.0. KALENDER DER WEEK 1 N B. Als niet anders -wordt aangegeven heeft in deze week iedere H. Mis Gloria en Credo. Vanaf Woensdag Prefatie en Communicanten van Driekoningen. ZONDAG 3 Jan. Feestdag v d. Zoeten Naam Jesus. Mis: In No- mi n e J e s u. 2e gebed (alleen in stille H. H. Missen) v. h. Octaaf. Prefatie van Kerstmis.'Kleur: Wit. Alle volkeren, die Gij hebt geschapen, zij zullen komen en aanbiddend voor U neerknielen en Uwen H. Naam verheer lijken Want geen anderen naam is ons gegeven, waarin wij zalig moeten worden, dan de H. Naam van Jesus. (Kerk. Get.) MAANDAG 4 Jan. Octaafdag van de H.H. Onnoozele Kinderen. Mis: Ex ore. (Als op 28 Doe.) 2e gebed van Maria. 3e voor Kerk of Paus. Gra duale met Alleluja-vers. Geen Tractys. Geen Credo. Prefatie van Kerstmis. Kleur: Bood De onschuldige kinderen zijn voor Chris tus gedood door den goddeloozen kon Mig. Nu volgen zij het Lam zonder vlek en zeg gen zonder ophouden: G'orie zij U, o Heer! DINSDAG 5 Jan. Vigiliedag van Driekoningen. Mis: Dum me dium. 2e gebed v. d. H. Telesphorus, 3e van Maria. Prefatie van Kerstmis. K'eur: W i t Schoon zijt Gij (Christus in de kribbe) van gestalte boven de men schenk in doren: uitgegoten is bevalligheid op uwe lippen. (Graduale). WOENSDAG 0 Jan. Hoogfeest van de Openbaring des Heeren of Driekoningen. Dag van devotie. Mis: E c c o advonit. Kleur: Wit. Vandaag herdenkt de H. Kerk do Open baring de3 Heeren aan de heülenen in de roeping der drie Koningen. Dankbaar her denken vrij heden hoe over het Jeruzalem onzer ziel reeds lang de glorie des Heeren is opgegaan in ons H. Geloof (Epistel). Moge ons geloof eenmaal overgaan in een za'ig aanschouwen in den hemel (Gebed). Dat mogen wij hopen, als wij weten te of feren aan Christus het goud onzer liefde, de wierook van ons innig verkeer met God in het gebed en de rayrrhe der bittere zelf verloochening van eigen wil (Graduale, Evangelie, Offertorium, Stdgebed). Toonen wij ons dezen dag vooral Mis sionarissen van gebed. Vragen'wij de be keering der arme heidenen, dat ook zij mogen wandelen in het L:cht van Christus a's genadekinderen in Zijne Heilige Lief de. Offeren wij voor (lie intentie ons heilig en aanbiddellijfc Sm eekoffer, waardoor de eerste en grootste Missmnaris, Jesus Christus, zich zei ven opoffert aan Zijn Hiemelsohen Vader. DONDERDAG 7 Jan. 2e dag onder het Octaaf van Driekoningen. Mis: Ecce fa's op het feest)' 2e gebed ter ©ere van Maria; 3e voor Kerk of Paus. Kleur: Wit: Jerusalem uw licht is gekomen en de glorie des Heeren is over U opgegaan en de heidenen zullen wan de1 en in Uw licht. Allebga. (Kerk. Get.V VRIJDAG 8 Jan. 3e dag onder het Octaaf. M\s al® gisteren. Kleur: Wit. De ster schittert als een vlam en wijst den Koning der Keningen aan De Wijzen zochten haar en offerden aan den grootcn Koning hunne gaven. (Kerk. Get.). ZATEPD/VG 9 Jan. 4e dag van het 0 c fa a f. M's als gisteren. Vóór de morgenster geboren en voor de eeuwen, is de Hoer, onze Zaligmaker he den aari de were'd venschene. ("Kerk. Get.) L-sse. ALB. M KOK. Twee eigen huizen, heelemaal vrij. Geen papieren halken er in. Elf hectaren beste land, alles bijeen, en duur verpacht. Twee weiden, de één wat nat:ig maar de ander beste grond. Lees hier 'nen keer dat cijfer, in floten: ziet ge het? Ja, Nonkel, knikje Martha, die al- eens het cijfer niet bezien had. En hier, op de volgende regels. Ziet fe die getallen? Bat heb ik uitslaan op