s«- PRUS^EBUS.
Oplossingen van deze rebus moeten vóór Donderdag 10 December, 's mid-
js 12 uur, op ons Bureau zijn.
Onder de goede oplossers zal een mooi boek (naar keuzo) worden verloot.
BET3E®a LÜ BHMuLciJ
KALENDER DER WEEK
1
NB Als niet anders wordt aangegeven
fceeft in deze week iedere H. Mis Gloria,
Credo en de Prefatie v. d. Allerheiligste
Jlaagd (invullen: En U in de Onbevlekte
Ontvangenis). Als er sprake is van het
gebed v. d dag moet worden gebeden het
gcb°d v. d. tweeden Zondag v. d. Advent.
ZONDAG, 6 Dec. Tweede Zondag
Y d. Advent. Mis: Popnlus Sion. Geen
O'nria 2e gebed v d H Nicolaas, Bis
schop en Belijder. Prefatie v. d. Allerhei
ligste Drieëenheid. Kleur: Paars.
Laten wij ons verblijden over hetgeen
vandaag tot ons gezegd wordt (Alleluja-
vers). Toon ons Heer Uw Heil was
ons verzuchtend gebed op den vorigen
Zondag en als antwoord ontvangen wij
do verzekering: Volk van Sion (Gods
uitverkoren volk) zie de Heer zal komen
- dntroitus, Graduale, Communio). En
gelijk geschreven staat, zal Hij komen be
gluren de volkeren en hen vervullen met
vreugde en vrede en met de kracht van
Zün H Geest (Enistel). Komt laten wij
de heiligen. Zijn Volk, dat met Hem een
verbond mooht sluiten, door hot H. Kruis
offer bezegeld, ons voor Hem verzamelen
(Graduale). Neen, wij verwachten geen
anderen dan Christus, want in ITem zien
wij de voorspellingen van de profeten
over den toekomsteen Verlosser vervuld.
(Evangelie). Met nog rrooter vurigheid en
verlangen bidden wij daarom ook weer van
daag: Toon ons Heer Uw Heil (Offerto
rium); Kom ons te hulp, loer ons hot
a?nlsrhe verachten en het Kemelsche be-
ipimmn. Wek on zo harten op om zich voor
U bereiken op Christiio' komst (Gebed:
stiuched: Postcommunio).
Waar de plechtige viering v. d. H. Fran-
fiiscus Xaverius plaats heeft: M;s: Loane-
far (als on 3 Dec.) Gloria en Credo. 2de
{"bod en laaatste Evangeli v. d Zondag,
p-ofat'o v. d. Allerheiligste Drieëenheid.
K'--».- Wit.
flflAT'DA*5. 7 Dec. Vigiliedag v. b.
feest van Maria* Onbevlekt Ont
vangen. M»s: v. d. H Ambrosius,
B'-sehon cn Kerkleeree.r: Tn medio. 2e re-
H v. d. dag, 3e v. d. Vigilie. Laatste
Emremlie v. d. Vigilie. Kleur: W i t.
/mbrosius. staatsambtenaar, werd,
iiünT aanleiding van pen kind dat riep:
jhrbrosius moot bisschon worden, door
l,oj volk van Milaan tol bisschon eekormi.
Fii werd gedoogt en ontv;ng de II H Wij-
fl:n"en en ten laatste do Bisschopswijding.
/Is B'sseboi) verdedigde bii mot kracht
dn katholieke loer en de kerkelijke tucht*
m bekeerde vole ketters tot bot ware ge-
]o"f. onder wio don it. Aumistinus.
Ook is geoorloofd eon H. Mis v. d. Vigi
lie: Venito 2e gebed v. d. H. Ambrosius,
3p v d dag. Klopr: Paars.
CJWFDAG, 8 Dec. Feestdag van de
Pn bevlekte Ontvangenis van
Ifrria M's: Gam'ons gaudebo. 2e gebed
v <1 dag. Kleur: W i t.
Verdaag herdenkt de H. Kerk het ee-
b°ol ó^nig en büzonder voorrecht van ^fa
re, nl. dat zii, rr°t bot oog op de verdien
sten van Jezus Ch .Mslus, bevrijd is geble-
lon van de erfzonde.
