mmm Derde Blad üffiWM Zaterdag 28 November 1925 MONARCHISTISCH IN DEN ECHTEN ZIN. Omdat Christus z:jn Kerk zóó heeft in- gericht, dat er zijn leeraars en leer'ingen, ol een onderwijzend gedeelte en een hoo- raxl deel, of bestuurders en onderdanen, regqen we dat die Kerk steunt op het be ginsel van de hiërarchie, wat letter lijk vertaa'd: heilig bestuur beteekent. Maar tegelijkertijd is de Kerk van Christus ook een monarch ache. d.wz. een rereen-iging, aan welker hoofd de Sti-chter 'één Hoofd, dat tevens onfeilbaar is, heef l-gesteld. Met ronde woorden wil dit zeggen, dat Christus aan den H. Petrus, en in hem jan zijn opvolgers, heeft verleend het primaatschap en de onfeilbaar heid; het beteekent dus, dat a'leen de Paus het hoofd der Kerke Christi ;s en dat hij het voorrecht der onfeilbaarheid peniet. Men wij! wel eens beweren, dat Pajrus tgenl'ik maar een voorrang had onder de Apostelen, welke we zouden kunnen noe- nen een primaatschap van eere, maar hetbh'jkt duidelijk ruit dé geschiedenis, dat Petrus genoot een primaatschap van rechtsmacht, dat Petrus werkelijk ras in macht en gezag de eerste en de hoogste. La'en we de geschiedenis raadplegen In let lfte hoofdsluik van Mattbeus I003 ik dat Christus met zijne leer'ragen kwam in c'e streken van Caesarea Fhilippi. en daar ondervroeg H:j hen, naar de gedachten dor nwnschen omtrent Hem, wie Hij wel iras "En het antwoord dar leerlingen was, dat sommee mensehen Hem hielen voor Joannes den Hooper, andere voor E'ias, mi weer andere voor Jeremiaa of een van de profeten. Daarna echter vroeg Christus aan zijne kei in gen, voor wien zij Hem hie'dcn: ,.Wïe zect gij, dat Tk ben?" Hap treedt Ppfrns naar voren en h'j antwoordt recht- itreeks. n:et uitend een vermoeden, maar sjne overtuiging: „G'i zijt de Christus, i? Zoon van den levenden God En let nu op..het wederwoord van don lhrist"s: Hij zegt tot Petrus: „Z^l'ig z'jt jj, S'mon, zoon van Irma,, want n'et r'eesch en h'oed hebben u d't gponenhaa~d. naar m:;n Vader, die ra de bemeten is. En l zeg u: G j zijt Petrus en op deze ileenrots zal, Ik mijne Kerk louwen, en de poorten der hel ui 11'n haar niet overweldi- |en. En u zal ik de sleute's ee- len van het rijk dér hemelen. Enal wat gij op aarde zult bin- len, zal ook in den hemel "e- 10 n d e n z ij n, en al wat gij op aar- 11 zu.lt ontbinden, zal ook in len hemel ontbonden z:jn. Ik meen niet te veel te zeggen wanneer veronderstel, dat nu juist niet ieder in de vu'lo be'eekemis «dezer woorden zoo nar begrirat Haarom votge hier de verr- w'ke gegeven wordt door pro J Th. Beden in z:jn commentaar het Nieuwe Testament. Petnis antwoordt tuer voor zich. hij uit nn geloof. riir» eieen overtuig'ng. zijt gij, S':mon, v7oon mn Ióna: de vein Qmwn heette Tone; Jesus noemt hi©71 bij z;jns vaders naam. wat lrj plechtige toe<nraa.k gébru*koJ:ik was het 21ste Hfdstk. van het Joannes ianre,;e beet S'mon: zoon van Ioannes; I? óorffnroriike'.iike Hcbreeuwsehe, doch een Griek srh-en u;tgan.g geschreven f'eimaam Ióaanas C in den Genn'tivus: komt in d'en vorm zelden voor; in bezigde gewoonli ik den anderen Ioannes On den GenÜvus loan-' Hie .GenitnVas Ioa/nnüL werd door Toni, en dn't lorna ie het Ca der benaimiaug van Pet mis. Zoon van mos fa dus hetzelfde a's zoon van Iona In de taal, waar Jesus zich van be- was vleeech en bloed een gewone uitdrukking om den «nscb te be feeken en, voorname'iik :n van God. He zin van dit is: Ik noem U gelukkig. S'mou, zoon Mtlona, om do genade die U geschonken niet van uzelveunoch van een»g pr mensoh hebt gij d:e kennis, welke aangaande M'j in uw be'iidemia