KS HBDE8LRD.
organen, die zich in be! l>'ad ÏJÓvinden, er
door verstopt raken.
Vervolgens hebben bijna aJïo planlcn in
do kamer 's winters een te wein g ver
lichtte standplaats; dus zoo dicht mogelijk
bij 't venster en geen tocht. De baby kan
nog beter tegen tocht dan de karaerp'an-
len.
Afgesneden bloemen moeten dagelijks
■versch water hebben; toevoegen van
mengsels, of in kokend water steken etc.
ve-dtient geen aanbeveling. Soms, a's de
bloemen ineens, zonder voor de hand lig
gende redenen, s'ap hangen, helpt een kle'n
beetje zout in 't water Bloemen met zachte
s'engels en'jdt men zoo nu en dan een
klein we'nig onder van de s'engel af, om
oen nieuwe wond te maken en de water-
opname te bevorderen; bloemen met har
de stenge's (chrysantben, syrmgen e.a.)
breekt men af oyer een mes.
Voorts b'üven alle bloemen vee1 langer
mooi, a's men er zooveel mogelijk blad af-
haa't (zonder het geheel te kaal te ma
ken natuurlijk).
Ba* kamerplanten moet men zoor regel
matig vochtig hpuden, maar men bedenke,
d .1 voclvliia niet n a t is en tegen den boei,
d o meestal aangek on rl'gd wordt door dik-
kre knerpen, geef? men waf' meer water.
Ten slotte gebru ke men zuiver water,
dal door staan iets op kamertemperatuur
gebracht is. Bloe endo planten, of die
spoedig bloeien zullen, laten meestal b'ad
of knoppen vallen, a's ze onderworpen
worden aan plotselinge temperatuur
schommelingen.
Men zet dus niet een Azalea b.v. plot
seling uit een onverwarmde naar een ver
walmde kamer; de overgang moet geleide
lijk zijn. V. H.
Vragen aan de Redactie van „De Leid-
scho Courant*.
PIETJE DE DOOD.
In het Vlaamschc Tijdschrift „De Ster",
schrijft L. V. H. bet volgende schetsje;
Te Rousselare woonde er over tijd een
zekere Jan.
Eens gfng Jan Ie voet naar Meenen.
Toen hij aan het gehucht „den Aap" ge
komen was, op een kwartier gaans van
Rousselare, hoorde hij gerucht in een
bosch, langs den steenweg. Hij sprong over
den dijk en was eenige stappen ver tus-
schon het hout ed-c-.gen, toen bij, al met
deus, verschoot om dood te vallen.
Wat mocht hij daar gezien hebben, om
alzoo te verschieten?
Tegen een boom, op vijf stappen van hem
zag Jan een schrikkelijk mager ventje zit
ten.
Met een potlood schreef en wreef het
gedurig op een doodversleten boeksken.
Het was „Pietje de Dood".
Gaarne genoeg had Jan gevlucht van
schrik; maar juist van schrik kon Jan
niet vluchten. Daarbij Pietje, iets hooren-
de hij zich, keek om, en Jan ziende, riep
het hem, zeggende:
Vriendschap, kom maar hier!
Al-bevende ging Jan bij „Pietje de
Dood". Jan had, schoon een lachend aan
gezicht aan te doen en een mondje te
trekken als een knopgatje, om alzoo zijn
schrik te verbergen, hij beefde als een
riet. En geen wonder! Immers hij stond
daar vlak vóór „Pietje de Dood".
Pietje was mager als eene afgezogene
graat; zijn doodshoofd was tot het boen
versleten, van danig peinzen wien het da
gelijks stekken moest. Twee reken tanden
blonken als zilver in zijn ontvleeschde bek
keneel, waarlusscben het een kort pijpken
hield, waaruit het lustig rookte. Die rook
Hom in hemelblauwe krinkel wolken gesta
dig uit rijn pijpken 'op, en in dien rook kon
Jan in dom luchtige letters lezen: zoo ver
gaat het leven.
