3 October Vereeniging. LMptahl WEET 0 WEL aam ileum dsKatiioiisüt; s-fits Vereeniging SI Josept tan R.K. longensscliolen le ALKMAAR. fatle hadden Ingelost door hun aanwezig zijn, hebben een avond gehad van groot muzikaal genot en van blijvend© waarde. Dat het een spoorslag moge zijn de L O. V. op den voet te blijven volgen nlot alleen, doch ook met klinkende bewijzen van sym pathie haor streven te steunen. Bloemen waren er voor don Directeur als zoovele getuigen van de waardeering voor zijn onvermoeiden arbeid; een krans voor Zimmermann, die hem zal hebben ge zegd, t«.t men daardoor zijn groote talenten dankbaar huldigt. Sp. EEN VRE SELI1KE NACHT. De pastoor van „St. Père" begon aldus het mij beloofde verhaal uit do grooto •Fransche Revolutie: Ik zal u niet spreken van den gansclien .winter van ellende in de gevangenissen van Nantes. Die binnentredend had ik evenwel de troostende verrassing, er don goeden, ouden 'priester Monnier te vinden, die bij de Oratorianen van Angers mijn leermeester en vriend geweest was. Wat was hij door een lange gevangenschap .verouderd en vermagerd! Gedurende ver scheidene weken waren de zoete herinne ringen aan het verleden, beurtelings <ioor ons opgeroepen, de beste afleiding temid den van de onbeschoftheden der cipiers en van het vernederend samenzijn mt al lerlei schuim. Terwijl wij op zekeren avond andermaal praatten over de dagen van kalm geluk, werd ons gesprek onder broken door het noodlottige oproepen van twee namen. De eorw. heer Monnier reikte mij de hand: „Ik neem uw arm aan, mijn zoon", sprak hij, „hij zal mijn steun zijn om den dood tegemoet te gaan!" Wij omhelsden alle gevangen klooster lingen, die nog niet waren opgeroepen. Hen voor het laatst omarmend, voegde mijn oude vriend, den wijsvinger ten he mel richtend, hun toe: ,.Tot weerziens, broeders, in den hemel!" Onder slagen en rukken en duwen wer den wij nu naar buiten gebracht en over geleverd aan een bende van de beruchte Marats, een troep ellendelingen, die hun woeste vreugde slechts door dreigende, wilde, dolzinnige gebaren te kennen gaven Op den tocht naar de martelplaats werd ■den beulen zoowel als hun slachtoffers een volstrekt stilzwijgen opgelegd, zoozeer duchtte men, dat hel medelijden der bur gers zou worden opgewekt. Overbodige voorzorg! In hun egoïstischen angst had den de burgers zorg gedragen zich te be veiligen tegen onwillekeurige opwellingen van mededoogen, welke hun verharde har ten bij mogelijkheid konden vertoederon: deuren en blinden waren gesloten. In de straten, welke wij doortrokken, maakten de gevels dier gesloten huizen den indruk van reusachtige strakke gezichten, zonder oogen, om onze snikken te hooren. Te mid den dezer zoo volrijke stad, tusschen die muren, achter welke zooveel mensclien ndomioo, l.aJdon wij - L.ot (r^VOf»! vau Ju afschuwelijkste eenzaamheid, zóó vér voelden wij, door hun lafheid, alle andere monscben van ons af! Ik wist niet, welk lot mij wachtte. Mijn oude meester wilde Het mij aankondigen door mij toe te fluisteren: „Dat is de weg naar de haven!" lloe had ik kunnen denken aan de wree- de uitvinding van Carrier, om den beul zijn „nationale vermoeienissen" te ver lichten? Tk dacht, dat men ons in balling schap ging voeren Aan de Loire gekomen, ver van alle woningen, begonnen de Ma lais te li reeuwen en te vloeken. Hef zien van een groote modderschuit, aan de kade gemeerd, scheen