TWrt loev. altiid geloofd, is 8 Dec 1854
floor Pius IX, tot z.g. geloofswaarheid ver
heven
GehrH schoon ziit gti. Maria, en de smet
f'iv prfzonde is niet in TT Trok ons, On-
Mckte Maagd, oudat wii H vol"on in den
pmi- inr-r-r dongdoo (Korkehik Gel.)
'"PEP'SPAG, 9 Dec. 2e da" onder het
Octaaf van Maria's Ophev-lek-
Ip On t van gen i s. M's: Gaudens gau
debo Al.s gisteren) '2e ""hod v. d. dag, 3o
t '1. H. Geest Klem-: W i t.
Gezegend züt gij. Maagd Maria, door den
Hegp uwen God. hoven alle vrouwen op
fer-lo rfovk Get.).
n^NDEPDA0 10 Dec. 3e dag onder
let Oe t a a f. Mis als on 8 Dec. 2e gebed
d. dag, 3e v d. H. Melchiades, Paus
(r Ararfoi?ar. Kleur: W i t.
ÏÏw Onhovlokte Ontvangenis. Maagd en
Verder van God, heeft vrengde verkon-
di"' aan goh pol de wereld. (Kerk. Get.)
"RIJD *G. 11 Dor. Mis v. d. H. D a-
tinsns T. Paus: Sacerdotes, 2e gohed v.
I (Vtaaf. 3e. v. d. dag. Kleur: W i t.
Paus Damasus is een groot bestriider
fiwnosf van de V^tt^rijen, die de Godheid
Wbonden van Christus en den H. Geest
Fii bopaal'ie ook, dat de priosters in hun
bpvipvoT-iod ter epre der A Tlerh. Drieën •-
k'd aan de psalmen zouden toevocen
hl: Gloria Patri, d i. Eere zij den Vader,
dp 7oon en don H. Geest.
7/\TPpP"AG. 1? Dec. 5e dag onder hef
Octnnf Mis: Gaudens gaudebo; 2e gebed
i tl dag, 3e v d. H. Geest, 4e voor den
Paus Klour: W i t.
Tn Maria is geen enkele smet. Zij is de
|bns van bet eeuwige" licht en een spie
kt zonder vlok. Zij is heerlüher dan de
kn, on al.s men haar vergelijkt met lmf
*bl is zij zuiverder. (Vrij naar de Kerk.
lisse. ALB. M. KOK, Pr.
^1 altijd rechtuit, Petrus; en gij zijl er,
wits; gij kunt niet missen, Petrus.
I'zoo sprak Jan beleefd de dood aan,
Wijk al dezen die, de Dood van bij zien-
dezelve eerbiedig en voorzichtig he
ndelen, uit hoop van haar te ontsnap-
en die er mede spotten als zij eene
Ne gezondheid genieten en denken dat
k verre van de Dood zijn, alhoewel zij
l'^ilans op hun hielen zit.
Inwendig dacht Jan geheel anders, en
hij maar gedurfd, hij zou „Pietje de
N" eencn schop onder zijnen pannenla-
Ln broek gegeven^ hebben en gezeid:
Ga. riek het waar Rousselare ligtl
Mengskens verstoutende en ineer en
nieuwsgierig wordende, vroeg Jan
^Pietje de Dood", wat het te Rousse-
?ing verrichten
JT Wel, zegde Pietje, ik moet er daar
®'Sen gaan stekken, die op mijn .bocks-
siaau.
Op uw boeksken, Petrus! zeide Jan;
hebt gij daar uw boeksken?
Ja, antwoordde Pietje, ik heb het
altijd bij mij, en al wio ik binnen het jaar
moet grijpen, staat er op met pen cn inkt
en een kruisken bij zijnen naam.
Wel toch vroeg Jan, om de liefde
Gods, toon mij eens uw boeksken!
Ik mag niet, zeide Pietje; want in
dien gij moest uitbrengen wier er op staat,
dan zouden sommige erfgenamen vau nu
af beginnen kermissen.
Evenwel sprak Jan toch zoo schoon, dat
„Pietje de Dood" hem liet zijn boeksken
zien, op voorwaarde van maar het eerste
blaadje te bekijken en het aan niemand te
zeggen.