anken. Zoo, dat moet veel zijn. En hier, dat zijn renten op huizen en eigendommen. Neem mijn potlood en tel dat allemaal eens bijeen. Het meisje nam een stuk papier en deed of zij er getallen op schreef, het een onder het ander. Ze keek hem dan guitig in zijn oogen. Hebt ge niets anders meer uitstaan. Nonkel? Wat blief? zei hij. Nog .iets anders? Ja, iets dat op uw twee bladen niet op staat? Maar kind! Ge kunt in uw leven toch voor uw familie niet alleen gespaard hebben? Ge moet toch voor uw eigen toch ook veel uitgezet hebben?een deel althans? Onder zijn borstelige wenkbrauwen keek hij haar aan wantrouwig. Peina eens goed na, Nonkel. Hij trok zijn eene schouwer op, lastig: Niet noodig na te peinzen, hier staat alles op. Toch niet wat ge hierboven uitgezet hebt? Wat blief? Ja, hierboven. *k Wil zeggen, dat ge 8e arme mencchen goed meegedeeld hebt? Hij kxemmelde In zijnen leunstoel en haalde de deken over zijn beenen. Daar heb ik me niet meer kunnen bezig houden. Ge weet, 'k had teveel werk. Geenen tijd. En aan de kerk en de goede werken gaaft ge met volle handen? Ja, ja, in de kerk gaf ik eiken Zon dag, in de sohaal. Vóór den oorlog, tweo rents. Maar in den lesten tijd, twee nik- eltjea. Er zijn geen koperen centen meer. En als Mijnheer Pastoor rondkwam, [roor de Hoogeechool, of St. Pieterspenning of voor het Gildehuis, of voor wat anders. Ja, ja, voor die oude dingen wel. Dat stond op zijn vasten pegel. Altijd nog gelijk ik dat thuis zien doen had. Een beelen frank. En als er Missionarissen rondgingen, gaaft ge ook goed door? Kind, daar ben ik niet voor. Ieder land moet voor zijn eigen zorgen. Niet voor de vreemden. Martha lei papier en potlood weg, be zag hem droef, en twee tranen schoten in haar oogen. Wat hebt ge kind? Heb ik niet ge noeg op u gezet? Ze kon het niet meer houden: Och Non kel, ge hebt niets voor uw eigen uitgezet, daarboven Daarboven? Ja, bij Onzen Lieven Heer. 't Anderendaags 's morgens als Martha hem zijn koffie bracht, zei Nonkel: Martha, He heb daar dezen nacht eens op gepeinsd. Ge weet wel, over giste ren. En over dit uitzetten daarboven Luister: 'Als ge mijn erfenis zult opge trokken hebben, moet ge maar goed zor gen voor armen en kerken en goeie wer ken. met mijn geld. Dan zullen die nog goed met mij varen. Na mijn dood. Dr. TH. VAN TICHELEN. EEN STOUTMOEDIGE RIT. Een der meest gevreesde straatroovers was Copper Tom. wien het bij iederen strooptocht niet alleen gelukte, den ver wachten buit te bemachtigen, maar ook om telkens uit de handen der op hem loe rende politie te blijven. Vrees kende Cop per Tom niet, zelfs niet voor den dood, die hem reeds meermalen door een welgemik- ten kogel zijne waarschuwing had toege zonden. Zijn gezicht was leelijk als de nacht. Het drukte tgelijkertijd haat, woede, vreug de en verachting uit, eene misvorming, en verwekte angst en schrik bij allen, die hem zagen. Copper Tom, zoon van een farmer, was als jongen van twaalf jaar zijnen vader, die hem met een flinke tuchtiging bedreigd had, ontloopen en had diens 'beste geweer, een hoop kruit en lood, proviand en een vuurslag meegenomen. Hij wilde Galatin, de het dichtst bij de farm gelegen stad, opzoeken, "maar moest daartoe meerdere dagen door het natuurwoud trekken. Men zegt, dat hij Galatin nooit gezien heeft en eigenlijk nooit meer uit het bosch te voor schijn is gekomen. Of hij schuld had aan den kort na zijn vlucht gepleegden moord op