de juistheid van mijo ge dachte aan deportatie te bevestigen. En nu rees in mij een andere gedachte: Zou de eerw heer Monnier, in zijn toestand van zwakte, wel een lange reis kunnen doorstaan? Die ongerustheid gaf me de naïeve vermetelheid, aan een dor razenden die ons naar den oever dreven, te vragen: ..Waarheen voert pij ons? Naar Cayen- Do?naar Spanje?...." Met een woest brulgelach antwoordde de man: „Breek daarover je kop maar niet, ellen dige „calotin", 't Is eon loodrechte depor tatie tusschen twee wateren!" ...Te hebt tot nog toe maar uit kleine kelkjes gedronken, maar nou ga je drin ken uit de groote kom!" spotte een andere ellendeling. Die wroode spotternijen lokten nog an dere bondsche aardigheden uit, en nu b« groep ik, dat men ons ging verdrinken. Een dor Marats brulde: „Vooruit, pries- torgébroedaan boord!" Dat bevel gaf mij mijn moed terug. Ik meende, dat die rampzaligen ons alleen schrik hadden willen aanjagen. Onder een lielsch lawaai van vloeken en schldwoor- den, en het voortstompen en sleuren van degenen onder ons, die aarzelden voor waarts te gaan, deden zij ons in de schuit slappen. Vóór ons bloedde een gevangene, die een vuistslag had bekomen, uit den neus. „Hó, daar, jij", snauwde een der Ma- rats, „bemors je toog niet met je bloed; die toog behoort mij toe!" Li spijt van die woorden bezield door een dwaze hoop, niets ziende dan die red dende schuit, niet begrijpend, dat de ge varen van zelfs een moeilijke reis niet aan cl mijn lotgenooten duizend maal verkies lijker moesten toeschijnen boven dien somberen, langen doodstrijd in een gevau- genis, sleepte ik den armen grijsaard Monnier haastig mede en zette aanstonds den voet op het dek. Toen dat vol was, werden alle andere gevangenen in het ruim opeengepakt. Aan die spontane beweging, die mij on der de eersten op de schuit deed overgaan, hadden wij te danken, dat wij in de open lucht bleven, In plaats van in het ruim half te worden gesmoord. Toen allen aan boord waren, werd de schuit de rivier ingedreven. Het was een koude, maar mooie, heldere nacht. De eterren flonkerden aan den donkerblauwen hemel. De ach uit gleed log, zonder ge- druisch over het stille water. Ik dronk de frissche lucht met lange teugen in, en meende de lucht der vrijheid in te zwel gen. Het verbaasde me, dat ik de hand van mijn ouden vriend in de mijne voelde bib beren. Juist wilde ik hem mijne vreugde te kennen geven en hom aannamen ze te deelen, toen het diepste gedeelte der rivier was bereikt. Op het dek, vlak bij ons, krijschte nu een der Marats het vrccsclijk bevel uit: „Burgers, bevrijdt de natie van haar yijanden!" Onze aan boord gebleven beulen hadden op dat sein gewacht. Zij wierpen zich op ons, rukten ons de bovenklederen van het lijf en bendon ons twee aan twee vast. Mijn eerbiedwaardige vriend had toen een sublieme opwelling. Door afschuw aan gegrepen, ziende, dat men. alvorens ons te water to werpen, ons alle middel tot red ding had ontnomen, bleef ik roerloos staan Daar wij naasl elkander stonden, grepen een paar Marats koordon, doch toen zij ons aan elkander wilden binden, maakte de grijsaard een achterwaartsche bewe ging en poogde een ander der gevangenen te naderen, ten einde met dezen te worden vastgebonden. Verwonderd en smartelijk aangedaan, smeekte ik hem fluisterend: „Hoe! gaat gij mij verlaten, mijn beste vriend! Wat heb ik dan gedaan, dat gij niet wilt, dat