Van op de breede schouderplaten van
„Pietje de Dood" hing een mantel, die "tot
beneden zijn scherpe knieën zonk. Wel van
duizend verschillende stukken was die man
tel te zamen genaaid. Purper fluweel van
keizerlijk gewaad, en grauwe vodden van
bedelaarsvestcn; zijden stoffen van groote
damesmantels, en katoenen lappen van
arme oudewijvekensroks; bloedrood laken
van kardinalen-mantels, en grof sergie-
goed van soldatenuniforms; uit dit alles
was „Pietje de Dood's" mantel geweven.
Immers, als algemeen erfgenaam dezer al
len, was het met hunne overblijfsels ver
trokken, en het maakte er dagelijks ge
bruik van.
Onder dien mantel kon Jan Pietjes rib
ben tellen, die rondom zijn lijf lagen als
de latten eener vogelkooi. Met schrik be
merkte Jan, dat Pietjó noch hart, noch in
gewanden had, eu alzoo verslond hij, hoe
do Dood met niemand medelijden heeft.
Allen oogenblik keek „Pietje de Dood"
op zijn uurwerk; want allen oogenblik
moest het ievers een mensch gaan stekken.
J! ;t was een schoon cn kostelijk uurwerk,
minuutwijzer en secondewijzer. Pietje had
het ievers geërfd van eenen rijken heer,
ën droeg het nu, aan een zwart riemken,
dof. aan twee zijner afgepeuzelde ribben
vast lag.
Boven zijne rechtere heupe had „Pietje
de Dood" eene schoone gouden snuifdoos
zitten, ook een kostelijk familiestuk. In die
snuifdoos bewaarde Pietje banst met eenen
vuurkei. Immers toen het des nachts
iemand onverwachts moest pakken, zoo
ontstak hel licht met dien vuurkei tegen
zijne droge borstgraat te slaan
Telkens dat „Pietje de Dood!" roerde,
miek het een dof gedruis, als eene mande
droge okkernoten, daar zijne looze ribben
tegeneen sloegen en al zijn wrevelingen
kraakten.
Toen Jan dat al zag, werd hij van langs
ora benauwder. Doch „Pietje de Dood" had
hem geroepen, en het vroeg hem nu den
naasten weg naar Rousselare.
Jan dacht bij zijn eigen: ik zal trachten
wel te staan met „Pietje de Dood" en stijf
beleefd te zijn. Ook antwoordde hij spoedig,
met zijne klak af:
Petrus, (want hij durfde geen Pietje
zeggen), Petrus, gij neemt den steenweg;
gij slaat in op uwe rechterhand, Petrus; gij
BESCHRIJVING DER PLAAT.
No. 308. Een charmante, eenvoudige
japon van zwarte crêpe sa'in Do taillelijn
is van achteren iets hooger geplaats' dan
van voren: zij loopt naar boven gebogen
over de heupen waar ze de ruime z;jpan
den van den rok oversnant. terwijl hel
m"dden-voor-gedeelte horizontaal loopt en.
samenvalt met het smalle middenpand van
den rok. d:e nrddenpand valt met een d<e-
pe stolpp'oon cmder de zijpanden Verder
is het bovengedeelte recht met nanwe aan-
slirting om de heupen en wordt gegar
neerd door een kraagje mol iabot van
crome kant De mouwen verw'iden naar
onder, gaan over in een strook kant om
ten slofte op een smal nauw polsbandje te
e> nd'gen. Het rugpand is lot on de taille
lijn recht: daarna wordt het met eenige
verwijding naar onderen geknipt. Neem
kousen hij deze japon die kleuren bij de
crème kant. Schoenen zwart Patroon
f 1 35
No 309 E'eeante japon van mat
groene kaska Hel bovencedee'te is vrij
eenvoudig "•ehouden: het wordt ""rarneerd
nmt een rond kraagje van dezePrle stof en
heeft midden oveT de korst een sluiting,
bestaande u:t een smal s'-ookje waaronder
nrnn drukknoopjes bevestigt. Bovenoo 8
zwarte knoopjes, terw'il ter flankeeT'ng
aan weerskan'en een jabot-vormende dra
perie in de naden worrlt on genomen. De
mouwen hebben een ^bibbo'e manchet te,
sl'haar op een dubbelen knoon.