bcb' maar gij onlvra?t haar de genade een er goddelijke open ba in n. En we moeten hier denken een b ij z o n d e r e genade een er b ij- openbaring. of veri'chtrag des en vermeerdering van kennis don persoon van Jeeus, zijne on zijn Zoonschap; lioodan'ge en openbaring tot dusverre niet wae geworden noch aan Pe- noch aan iemand derpenen, die den Heer Jesus voor Gods Zoon erkend. zinverband is óf zoo: Gii hebt ge- wd'e Ik bon; en Tk op m'jne beurt U, wie Gij zijt: Gij zijt Petrus, |:óf, in samenjhan" met vers 17 aiitzoo: 31 Vader "heeft TT geopenbaard, wie Ik Ik zog u: Gij zijt Petrus, enz. ffiru3 of Petra is een Grieksch woord, zooveel beteekent ais steenrote; Ia de taal, waar Jesus rich van be- werd steenrots door het woord w uitgedrukt; doch dit woord Kepha •ook gebezigd als eigennaam van een men denke aan het Franse he t>ierre, dat steen beteekent, en ook ons eigennaam gebruikt wordt. Voordat Andreas hem tot Jesus bracht, had de ^postel, tot w:en de Zaligmaker hier spreekt, den eigennaam van S:mon, doch bij, die ge'ogenheid zeide Jesus tot hem: Gij zult Kepha genoemd worden; en d:e belofte vervulde Jesus een'gen tijd daar na, toen Hij uit al zijne leerlingen er twaalf uitkoos tot zijne Apostelen; b'j wel ke verkiezing. Hii. wat Marcus beeft aan- geteekend, aan Simon ru ook werkelijk den naam gaf van Kep-ha. Thans in on ze tekstwoorden zegt Jesus' tot hem: G'j zijt Kenha. gij, die Kepha heet, gij zijt nu werkelijk datgene, wat die naam be teekent; en door d't zeggen gaf de God- mensoh hem die gaven, die eigenschap pen, welke aangeduid worden door het bee'd van Kepha of steenrots, bestemd ora tot fundament of grondslag te dienen van een op te richten gebouw. Men ondersbelle eens. dat de Zaligma ker in onze taal gesproken had: dan ware steenrots de naam geweest, vroeger door Hem aan S'mon gegeven; en dan harl-ie Hij nu tot hem gezegd: En Ik zeg u: Gij zijt Steenrots, en op deze steenrots zal Ik mijne kerk bouwen. Men lebbe op het aanw:jzend voornaamwoord deze, dat h:er den na druk heeft en reeli Ist-pcks wiist op d:en persoon, d:e tot naam beeft steenrots. He Apostel Pel rus al zoo, en geen ander, is d!e rotsman, op wien Jesus verk'aart zijn kerk 'e zullen bouwen: en niet ook de overige Aposfelen. alVen daar tegen woordig. maar Petrus a'j^n, wordt door Jesus verklaard te z'jm de grondsteen of het fundament, waarop H'j zjn kerk zal bouwen, geliik H j ook aan hem alleen de s1 en telen belooft te geven van het R:jk der Hemelen. Hoor JesusMcerk, h-'er voorgesteld onder het bee'd van een op te r'cb'en gebo?iw. worden verstaan al d'e^enen, die in Hem zouden gelooven, de gehee'e gempente Gods in Chrstris, den Goeden Herder: zijne schapen niet alleen, maar ook ziine lamm°ren. S"'mon Petrus dan of Kepha, de rofsman, :s door Jesus Christus tot een onwrikbaar fundament ee^egcT van zün op te richten kerk Het fundamen' nu van een gebouw is het edelste gedoe''e daarvan; al de overage deelen, zonder eeni°-e uitzonde-ing. moeten, om gtand te houden, noodzakelijk daarop rusten; en wat n;et daarop rust, stort in. Hoor dat rusten op het fundament mak* n ook al de deelen van het opgetrokken gebouw met dat fundament slechts een gebouw uit, en zijn zij-tevens, door dat verband van een heid, hnevelen ook, te samen een eenheid nn verbondeD met elkander: Petrus a'zoo is het edelste gedee'te der kerk: de pan- sche kerk rust op hem* hij is <V uitwer kende oorzaak van hare onwr-'khaarhe'd en. lemens van hare eenheid. Een Christe lijke gemeente, die z'ch van hem heef af- gesphe'd-rn, of door hem afgesneden is, of huiten hem zich