twee personen is onbekend gebleven. Er liep namelijk door het natuurwoud een weg van Galatin naar Helena en op zekeren morgen kwam in eerstgenoemde plaats het ledige rijtuig met de twee paar den van een rijken heer terug, dat er den vorigen dag vertrokken was met koetsier en eigenaar. Van de twee inzittenden werd nooit meer iets vernomen. Sinds dien tijd herhaalden zich dergelijke schrikwek kende gebeurtenissen meermalen, waarom iederen slechts met angst voor zijn leven het woud betrad. Ten laatste vereeöigden zich de bewoners der stad met de farmers, doorkruisten het woud en doorzochten het tot in zijn donkerste schuilhoeken, tenein de den misdadiger onschadelijk te maken; er was evenwel geen spoor van hem te vinden. Copper Tom zat gedurende deze jacht rustig in het huis zijns vaders, waar hij hij zijn terugkeer weer liefdevol ontvangen was. Hij was te New-York, Philadelphia en Boston geweest en had er veel geld ver diend; zijn principaal verlangde zijn spoe- digen terugkeer. Zoo ongeveer luidde het verhaal, dat hij opdischte, omtrent het geen hij gedurende zijne afwezigheid uit gevoerd had. En wat hij zeide, moest v^iar zijn, want hij gaf aan al zijne huisgenoo- ten, zijne ouders, en broeders, kostbare geschenken en geld. Eenige dagen later had Tom weer het vaderlijk huis verlaten Acht dagen later meenden eenige naburige farmers hem, niettegenstaande zijne ver momming, te herkennen als hoofd eener rooverbende, die hen aanviel, en sinds dien heette bet in den geheelen staat, zoo gauw een moord of geweldpleging bekend werd, dat Copper Tom de moordenaar, dat Cop per Tom de roover was. In het jaar 1867 verscheen ^Copper Tom weer met eeriige getrouwen op zijn ge boortegrond, Montane. Hij zette do met hem bevriende Indianen, die hem reeds meermalen bij zijne ondernemingen terzij de gestaan hadden, lot vijandelijkheden tegenover zijne landslieden aan, opdat de door hem beraamde straalrooverijen op hunne rekening zouden gesteld worden. In dienst der expeditie-onderneming te Galatin s'lond een oude, grijze koetsier, James Butler genaamd, waarvan het won derlijke verhaal ging, dat hij nog nooit eenig door hem te vervoeren stuk goed door berooving verloren had, ofschoon de weg van Galatin naar Helena door straat roovers steeds onveilig werd gemaakt. Hij reed in zijn vierspannig zomerrijtuig of zijn tilbury in den winter, reeds dertig jaren dagelijks, en legde zijne zeventig Engelsche mijlen steeds binnen den be paalden tijd af, ofschoon de rijweg door de meest woeste streken, langs gevaarlijke afgronden, door stroomende wateren, door donkere kloven en reusachtige bosschen voerde. Niettegenstaande dat alles mocht James Butler zich gerust de gelukkigste der koetsiers noemen, die op tijd wist aan te komen en elke berooving wist te ont gaan. Maar indien nu toch het noodlot op hem loerde? Het zal zoo wat zes uur in den morgen geweest zijn, toen Butler op zekeren dag met zijn voertuig voor de deur van het expeditie-bureau reed, om de verschillende ijl- en vrachtgoederen, benevens de reizi gers, op te .laden. Het weer was guur, het was bitter koud en men kon op een on- aangenamen dag rekenen. Butler had reeds vijf minuten gewacht of iemand de deur zou openen, maar nie mand verscneen. Toen hij daarop naar binnen keek, zag hij vanaf den bok, dat de chef der onderneming hem wenkte om binnen te komen. De chef sloot de deur achter hem, frok hem in een zijkamertje