s«- PRUS^EBUS. Oplossingen van deze rebus moeten vóór Donderdag 10 December, 's mid- js 12 uur, op ons Bureau zijn. Onder de goede oplossers zal een mooi boek (naar keuzo) worden verloot. BET3E®a LÜ BHMuLciJ KALENDER DER WEEK 1 NB Als niet anders wordt aangegeven fceeft in deze week iedere H. Mis Gloria, Credo en de Prefatie v. d. Allerheiligste Jlaagd (invullen: En U in de Onbevlekte Ontvangenis). Als er sprake is van het gebed v. d dag moet worden gebeden het gcb°d v. d. tweeden Zondag v. d. Advent. ZONDAG, 6 Dec. Tweede Zondag Y d. Advent. Mis: Popnlus Sion. Geen O'nria 2e gebed v d H Nicolaas, Bis schop en Belijder. Prefatie v. d. Allerhei ligste Drieëenheid. Kleur: Paars. Laten wij ons verblijden over hetgeen vandaag tot ons gezegd wordt (Alleluja- vers). Toon ons Heer Uw Heil was ons verzuchtend gebed op den vorigen Zondag en als antwoord ontvangen wij do verzekering: Volk van Sion (Gods uitverkoren volk) zie de Heer zal komen - dntroitus, Graduale, Communio). En gelijk geschreven staat, zal Hij komen be gluren de volkeren en hen vervullen met vreugde en vrede en met de kracht van Zün H Geest (Enistel). Komt laten wij de heiligen. Zijn Volk, dat met Hem een verbond mooht sluiten, door hot H. Kruis offer bezegeld, ons voor Hem verzamelen (Graduale). Neen, wij verwachten geen anderen dan Christus, want in ITem zien wij de voorspellingen van de profeten over den toekomsteen Verlosser vervuld. (Evangelie). Met nog rrooter vurigheid en verlangen bidden wij daarom ook weer van daag: Toon ons Heer Uw Heil (Offerto rium); Kom ons te hulp, loer ons hot a?nlsrhe verachten en het Kemelsche be- ipimmn. Wek on zo harten op om zich voor U bereiken op Christiio' komst (Gebed: stiuched: Postcommunio). Waar de plechtige viering v. d. H. Fran- fiiscus Xaverius plaats heeft: M;s: Loane- far (als on 3 Dec.) Gloria en Credo. 2de {"bod en laaatste Evangeli v. d Zondag, p-ofat'o v. d. Allerheiligste Drieëenheid. K'--».- Wit. flflAT'DA*5. 7 Dec. Vigiliedag v. b. feest van Maria* Onbevlekt Ont vangen. M»s: v. d. H Ambrosius, B'-sehon cn Kerkleeree.r: Tn medio. 2e re- H v. d. dag, 3e v. d. Vigilie. Laatste Emremlie v. d. Vigilie. Kleur: W i t. /mbrosius. staatsambtenaar, werd, iiünT aanleiding van pen kind dat riep: jhrbrosius moot bisschon worden, door l,oj volk van Milaan tol bisschon eekormi. Fii werd gedoogt en ontv;ng de II H Wij- fl:n"en en ten laatste do Bisschopswijding. /Is B'sseboi) verdedigde bii mot kracht dn katholieke loer en de kerkelijke tucht* m bekeerde vole ketters tot bot ware ge- ]o"f. onder wio don it. Aumistinus. Ook is geoorloofd eon H. Mis v. d. Vigi lie: Venito 2e gebed v. d. H. Ambrosius, 3p v d dag. Klopr: Paars. CJWFDAG, 8 Dec. Feestdag van de Pn bevlekte Ontvangenis van Ifrria M's: Gam'ons gaudebo. 