Hot rolc^edeel'e d°r rob° is van voren
pp"o-neerd met vijf st-ooken van boven
p 11 n tg toegekmpt en zoodanig aange-
brarht. dat ze vanonder vr'i hangende
sf'Inn1 ooi en vormen. E'ke s'rook heeft in
z'n top een met zwarte s'pf overtro1 ken
knoon a's ga rn vering De ru" 's geheel
re^ht maar aan het fok gedeelte valt de
z;:mad inis' in een stoVploo' Boze kousen
k;eze men b'j de-ze ja non en donkerbruine
of zwnr'e schoenen. Patroon f 1.35
No 310 Een kinderjurkje van grijze
wo''en stof met een fijn rood of oranje
ru'tje. Over de linkorhelf' wordt een over
slag gemaakt waarvan de bovenste he1 ft
te- ons als sluit'ng dient; deze overslag
valt samen met een 4 a 5 c.M breede
s'rook effen stof van' bijpassend grijs, die
dan vervolgens ook gebru'kt wordt voor de
strook rondom don hals voor he' zakje en
dp manchetten. De 8 knoopjes d:e de over-
e'npsfrook game er enzijn in bijpassend
rood of oranje ga'ab'th. Patroon voor
meisjes tot 8 jaar f 0 67 V£
No 311 Voorwaar, een robe die veel
vrouwen goed zal staan. Zij is gemaakt
In een malb'auwe (bleu) Rod:er of En-
g-elsch weefsel. Het boven en ondergedeelte
vormen één geheel doch zijn zoodanig aan
elkaar bevestigd, dal het lijfje op (over)
den rok genaaid 5s. De laatste van ach
ter recht zijnde vertoont van vorrn
twee stolpplooien met een fond van bij
passend bleu fluweel. Van deze stof zijn
eveneens de beide zakjes die ju:st aanslui
ten bij de sto'pplooien. Midden over de
borst is een strook weggeknipt en dee's
vervangen door een strook fluweel, deels
door een frontje met z.g.n. Sfchillerskraag
van be:ge crêpe satin. K'eine parelmoer-
knoopjes dienen hier als sluMing. Ten slot
te merke men nog op, dat ook do onder
einden der mouwen van oen fluwee'.en
manchette voorzien zijn Men nome per-
zikkleurigo kousen en zwarte of b'jipas-
seud blauwe schoenen. Patroon f135.
No. 312. Een eenvoudig avondtoilet van
•beige crêpe georgette, wat men draagt op
een rose onderjapon van toide de soie. Deze
laatste heeft een gewone rechte vorm en
twee schouderbandjes om haar o-p te hou
den De boveujapon heeft op de schou
ders, va-n den halszoom tot de mouwen,
smalle gefronsde strookjes. Het rokge-
deelte heeft een aanmerkelijke verwijding
naar onderen en is gegarneerd met stroo
ien goud galon, één dwars op taillehoogte
en vier in de lengte, zoo dat de buitenste
juist op de zijnaden vallen. Dc mouwen
hebben om de po'sen een strook goudgalon
en zijn daarna nog verlengd met een rui
me strook die ver over do hand valt. De
rechter schouder kan men garneoren met
een zacht rose roos. Kousen Irjpassend
beige, schoenen eveneens. Patroon f 1.38,
STOF.-EN EN KLEUREN.
Een dor belangrijkste zaken in do mode
onzer dagen is wel de groote verscheiden
heid in stoffen, zoowel wat dessin als
weefsel betreft f
W'j z:en aTer-wonderlijkste glanzende,
g'irnmende, soepel'en los geweven stoffen.
Wij zien doffe, glans'looze maar niettemin
praoh tig-mooie weefsels met bekoorinjke
nuanceering.