en sprak schier fluisterend: Butler, wij hebben vandaag 14.000 dollars in baar geld te vervoeren. „Best", antwoordde Butler, „ik heb reeds meer te vervoeren gehad, en alles is, God zij dank, prompt en secuur op zijne bestemming gekomen". „Jamaarfluisterde de chef hem verder toe, „M. Warnisch is ziek en er is op 't oogenblik geen conducteur be schikbaar!" „Ha!" sprak Butler nadenkend, terwijl hij zijn revolver opnam en aan den hals hing, „dan zal Ik beiden in persoon zijn, conducteur en koetsier!" „Ik had dit antwoord van u verwacht, Butler!'.' hernam de chef. „Er is evenwel nog iets gewichtigs te bedenken!" Bij deze woorden legde hij zijn mond aan Butler's oor: „Copper Tom en zijn kameraad Old Jim maken de wegen weer onveilig. Ik hoorde zoo even nog van een aanval op een koop man uit Crass Trees." Butler liet een langerekt gefluit hooren, zijne hand had den revolver geval; bij deze mcdedeeling liet hij hem los. Hij had reeds te veel van Copper Tom's schand daden gehoord om hem niet te kennen en in het eerste oogenblik niet eenigszins te ontstellen. „Dan laat ge toch het geld nog hier." „Dat kan ik niet", hernam de chef be sluiteloos. „Er is spoedige bestelling bevo len. Het geld moet heden weg, mot of zon der conducteur, voegde hij er daarop met vastere stem bij. Wat denkt gij, Butler, wilt gij het meenemen en beproeven het ter plaatse te brengen?" Butler lachte. „Zeker, mijnheer, zal ik het meenemen, dat is nu eenmaal mijn plicht! Laat de kist onder den bok vastmaken en leen mij uw revolver, want ik kon er soms twee noodig hebben!** Onder deze Woorden nam hij den revol ver van den chef van den lessenaar en stak hem in den schacht zijner rechter- laars. „Of ik het veilig ter plaats zal brengen, dat is de vraag, omdat deze honden van straatroovers in ieder geval pogen zul len mij te berooven". Door de geuite gevoelens van ver knochtheid aangenaam aangedaan, drukte do chef Butler warm do hand en klopte hem dankbaar op de schouders. Daarop werd de deur van de beambtenkamer ge opend, de ijzeren geldkist werd onder den bok bevestigd en Butler besteeg zijne hooge zitplaats. Slechts één passagier, een oude vrouw, dj© op.de eerste halleplaats afgezet moest worden, steeg in; onder lustig zweepgeknal trokken de paarden aan. Het vermoeden, vandaag een kouden re- genachtigen dag voor zich te hebben, bleek ongegrond. De zon brak door de wolken, zij straalde spoedig een heerlijke warmte uit, waarin bot Butler aangenaam te moede werd. Om tien uur had hij reeds twintig mijlen afgelegd, met versche paar den voor den wagen, waarvan de eenige passagier uitgestegen was. „Copper Tom of een zijner vakpenooten zal mij zekerlijk niet in de Duivelkloof op wachten, en heb ik deze maar eens be reikt", sprak Butler tot zichzelf, „dan ben ik op een gedeelte van den weg, waar ik wel eens zou willen zien, wie mij daar zou aanhouden; want indien hij niet eerst sehiet, rijdt ieder ervaren voerman hom onderste boven. Wij zullen deze kleide zeven mijlen in acht-en-twintig minuten afleggen, dat is zeker!" Hij trok de teugels onwillekeurig iets strakker aan. Intusschen was de middag reeds voor een groot gedeelte verstreken en do tweede halte bereikt, waar weer van paarden verwisseld werd. Butler gebruikte zijn middagmaal, bestaande uit vleesch, brood en zwarte koffie. Toen hij weer naar zijne hooge zitplaats op den bok wilde terugkeeren, teneinde verder te rijden, stond de