2e gebed v <1 dag. Kleur: W i t. Verdaag herdenkt de H. Kerk het ee- b°ol ó^nig en büzonder voorrecht van ^fa re, nl. dat zii, rr°t bot oog op de verdien sten van Jezus Ch .Mslus, bevrijd is geble- lon van de erfzonde. TWrt loev. altiid geloofd, is 8 Dec 1854 floor Pius IX, tot z.g. geloofswaarheid ver heven GehrH schoon ziit gti. Maria, en de smet f'iv prfzonde is niet in TT Trok ons, On- Mckte Maagd, oudat wii H vol"on in den pmi- inr-r-r dongdoo (Korkehik Gel.) '"PEP'SPAG, 9 Dec. 2e da" onder het Octaaf van Maria's Ophev-lek- Ip On t van gen i s. M's: Gaudens gau debo Al.s gisteren) '2e ""hod v. d. dag, 3o t '1. H. Geest Klem-: W i t. Gezegend züt gij. Maagd Maria, door den Hegp uwen God. hoven alle vrouwen op fer-lo rfovk Get.). n^NDEPDA0 10 Dec. 3e dag onder let Oe t a a f. Mis als on 8 Dec. 2e gebed d. dag, 3e v d. H. Melchiades, Paus (r Ararfoi?ar. Kleur: W i t. ÏÏw Onhovlokte Ontvangenis. Maagd en Verder van God, heeft vrengde verkon- di"' aan goh pol de wereld. (Kerk. Get.) "RIJD *G. 11 Dor. Mis v. d. H. D a- tinsns T. Paus: Sacerdotes, 2e gohed v. I (Vtaaf. 3e. v. d. dag. Kleur: W i t. Paus Damasus is een groot bestriider fiwnosf van de V^tt^rijen, die de Godheid Wbonden van Christus en den H. Geest Fii bopaal'ie ook, dat de priosters in hun bpvipvoT-iod ter epre der A Tlerh. Drieën •- k'd aan de psalmen zouden toevocen hl: Gloria Patri, d i. Eere zij den Vader, dp 7oon en don H. Geest. 7/\TPpP"AG. 1? Dec. 5e dag onder hef Octnnf Mis: Gaudens gaudebo; 2e gebed i tl dag, 3e v d. H. Geest, 4e voor den Paus Klour: W i t. Tn Maria is geen enkele smet. Zij is de |bns van bet eeuwige" licht en een spie kt zonder vlok. Zij is heerlüher dan de kn, on al.s men haar vergelijkt met lmf *bl is zij zuiverder. (Vrij naar de Kerk. lisse. ALB. M. KOK, Pr. ^1 altijd rechtuit, Petrus; en gij zijl er, wits; gij kunt niet missen, Petrus. I'zoo sprak Jan beleefd de dood aan, Wijk al dezen die, de Dood van bij zien- dezelve eerbiedig en voorzichtig he ndelen, uit hoop van haar te ontsnap- en die er mede spotten als zij eene Ne gezondheid genieten en denken dat k verre van de Dood zijn, alhoewel zij l'^ilans op hun hielen zit. Inwendig dacht Jan geheel anders, en hij maar gedurfd, hij zou „Pietje de N" eencn schop onder zijnen pannenla- Ln broek gegeven^ hebben en gezeid: Ga. riek het waar Rousselare ligtl Mengskens verstoutende en ineer en nieuwsgierig wordende, vroeg Jan ^Pietje de Dood", wat het te Rousse- ?ing verrichten JT Wel, zegde Pietje, ik moet er daar ®'Sen gaan stekken, die op mijn .bocks- siaau. Op uw boeksken, Petrus! zeide Jan; hebt gij daar uw boeksken? Ja, antwoordde Pietje, ik heb het altijd bij mij, en al wio ik binnen het jaar moet grijpen, staat er op met pen cn inkt en een kruisken bij zijnen naam. Wel toch vroeg Jan, om de liefde Gods, toon mij eens uw boeksken! Ik mag niet, zeide Pietje; want in dien gij moest uitbrengen wier er op staat, dan zouden sommige erfgenamen vau nu af beginnen kermissen. Evenwel sprak Jan toch zoo schoon, dat „Pietje de Dood" hem liet zijn boeksken zien, op voorwaarde van maar het eerste blaadje te bekijken en het aan niemand te zeggen. Met zijne lange, droge, magere vingers, uitgemergeld als spellewerksiokken, haal de „Pietje de Dood" zijn boeksken onder zijnen mantel vandaan. Het was een zwart boeksken, in perka ment verbonden, en van 365 bladzijden. Elk bladje was een dag, en al die op dat bladje stonden, moesten dien dag