En is het dan wonder, dat hot niet zel
den gebeurt, dat de vrouw van beden, die.
tóch al n:et zoo stevig in haar schoenen
slaat (door de mode der d ep-ui'gesneden
opengewerkte schoentjes!) door de verlei-
d'ng van al die kleurenpracht aan het
wankelen gebracht wordt en ten slotte be-
zw'ikt voor het verlangen naar bet bezri1
De verfijning van den smaak uil zich
hierin meer en meer.
Wat ook zeer bekoort, onder de prach
tige stoffen, zijn die van fluweel, waarop
toekening is aangebracht.
Heel mooi vind ik diie van zwart, met
een sober dessin bewerkt, van oud-goud.
Voor namiddag-toilet is de keus dezer
stof zeer aan te bevelen.
Smaakvol is het een daarbij passenden
langen mantel van effen zwart f'uweol te
dragen, welke aan kraag en mouwcmsla-
gen gegarneerd is met de gewerkte stof
van het toilet.
Fluweelen stoffen zijn „en vogue" en de
kleuren groen, lila, vio'et-rood en koren-
blauw doen zich kennen als de meest ge
prefereerde
Fluweel is een chique dracht, die de
meeste vrouwen uiterlijk ten voordeele
komt, mits zij de kleur, die bij ben past,
weten te kiezen.
Menige vtouw zou er vrij wat aardiger
uitzien, als zij zich dé moe.'tc gaf, te we
ten te komen, wat baar kle-ur is.
De kleur, dié het best b'j do lint der
huid hij de kleur der orven en het haar,
kortom bij haar geheele tyne past, dat is
haar kleur. Een b'oode vrouw kan bijna
altijd zwart dragen doch daarmede is net
gezegd, dat zij geen lichte of sprekende
kleuren zou mogen dragen. Dat hangt weer
af van haar type.
Een zwarte vrouw kan meestal l'chte
tinten en vooral wit dragen, doch a's haar
hu'd een onfrissche tint heeft, wachtc zij
zich vooral voor lila, licht-blauw cn rose.
Ge ziet, er is niet positief aan te wij
zen, welke kleuren voor u bestemd zijn. Ge
moet dit zelf ontdekken!!
ANNIE M. M.
DE VROUW IN DE l<EUKrN.
Wij zijn nu in het winterseizoen beland
met zijn lange avonden en vele feestjes, en
het is wellicht een goed idee dezen keer
een fijn winlersoupertje in elkaar te zetten.
Laaf ons eerst de spijskaart opmaken.
Yisch-cotelets met geroosterd brood.
Bouillon a la tasse.
Ham van braadkip met Brusselscho
spruitjes en kaslanj
Parijsche bloemkool met saucijsjes.
Gebraden watersnippen met kcrscncom-
póto.
Windsorpudding met wijnsaus.
Fruit.
Koffie met Pousse.
Ik hoor de dames reeds zeggen: „Wat
eon raar- souper is dat!" maar hebt u het
wel 'ns geproefd? En wil men het heele
souper niet bereiden, welnu, het zijn alle
schotels op zichzelf. Men kieze er uit, wat
men wenscht. Wij rekenen op 12 personen
voor het heele souper, en nu aan het werk!
Hier hebt u, dames, vleesch voor drie li
ter sterke bouillon, n.l. 1 Ai K.G. rund- en
Vi K.G. kalfsschenkelvleesch. Dit moet aan
dobbelsteentjes van 3 c.M. gesneden, afge-
wasschen en in een pan op het vuur gezet
met er hij vier liter koud water, een struik
je seldery, 2 schoongemaakte preien, een
geschrapte en aan vieren gesneden groote
wortel en een dito ui. Wanneer de massa
kookt moet men met een gard de sêhuim er
door slaan en de pan ongedekt aan den
kant van het fornuis zetten, zoodat ze
langzaam aan de kook blijft.