opricht, behoort niet tot de kerk, door Jesus Qhr'stua gesticht: slechts ééne Kerk is er. erf cl-hp Kerk is al leen daar, waar de Steenrots is. Tegenover de Kerk staan hier de poorten der hel, we'ke u'tdru^k'ng het hclsobe rijk aanduidt,- de helsehe mogendheden, Satan en zijn engelen, en voorts al'en, die door ke'tprtj. scheurma- kerii. of vervolging, van wokken aa-d ook,* bondgenooten z'in van Satans vijand schap. en züne dienaren, of k'-nd^en mo gen genoemd worden. Jesus' Kerk zal aacmvc'len. bov.i,g bocslormd worden, maar n:mmer overwe'óigd: pij is onver- win nel ijk: zij is onwrikbaar, en bijgevolg is onwrkbaar ook. als "otsman, de rots man, op w:en zij gevestigd is. Tn het vol eend veri spreekt de Zalig maker a's een knn'ng. die een onderko- n:ng tot rtjn piaa'-svervangPT aanstelt. Het Riik der" Hemelen be'eekent hier Je sus' Kerk, zijn koninkrijk op aarde: en door d» sleufe'en wordt symboliiseh de lino-cste macht, de onpermacht aangedu:d. Wat nu de Zaïlï'gmaker bier zegt en Ite- looft in' tegenwoord'^he'd der overige Apostelen, da' zegt en belooft Hij aan Petrus a,;'een: Aan U zal Ik.geven de sleu telen van het P ik der Hemelen. Alzoo, ge lijk Petrus aPeen ten eeuwicen dage tot rotsman gesteld is van Jesus' Kerk, zijn Rijk op aarde, evenzoo wordt ook aan hem a.l'een de onpeTSfe macht in da» gees telijk Rijk van Jesus toegezegd; zoodat al de burgers van dat Rijk. zonder eenieo u:bzonder!ng, aan zijne macht onderwor pen en zijne onderdanen z'in. Hoor de uitdrukk'mg: al wat gij zult ge bonden ontbonden hebben, wordt hier te kennen gegeven, dat alles, wat hij a's 'eeraar, wetgever en rechter, in het Rijk Gods op aarde, krachtens d'at oppergezag voorgeschreven, bepaald of beslist zou hebben, als zcodawg ook zoude geMen voor God in den hemel Rezo be'ofte nu, aan Petrus gedaan, dat hij wezen zou het onwrikbaar fundia- ment van Jesus' Kerk, en zijn pevolmach- t'gde Stedehouder op aarde, ;s in vervul ling gegaan, en dit ia het tweede bewijs .voor onze stelling, dat Chrstus aan Pe trus het Primaatschap heeft verleend na de Verrijzenis, toen Christus tot Pe tri"heeft gezegd: Weid mijne lammeren, weid mijne schapen, door wélk woo-d Pe trus werd aangeste'd tot de ui toefen'ng van zijne grootsche bedierrng: Hoofd der kekp Christi en Stadhouder Gods. Het derde bewijs ontleenen we hieraan, dal Petrus ook terstond als hoofd der kerk is opgefTeden en a's zoodanig door de an deren *«n den beginne af is erkend Im mers Petrus stelt voor in de plaats van Judas een anderen apostel te k ezen, h ij pred.kt het eerst l>e( evangel e op den eers'en Pihks'erdag; ofschoén Jaco bus b'sschop is van Jerusalem, heeft toch Petrus op de eerste kerkvergadering te Jerusalem als voorzitter gefungeerd, de Evangelisten noemen hem altijd op de eerste plaats; ook Paulus oordeelt hel noodig zich eerst aan Pet rus, als aan zijn Hoofd te presenteeron. Blijkt uit dil a'les niet zonneklaar, dat de Apostc'en het Pr'maatschap van Petrus ook erken den? Petrus was dus wï.arnchtig de hoogste en de eerste boven allen in rechtsmacht en gezag; maar niet alleen Petrus is dit geweest, natuurlijk is zijn macht op zij ne opvolgers overgegaan, welke zijn de Pausen, over wie een volgende maaL J. G. G. GROOT, Kapelaan. HENRIËTTE ROLAND HOLST DE NIEUWE GEBOORT. n. He „Hymne aan het Kommunisme" ia geen ongebroken jubel. Telkens komen weer de herinneringen aan het verleden. „Kan een mensch niet verscheurd worden .door het terugverlangen naar het oude en is het nieuwe niet vol onzekerheden en ge varen?" vraagt Pr. Proost naar aanleiding van een en ander. Vooral wanneer