Met zijne lange, droge, magere vingers,
uitgemergeld als spellewerksiokken, haal
de „Pietje de Dood" zijn boeksken onder
zijnen mantel vandaan.
Het was een zwart boeksken, in perka
ment verbonden, en van 365 bladzijden.
Elk bladje was een dag, en al die op dat
bladje stonden, moesten dien dag sterven.
Met verwondering zag Jan vele kennis
sen op het eerste blaadje staan.
Petrus? zeide Jan.
Wat belieft er u? vroeg Pietje.
Petrus, zeide Jan, daar is nog een
weinig plaats op uw eerste blaadje; wil
ik u nog wat namen van kennissen opge
ven, om ze daarbij te kletsen? Terwijl gij
op de streek zi.it, gij zoudl zo kunnen mot-
een kuischen. Het ware eene moeite ge
spaard voor u, en het zijn toch maar men
schel), die dienen om een ander tq knijzen.
Dank u, antwoordde „Pietje de Dood"
ik krijg mijne bevelen van hoogerhand. Ten
andere, die gasten zijn er ook noodm, om
de anderen te doen verouderen voor den
tijd en huu het water te doen broeden. Dus-
danken heb ik overal, die mijne hulpen en
voorboden zijn en mijne taak vergemakke
lijken. Doch niettegenstaande hunne bewe
zen diensten, staan zij ook o pmi.in boeksken
Ja, hoe meer zij een ander geduiveld heb
ben, hoe fijner ik ze nijpen zal eer zij er
op lijd en stond zelf aanwaaien.
Jan wierd beneleld om nog een bladje
te keeren, maar het was hem onmogelijk;
want Pietje had gedurig zijnen ontzenuw
den duim op het boeksken gedouwen.
Doch van langs om stouter wordende,
haalde Jan zijn snuifdoos uit; want peins
de hij, kan „Pietje de Dood" een snuifken
nemen, het zal zijne lang drer.dels van
vingers van het boeksken trekken, ei^binst
die wijle zal ik het bladje keeren.
Maar Jan was mis; want, toen bij zeide:
Snuift gij, Petrus?
Dank u, vriendschap, antwoordde
Pietje.
En ook, waar had Pietje zijn snnifdoos
gesteken? Er stond geen neus op zijn plat
gezicht, dat zoo effen was als een strijk
ijzer.
Doch Jan vond liet anders uit. Hij nam
zelf een snuTfken, gehaarde te moeten nie
zen en nieste vlak in „Pietje de Dood's"
gezichte.
Hola! Petrus; zeide Jan, het was dat
ik moest niezen!
Het dunkt mij ook. antwoordde Pietje,
al zijnen boenen voorgevel met de slippe
van zijn kleed afvagende:
Doch terwijl Pietje zeer natuurlijk zijn
hoofd had omgekeerd, gelijk wij allen ook
zouden doen in dergelijk, geval, had Jan in
allerhaast het tweede bladje hekeken.
Maar wat had hij gezien?. Hij stond
er zelf opf
Als hij dat zag, zonk zijne' moed in zijn
schoenen, cn hij verliet „Pietje de Dood"
zonder hond of heeste te zeggen.
Uit het bosch gekomen dacht hij: Wat
wil ik nog naar Mecnen loopen, dewijl ik
morgen een lijk ben? Ik zal liever naar
huis gaan.
Onderweg dacht hij: Dat ik mij in het
Brooderschap der Goede Dood liete in
schrijven, het zou misschien nog helpen.
Maar hij was zoodanig bedwelmd, dat hij
niet wist waar zijn hoofd stond en zijn
voornemen vergat, zoo het ongelukkiglijk
nog gebeurt, met sommige zondaars.
't Huis gekomen zijnde, at noch drouk
hij, en met de koorts op zijn lijf, ging hij
algauw naar bedde.
Van geheel den nacht deed hij geen
ooge toe; immers hij herhaalde gedurig
die woorden: Morgen gij!
