeelte verstreken en do tweede
halte bereikt, waar weer van paarden
verwisseld werd. Butler gebruikte zijn
middagmaal, bestaande uit vleesch, brood
en zwarte koffie.
Toen hij weer naar zijne hooge zitplaats
op den bok wilde terugkeeren, teneinde
verder te rijden, stond de posthouder der
halte van zijne bank op en naderde den
wagen.
„Zeg- eens, Butler, daar ginder aan den
wegwijzer wacht u een oude man op, die
gaarne wilde meerijden. Voor nauwelijks
twee uren was hij hierl Vergeet niet,
dat ge hem goed in 't oog houdt!"
En de eenvoudige landbouwer wees op
de twee pistolen, die hij tusschen den hand
zijner bioek had zitten, teneinde op zijne
waarschuwing nadruk te leggen.
Butler knikte met het hoofd.
„Dank u, Jonay, ik zal mijne oogen goed
open houden, daarop kunt. ge rekenen!"
De tverschq paarden vlogen over den
weg en de ledige postkar roldo hen na.
„Dat -is zeker Old Jim", mompelde But
ler in -zichzelf, toen zijne geoefende oogen
den krommen weg langs zochten. „De
oude schoft wil zich van mij laten rijden,
teneinde dadelijk bij de hand te zijn, als
Copper Tom mij aanvalt! Oho, mijn
vrend, ik ruik lont!" Hij knarste met do
tanden van opwinding. „Welaan", sprak
hij na eenige minuten, „ja, hij zal mee
rijden!"
Weer had hij eenige mijlen afgelegd,
toen hij in de schaduw van eeucn grooten
den, die dicht bij den weg stond, "den aan-
gekondigden passagier zag staan. Toen de
ratelende koets nader kwam, keek hem de
voetganger aan en kwam hem tegen.
„Hijlo, koetsier! Wilt gij een armen be
delaar een genoegen doen en hem «en
eindweegs meenemen? Ik kan niet vorder,
ik ben te oud geworden voor voetreizen'en
te arm om de vracht te betalen. Wilt ge
mij meenemen?"
Onder het spreken draafde de oude
naast het rijtuig voort. Volgens zijn uiter
lijk moest hij arm zijn, dat kon men wel
zien. want zijne kleeding bestond van hol
hoofd tot de voeten slechts uit lompen. Hij
moest'ook zeer oud zijn, want de plooien
zijner huid, de witte lokken van bet haar,
sloten iedere vermomming uit; zij waren
te natuurlijk.
Geïllustreerde Nieuwsberichten in „De Leidsche Courant'
DE ZEGENINGEN DER BER0EPSSP0R1
Maandag 21 December 1.1. stond het vol
gende bericht onder Sportnieuws in „De
Leidsche Courant":
Burnley verkoept spelers.
De bekende Engelsche professionalisti-
sche voetbalclub Burnley heeft wegens den
slechten financieelen toestand waarin do
kas der vereoniging verkeert, eenige van
haar beste spelers moeten verkoopen, voor
een van wie zij indertijd o.a. 4500 p.st. be
taalde. Deze maakte in 't laatste seizoen 22
goals, zoodat elke goal Burnley op ruim
200 p. 6t. kwam te staan.
Het is builen kijf, dat zich in
dezen tijd van malaise ook op handelsge
bied, geheel nieuwe, gezichtspunten zou
den openen, als ook in ons dierbaar Va
derland de sport als een beroep zou wor
den beschouwd. Immers een geheel nieuwe
handelsbranche ontstaat hierdoor, zooals
ook bovenstaand bericht aangeeft.
Vooral de voetballer zal dan als geheel
nieuw verkoop-object op onze markten
zijn „joyeuse entrée" doen. Ons dunkt dut
de verkoop dan gaan zal, zooals boven
staande plaat aangeeft en om u goed in
dien toestand te doen inleven, volge hie*
een kleine redevoering, zooals oen voetbul-
lenverkoopor die dan ongetwijfeld hom
den zal: „Zijn d'r nog heeren of amateurs
in mijn vergadering, die zoo'n apparaatje
wenschen moe te dragen, hopende in het
volste vertrouwen van een dubbeltje, 10
centen geld. Koop je nou niet, koop je
nooit, lig 't au je verstand of an je por-
temonnaie; heb je geen hand kun je geen
vuist maken, heb je geen geld kun je niet
koopen. Kinderen van 80 jaar, zooals
grijsaards in de wieg kunnen er mee om
gaan. Smijt het op den grond, gooi bet in
een hoek, het behoudt zijn waarde.