sterven. Met verwondering zag Jan vele kennis sen op het eerste blaadje staan. Petrus? zeide Jan. Wat belieft er u? vroeg Pietje. Petrus, zeide Jan, daar is nog een weinig plaats op uw eerste blaadje; wil ik u nog wat namen van kennissen opge ven, om ze daarbij te kletsen? Terwijl gij op de streek zi.it, gij zoudl zo kunnen mot- een kuischen. Het ware eene moeite ge spaard voor u, en het zijn toch maar men schel), die dienen om een ander tq knijzen. Dank u, antwoordde „Pietje de Dood" ik krijg mijne bevelen van hoogerhand. Ten andere, die gasten zijn er ook noodm, om de anderen te doen verouderen voor den tijd en huu het water te doen broeden. Dus- danken heb ik overal, die mijne hulpen en voorboden zijn en mijne taak vergemakke lijken. Doch niettegenstaande hunne bewe zen diensten, staan zij ook o pmi.in boeksken Ja, hoe meer zij een ander geduiveld heb ben, hoe fijner ik ze nijpen zal eer zij er op lijd en stond zelf aanwaaien. Jan wierd beneleld om nog een bladje te keeren, maar het was hem onmogelijk; want Pietje had gedurig zijnen ontzenuw den duim op het boeksken gedouwen. Doch van langs om stouter wordende, haalde Jan zijn snuifdoos uit; want peins de hij, kan „Pietje de Dood" een snuifken nemen, het zal zijne lang drer.dels van vingers van het boeksken trekken, ei^binst die wijle zal ik het bladje keeren. Maar Jan was mis; want, toen bij zeide: Snuift gij, Petrus? Dank u, vriendschap, antwoordde Pietje. En ook, waar had Pietje zijn snnifdoos gesteken? Er stond geen neus op zijn plat gezicht, dat zoo effen was als een strijk ijzer. Doch Jan vond liet anders uit. Hij nam zelf een snuTfken, gehaarde te moeten nie zen en nieste vlak in „Pietje de Dood's" gezichte. Hola! Petrus; zeide Jan, het was dat ik moest niezen! Het dunkt mij ook. antwoordde Pietje, al zijnen boenen voorgevel met de slippe van zijn kleed afvagende: Doch terwijl Pietje zeer natuurlijk zijn hoofd had omgekeerd, gelijk wij allen ook zouden doen in dergelijk, geval, had Jan in allerhaast het tweede bladje hekeken. Maar wat had hij gezien?. Hij stond er zelf opf Als hij dat zag, zonk zijne' moed in zijn schoenen, cn hij verliet „Pietje de Dood" zonder hond of heeste te zeggen. Uit het bosch gekomen dacht hij: Wat wil ik nog naar Mecnen loopen, dewijl ik morgen een lijk ben? Ik zal liever naar huis gaan. Onderweg dacht hij: Dat ik mij in het Brooderschap der Goede Dood liete in schrijven, het zou misschien nog helpen. Maar hij was zoodanig bedwelmd, dat hij niet wist waar zijn hoofd stond en zijn voornemen vergat, zoo het ongelukkiglijk nog gebeurt, met sommige zondaars. 't Huis gekomen zijnde, at noch drouk hij, en met de koorts op zijn lijf, ging hij algauw naar bedde. Van geheel den nacht deed hij geen ooge toe; immers hij herhaalde gedurig die woorden: Morgen gij! Tusschen een en twee uren van den nacht hoorde Jan ruttelen aan zijne voor deur. Met achterdenken stond hij op en aanstak de lamp om open te doen, bij zich zei ven zeggende: Zou Pietje daar reeds zijn? »- Hij trok de deur open met eene speet.... en het was Pietje. Gauw! Jan, zegde Pietje, gij moet mede! In