wij samen sterven!" En noch zachter fluisterde de grijsaard mij toe: „Ié ben te oud en gebrekkig, mijn zoon! In het ijskoude water zal ik onmogelijk mijn oude, half verlamde ledematen kun nen bewegen, om u te helpen u boven wa ter te houden en u van uw banden le ont doen. Het gewicht van mijn verkleumd lichaam zal u in do diepte meesleepen". Die woorden waren nauwelijks gespro ken, of we werden naar elkander toe ge trokken en onze lichamen werden omwik keld door dezelfde haastig geknoopte ton en, want al was men met vele gevangenen gereed, er bleven er nog altijd te binden over, en staande in op het water links en rechts verspreide bootjes, zwaaiend met hun pieken en gaffels, klaar om dood te slaan of te doorboren,, wie boven hot wa ter mochten drijven, trilden, vloekten on krijschten de moordenaars van ongeduld. „Zijt gij gereed, schoften?.. Dat duurt te lang, veel to lang! Is het doodsloilet haast voltooid?" De verdrinking begon. Bij don bodem van de schuit opende zich een luik, en alle paren, welke zich in de onmiddellijke na bijheid bevonden, stortten door de vier kante opening in het donkere water. De moordwoede greep alsnu om zich heen. Weldra bedwelmd door razernij, ten ge volge der radelooze smeekingen, als krank zinnig geworden door de angstkreten en gillen, welke uit die verwarde, wanhopige massa, in het duister der schuit wrieme lend, opstegen, gaven de Marats om ons heen op het dek zich de moeite niet moor, ons in het ruim neer te laten, om te ver dwijnen door het luik. Van hoven af, met ruw gewold, wierpen zij hun slachtoffers in de rivier. Ik voelde de poging van den armen ouden priester, om zijn handen op te hef fen en ze voor een laatste gebed saam te voegen. De koorden beletten het hem Met gesmoorde stem stamelde hij: „Erbarming met ons. mijn God, en neemt ons beiden in Uwe ontferming op!" Ik had den tijd niet, het gebed te herha len. Door een geweldigen kniestoot in den rug werd ik mot den eerw. heer Monnier over boord geworpen. De koude van het water op mijn sidderend lichaam en een gebrom in mijn ooren brachten mij een oogenblik van mijn stuk: maar ik was slerk, en ik kon zwemmen. Dadelijk had de zucht naar lijfsbehoud mij wilde bewo gingen met mijn handen doen maken. Het zij de knnopen slecht aangehaald waren, hetzij ik in mijn doodsangst bovenmen- schelijke kracht had ontwikkeld, zooveel is zeker, dat de touwen losser werdeif Ik kon met den ouden priester aan de opper vlakte van het water komen en adem scheppen. Rondom ons staken andere hoof den boven den stroom uit, 't geen bewees, dat nog meer ongelukkigen als ik zich tot het uiterste inspanden. Evenwel merkte ik op, dat allen, in een dwaze onbewustheid van het ware gevaar, een onbewustheid alleen te verklaren door hun buitenspori- gen anget in plaats van te trachten zich van de schuit en van die ellendige bootjes te verwijderen, integendeel poogden ze te naderen en er zich aan vast te klampen. De Marats hadden toen het onmenschelijk genot, allen, die hoven dreven, te vermoor den, door hen met het plat der riemen op het hoofd te slaan, de wanhopigen terug te duwen onder do golven met hun gaffels, waarvan de punten de worstelende licha men doorboorden, en met sabel- en bijlsla gen de aan de bontjes vastgeklemde han den af te houwen, 't Was een afschuwelij ke slachting in den nacht op do donkere rivier. Ik had de tegenwoordigheid van geest, om mij