Zijn d'r nog heeren of amateurs bij??..
Leg ik dat apparaatje neer, is dat niet
meer te koop. Eenmaal .andermaal, derde
maal.... andere koop?
Leve do zegeningen der beroepssport.
Half spottend, half met medelijden ver
vuld, maar niet-tegenstaande dat, het ge
vaar duchtend, hield Butler de teugels in
en sprak tot den oude:
„Ja, maar snel en kom maar hier bij
mij zitten. Ik moet probcoren mijn uur
rust weer in te halenl Waarheen wilt gij?"
De oude man had aan zijn linkerhand
plaats genomen en antwoordde:
„Naar Dicksons".
Een zweepslag en do paarden liepen
weer in vluggen draf verder. Butler obser
veerde gedurende den rit zijn reisgezel
nauwkeurig en greep daarbij onwillekeu
rig naar zijne pistolen.
„Koud wepr voor een Meidag!" bemerk
te de aangekomene huiverend. „De wind
steekt weer geducht op!"
„Ja, koud is hot, maar daar ginder in
de Duivelskloof zal het warmer worden!"
„Dat geloof ik ook!" viel de reisgezel
den koelbloedigon Butler in de rede, ter
wijl deze zijne paarden tot meer spoed
aanzette
De stijging van den weg .was bereikt, en
de weg voerde al dalend langs de zich steil
verheffende rotsen, die hem eerst gedeel
telijk, weldra geheel, aan beide zijden in
sloten.. Nog een poosje en de kloof was
bereikt. De koets schommelde tengevolge
van dezen snellen rit op hare sterke vee-
ren. Old Jim moest zich met heide handen
aan zijne zitplaats vastklemmen, wilde hij
niet er aarde geslingerd worden. Dit was
hetgeen Butler bereiken wilde, en hij
lachte grimmig, toen hij de onzekere po
sitie van den andere zag.
,.M«iar koetsier, gij rijdt om den.duivel
te snel!" schreeuwde de oude grijze haan-
slrooper, zonder dat Butler hem geduren
de dezen vreeselijk snellen rit verslaan
kon. De paarden vlogen over den weg. de
hoefijzers kletterden op den rotsigen bo
dem, de vensters der koets rinkelden luid
en zooals deze op hare voeren heen en weer
geslingerd werd.zoo wierp zij ook Butler's
reisgenoot met harde schokken van links
naar rechts.
„Houd stil, koetsier, ik moot afstijgen,
dicht voor de kloof houd stil ik
gij zult toch stil houden!" schreeuwde hij
steeds opnieuw.
Butler beet zich op de lippen.
De granieten muur der Duivelskloof be
vond zich juist voor hem en de rijweg die
steeds sterker daalde, verdween hij de in
vallende duisternis in jie stilte van het
open graf, sléchts een smullen weg, die
nauwelijks voldoende ruimte voor don
wagen aanbood.
Het geraas van den vallenden berg
stroom diep beneden in den afgrond rechts
klonk als eene waarschuwing naar boven
en de grauwe nevel, die langs de rotsen
optrok, hechtte zich nat en koel aan de
beide reizigers.
„Ik kan en wil niet stilhouden!" Mot
deze woorden sloeg Butler mot de zweep
op de paarden in, die snoevend en dum
pend op.de Duivelskloof toe renden.
En terzelfdertijd zagen zij in het mid
den der vreeswekkende kloof, daar, waar
zich van du eene zijde van den weg eene
vooruitstekende rots bevond en aan de an
dere zijde eene steile, onberekenbare «liep-
te gaapte, een man zwijgend wachten.
Copper Tom loerde op. eene prooi.
Butler's rei genoot stiel een kreet uit en
wildo reeds zijne hand van zijne zitplaats
loslaten en naar zijne bord brengen, toen
Butler zich plotseling tot hom wendde en
hom zijn revolver voor het hoofd zette, ter
wijl hij hem toeschreeuwde:
„Weg met jli»; hand! Boert ge u nog
eenmaal, dan zijt ge een kind do.* doods!