het nieuwe zooals in het onderhavige geval 't zwaartepunt legt in het op allerlei wijzen wisselvallige aardsch geluk? Herhaaldelijk bij H. R. H. de hoop en de vreugde van de daad van 't heden en dan weer een terug- himkeren naar den droom van het verle den. Ziehier een voorbeeld uit de hymne: Wanneer ons hoofd helder is in den morgen en uit de slaap rijst, koel als een bron, voelen wij vreugde om den strijd die begon en denken aan z'jn gang met kalme zorgen. Maar door den dag wordt veel der kracht verslagen en 't avond kruipt de geest als een gewonde vogel vaak pijnlijk langs dezelfde gronden die hij des morgens mat met lichte slagen. Als dan ons hart, zwak in den schemer, hangt, stroomt daar omlaag, milder dan," regen, licht; glanzend door neevlen als een zacht gedicht opent de nacht zich voor wie rust verlangt Han zwelt een droefgeestigheid door onze leden om te toeven ra dit groot meer van licht, wegwerpende het ongewoon licht en stillend de wonden in onzen vrode. Voortdurend ontdekken we dat zelfde heen en weer geslingerd worden; en met de grootste oprechtheid deelt do dichteres ons haar gevoelens en overpeinzingen mede. Maar ook zien we langzamerhand haar innerlijke kracht en overtuiging toe nemen. Voet voor, voet moet de grond wor den betwist aan het individualisme, waar in ook zij geboren werd en wint haar idee van gemeenschapszin en gerechtigheid veld. In een reeks mooie sonnetten „Hoor der gel ij den loop" krijgen we een beeld van dien strijd. Maar ook hier weer de zigzaglijn: voorwaarts-terug: „Ik voel de nieuwe wil verslappen en kwijnen door 't zachte geuren der herinnering". En telkens weer wordt na het mijmeren over het verleden en het koesteren van den droom, de nieuwe wil weer opgezweept, 't Is of een fatum haar drijft naar 't nieu we, onbekende land, dat theoretisch in kaart gebracht is door Marx, maar waar van zij de lijnen en golvingen, ondanks alle historisch-materialistische dogmatiek, projecteert door de gezindheid van haar nobel hart. He verzencyclus „Gebroken Kleuren" is één doorloopende zelfopenbaring van haar wezen; maar er is meer rust gekomen in haar hart en vooral, er komt meer zeker heid. Krachtig wordt zij aangegrepen vloor de winden van het leven, die om haai heen bulderend, wel haar neer kunnen bui gen, maar de sterke ziel niet breken. Tee kenend zijn de volgende verzen: Wel ben ik soms zoo moe van uw geluiden en van uw razen zoo gekromd dat 'k hunkrend spie van noord naar zuiden of er niets anders tot mij komt Of er geen uitzicht is dan 't welgekende, maar als een*man die op een landtong staat, en niet terug wil, b^ukt, waar ik mij wende, uw branding, proletariaat. Bernard Verhoeven, teekent hierbij aan: „Zwaar en sonoor ia het geluid, met den diepgang van een geladen zeeboot. En hoe staat er die slotregel, massief als een stormhoofd in de branding, en tegelijk dreigend en overweldigend als een nood- lot*. En onwillekeurig denken we hierbij te vens aan de banale en pamfletachtige wij ze, waarop Gorter allerlei uitdrukkingen uit het vocabulair der socialisten in zün gedichten gebruikt. Bij hun het gemis van rijm en rhythme, maar vooral van den diepen vollen ondertoon, die aan boven staande verzen van H. R. H. den overtui genden metaalklank geeft. Hoe ver staat het sentiment zulker ver zen boven wat heel de 19de eeuw met in begrip der Tachtigers aan Nederland had gegeven. Door zulke veTzen stegen wij uit, niet al leen boven het individualisme, maar boven het begrensde der nationale litteratuur- en cultuurgemeenschap. Hier is een mensch, door wie een groot deel der West-Europee- sche