oenen wenk wipte Jan naar den op- perzolder; maar even snel als zijne scha duw hem volgde, volgde hem „Pietje de Dood" lot boven. Daar viel Jan op zijne knieën en sprak do Dood toch zoo schoon: Wel, Mijnheer Petrus, zeide hij, laat mij toch nog een eiudje leven! Ik zal niets meer drinken dan water, en zoo voor u lezert, Petrus! Als bet u belieft, Mijnheer Petrus; moet gij iemand uit den huize ne men, pak liever mijn wijfWel, Mijn heer, toch, laat u toch gezeggen! Maar „Pietje de Dood" gehaarde zich doof. Jan zelf moest welen, dat hij mot niemand medelijden heeft. Binst dat Jan kermde en schoon sprak en eene mande beloften deed van beternis, trok Pietje eene pan uit hel dak, greep Jan vast, praamde hem half en half met zijn hoofd voren door het open pangat en gaf hem eenen zoo geweldigen schop, dal Jan "in de eeuwigheid vloog. Jan vaarde eenige minui -n door de ruimte. Eindelijk slootte hij tegen eene ster- re, en van den schok.... schoot hij wak ker. Het was een droom.... Evenwel, hetgeen Jan- droomde gebeurt dagelijks met der daad aan vele menschen, ja aan vele jongelingen en jonge' dochters en aan vele kinderen. Weet gij wel hoe veel menschen dagelijks naar de eeuwig heid gaan? Volgens de nauwste rekening, sterven er dagelijks meer dan tachtig dui zend. Men mag nog op zijne gezondheid xeke- nui: iv ir de Lcslc rvd db.n men g< ven kan is: Zijl altijd bereid, rm zonder vrees met „Pietje de Dood" te kunnen mee gaan. WREED. naar Pierre I'Ermite. Het is somber en koud Op de booge'steile kust van Bretagne verschijnt, scherp afgeleekend tegen den wijden hemelkoepel, waarin wolkengevaar ten voortjagen, do postbode; zijn blauwe schoudermantel, de postbode; zijn blanwe Met vlugge schreden spoedt hij zich naar- een armzalig huisje, dat grauwgrijs getint is evenals heel de kust van Bretagne. Hij.rept zich, want hij heeft drie tele grammen bij-zich, die met heel korte tus- schenpoozen ontvangen zijn voor do we duwe Goël, dio geheel alleeu in gindsch hutje woont. Hij weet niet wal voor tijding de tele grammen bevatten, maar 't moet iets boel ernstig zijn, want do telegrafiste uitte een gil, en hare vingers «trilden toen ze de adressen schreef.... Drie telegrammen voor do weduwe Goël! In haar. heele leven had zij er zoovele niet ontvangen „Goeden avond, moedertje!. Do oude vrouw warmde zich kort ineen gedrongen bij den haard, een poes op haar schoot. „Ha!.... zijt gij het, post.... Hebt ge een brief van mijn jongen „Moeder Goël, er is meer." Zijne pet op tafel leggende, haalde do man zijn brievenlasch te voorschijn. En hij 't openen der tasch trilden nu ook zijne vingers evenals straks In 't dorp de hand der ionpe telegrafiste beefde. „Als dat maar geen ongelukstijding is!" riep de oude vrouw plotseling uit, toen ze de drie blauwe enveloppen bemerkte. „Ziedaar!.... Deze is 't eerst aangeko men.... Vervolgens deze.en daarna die!" „Mijn Godwat kan er toch gebeurd zijn?" De oude zicht haar bril.... „Hier moet hij toch liggen!Ik weet niets meer ook!Och, post.hier, lees ze mij eens voor. De besteller ouende het eerste telegram, leest.... en blijft een oogenblik met een ernstig gelaat in gedachten verzonken;... „Ik weqt niet hoe ik het u zeggen zal..." „Oh!. zeg hot vlug!!" ....