posthouder der halte van zijne bank op en naderde den wagen. „Zeg- eens, Butler, daar ginder aan den wegwijzer wacht u een oude man op, die gaarne wilde meerijden. Voor nauwelijks twee uren was hij hierl Vergeet niet, dat ge hem goed in 't oog houdt!" En de eenvoudige landbouwer wees op de twee pistolen, die hij tusschen den hand zijner bioek had zitten, teneinde op zijne waarschuwing nadruk te leggen. Butler knikte met het hoofd. „Dank u, Jonay, ik zal mijne oogen goed open houden, daarop kunt. ge rekenen!" De tverschq paarden vlogen over den weg en de ledige postkar roldo hen na. „Dat -is zeker Old Jim", mompelde But ler in -zichzelf, toen zijne geoefende oogen den krommen weg langs zochten. „De oude schoft wil zich van mij laten rijden, teneinde dadelijk bij de hand te zijn, als Copper Tom mij aanvalt! Oho, mijn vrend, ik ruik lont!" Hij knarste met do tanden van opwinding. „Welaan", sprak hij na eenige minuten, „ja, hij zal mee rijden!" Weer had hij eenige mijlen afgelegd, toen hij in de schaduw van eeucn grooten den, die dicht bij den weg stond, "den aan- gekondigden passagier zag staan. Toen de ratelende koets nader kwam, keek hem de voetganger aan en kwam hem tegen. „Hijlo, koetsier! Wilt gij een armen be delaar een genoegen doen en hem «en eindweegs meenemen? Ik kan niet vorder, ik ben te oud geworden voor voetreizen'en te arm om de vracht te betalen. Wilt ge mij meenemen?" Onder het spreken draafde de oude naast het rijtuig voort. Volgens zijn uiter lijk moest hij arm zijn, dat kon men wel zien. want zijne kleeding bestond van hol hoofd tot de voeten slechts uit lompen. Hij moest'ook zeer oud zijn, want de plooien zijner huid, de witte lokken van bet haar, sloten iedere vermomming uit; zij waren te natuurlijk. Geïllustreerde Nieuwsberichten in „De Leidsche Courant' DE ZEGENINGEN DER BER0EPSSP0R1 Maandag 21 December 1.1. stond het vol gende bericht onder Sportnieuws in „De Leidsche Courant": Burnley verkoept spelers. De bekende Engelsche professionalisti- sche voetbalclub Burnley heeft wegens den slechten financieelen toestand waarin do kas der vereoniging verkeert, eenige van haar beste spelers moeten verkoopen, voor een van wie zij indertijd o.a. 4500 p.st. be taalde. Deze maakte in 't laatste seizoen 22 goals, zoodat elke goal Burnley op ruim 200 p. 6t. kwam te staan. Het is builen kijf, dat zich in dezen tijd van malaise ook op handelsge bied, geheel nieuwe, gezichtspunten zou den openen, als ook in ons dierbaar Va derland de sport als een beroep zou wor den beschouwd. Immers een geheel nieuwe handelsbranche ontstaat hierdoor, zooals ook bovenstaand bericht aangeeft. Vooral de voetballer zal dan als geheel nieuw verkoop-object op onze markten zijn „joyeuse entrée" doen. Ons dunkt dut de verkoop dan gaan zal, zooals boven staande plaat aangeeft en om u goed in dien toestand te doen inleven, volge hie* een kleine redevoering, zooals oen voetbul- lenverkoopor die dan ongetwijfeld hom den zal: „Zijn d'r nog heeren of amateurs in mijn vergadering, die zoo'n apparaatje wenschen moe te dragen, hopende in het volste vertrouwen van een dubbeltje, 10 centen geld. Koop je nou niet, koop je nooit, lig 't au je verstand of an je por- temonnaie; heb je geen hand kun je geen vuist maken, heb je geen geld kun je niet koopen. Kinderen van 80 jaar, zooals grijsaards in de wieg kunnen er mee om gaan. Smijt het op den grond, gooi bet in een hoek, het