mmm
Derde Blad
üffiWM
Zaterdag 28 November 1925
MONARCHISTISCH IN DEN ECHTEN
ZIN.
Omdat Christus z:jn Kerk zóó heeft in-
gericht, dat er zijn leeraars en leer'ingen,
ol een onderwijzend gedeelte en een hoo-
raxl deel, of bestuurders en onderdanen,
regqen we dat die Kerk steunt op het be
ginsel van de hiërarchie, wat letter
lijk vertaa'd: heilig bestuur beteekent.
Maar tegelijkertijd is de Kerk van
Christus ook een monarch ache. d.wz. een
rereen-iging, aan welker hoofd de Sti-chter
'één Hoofd, dat tevens onfeilbaar is,
heef l-gesteld.
Met ronde woorden wil dit zeggen, dat
Christus aan den H. Petrus, en in hem
jan zijn opvolgers, heeft verleend het
primaatschap en de onfeilbaar
heid; het beteekent dus, dat a'leen de
Paus het hoofd der Kerke Christi ;s en
dat hij het voorrecht der onfeilbaarheid
peniet.
Men wij! wel eens beweren, dat Pajrus
tgenl'ik maar een voorrang had onder de
Apostelen, welke we zouden kunnen noe-
nen een primaatschap van eere, maar
hetbh'jkt duidelijk ruit dé geschiedenis, dat
Petrus genoot een primaatschap van
rechtsmacht, dat Petrus werkelijk
ras in macht en gezag de eerste en de
hoogste.
La'en we de geschiedenis raadplegen In
let lfte hoofdsluik van Mattbeus I003 ik
dat Christus met zijne leer'ragen kwam in
c'e streken van Caesarea Fhilippi. en daar
ondervroeg H:j hen, naar de gedachten
dor nwnschen omtrent Hem, wie Hij wel
iras "En het antwoord dar leerlingen was,
dat sommee mensehen Hem hielen voor
Joannes den Hooper, andere voor E'ias,
mi weer andere voor Jeremiaa of een van
de profeten.
Daarna echter vroeg Christus aan zijne
kei in gen, voor wien zij Hem hie'dcn:
,.Wïe zect gij, dat Tk ben?" Hap treedt
Ppfrns naar voren en h'j antwoordt recht-
itreeks. n:et uitend een vermoeden, maar
sjne overtuiging: „G'i zijt de Christus,
i? Zoon van den levenden God
En let nu op..het wederwoord van don
lhrist"s: Hij zegt tot Petrus: „Z^l'ig z'jt
jj, S'mon, zoon van Irma,, want n'et
r'eesch en h'oed hebben u d't gponenhaa~d.
naar m:;n Vader, die ra de bemeten is. En
l zeg u: G j zijt Petrus en op deze
ileenrots zal, Ik mijne Kerk
louwen, en de poorten der hel
ui 11'n haar niet overweldi-
|en. En u zal ik de sleute's ee-
len van het rijk dér hemelen.
Enal wat gij op aarde zult bin-
len, zal ook in den hemel "e-
10 n d e n z ij n, en al wat gij op aar-
11 zu.lt ontbinden, zal ook in
len hemel ontbonden z:jn.
Ik meen niet te veel te zeggen wanneer
veronderstel, dat nu juist niet ieder
in de vu'lo be'eekemis «dezer woorden zoo
nar begrirat Haarom votge hier de verr-
w'ke gegeven wordt door pro
J Th. Beden in z:jn commentaar
het Nieuwe Testament.