Tusschen een en twee uren van den
nacht hoorde Jan ruttelen aan zijne voor
deur. Met achterdenken stond hij op en
aanstak de lamp om open te doen, bij zich
zei ven zeggende:
Zou Pietje daar reeds zijn? »-
Hij trok de deur open met eene speet....
en het was Pietje.
Gauw! Jan, zegde Pietje, gij moet
mede!
In oenen wenk wipte Jan naar den op-
perzolder; maar even snel als zijne scha
duw hem volgde, volgde hem „Pietje de
Dood" lot boven.
Daar viel Jan op zijne knieën en sprak
do Dood toch zoo schoon:
Wel, Mijnheer Petrus, zeide hij, laat
mij toch nog een eiudje leven! Ik zal niets
meer drinken dan water, en zoo voor u
lezert, Petrus! Als bet u belieft, Mijnheer
Petrus; moet gij iemand uit den huize ne
men, pak liever mijn wijfWel, Mijn
heer, toch, laat u toch gezeggen!
Maar „Pietje de Dood" gehaarde zich
doof. Jan zelf moest welen, dat hij mot
niemand medelijden heeft.
Binst dat Jan kermde en schoon sprak
en eene mande beloften deed van beternis,
trok Pietje eene pan uit hel dak, greep
Jan vast, praamde hem half en half met
zijn hoofd voren door het open pangat en
gaf hem eenen zoo geweldigen schop, dal
Jan "in de eeuwigheid vloog.
Jan vaarde eenige minui -n door de
ruimte. Eindelijk slootte hij tegen eene ster-
re, en van den schok.... schoot hij wak
ker.
Het was een droom....
Evenwel, hetgeen Jan- droomde gebeurt
dagelijks met der daad aan vele menschen,
ja aan vele jongelingen en jonge' dochters
en aan vele kinderen. Weet gij wel hoe
veel menschen dagelijks naar de eeuwig
heid gaan? Volgens de nauwste rekening,
sterven er dagelijks meer dan tachtig dui
zend.
Men mag nog op zijne gezondheid xeke-
nui: iv ir de Lcslc rvd db.n men g< ven
kan is: Zijl altijd bereid, rm zonder vrees
met „Pietje de Dood" te kunnen mee
gaan.
WREED.
naar Pierre I'Ermite.
Het is somber en koud
Op de booge'steile kust van Bretagne
verschijnt, scherp afgeleekend tegen den
wijden hemelkoepel, waarin wolkengevaar
ten voortjagen, do postbode; zijn blauwe
schoudermantel, de postbode; zijn blanwe
Met vlugge schreden spoedt hij zich naar-
een armzalig huisje, dat grauwgrijs getint
is evenals heel de kust van Bretagne.
Hij.rept zich, want hij heeft drie tele
grammen bij-zich, die met heel korte tus-
schenpoozen ontvangen zijn voor do we
duwe Goël, dio geheel alleeu in gindsch
hutje woont.
Hij weet niet wal voor tijding de tele
grammen bevatten, maar 't moet iets boel
ernstig zijn, want do telegrafiste uitte een
gil, en hare vingers «trilden toen ze de
adressen schreef.... Drie telegrammen
voor do weduwe Goël! In haar. heele leven
had zij er zoovele niet ontvangen
„Goeden avond, moedertje!.
Do oude vrouw warmde zich kort ineen
gedrongen bij den haard, een poes op haar
schoot.
„Ha!.... zijt gij het, post.... Hebt ge
een brief van mijn jongen
„Moeder Goël, er is meer."
Zijne pet op tafel leggende, haalde do
man zijn brievenlasch te voorschijn. En hij
't openen der tasch trilden nu ook zijne
vingers evenals straks In 't dorp de hand
der ionpe telegrafiste beefde.
„Als dat maar geen ongelukstijding is!"
riep de oude vrouw plotseling uit, toen
ze de drie blauwe enveloppen bemerkte.
„Ziedaar!.... Deze is 't eerst aangeko
men.... Vervolgens deze.en daarna
die!"
„Mijn Godwat kan er toch gebeurd
zijn?" De oude zicht haar bril....
„Hier moet hij toch liggen!Ik weet
niets meer ook!Och, post.hier,
lees ze mij eens voor.