„Het betreft je jon...." „Wat is er met hem gebeurd, met mijn jong.... Is hij op zee omgekomen?'1 Neen.... maar.. ..een ongeluk „Op zee?" „Neendit is alles.... er slaat al leen: „Yves Goël is ernstig gekwetst." „Ernstig gekwetst!!" De oude vrouw viel met een plof op con stoel neer. Spoedig echter kwam ze weer bij.... Hare handen wezen naar de beide andere telegrammen, die daar nog op de ta fel lagen „Ja.die ook!. „Wil ik die ook voorlezen. „Ja!O mijn God.wat lijd ik ver schrikkelijk!" „Het tweede komt van liet ministerie... en bevat 't zolfcle als 't eerste dat door een goeden vriend gezonden is.'' „Hot andere..? hel derde..? Owat ben ik bang!!" „Het andore?. En de stem van den poslhodo stokte hem in de keel.hij wou spreken.... maar hij wist niet hc3 "I te zeggen. „Moeder Goël.... b^ste moeder Goël!.. ge moet toch moed hebben!.Ja.veel moed!...." En hij omklemde hare beide geruunelde handen met de zijne.hij trok de oude vrouw naar zich toe ondersteunde haar, opdat ze niet zou val len. „Ik weet wat hol zoggen wil", begint hij dan.... „Ik hch 't zelf ook ondervonden. Het was on do Vïenno, dat hij omkwam." „En Yves?" vraagt de oude vrouw. „O jaYves Hij vertelde haar nu de verschrikkelijke ramp der „Jena". De ontploffing in de kruitkamerde dood door 't vuur.door de verslikkende gassen. En de oude vrouw knikte telkens met 't hoofd, als de takken van een ouden boom, die door een vrceselijken storm worden heen en weer gezwiept, en die buigen en kraken zonder te kunnen breken. Eindelijk kwamen langzaam de tranen. „Mijn arme lieveling!...." zeide ze.... „mijn lieve jongenNooit zal ik hem we derzien, nooit. en zijn oom ook niet. en de pastoor evenmin.... niemand zal hem weer zien!.Nu sta ik zoo oud als ik ben alleen op de wereldgeheel al leen!". Hare blikken richten zich naar de half openstaande deur, waardoor een stuk- van aen donkeren hemel zichtbaar was. Eensklaps geraakte de vrouw weer uit hare overpeinzing en met angstige stem vroeg ze: „Waar is hij gestorven?" „Tn bet. hospitaal. „Dan is er zeker een priester bij hem geweest." „Dat is wel mogelijk...." „O.maar ik wil hot ker welen. en wel zoo spoedig mogelijk.... Ga voor me telegrafeer en!.Ik heb maar een stuk van vijftig stuivers, waarmee ik moet toekomen tot aan Pasehen.... maar zoo veel te erger; het koste vat het wilO, neen! dat zou te bard v Hij zal zóó niet zijn heengegaan,.... geestelijke hulri! Er zijn daar toch priesters!" „Zeker!. „En aalmoezeniers?. „Ik geloof. „Gij „gelooft" slechts,.... gij zijt er dus niet zeker van? „Ik weef, dat er waren.vroeger.'