Petnis antwoordt tuer voor zich. hij uit
nn geloof. riir» eieen overtuig'ng.
zijt gij, S':mon, v7oon mn Ióna: de
vein Qmwn heette Tone; Jesus noemt
hi©71 bij z;jns vaders naam. wat lrj
plechtige toe<nraa.k gébru*koJ:ik was
het 21ste Hfdstk. van het Joannes
ianre,;e beet S'mon: zoon van Ioannes;
I? óorffnroriike'.iike Hcbreeuwsehe, doch
een Griek srh-en u;tgan.g geschreven
f'eimaam Ióaanas C in den Genn'tivus:
komt in d'en vorm zelden voor;
in bezigde gewoonli ik den anderen
Ioannes On den GenÜvus loan-'
Hie .GenitnVas Ioa/nnüL werd door
Toni, en dn't lorna ie het
Ca der benaimiaug van Pet mis. Zoon van
mos fa dus hetzelfde a's zoon van Iona
In de taal, waar Jesus zich van be-
was vleeech en bloed een
gewone uitdrukking om den
«nscb te be feeken en, voorname'iik :n
van God. He zin van dit
is: Ik noem U gelukkig. S'mou, zoon
Mtlona, om do genade die U geschonken
niet van uzelveunoch van een»g
pr mensoh hebt gij d:e kennis, welke
aangaande M'j in uw be'iidemia bcb'
maar gij onlvra?t haar
de genade een er goddelijke open ba
in n. En we moeten hier denken
een b ij z o n d e r e genade een er b ij-
openbaring. of veri'chtrag des
en vermeerdering van kennis
don persoon van Jeeus, zijne
on zijn Zoonschap; lioodan'ge
en openbaring tot dusverre niet
wae geworden noch aan Pe-
noch aan iemand derpenen, die
den Heer Jesus voor Gods Zoon
erkend.
zinverband is óf zoo: Gii hebt ge-
wd'e Ik bon; en Tk op m'jne beurt
U, wie Gij zijt: Gij zijt Petrus,
|:óf, in samenjhan" met vers 17 aiitzoo:
31 Vader "heeft TT geopenbaard, wie Ik
Ik zog u: Gij zijt Petrus, enz.
ffiru3 of Petra is een Grieksch woord,
zooveel beteekent ais steenrote;
Ia de taal, waar Jesus rich van be-
werd steenrots door het woord
w uitgedrukt; doch dit woord Kepha
•ook gebezigd als eigennaam van een
men denke aan het Franse he
t>ierre, dat steen beteekent, en ook
ons eigennaam gebruikt wordt. Voordat
Andreas hem tot Jesus bracht, had de
^postel, tot w:en de Zaligmaker hier
spreekt, den eigennaam van S:mon, doch
bij, die ge'ogenheid zeide Jesus tot hem:
Gij zult Kepha genoemd worden; en d:e
belofte vervulde Jesus een'gen tijd daar
na, toen Hij uit al zijne leerlingen er
twaalf uitkoos tot zijne Apostelen; b'j wel
ke verkiezing. Hii. wat Marcus beeft aan-
geteekend, aan Simon ru ook werkelijk
den naam gaf van Kep-ha. Thans in on
ze tekstwoorden zegt Jesus' tot hem: G'j
zijt Kenha. gij, die Kepha heet, gij zijt
nu werkelijk datgene, wat die naam be
teekent; en door d't zeggen gaf de God-
mensoh hem die gaven, die eigenschap
pen, welke aangeduid worden door het
bee'd van Kepha of steenrots, bestemd ora
tot fundament of grondslag te dienen van
een op te richten gebouw.
Men ondersbelle eens. dat de Zaligma
ker in onze taal gesproken had: dan ware
steenrots de naam geweest, vroeger
door Hem aan S'mon gegeven; en dan
harl-ie Hij nu tot hem gezegd: En Ik zeg
u: Gij zijt Steenrots, en op deze
steenrots zal Ik mijne kerk
bouwen. Men lebbe op het aanw:jzend
voornaamwoord deze, dat h:er den na
druk heeft en reeli Ist-pcks wiist op d:en
persoon, d:e tot naam beeft steenrots.
He Apostel Pel rus al zoo, en geen ander,
is d!e rotsman, op wien Jesus verk'aart
zijn kerk 'e zullen bouwen: en niet ook
de overige Aposfelen. alVen daar tegen
woordig. maar Petrus a'j^n, wordt door
Jesus verklaard te z'jm de grondsteen of
het fundament, waarop H'j zjn kerk zal
bouwen, geliik H j ook aan hem alleen
de s1 en telen belooft te geven van het R:jk
der Hemelen.