menschheid spreekt van haar tragi- schen strijd, van haar door de werkelijk heid opgeroepen conflicten. Een die 'door haar persoonlijk levensgevoel en eigen, in de litteratuur verbeelde levensgang in staat is, het type van den.zich voor de ge meenschap offerenden mensch dezer tijden vast te stellen. Want het diepst persoonlij ke van H. R. H. haar liefdehegeeren, haar offerdrang, dat is tevens het menschelijkst algemeene, dat juist door de besten in deze verscheurde tüden naar voren wordt gebracht, hetzü zij Honriëtte Roland Holst of Vincent van Gogh heeten, of behopren tot de phalanx van Fransch-Katholieke schrijvers, die gedurende de laatste twin tig jaren de gevoelens der dolende en zoe kende menschheid vertolken. Komt In „Gebroken Kleuren" de herin nering aan het verleden zich weer opdrin gen, dan overheerscht niet meer de smart, maar de weemoed spreidt baar zachte vleugels over het nieuwe inzicht en den nieuwen wil. Ruik ik de geur dor bloesemende linden, ruik ik de reuken waar ik eens van zong, toen zang en geur aanwiekte op alle^ winden, dan glijdt een vroeger zoet over de tong dan voel ik even de bekoring weder die toen ik vol verlangen was en jong lag over alle wezens, hemolsch teeder. Zoete gevleugelde herinneringen, geurwinden die, schoon lichter dan een veder, zwaar van het liefs voorbijgeganer dingen klapwiekt om onze ziel, den ingang vindt, en 't langomslotene doet openspringen ik groet u, die mij nadert wélgezind als eenmaal, maar ik weet het ia verloren dat u de man, gelijk de jongeling mint. Mooi zijn deze Potgieteriaansche terzi nen in hun statige rust. En als de dichte res er nog eenige bloeiende strophen aan toegevoegd heeft eindigt zij: Zoo drukt ge geene melodieën meer uit mij voortaan, geen winden, zoete roken die mij liefkozen komt gelijk weleer, want deze snaren dér ziel zijn gebroken. En zoo is de laatste versregel toch weer een klacht. Bernard Verhoeven morkt op, dat H. R. H. in elk werk aan het einde het vraagteeken niet zoo lang rekt tot het een uitroepteeken wordt; dat zij.hoe droevig in mineur begonnen en voortgezongen, toch altijd probeert in majeur te eindigen. Van den ouden droom, die doet vertwijfelen en week maakt, wendt zij haar oogen naar de slapende stad; van de „stilte der natuur die vol geluiden" ls naar de „naderende hei van techniek", die menschenlevens en menschengeluk vreet, gelijk het vuur in de machinekamer de kolen. Zie hier een fragment. Hier in de slapende stad, Ring8om staat de aarde bedekt van 't armzalig bouwsel dat zijn triestige straten trekt en uitstraalt ver over 't Teld, de sombere armoewijk van driemaal tienduizend, bekneld in een hooploos eentonig rijk. Ieder huis is een graf gelijk, iedre straat een zerkenlaan; morgenvroeg voor daebreek zal ieder graf opengaan. In 't onzeker wintergrauw sluipt eep wezen uit elk huis, hü weet tot welk gapend gebouw; daar vangt aan wielend gedruisch. Eeif macht bant zijn lichaam daar door den schralen Becemberdag, door blijde onrust van 't bottend jaar door het schallen van zomerlach. En schemering laat hem niet vrij: die glasoogen blindden dood avond aan avond staan zij te schitteren oranjerood. In donker sluipt elk terug naar het somber armoerijk het graf gaat dicht achter hun rug: de dagen zün alle gelijk. In deze doffe berusting moet de glans van het weten stralen en de dichteres meent te zien, hoe het komt, hoe het be wust maakt en den gemeenzamen wil wekt een nieuw leven te scheppen. En de laatste afdeeling van „Gebroken Kleuren" is een hymne op „den sterke". Het vraagteeken is uitroepteeken gewor den en vol overtuiging zingt zij: Nu brengt de tüd in 't eerste gewissel voort een nieuw geslacht: gestalten, enkle, ontluiken krachtig en gaaf, als eens in dichte struiken de aard bedekken zullen met hun soort. 