behoudt zijn waarde. Zijn d'r nog heeren of amateurs bij??.. Leg ik dat apparaatje neer, is dat niet meer te koop. Eenmaal .andermaal, derde maal.... andere koop? Leve do zegeningen der beroepssport. Half spottend, half met medelijden ver vuld, maar niet-tegenstaande dat, het ge vaar duchtend, hield Butler de teugels in en sprak tot den oude: „Ja, maar snel en kom maar hier bij mij zitten. Ik moet probcoren mijn uur rust weer in te halenl Waarheen wilt gij?" De oude man had aan zijn linkerhand plaats genomen en antwoordde: „Naar Dicksons". Een zweepslag en do paarden liepen weer in vluggen draf verder. Butler obser veerde gedurende den rit zijn reisgezel nauwkeurig en greep daarbij onwillekeu rig naar zijne pistolen. „Koud wepr voor een Meidag!" bemerk te de aangekomene huiverend. „De wind steekt weer geducht op!" „Ja, koud is hot, maar daar ginder in de Duivelskloof zal het warmer worden!" „Dat geloof ik ook!" viel de reisgezel den koelbloedigon Butler in de rede, ter wijl deze zijne paarden tot meer spoed aanzette De stijging van den weg .was bereikt, en de weg voerde al dalend langs de zich steil verheffende rotsen, die hem eerst gedeel telijk, weldra geheel, aan beide zijden in sloten.. Nog een poosje en de kloof was bereikt. De koets schommelde tengevolge van dezen snellen rit op hare sterke vee- ren. Old Jim moest zich met heide handen aan zijne zitplaats vastklemmen, wilde hij niet er aarde geslingerd worden. Dit was hetgeen Butler bereiken wilde, en hij lachte grimmig, toen hij de onzekere po sitie van den andere zag. ,.M«iar koetsier, gij rijdt om den.duivel te snel!" schreeuwde de oude grijze haan- slrooper, zonder dat Butler hem geduren de dezen vreeselijk snellen rit verslaan kon. De paarden vlogen over den weg. de hoefijzers kletterden op den rotsigen bo dem, de vensters der koets rinkelden luid en zooals deze op hare voeren heen en weer geslingerd werd.zoo wierp zij ook Butler's reisgenoot met harde schokken van links naar rechts. „Houd stil, koetsier, ik moot afstijgen, dicht voor de kloof houd stil ik gij zult toch stil houden!" schreeuwde hij steeds opnieuw. Butler beet zich op de lippen. De granieten muur der Duivelskloof be vond zich juist voor hem en de rijweg die steeds sterker daalde, verdween hij de in vallende duisternis in jie stilte van het open graf, sléchts een smullen weg, die nauwelijks voldoende ruimte voor don wagen aanbood. Het geraas van den vallenden berg stroom diep beneden in den afgrond rechts klonk als eene waarschuwing naar boven en de grauwe nevel, die langs de rotsen optrok, hechtte zich nat en koel aan de beide reizigers. „Ik kan en wil niet stilhouden!" Mot deze woorden sloeg Butler mot de zweep op de paarden in, die snoevend en dum pend op.de Duivelskloof toe renden. En terzelfdertijd zagen zij in het mid den der vreeswekkende kloof, daar, waar zich van du eene zijde van den weg eene vooruitstekende rots bevond en aan de an dere zijde eene steile, onberekenbare «liep- te gaapte, een man zwijgend wachten. Copper Tom loerde op. eene prooi. Butler's rei genoot stiel een kreet uit en wildo reeds zijne hand van zijne zitplaats loslaten en naar zijne bord brengen, toen Butler zich plotseling tot hom wendde en hom zijn revolver voor het hoofd zette, ter wijl hij hem toeschreeuwde: „Weg met jli»; hand! Boert ge u nog eenmaal, dan zijt ge een kind do.