opnieuw te laten zinken, en uit alle kracht onder water voor'zwetn- raend, trachtte ik onder de booten te pas- seeren, welke elkaar meer en meer nader den," ten einde om hun slachtoffers bij de schuit een kring te trekken. Ik had het geluk te slagen. Toen ik weer boven water kwam, bevond ik mij builen dien noodlottigen kring. Het was hoog tijd Nog eenige seconden meer, en de eerw. heer Monnier ware bezweken geweest. Of schoon de koorden veel losser waren, hin derde mijn arme vriend mij verschrikke lijk. Zijn langzame en moeilijke pogingen belemmerden de mijne. Bovendien had ik het gansche gewicht van het. lichaam te dragen. „Tracht u van mij los te maken", mom pelde de goede grijsaard, „ik kan niet meer; ik houd u op en sleur u mee. Alleen zult gij gemakkelijk don knderen oever bereiken. Ik smeek er u om: laat mij ster ven, denk niet meer aan mij!" En de goede man spande nog zijn laat ste zwakke krachten in, om mij in staat te stellen, zijn bede te vervulle'n. Ik hielp hem daarbij, omdat de algcheele vrijheid van mijn bewegingen voor ons beiden be ter zou zijn. Toon ik hoegenaamd geen be lemmering meer voelde, werd ik sterk. „Ik laat u niet aan uw lot over", zei ik op mijn beurt; „leg uwo hand op mijn schouder, en doe uw bost, u boven watei te houden. De stroom heeft ons al vrij vei meegevoerd. Wij zullen den oever of een vis.:chersboot bereiken". Maar geen boot was in het gezicht; de rivier scheen zich te verbreeden, do oever week vóór ons terug. Do bibberende hand van den grijsaard op mijn rug was mij eerst licht voorgekomen. Allengs werd ze zwaarder, en eindelijk woog ze op mijn vermoeid lichaam als lood. Elke ademha ling was een marteling voor mo. Ik wilde wel sterven, maar ik wilde niot aan mijn armen ouden vriend zeggen, dat hij zijn hand zou wegnemen. Wellicht zag hij het doodsblceke van mijn gelaat af stoken tegen de donkere golven en begreep hij mijn toestand van uitputting. Wellicht ook had hij niet eens de kracht meer om zijn magere hand op mijn schouders te laten drukken. In een schier onhoorbaren zucht vernam ik het woord: „Vaarwel!" en ik voelde de looden hand niet meer op mij Om mij te redden was de goede oude priester zachtkens weggeglipt in den dood. Mijn oogen vulden zich met tranen, ik ademde diep, en dook vervolgens, radeloos rondtastend in het water, maar zonder iels te grijpen dan water. De stroom had den grijsaard gegrepen en sleepte hem mede naar de grenzenlooze zee Ik kwam andermaal aan de oppervlakte en toen ik me alleen zag, op die wijde vlakte onder den donkeren, onmetelijken hemel ,werd ik door moedeloosheid over weldigd. Ik vond nu nog minder kracht voor mij alleen dan voor ons beiden, en worstelde niet meer. In mijn staat van verdooving waarin ik slechts werktuigelijk de golven kliefde, trok een licht geluid mijn aandacht in de diepe stilte van den nacht. Een schuit, met vierkant bol zeil, zakte snel de Loire af. De schipper omklemde het roer met de eene hand, en zijn andere hand rustte on den rand van het vaartuig. Hij hief het hoofd op en keek op dat oogen blik ver vóór zich uit. Ik kon hem niet roepon. ik had geen stern meer. Gelukkig zeilde de schuit vlak langs mij heen. Met een uiterste krachtsinspanning hief ik mijn armen uit de golven en legde mijn koude van water druipende hand op de zijne. Sidderend boog de schipper zich voorver, zag me, stak mij de armen toe èn heesch mij in de