. „Vroeger!. „O! mijn God.... hch medelijden niet mij." Toen zijn de l^iurvrouwcn hij haar ïo ko men. de bloed verwaten en gees: lijken. De pastoor bracht de dagbladen mee uit Pa rijs en de arme vrouw weet thans de gehcele waarheid. Zij weet, dat haar zoon, een Breton, die, in zijn wambuis genaaid, eene medaille droeg van de II. Anna, de groote reis heeft aanvaard, zonder de laatste II.H. Sacramen ten te lu! ben ontvangen, zonder absolutie zelfs. Zij weet, dat de priesters wel degelijk op hun post waren, op enkele meters af. tand achter de hatelijk gesloten hospitaaldeur, smeekend toegang eischcnde tot de Christe nen, die op den drempel dor eeuwigheid stonden.... en die uitgenut door lichame lijk lijden, zelf de kracht misten om te vragen naar den geneesheer der ziel. Op haar stool neergevallen is de weduwe uitgebarsten in heftig snikken, haar oud lichaam schokte van smart, kromp ineen van bitter lijden, stoip» dan weer op van felle verontwaardiging. .Do dood, dat is vreeselijk.maar zoo...." Wie is de ellendeling, die ons onze zonen vraagt,.hel vleesch van ons vleesch.... ze wegvoert honderden niif'-n van hier, hen o^'uit op levensgevaarlijke schepen en ze es terug zendt, onherken baar. een hoon menschenvleesch verkoold.... verscheurd.... zwartge brand.... En die hun de laatste absolutie weigerde.Het ziin Bretons,.Katho lieken. Ah, Ba, wat telt dat.\Vie is deze eTlendelni", opdat de moeders hem hun smart in de ooren schreeuwen. „Hij heet P'-Pefan", zect een boerin in 't zWartik k"n 7mi naam. mijn zoon ^fas op de „Sully" „Dnch jvaar is hij. waar?" vroeg de wchiwe, met v'orp"1 enden Mik. De rector trok ziin horloge uit den zak. „Vijf uur. hij zal on den Poulevard zijn.... aan de bittertafel". De Sully is oen onderzeesehe boot onlangs mot man en muis vergaau.. PCUTIEKEVOLKSZANG-POTPGUFRI I. De stemming over de motie-Kersten R.-K. S t a a t s p a rt ij. Wien Neérlandsch bloed door d' ad'ren vloeit, Wien 't hart klopt fier en vrij, Wie voor zijn volk van liefde gloeit, Verheff' den zang als wij! A n l i-R evolutionaire part ij. Een man, een Man een woord, een Woord l. 0 fiksche leus van vroeger dagen: Nog klopt het hart met sneller slagen, Wanneer mijn oor u klinken hoort: Een man een Man een woord, een Woord!. D s. Kersten c.s. 0, Nederland! let op u saeck. Du tijt en stont is daer. Opdat nu iu den hocck niet raeek. U vrijheit, die voorwaer U ouders hebben dier gecocht Met goet en bloot en leven M r. Mar ch a n t. Ic stont op boog en bergen, Ic sach ter zeewaert in; Ic sach een scheepken drijven, Daer waren drie ruytertjes in, Den eencn stout in mincn sin (bis) II. Mr. Marchant aanvaardt de opdracht. M r. Mar ch a n t. Van je hela. hola Houdt er de moixl maar in (driemaal) Van je hela, hola Houdt er de moed maar in (tweemaal) De S. D. A. P. Dat loozo molenarir.i'.tje Ghinc in liaer deurljen staen, ja stacn, Omdat dat a e r d i c h visschertjo Voorbi hacr henen sou gaen. Md sine rijfsloc, met sine strijestoe, Met sine Uipsac, im I sine enarvac, Mot sine leere, van dii dóin-deere, Met sine leere leersjes ncnT III. Mr. Mnrrhant onderhandelt met de R.-K. Staatspartij Mr M a r ch a n t. „Zeg, Kwezelken, wilde gij dansen? Ik wil u geven een ei." R.-K. S t a a t s p a r t ij: „Wel neen ik" (zei dat kwezelI.en) Van dansen ben' ik vrij; 'k En kan niet dansen. 'k En mag niet dansen. Dansen is onze regel niet; Bagijntjes en kwezclkens dansen niet." M r. Mar ch a n t. „Zeg, kwezelken, wilde gij dansen? Ik zal u geven een koe." R.