8. Stedelijke logementen. Hen Haag heeft toch altijd maar geboft 't Heeft tijdens de Republiek dor Vcr- eemigde Nederlanden nooit medezeg,gen- sohap gehad in hot bestuur vam gewest of land, maar wel vete voordeel'en <joarvan geplukt. Ho stemgerechtigde steden waron oud tijds: Dordrecht Haarlem, He'ft, Lei den, Amsterdam, Gouda, Rotterdam, Go- rinchem, Schiedam, Schoonhoven, Bricl'le, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizon. Edam, Mon nikendam, Medemblik en Purmerend, sa men 18 In getal. Toen :n 1572 de afgevaardigden der Hollandscho steden voor bot eerst (aan- vankel'jk nog met afgevaardigden der ede len) eigenmachtig bijeenkwamen om over de belangen van het gewest te beraads'a- gjen, was dat to Dordrecht, bij vo'genjle ge'egenheden in andere steden, doch na 1581 b'ecf Hen Haag de gewone vergader plaat». 's Gravenhage was toon nog wel niet veel! meer dan een groot dorp, maar de graven hadden er van ouds gezeteld, het Binnenhof wae er met zijn traditie en doordat de plaats geen zitting had in den raad der steden, was voor deze tn den vervolge 'edere reden voor jalouz'e ver vallen. We kunnen ons toch heel ,r"' in denken, dat die aanvankelijk 12, later voorgoed 18 s'cmeerechtigdc steden nlei voor elkaar wilden onderdoen en dat in- i^nderheid de "grootste ieder voor zich aan spraak maakten op de eer, de zefc'plaats der Statenvergadering te wezen. Hoor do keuze op Den Haag te vestigen was de nan ijver meteen uit de wereld. Gelijk gezegd: Die Hoghe voot er wel b j. 't Bracht „leven in de brouwerij", om met Jan Steen te spreken, em het „dorp der dorpen", zooa's Huygens de oude woonplaats der graven betitelde, werd ooetjosaan het centrum van het fand.^be-t stuur, wat het nu nog ia en wel blijven «al. Gedurende een reeks van jaren verga-; dorden de Staten van Holland en West-» Friesland, zooals de bijeenkomsten vnü do afgevaardigden der steden werden go-» noemd, in onderscheidene gebouwen van Hen Haag, maar in het begin van hof oor-» ste Stadhoudertoaze tijdperk begonnen de beeren te vinden, dat d't niet langer te pas kwam. Zij waren zu'ke voorname per sonen geworden, dat z'j wel aanspraak mochten maken op een e'gen gebouw. H:es lieten zij door den bouwmeester Picfer Post de zaal inrichten, welke tot don hul digen dag (de Eerste Kamer vergadert nu) top Binnen-hrrte getuigt van macht, aanzien en ze'fbewusfzf jn der oude Stn'en, d:e er tot 1795 zetelden Vooral van hun zelfbewustzijn, wanf de plafondschildering geeft weer. hoe de volken der anrde be lang boonen te steden ;n wat in de zaal wordt geiend en besloten. Zoo e.rg is het mu niet pieer. |l Het lig» voor de hand, dat heeten. dio aldus over hun bijeenkomsten dachten, ook voor z'obv.rif wel eeniee eisehon stel-» den. Aanvankelijk namen de afgevaardigd den hum intrpk in do gewone logementen of b'j particol'eren. wat echter al snoedig n et deftig genoeg wed geacht en ook dit euvel met zl^h bracht, da' het geheim der vergaderingen wel eens gevaar liep Als de hoeren aan ta'el zaten, kwam het wel voor dat zij gaandeweg wat tPsl'mue wer-» den, en ook bnltend'en waren eT luVrtetM vinken genoeg, dre gaarne het oor te lu'-steren legden Reeds waren enkelo „«temmende" ste den ertoe overgegaan, voor haar afge vaardigden een ei'mn huis 'e koopen of te huren, toen :n 1A70 de Staten besloten, dat „van den eersten me?J toekomende af" niemand, dfe ter veroudering van de Staten van Holland verscheen, fn Hen Haag logios moc-ht nemen of mocht ganm eten In „ouNiemie herbergen of oen'ee andere huysen, alwaar men voor geldt tot do tafel acces heeft" Interrpndeel: af gevaardigden zouden gehouden z:;u t* verblijven In eigen of gehuurde woniPgon ofwe' bi5 part'cuMere families a'waer de tafel niet voor geldt onen staat''. De termen dezer TPWolutte wet Meen wel bet vermoeden, dat vooral de lo.