schuit. Die schipper heet te Prédin. „Verberg u onder deze stukken zeildoek, want wij kunnen andere schuiten ontmoe ten; verroer u niet", zei hij me. „Wat ver der zullen wij den oever aan de overzijde aandoen!" Ik maakte het kruisteeken, om vervol gens bibberend onder het zeildoek en de touwen neer te hurken. Halverwege droeg Prédin zorg, mij zijn brandewijnflesch toe te reiken. Ik nam een slok, mijn tandon tikten tegen de flesch. Eindelijk was de schuit aan wal. Ik wikkelde mij in een oud zeil en stapte op <3oii oever. Prédin leende mij zijn klompen om in het struik gewas te loopen. Eenige minuten later was ik in zijn woning en droogde mij voor een goed vuur. In een soort van suffe verslagenheid legde ik mij ter ruste. Eerst den volgenden morgen bij mijn ontwaken, toen ik dacht aan den armen ouden priester, werd mijn hart door smart verscheurd, en kon ik schreien. Den oever, waar ik, door Gods goedheid, op het punt van verdrinken door Prédin werd opgenomen, heb ik niet meer willen verlaten. Ik tracht er een beetje goed te "doen; ik lees de Mis voor de brave men- schen, in een schuur, op een zolder, in het bosch, waar ik kan en als ik het kan. Zij bidden voor de hunnen, ik bid voor hen En eiken nacht, totdat de verdrinkingen ophielden, ben ik, vervuld van dankbaar heid en van vertrouwen in Prédin, de Loire opgegaan in zijn schuit, en wij heb ben zooveel menschen gered als ons moge lijk was. Men verdronk niet eiken nacht, maar we werden gewaarschuwd door ge heime correspondentie. De goede zielen van Nantes weinig talrijk, helaas! maar van onwankelbare toewijding zonden ons deze vier woorden van vreeselijke la conieke kortheid: „En Loire eet te n u i tl" (vannacht de Loire op!"). Wij wisten wat dit zeggen wilde. Ik ging Pré din opzoeken en toonde hem de noodlottige tijding. En de brave man was steeds de eerste om voor te stellen: „Welnu, mijnheer pastoor, dan zullen we in onze schuit stappen en de ongelukki gen in de rivier gaan opvisschen!" En als het nacht was geworden, bega ven we ons aan boord en kruisten wij ver van Nantes, om geen wantrouwen te wek ken, maar dicht genoeg, om, als de wind mee was, de ijselijke noodkreten te hooren Dan wachtten we. Soms in het maanlicht, andere.malen in den mist, zagen wij wel dra de verdronkenen rondom ons heen drijven. Met staken, waarvan wij de haken met wollen lappen hadden omwonden, ten einde niet te kwetsen, trokken wij de drij vende lichamen naar onze schuit, en we gaven ze eerst aan Loire terug, wanneer wij ons hadden vergewist, dat het leven voor goed geweken was „Helaas," ging de priester voort, „tegen over de twee of drie slachtoffers, welke wij tot het leven konden terugbrengen, hoeveel andoren, welke wij in de golven moesten terugwerpen, nadat, voor alle hulp op hun reis naar de eeuwigheid, mijn bevende hand zich zegenend over hen had uitge strekt. I" Hier zweeg de priester, met diep-ont roerde stem, en na een oogenblik stilte, waarin hij scheen te bidden, besloot hij: „I geloof niet, dat mijn medelijden ooit aan akeliger en toch liefdadiger taak is bestemd gewordenl" VRAGEtëSUS Vraag: Hoe laat begint met Kerst mis de Nacht- en Hoogmis in de Mozes en Aaronkerk te Arasterdam? Zijn er kaar ten noodig om toegang te verkrijgen? Zoo ja, waar zijn deze te verkrijgen en tegen welken prijs? Antwoord: In de Mozes en Aaron kerk te Amsterdam begint de Nachtmis om vijf uur. Niemand wordt