De besteller ouende het eerste telegram,
leest.... en blijft een oogenblik met een
ernstig gelaat in gedachten verzonken;...
„Ik weqt niet hoe ik het u zeggen zal..."
„Oh!. zeg hot vlug!!"
....„Het betreft je jon...."
„Wat is er met hem gebeurd, met mijn
jong.... Is hij op zee omgekomen?'1
Neen.... maar.. ..een ongeluk
„Op zee?"
„Neendit is alles.... er slaat al
leen:
„Yves Goël is ernstig gekwetst."
„Ernstig gekwetst!!"
De oude vrouw viel met een plof op con
stoel neer. Spoedig echter kwam ze weer
bij.... Hare handen wezen naar de beide
andere telegrammen, die daar nog op de ta
fel lagen
„Ja.die ook!.
„Wil ik die ook voorlezen.
„Ja!O mijn God.wat lijd ik ver
schrikkelijk!"
„Het tweede komt van liet ministerie...
en bevat 't zolfcle als 't eerste dat door
een goeden vriend gezonden is.''
„Hot andere..? hel derde..? Owat
ben ik bang!!"
„Het andore?. En de stem van den
poslhodo stokte hem in de keel.hij wou
spreken.... maar hij wist niet hc3 "I te
zeggen.
„Moeder Goël.... b^ste moeder Goël!..
ge moet toch moed hebben!.Ja.veel
moed!...." En hij omklemde hare beide
geruunelde handen met de zijne.hij
trok de oude vrouw naar zich toe
ondersteunde haar, opdat ze niet zou val
len.
„Ik weet wat hol zoggen wil", begint hij
dan.... „Ik hch 't zelf ook ondervonden.
Het was on do Vïenno, dat hij omkwam."
„En Yves?" vraagt de oude vrouw.
„O jaYves
Hij vertelde haar nu de verschrikkelijke
ramp der „Jena".
De ontploffing in de kruitkamerde
dood door 't vuur.door de verslikkende
gassen.
En de oude vrouw knikte telkens met 't
hoofd, als de takken van een ouden boom,
die door een vrceselijken storm worden
heen en weer gezwiept, en die buigen en
kraken zonder te kunnen breken.
Eindelijk kwamen langzaam de tranen.
„Mijn arme lieveling!...." zeide ze....
„mijn lieve jongenNooit zal ik hem we
derzien, nooit. en zijn oom ook niet.
en de pastoor evenmin.... niemand zal
hem weer zien!.Nu sta ik zoo oud als ik
ben alleen op de wereldgeheel al
leen!".
Hare blikken richten zich naar de half
openstaande deur, waardoor een stuk- van
aen donkeren hemel zichtbaar was.
Eensklaps geraakte de vrouw weer uit
hare overpeinzing en met angstige stem
vroeg ze:
„Waar is hij gestorven?"
„Tn bet. hospitaal.
„Dan is er zeker een priester bij hem
geweest."
„Dat is wel mogelijk...."
„O.maar ik wil hot ker welen.
en wel zoo spoedig mogelijk.... Ga voor
me telegrafeer en!.Ik heb maar een
stuk van vijftig stuivers, waarmee ik moet
toekomen tot aan Pasehen.... maar zoo
veel te erger; het koste vat het wilO,
neen! dat zou te bard v Hij zal zóó niet
zijn heengegaan,.... geestelijke
hulri! Er zijn daar toch priesters!"
„Zeker!.
„En aalmoezeniers?.
„Ik geloof.
„Gij „gelooft" slechts,.... gij zijt er dus
niet zeker van?
„Ik weef, dat er waren.vroeger.'.
„Vroeger!.
„O! mijn God.... hch medelijden niet
mij."
Toen zijn de l^iurvrouwcn hij haar ïo ko
men. de bloed verwaten en gees: lijken.
De pastoor bracht de dagbladen mee uit Pa
rijs en de arme vrouw weet thans de gehcele
waarheid.
Zij weet, dat haar zoon, een Breton, die,
in zijn wambuis genaaid, eene medaille
droeg van de II. Anna, de groote reis heeft
aanvaard, zonder de laatste II.H. Sacramen
ten te lu! ben ontvangen, zonder absolutie
zelfs.