* doods! Ik heb u erkend. Old Jim! Ge kunt James Butler niet misleiden! Weg met die hand!" De hand van den sidderenden boef viel neer, zijn gezicht werd aschgrauw, zijne oogen staarden vol vertwijfeling recht uit. Ondertusschen waren zij Copper Tom UITSLAG PRIJSREBUS. De „wat moeilijker" rebus, die wij in onze courant van 19 December, 1.1. tor op lossing aanboden, schijnt toch niet zoo moeilijk te zijn geweest, geinige do 265 opw lotringen die op ons bureau inkwamen. Mot nadruk, wjllen wij onzo lezeressen en lezers er op wijzen, dat bij het inzen den van rebusoplossingon, hof woord re bus" duideliik op den omslag dor inzending moot worden aangebracht. DM spaart tijd ui't en vergemakkelijkt de sorteering der brieven. Gok mag hij de in^ond'ng van op lossingen niets anders in do enveloppe worden bijgevoegd, dus geen verhaaltjes of versjes voor do kinderrubriek c.d Bij loting zijn do prijzen ten deol geval len aan: 1 den Jongenheer Tom Dieheiv, Maarsmanssfeeg 1. Leiden en 2. W D. van Kampen. Oude Singel 84. Leiden, T)o eerste won de bloem en va as. de tweede do plnieol-flschbak. De prijzen kannen aan ons bureau wor den afgehaa'd. met bliksemsnelheid genaderd. Een oogen blik zag deze naar de aankomelingen en in het halfdonker word hij den ongelukl.i-* gen toestand van zijn modeplichtige, van wien de eigenlijke uitvoering van het plan afhing, gewaar. TI ij zag hot vermetele', ernstige gezicht van Butler, hij zag de»paarden in razen- den loop op zich toekomen en eensklaps keert hij zich* met een doordringenden angstkreet om. en vlucht! Zou hij nog liet einde der kloof bereiken kunnen, dan kon hij vluchten kon hij slechts een klein plekje vinden waar hij kon, uitwijken on hij was gered, maar teyrgeefs. Nader en nader klonken do met ijzer beslagen hoeven der paarden, steeds klei ner werd zijn voorsprong, tot zich op een maal een vreeselijke hulpkreet met het ge trappel der paarden vermengde. Eeno donkere gestalte viel voor de met schuim bedekte dieren neer, rolde tusschen hun no poolen hcon en weer, om daarna door do wielen gegrepen en als eene onkenbare massa tegen de rotsen geslingerd te wor den: de koets hield stil. Een half uur later klopte Butler aan Diek.sons halte, eon half onmachtige man met zich medslecpende, dien hij den ver- haasden hewonprs toost iet. „Bindt dezen vast", sprak hij op Old Jirri duidend, „en brengt hem naar do ge vangenis; het is Old Jim, de Htraatrooverl Zijn medeplichtige ligt in do Dtiivolskloofl Voor dezen is de strop, dio lieni toe komt, reeds klanr, evenals de andere zijn lol reeds lang verdiende. Maar ik heb vandaag voor den laatst en koer gere den. Zooveel als heden kan ik voor mijn loon niet iederen dag vragen! Copper Tom kon wel ecus in een anderen vorm opstaan en mijn heul worden!" Daarop) Ie;, de li ij zich te slapen. Butler kreeg een premie van de regee ring als loon voor de volbrachte daad en werd oi> zijn wen-ch uit den dienst d«r expeditie-onderneming op het eervolst ontslagen, met behoud zijner jaarwedde als pensioen. Ik had honncr Wanneer de Zoon des Monsehen in zijn Ma jesteit z zal Hij aprakfa lot ken, die rechts staan: Komt gezegenden mijns Vaders, l»ezit het Dijk, U sedert de grondvesting d«r wereld bereid. Want ik had honger en gij g -ft mij te eten Dan zullen de rechtvaardigen begrij pen: toen wij Hem hongerig zagen, b ble n wij Hem gespijzigd.... Ik had honger. Er. do onmeetbare hemelen zullen schud4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 11