^'pn'gheid na tafel (men dronk immers vroeeer rmmv ne goed"> den SMton minder geraden voor- kwem. Bekend is trouwer»c zonalfl de heet J. J Moerman in een H-naosch bind in herminerirng bracht, dat in Januari 1^07 een der heornn S'ntim-leden rider»* p*n maalHjd in de herberg van Jan PVer^ «en 'n de Mo'ons tra at verklapte, dat pt in de Stalen over gedacht wot4. Lo^hmn to verraasen. Dat zal d*« afgevaardigde ze- ke7" niet bij de soer» n1 vo'-'rid hebben! Hoe het zij, uit dat Statenbesluit vlo^'de voor Hon Haa.g een tweede vdbrdeel voort: er werden meerdere groote gebouwen op-» gericht, waarvan men nu nog pVrior heeft Zoo is het tegenwoordige gebouw van hot departement van buiteniandsehe z«r» ken aan hef Plein ir'eta meer of mrader dan hef paleis (aldus Van men bet "ernst noemen) der afeevnard'edem van Amster dam. Het werd rebouwd van 17.14 tof '42 en kostte toen 154 000 gulden, waaroor men het nu ntet meer zou kunnen ze'ten. Het monumentale gebouw, dat boren den gevel nog het wapen van Amsterdam ver toont, werd in 1819 eigendom van het Bijk. Het ls toen eerst bewoond geweest door de weduwe van prins W'llem V, werd daarna betrokken door prins FrfM derik, om vervolgens he» pa'ois te won» den van deD toenmaügen kroonprins, den Tateren kon'ng W;,li>m TTT In 18R5 werd bet tot Bijkearchief ingericht, hetgeen duurde tot 1918. toen het departement vin buitenlo/ndarhe zaïken (mn hel Buitenhof verdreven door de nog altijd op uitvoe ring wachtende bouwp'annen der Tweede Kamer) er gehuisvest werd Men kaïn er alle d'plomalen gerust toelaten, zoo royaal heeft Amsterdam indertijd zijn af,gevaar-» digden vam de noodigo woonru'mto voor* zien. Zij konden or zelfs feesten geve.n, wat zij ook wel niet zullen hebben nage laten. Rotterdam wilde natuurlijk bii zijn con current n:et achterblijven NauweVjfca was het Amslerdamsche paleis klas* of de Maasstad deed insgelijks aan hel P'e:n, het tegenwoord1 je gebouw vam het depnr- temen' van oorlog vorrijzen en legde daar-* aan 241.500 gulden t*m koste. He hoofd* stad werd dus overtroefd! Le'den had al een eigen huis lang vóór de Staten ortoe verplichtten. He Sleutel-» stad had ook gevoel van eigenwaarde! Haar afgevaardigden zete'den op het Bui tenhof, waar nu het oafé ..Begins" s. Hat's geen promotie voor het gel>ouw, hetwe'k (d't moge ons tot troost strekken) tot vóór korten tijd evenwel een def,!e« sociëteit herbergde, de zoogenaamde Be-» eognekamer", waarvan de hoorn ambtena* ren lid plach»en te wezen. Hie hoeren had-» den altijd gewichtige besognes; vandaar mogelijk de naam. Buuriieden vam Leiden waVbn Alkmaar cn Enkhuizen, w'er afgevaardigden 180 jaar la/ng samenwoomlen in hot tegen woordige hotel „Ho Twee Steden", dat in zijn gevel nog de wapens zijner twee voormal'ge ei gen a vee vertoont. Haarlem woonde eerst aan do La nee Houtstraat, later aan den Korten Vijver berg, Gouda aanvamkel'jk met Helft sa* reen insgelijks aan de Lange Houtstraat, later afzonderlijk in het Voorhout, waar nu de Algemeene BekcnkamoT geves»i"d is. He Helvenaars g'ngen toen da ge'Ijk* heen en weer reizen, wat zij evenwel niaf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 11