Zij weet, dat de priesters wel degelijk op
hun post waren, op enkele meters af. tand
achter de hatelijk gesloten hospitaaldeur,
smeekend toegang eischcnde tot de Christe
nen, die op den drempel dor eeuwigheid
stonden.... en die uitgenut door lichame
lijk lijden, zelf de kracht misten om te
vragen naar den geneesheer der ziel.
Op haar stool neergevallen is de weduwe
uitgebarsten in heftig snikken, haar oud
lichaam schokte van smart, kromp ineen
van bitter lijden, stoip» dan weer op van
felle verontwaardiging.
.Do dood, dat is vreeselijk.maar
zoo...." Wie is de ellendeling, die ons
onze zonen vraagt,.hel vleesch van ons
vleesch.... ze wegvoert honderden niif'-n
van hier, hen o^'uit op levensgevaarlijke
schepen en ze es terug zendt, onherken
baar. een hoon menschenvleesch
verkoold.... verscheurd.... zwartge
brand.... En die hun de laatste absolutie
weigerde.Het ziin Bretons,.Katho
lieken. Ah, Ba, wat telt dat.\Vie is
deze eTlendelni", opdat de moeders hem
hun smart in de ooren schreeuwen.
„Hij heet P'-Pefan", zect een boerin in
't zWartik k"n 7mi naam. mijn
zoon ^fas op de „Sully"
„Dnch jvaar is hij. waar?" vroeg de
wchiwe, met v'orp"1 enden Mik.
De rector trok ziin horloge uit den zak.
„Vijf uur. hij zal on den Poulevard
zijn.... aan de bittertafel".
De Sully is oen onderzeesehe boot
onlangs mot man en muis vergaau..
PCUTIEKEVOLKSZANG-POTPGUFRI
I. De stemming over de motie-Kersten
R.-K. S t a a t s p a rt ij.
Wien Neérlandsch bloed door d' ad'ren
vloeit,
Wien 't hart klopt fier en vrij,
Wie voor zijn volk van liefde gloeit,
Verheff' den zang als wij!
A n l i-R evolutionaire part ij.
Een man, een Man een woord, een
Woord l.
0 fiksche leus van vroeger dagen:
Nog klopt het hart met sneller slagen,
Wanneer mijn oor u klinken hoort:
Een man een Man een woord, een
Woord!.
D s. Kersten c.s.
0, Nederland! let op u saeck.
Du tijt en stont is daer.
Opdat nu iu den hocck niet raeek.
U vrijheit, die voorwaer
U ouders hebben dier gecocht
Met goet en bloot en leven
M r. Mar ch a n t.
Ic stont op boog en bergen,
Ic sach ter zeewaert in;
Ic sach een scheepken drijven,
Daer waren drie ruytertjes in,
Den eencn stout in mincn sin (bis)
II. Mr. Marchant aanvaardt de opdracht.
M r. Mar ch a n t.
Van je hela. hola
Houdt er de moixl maar in (driemaal)
Van je hela, hola
Houdt er de moed maar in (tweemaal)
De S. D. A. P.
Dat loozo molenarir.i'.tje
Ghinc in liaer deurljen staen, ja stacn,
Omdat dat a e r d i c h visschertjo
Voorbi hacr henen sou gaen.
Md sine rijfsloc, met sine strijestoe,
Met sine Uipsac, im I sine enarvac,
Mot sine leere, van dii dóin-deere,
Met sine leere leersjes ncnT
III. Mr. Mnrrhant onderhandelt met de
R.-K. Staatspartij
Mr M a r ch a n t.
„Zeg, Kwezelken, wilde gij dansen?
Ik wil u geven een ei."
R.-K. S t a a t s p a r t ij:
„Wel neen ik" (zei dat kwezelI.en)
Van dansen ben' ik vrij;
'k En kan niet dansen.
'k En mag niet dansen.
Dansen is onze regel niet;
Bagijntjes en kwezclkens dansen niet."
M r. Mar ch a n t.
„Zeg, kwezelken, wilde gij dansen?
Ik zal u geven een koe."
R.-K. Staatspartij:
„Wel neen ik" (zei dut kwezulken)
Van dan en ben ik vrij;
'k Eu kan niet dansen.