toegelaten zon der toegangskaart De plechtige Hoogmis begint te half elf. De toegangskaarten voor de Nachtmis zijn gratis le verkrijgen bij den koster A. Dam, Waterlooplein 61. Het is aan te raden een gereserveerde plaats te nemen, welke is te krijgen bij den koster A 50 cent. Personen in Leiden gevestigd. H. E. G. M v d. Slok, verpleegster, Breastr, 140. J. E. P. Knkebeeke. Haag- weg 28 W. H. Vardiiijn den Bogr, Warm onderweg 35. M. J. Baan en fam., slager, Levendaal 132. A. J. v. Kerkwijk, Nieuwsteeg 12 P J. de Haas, slager, Noordeinde 37. M. Luit, winkelbediende, G. Doustr. 12. A. J. Liezenberg, Breestrr. 112 A. H. H. Ver boon, dienst'bode. Zoeterw.s'ïigol 12. A. Thonies, 'winkeljufrr PVgeeststr. 18a. A. Fokker, Os en Paardenlaan 35. J. M. G. Bouvy, Schelpenkade 41 J de Best, dienstbode, M. Moons tr. 53. M. B. Be zembinder, Langebrug 4 J. M. Dom burg, dienstbode, Haagweg 30 H. J. S. Hoogeveen, d enstibode, O. Rijn 24a. G. Sohoneveld, dienstbode, Rijnsb.weg 62. M. de Kuijpor, dienstbode. Rijnsb.weg 147. W. Kottier, kinderjuffr., Breostr. 107. P. Stigter, onderw'jzer. Oude Rijn 44. G. E. Nuyens, Rapenburg 13. J. P. v. Wamelen, R:jn en Schiekade 42. J. j. Troost, dienstbode. Komkom merhof 2. M. C. Trapman-Brouwers, Oegstgiaan 16a. A. Catsburg, dienst bode, Zuddsingel 48 P. G. Bergman, onderwijzeres, de Ruyterstr. 8. J. de Leeuw, Adj. Dir. Isr. Weesh.. Stille Rijn 4. J. Zwaan, dienstbode, Warmonder- weg 35. F. M. Versaan, Vrouwensteeg 5. M. G. Jol en gezviac-h handel aar, Groenoordstr. 34. J. Seuff en fam., Zoe- t-CTW-singel 92. H. H. Maas en fam., Directeur v. h. R'jks Ziekenhuis, Groen- Jaar!. Algem. op Dinsdag 22 Dcc. 1925 's avonds 81/* uur, in „In dsn Vergulden Turk" AGENDA: 890 1. Notulen. 2. Ingekomen Stukken. 3. Jaarverslag Secretaris. 4. Jaarverslag Penning meester. 5. Verslag Kas-Commissie. 6. Verkiezing Bestuursleden. Aftredend de Heeren: 1. W. v. d. Lr AN. 2. B. DE KQNING. 3. P. BOOT Jr. 4. E. LEVIE. Dubbeltallende Ileeren 1. J. BAAK Jz. 2. JOH. A. H00GENSTRAATEN 3. Mr. F. H. v. d. TAS. 4. R. VAN DAM. 7. Herziening Statuten. 8. Rondvraag. Voor belangstellende leden liggen de gewijzigde Statuten ter inzage bij het dagel. Be stuur der Ver. t.w. de Heeren: W. v.d LAAN, Hooge Rijndijk 26 N. G. SPAARGAREN, Kantoor Turfmarkt 8 Backer Co.) R. DE WILDE, Breestraat 93 en wel: Dinsdag 15 dezer,van 2 tot 4 n.m. Vrijdaq 18 dezer, van li tot 4 n.m. HET BESTUUR DER 3 OCTOBER-VER. hovenjstr. 5. J. C. H. v. d. Berg en fam., keil nor, Leeuwenhoekstr. 2. Personen uit Lelden vertrokken. A. Kooper, Dordrecht, Reeweg 59. Mej. J. de Haan, Oegstgeest, „Endegeest". - Mej. E. M. v. Woudenberg, Oegstgeest, Koninginnelaan 2. Mej. M. E. Beens- Weers, Hilversum, Waldijkstraat 8. G. PikaarKoopman, Enkhuizen, Bleiswijk straat bij J. ten Woert. J. H. Broeksma, Zaandam, Czaar Peterstraat 90a. E. D. Spelberg, Egmond a. d. Hoef, Midden- hoef 311. G. Spoor, Zandvoort, Maison Gerrits, Zeestraat. L. Onvlee, Gronin gen, Proedeniussingel. B. J. Verhaar, Hillegom, Hoofdstr. 36. Mej. F. W. J. Slrubbe, Wassenaar, ambt. b d. Post. F. W. Winkelman, Den Haag, Springfontein^ straat 35. Mej. Th. Chr J. A. Janse, Egmond aan Zee, Rustoord St.-Antonius. A. M. L. KromwijkSecróne, Den Haag, Reitzslraat 100. W. J. v. Tol, Den Haag, Zuiderparklaan 13. W. J. BadenOtten, Amsterdam, G. Fliuckstr. 1721. Mej. G. E. Boissevain, Amster dam, Jobs. Verhulststr. 