Nu kan de schelvisch en kabeljauwskop
schoongemaakt worden. Haal uit de schel
visch de lever en zet die apart te koken
met wat water met zout.
Breng nu in een vijf-liter pan water met
zout aan de kook, voeg er dan een kwart
liter azijn-bij en doe er de kabeljauwskop
met de in tweeën gesneden schelvisch in.
Als de visch kookt wordt de pan ook aan
den'kant gezet om een half uur te smoo-
ren. Onderwijl kan voor de groenten ge
zorgd worden. Maak VA K.G. spruitjes
schoon en wascb ze tweemaal in friscli
water af. Laat de spruitjes dan in water,
waarin een greepje zout, ongeveer een uur
staan om uit te trekken.
Eveneens heb ik hier 2 groote bloem-
koolen. Die moot u zoo schoonmaken, dat
ze heel blijven. Intusschen hebt u te zorgen
dat al de groene blaadjes, die tusschen de
struikjes zitten, uit de kool verwijderd
worden. Ook de kool zet u in water en
zout een uurtje om uit te trekken. In dien
tusschen tijd kunnen de kastanjes gereed
gemaakt worden. Hier is 1 K.G. kastanjes.
Aan de punt der kastanje geeft u met een
scherp keukenmeisje een kruisje en zet ze
met koud water te koken, zoodat de kas
tanjes even onder staan. Als de kastanjes
gaar zijn pel menze af, en doe ze in
een stoofpannotje met een flink stuk bo
ter, en laat ze gedekt achter op het for
nuis staan om zachtjes te smoren.
Nu moet voor de pudding en het fruit
gezorgd worden. 16 bananen moeten schoon
gemaakt worden. Snij iedere banaan aan
drie schuine dikke schijven. Schik de
schijven netjes op twee fruitschalen, be
strooi ze goed met poedersuiker, besproei
iedere schaal met fruit met een glas Kirsch
cn een glas Marasquin. Bestrooi ze daarna
lichtelijk met wat geraspte inuscaatnoot.
En nu een blind biscuifbeslag gemaakt!
Weet' u niet meer, hoe wij dat deden?
Dan nog maar eens opgelet! Hier is een
houten heslaghak. Doe van zes eieren de
dooiers in de beslagbak en het wit in een
eiwithekken.
Roer met een houten lepel de dooiers,
vermengd met A pond poedersuiker, tot
het mengsel er wit uitziet; sla het eiwit
met een gard tot een stijvende schuim.
Voeg dan strooisgewijze bij de dooiers A
pond uitgezeefde bloem, en roer met de
gard het eiwitschuim er doorheen. Nu
wordt de bakplaat met wit papier bezet,
het deeg er op gegoten cn met een tember-
mes gelijk gestreken, zoodat het deeg over
al een vinger dik is. Daarna wordt de bak
plaat in de oven gezet die niet te heet mag
zijn. Maak nu een pan goed schoon, breng
daarin een kwart liter melk aan de kook,
werp er schielijk A pond bloem in, en sla
nut een houten spakei het deeg (op den
oven) tot het een bal is. Voeg er al roeren
de IA ons gesmo'ten boter en IA ons
suiker bij en 4 eierdooiers. Sla het wit tot
schuim en voeg het .dan Jnj het deeg.
Dooiers en eiwit moeten er bijgevoegd wor
den als het deeg is afgekoeld.
Kijk nu of de biscuit gaar is. Neem ze uit
den oven en keer ze op een tafel om, en
haal dan hot papier er af. Ziet u we,l nu
hebt u een heele plaat met dunne biscuits.
Neem nu tivee puddingvormen met dek
sel, besmeer zo, ook het deksel, met sla
olie en bestrooi ze met fijne beschuit of ge-
/droogd brood (goed fijn gestampt of ge
malen en uitgezeefd). Van de biscuits wor
den staafjes van een vinger dikte gesne
den en bedek er den bodem en zijkanten
der vormen mee. Zorg dat ge een vinger
breed onder den rand blijft.
Hier is een pond Fransche vruchten.