'k En mag niet "dansen.
Dansen is onze regel niet:
Bagijntjes en kwezclkens dansen niri."
M r. Mar cli a n t.
„Zeg, kwezelkcn, wilde gü dansen?
Ik zal u geven een paard."
II.-K. S t a a t s p a r t ij:
„Wel neen ik" (zei dat kwozolken)
Van dansen ben ik vrij;
'k En kan niet dansen,"
'k En mag niet dansen.
Dansen is onze r.gel niet;
Bagijntjes en kwezclkens dansen met."
M r. Mar ch a n t.
„Zeg, kwezelken, wilde gij dansen?
Ik zal u geven een man."
R.-K. Staats part ij:
„Wel neen ik" (zei dat kwezelken.
Van dansen hen ik. vrij;
'k J5n kan niet dansen,
'k En mag niet dansen,
Dansen is onze regel niei
Bagijntjes en kwezelkens uanscn niel.
IV. Mr. Marchant naar het Leo. om H. M
tc vertellen, dat. 't mis Is
R -K. Staatspartij en heel ,Jïooir Ij
Nederland":
Roomse hen dat zijn wij met ziel ea ha.-ie
Roomschen dat zijn wij met woord cu m l
daad.
Room se hen wat onspood of leed
ons larie,
Roomschen tot eenmaal het stervensuur
faiUUt
Roomschen in huis, Hoomsdi ook
daarbuiten,
Schamen w'ons ninuner d'eervollc keus;
Lafheid noch vrees zal de lippen ons
sluiten; t
Roomschen dat zijn wij, dal is onze leus.
Hoogmade. THEO BOSMAN
Onverbeterlijk.
Jansen was een goede kerel maar hij
had éón groot gebrek. Hij lelie n.i nooit
in een gesprek en omdal hij aardig op v.'< g
was zich hierdoor onuitstaanbaar te ma
ken, besloot Gerard, zijn b -lo vriend, Ir ui
eens onderhanden Ic nemen.
Jansen, zei hij, je moet 't me o et
kwalijk nemen, maar ik wilde bel eens heb
ben over een gewoonte van je, waai* je c-'us
verandering in moest brengen.
Wel, zeker niet, ouwe jongen, ga ge
rust je gang.
Nu dan, je bent een van die menschen
die in een gesprek nooit opletten. Je den. t
altijd ergens anders aan cn bent sim da
den draad kwijt, Jo moest oplettender%zijn.
Hij zweeg even om Jansen cclog» 1 ;<l
tot nadenken te geven. Na een minimi keek
deze hem aan met een verstrooide uitdruk
king oi) zijn gezicht.
Waar had je het ook weer ovi
vroeg hij nuchter.
Voldoende en genoeg.
Wat is het onderscheid tusschen vol
doende en genoeg? vroeg de ondcrwij/' i x
Voldoende, is, als mijn moeder vin-'t
dat ik genoeg taart heb gehad, antwoOr.ide
een van de jongens, en g< nocg is, als ik
zelf vind dat ik genoeg heb gehad.
Maat nemnn.
Rechter: ..Dus u hebt in de herberg „De
Witte Hen" een litermaat ontvieemd,-ni f-
waar?"
Beklaagde: „Och, edelachtbare, ik b ui
kleermaker. IB* maalncmen hoort nu een
maal hij mijn «beroep."
Modern.
Mevrouw: We geven vandaae oen mu
sici avondje. Doo dus maar eens goed ;e
bgaL
Keukenmeid: Z' ker mevrouw, ik heb
in langen lijd niet meer gezongen, maar
schrijf me toch maar voor enkele num
mers op-
Verkeerd beyrepe-n.
Tante: En beb c vanmoi {tn rtt
gedragen in de kerk, Lies ie?
Liesje: Nou, tante! Er kv/.crn n man
die ine een bak vol centen aanbood, maar
ik zei: dank
De gewoonte.
Ken je Gartner, dien beroemd' n tennis
speler? Nu, die is getrouwd: Ik ging hem
gisteren eens opzoeken cn raad eens, w u
hij aan het doen was?
Nu?
llij zifte kolen door ccn ratkdl