176b. H. A. Selier, Zandvoort, Haltestr. 4. Mej. W. Dirkzwager, Zoeterwoude, H. Rijndijk 144. Mej. J. H. Parmentier. Den Haag, Benoordenh.weg 6. Mej. W. J. P. Kriek, Don Haag, Koninginnegracht 83- J. de Jong, Oosthuizen. G. E. Griever, Assen, N. Huizen 8. A. Sollewijn Gelpke, Amsterdam, Kloveniers burgwal 137. J. A. Slewe, Amsterdam, Kloveniersburgwal 137. A. M Zweerts de. Jong, Bennebroek, Huize „Vredesehoef" Mej. A. Ghrispijn, Dordrecht, Vrieseweg 46. D Onvlee, Ootmarsum, bij J. Sieme- rink. Mej. J. v. d. Giessen, Den Haag, Roode Kruis Segbr. laan. A. van Vliet, Amsterdam, Haarl.dijk Ö8II. J. P- de Jager, Amsterdam. Jacob v Lennepstr. 272. P. den Ouden, Rotterdam, Hille— dijk 173. Mej. H. Schuts, N. Amstel, Bleekerslkade 28. Mej. M. H. de Hall, Borne, Markt 2. T. J. Basten, Vlaardin gen, Bilderdijkstraat 29. J. Zwaan, Oegstgeest, Abspoelweg 14. A. H. F. v. Weelderen, Oegstgeest, Julianastraat 25. Mej I. Pietsch, Dordtmundt, (D.). Abr. L. Verhoog, Velsen, Stationsweg K24. Mej. G. M. Wijsman, Reeuwijk, Tempel 140. G. J. Jansen, Utrecht, Twijnstraat 73 bis. H. de Voogt, Bern, (Zw.), Pen sion Regina. Mej. M. H. Arts, Nijme gen, Leliestraat 19. L. de BruinStok- kel, Rotterdam, Wolfshoek 6b. P. J. v. Veelen, id., id. Mej. V. G. v. Mourik, Haarlem, J M. Gerding Nieuwe Gr. 35. Uit e hand te e«-ii goed beklante BROOJBAKKERIJ met Inventaris, waaronuer Hit en broodwagen benevens Bouw grond voor een woonhuis. Dade lijk te aan vaar Jen. VA N DEN HAAK, Noorden(Z.-H 8480 AANGEBODEN 500 k 600 groenblijvende Lu- gustrum 1,50 M. hoog door C. van Steün te Voorbout. 6370 WINTER ARTIKELEW Voorhanden: prima Trek- en Spanzagen, Boombijlen. Hak bijlen, taaie Leertiendeii. at- tencraas, Rattenkiemmei Mnl- lenklemmen, Paardendek ei 6, Lantaarn-.Stalbenoodigdhedeii, enz Billijke prijzen. Franco levering. A J. HART WIJK Jr, Ijzer- en Touwhandel, Nieuwe Beestenmarkt 9 (Schnpen- markt). 8483b S'oopcrij - Afbraak. G. P. v. d. DRIFT, Aanuemer van Sloopwerk. Steeds voorraad in deuren, binten, planken, ramen, palon, brandhout, plé- potten, ijzeien bir.teu, ankers, pypen, rnamwichten, schoor steenmantels, geribt glas. 847.'b Mared k li7 OAT KLEINE AUVEflTENTIEN IEDEREN DAG GE- P PLAATST WORDEN TEGEN I 50 GEUT 1 PER DERTIG WOORDEN 3BK5SÈ&.-f1:3S&iS3S?32aa Uitritte eener 5 Obli atieieering, groot 2GO.OOO.- (waarvan reeds is geplaatst f 30.090) in stukken van f 1000.- en f500.-, gesloten met Pauselijke en Bisschoppelijke goedkeuring. KOERS VAN UITGIFTE 98 °|0. De verplichtingen uit deze leening voortvloeiende worden gedekt door de gewone inkomsten der Vereeniging, die daartoe voldoende zijn. De oblicatiën zijn voorzien van haltjaarlijksche coupons, verschijnende 1 Januari en 1 Juli. Jaarlijks, voor het eerst 2 Januari 1927, zullen f4000. Obligatiën, aan te wijzen bij in de maand November te houden loting, worden algelost. De uitgelote nummers zullen in twee R.K. Dagbladen worden bekend gemaakt. De gelegenheid tot inschrijving op deze leening wordt van heden af opengesteld ten kantore van de NOORDER BANK to Alkmaar en te Hoorn, SPAARNE 8ANK te Haarlem en te Beverwijk, Fa. OUYNSTEE v.d. VELDEN, Rapenburg 3 Leiden alwaar prospectussen en inachrijviugsbillctten verkrijgbaar zijn De storting op de toegewezen obligatiën moet geschieden den 2en Januari 1926 ten kantore van inschrijving, tegen afgifte yan de obligatiën. 3650

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 6