-K. Staatspartij: „Wel neen ik" (zei dut kwezulken) Van dan en ben ik vrij; 'k Eu kan niet dansen. 'k En mag niet "dansen. Dansen is onze regel niet: Bagijntjes en kwezclkens dansen niri." M r. Mar cli a n t. „Zeg, kwezelkcn, wilde gü dansen? Ik zal u geven een paard." II.-K. S t a a t s p a r t ij: „Wel neen ik" (zei dat kwozolken) Van dansen ben ik vrij; 'k En kan niet dansen," 'k En mag niet dansen. Dansen is onze r.gel niet; Bagijntjes en kwezclkens dansen met." M r. Mar ch a n t. „Zeg, kwezelken, wilde gij dansen? Ik zal u geven een man." R.-K. Staats part ij: „Wel neen ik" (zei dat kwezelken. Van dansen hen ik. vrij; 'k J5n kan niet dansen, 'k En mag niet dansen, Dansen is onze regel niei Bagijntjes en kwezelkens uanscn niel. IV. Mr. Marchant naar het Leo. om H. M tc vertellen, dat. 't mis Is R -K. Staatspartij en heel ,Jïooir Ij Nederland": Roomse hen dat zijn wij met ziel ea ha.-ie Roomschen dat zijn wij met woord cu m l daad. Room se hen wat onspood of leed ons larie, Roomschen tot eenmaal het stervensuur faiUUt Roomschen in huis, Hoomsdi ook daarbuiten, Schamen w'ons ninuner d'eervollc keus; Lafheid noch vrees zal de lippen ons sluiten; t Roomschen dat zijn wij, dal is onze leus. Hoogmade. THEO BOSMAN Onverbeterlijk. Jansen was een goede kerel maar hij had éón groot gebrek. Hij lelie n.i nooit in een gesprek en omdal hij aardig op v.'< g was zich hierdoor onuitstaanbaar te ma ken, besloot Gerard, zijn b -lo vriend, Ir ui eens onderhanden Ic nemen. Jansen, zei hij, je moet 't me o et kwalijk nemen, maar ik wilde bel eens heb ben over een gewoonte van je, waai* je c-'us verandering in moest brengen. Wel, zeker niet, ouwe jongen, ga ge rust je gang. Nu dan, je bent een van die menschen die in een gesprek nooit opletten. Je den. t altijd ergens anders aan cn bent sim da den draad kwijt, Jo moest oplettender%zijn. Hij zweeg even om Jansen cclog» 1 ;<l tot nadenken te geven. Na een minimi keek deze hem aan met een verstrooide uitdruk king oi) zijn gezicht. Waar had je het ook weer ovi vroeg hij nuchter. Voldoende en genoeg. Wat is het onderscheid tusschen vol doende en genoeg? vroeg de ondcrwij/' i x Voldoende, is, als mijn moeder vin-'t dat ik genoeg taart heb gehad, antwoOr.ide een van de jongens, en g< nocg is, als ik zelf vind dat ik genoeg heb gehad. Maat nemnn. Rechter: ..Dus u hebt in de herberg „De Witte Hen" een litermaat ontvieemd,-ni f- waar?" Beklaagde: „Och, edelachtbare, ik b ui kleermaker. IB* maalncmen hoort nu een maal hij mijn «beroep." Modern. Mevrouw: We geven vandaae oen mu sici avondje. Doo dus maar eens goed ;e bgaL Keukenmeid: Z' ker mevrouw, ik heb in langen lijd niet meer gezongen, maar schrijf me toch maar voor enkele num mers op- Verkeerd beyrepe-n. Tante: En beb c vanmoi {tn rtt gedragen in de kerk, Lies ie? Liesje: Nou, tante! Er kv/.crn n man die ine een bak vol centen aanbood, maar ik zei: dank De gewoonte. Ken je Gartner, dien beroemd' n tennis speler? Nu, die is getrouwd: Ik ging hem gisteren eens opzoeken cn raad eens, w u hij aan het doen was? Nu? llij zifte kolen door ccn ratkdl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 9