Leg nu op de' biscuits in den vorm een
laagje van het laatst gemaakte deeg en
schik er eenige Fransche geconfijte vruchr
ten op, bijvoorbeeld een paar kersen in het
rond en een vierde part van een Reine
Claude in het midden; dan wéér een laag
deeg, met stukjes Reine Claude in het rond
en een peer in het midden. Zoo vervolgens
tot de vorm vol is tot aan den rand van de
biscuits.
Kluts een paar eieren met een halve
liter melk en suiker, voeg er een glas Cog
nac bij en bedruip daar de biscuits mee
(niet het deeg). Leg nu staafjes biscuits
dwars over het deeg en slaande biscuits bij
wijze van deksel, besproei ook deze bis
cuits met de melk en eieren, en sluit de
vormen mot hun deksel af. Zet ze tot de
helft in een pan met water, breng liet
water aan de kook, en zet de pan met de
vormen zoo in een keete oven; om lit- uur
te hakken.
Nu moet er nog eeii korstdeeg gemaakt
worden. Zeef een half pond bloem uit, en
vermeng die met 2 ons ongezouten boter,
welke door de bloem gehakt wordt en met
een maatje goed koud water vermengd.
Rol nu het deeg op een met bloem be
strooide tafel uit, vouw het deeg dan op,
en laat het 10 minuten rusten. Rol het
deeg dan opnieuw uit, en voeg er A ons
ongezouten bolor bij, die er aan stukjes
wordt opgelegd. Daarna wordt het deeg
weer in vieren gevouwen en men laat het
nogmaals 10 minuten rusten.
Maal ondertusschen 'n pond mager var-
kensvleesch driemaal door do molen, met
1/4 pond spek, meng er zout en peper en
een weinig museaatnoot door henevens een
ei. Maak er halletjes van ter dikte van 2
centimeter en rol het deeg opnieuw uit.
Snij vierkante plakjes, bedek er de bal
letjes sausijzen ^gehakt mede. Bestrijk de
kanten met water, en vouw het deeg on
der het balletje gehakt over elkaar, ter
wijl mea het van boven bestrijkt met eier
dooier met water vermengd. Dit kan men
mol de vinger doen. Zet dc aldus gemaak
te saucisse a la surprise op een bakplaat
en in een heete oven.
Aan het fornuis is nu weer ander werk.
De visch is gaar, schep ze uit op een platte
schotel en ontdoe ze van al haar graten en
vellen. Leg de visch op een baknlaal en
hak ze met een groot mes heel fijn. Maak
10 sjaloetjes schoon, hak ze fijn, fruit ze
licht bruin in de boter, en doe ze hij tie
visch, alsook de gékookje vischlever en een
klein blikje Kaviaar, wat peper en een
eierlepeltje gemalen tbijm, en een heel ei.
Alles nog eens goed door hakken. Nu
maakt men een vinger dikke en zeven cen
timeter groote plakjes, van (1q visch in de
vorm van een cotelet. Leg dan een partij
fijne beschuilkruim op de tafel, de visch-,
coleletten er op, gooi er besehuitkruim
over, zoodat ze geheel bedekt zijn Klop 3
eieren met slaolie en een weinig zout. Haal
de coleletten door de geklopte eieren en on
middellijk daarna weer door de beschuit-
kn.im. Breng ze nog eens in hun fatsoen,
en laat ze op een schotel liggen om. straks
in het vet gefruiteerd te worden.
Dan kunt u de bouillon door een doek la
ten passceren, nog eens aan do kook bren
gen, afschuimen, en op smaalt brengen met
zout, waarna u ze aan den kant van het
fornuis heet houdt.
(Wordt vervolgd).
PATROMEN NAAR MAAT.
Papieren patronen op maat gemaakt,
kunnen besteld worden onder toezending
of bijvoeging van het bepaalde bedrag
plus 15 cem porto, aan hel Comptoir des
Pairons. Molenstraat 43 'B. Den Haag Be
maten op te geven volgens onderstaande
teekening.