Ik heb u erkend. Old Jim! Ge kunt James
Butler niet misleiden! Weg met die hand!"
De hand van den sidderenden boef viel
neer, zijn gezicht werd aschgrauw, zijne
oogen staarden vol vertwijfeling recht uit.
Ondertusschen waren zij Copper Tom
UITSLAG PRIJSREBUS.
De „wat moeilijker" rebus, die wij in
onze courant van 19 December, 1.1. tor op
lossing aanboden, schijnt toch niet zoo
moeilijk te zijn geweest, geinige do 265 opw
lotringen die op ons bureau inkwamen.
Mot nadruk, wjllen wij onzo lezeressen
en lezers er op wijzen, dat bij het inzen
den van rebusoplossingon, hof woord re
bus" duideliik op den omslag dor inzending
moot worden aangebracht. DM spaart tijd
ui't en vergemakkelijkt de sorteering der
brieven. Gok mag hij de in^ond'ng van op
lossingen niets anders in do enveloppe
worden bijgevoegd, dus geen verhaaltjes
of versjes voor do kinderrubriek c.d
Bij loting zijn do prijzen ten deol geval
len aan: 1 den Jongenheer Tom Dieheiv,
Maarsmanssfeeg 1. Leiden en 2. W D.
van Kampen. Oude Singel 84. Leiden, T)o
eerste won de bloem en va as. de tweede do
plnieol-flschbak.
De prijzen kannen aan ons bureau wor
den afgehaa'd.
met bliksemsnelheid genaderd. Een oogen
blik zag deze naar de aankomelingen en
in het halfdonker word hij den ongelukl.i-*
gen toestand van zijn modeplichtige, van
wien de eigenlijke uitvoering van het plan
afhing, gewaar.
TI ij zag hot vermetele', ernstige gezicht
van Butler, hij zag de»paarden in razen-
den loop op zich toekomen en eensklaps
keert hij zich* met een doordringenden
angstkreet om. en vlucht! Zou hij nog liet
einde der kloof bereiken kunnen, dan kon
hij vluchten kon hij slechts een klein
plekje vinden waar hij kon, uitwijken on
hij was gered, maar teyrgeefs.
Nader en nader klonken do met ijzer
beslagen hoeven der paarden, steeds klei
ner werd zijn voorsprong, tot zich op een
maal een vreeselijke hulpkreet met het ge
trappel der paarden vermengde. Eeno
donkere gestalte viel voor de met schuim
bedekte dieren neer, rolde tusschen hun no
poolen hcon en weer, om daarna door do
wielen gegrepen en als eene onkenbare
massa tegen de rotsen geslingerd te wor
den: de koets hield stil.
Een half uur later klopte Butler aan
Diek.sons halte, eon half onmachtige man
met zich medslecpende, dien hij den ver-
haasden hewonprs toost iet.
„Bindt dezen vast", sprak hij op Old
Jirri duidend, „en brengt hem naar do ge
vangenis; het is Old Jim, de Htraatrooverl
Zijn medeplichtige ligt in do Dtiivolskloofl
Voor dezen is de strop, dio lieni toe
komt, reeds klanr, evenals de andere zijn
lol reeds lang verdiende. Maar ik
heb vandaag voor den laatst en koer gere
den. Zooveel als heden kan ik voor mijn
loon niet iederen dag vragen! Copper
Tom kon wel ecus in een anderen vorm
opstaan en mijn heul worden!" Daarop)
Ie;, de li ij zich te slapen.
Butler kreeg een premie van de regee
ring als loon voor de volbrachte daad en
werd oi> zijn wen-ch uit den dienst d«r
expeditie-onderneming op het eervolst
ontslagen, met behoud zijner jaarwedde
als pensioen.
Ik had honncr
Wanneer de Zoon des Monsehen in zijn
Ma jesteit z zal Hij aprakfa lot
ken, die rechts staan: Komt gezegenden
mijns Vaders, l»ezit het Dijk, U sedert de
grondvesting d«r wereld bereid.
Want ik had honger en gij g -ft mij te
eten
Dan zullen de rechtvaardigen begrij
pen: toen wij Hem hongerig zagen, b ble n
wij Hem gespijzigd....
Ik had honger.
Er. do onmeetbare hemelen zullen schud4