Hoor JesusMcerk, h-'er voorgesteld onder
het bee'd van een op te r'cb'en gebo?iw.
worden verstaan al d'e^enen, die in Hem
zouden gelooven, de gehee'e gempente
Gods in Chrstris, den Goeden Herder:
zijne schapen niet alleen, maar ook ziine
lamm°ren. S"'mon Petrus dan of Kepha,
de rofsman, :s door Jesus Christus tot
een onwrikbaar fundament ee^egcT van zün
op te richten kerk Het fundamen' nu
van een gebouw is het edelste gedoe''e
daarvan; al de overage deelen, zonder
eeni°-e uitzonde-ing. moeten, om gtand te
houden, noodzakelijk daarop rusten; en
wat n;et daarop rust, stort in. Hoor dat
rusten op het fundament mak* n ook al de
deelen van het opgetrokken gebouw met
dat fundament slechts een gebouw uit, en
zijn zij-tevens, door dat verband van een
heid, hnevelen ook, te samen een eenheid
nn verbondeD met elkander: Petrus a'zoo
is het edelste gedee'te der kerk: de pan-
sche kerk rust op hem* hij is <V uitwer
kende oorzaak van hare onwr-'khaarhe'd
en. lemens van hare eenheid. Een Christe
lijke gemeente, die z'ch van hem heef af-
gesphe'd-rn, of door hem afgesneden is,
of huiten hem zich opricht, behoort niet
tot de kerk, door Jesus Qhr'stua gesticht:
slechts ééne Kerk is er. erf cl-hp Kerk is al
leen daar, waar de Steenrots is.
Tegenover de Kerk staan hier de
poorten der hel, we'ke u'tdru^k'ng
het hclsobe rijk aanduidt,- de helsehe
mogendheden, Satan en zijn engelen, en
voorts al'en, die door ke'tprtj. scheurma-
kerii. of vervolging, van wokken aa-d ook,*
bondgenooten z'in van Satans vijand
schap. en züne dienaren, of k'-nd^en mo
gen genoemd worden. Jesus' Kerk zal
aacmvc'len. bov.i,g bocslormd worden,
maar n:mmer overwe'óigd: pij is onver-
win nel ijk: zij is onwrikbaar, en bijgevolg
is onwrkbaar ook. als "otsman, de rots
man, op w:en zij gevestigd is.
Tn het vol eend veri spreekt de Zalig
maker a's een knn'ng. die een onderko-
n:ng tot rtjn piaa'-svervangPT aanstelt.
Het Riik der" Hemelen be'eekent hier Je
sus' Kerk, zijn koninkrijk op aarde: en
door d» sleufe'en wordt symboliiseh de
lino-cste macht, de onpermacht aangedu:d.
Wat nu de Zaïlï'gmaker bier zegt en Ite-
looft in' tegenwoord'^he'd der overige
Apostelen, da' zegt en belooft Hij aan
Petrus a,;'een: Aan U zal Ik.geven de sleu
telen van het P ik der Hemelen. Alzoo, ge
lijk Petrus aPeen ten eeuwicen dage tot
rotsman gesteld is van Jesus' Kerk, zijn
Rijk op aarde, evenzoo wordt ook aan
hem a.l'een de onpeTSfe macht in da» gees
telijk Rijk van Jesus toegezegd; zoodat al
de burgers van dat Rijk. zonder eenieo
u:bzonder!ng, aan zijne macht onderwor
pen en zijne onderdanen z'in.
Hoor de uitdrukk'mg: al wat gij zult ge
bonden ontbonden hebben, wordt hier
te kennen gegeven, dat alles, wat hij a's
'eeraar, wetgever en rechter, in het Rijk
Gods op aarde, krachtens d'at oppergezag
voorgeschreven, bepaald of beslist zou
hebben, als zcodawg ook zoude geMen
voor God in den hemel
Rezo be'ofte nu, aan Petrus gedaan, dat
hij wezen zou het onwrikbaar fundia-
ment van Jesus' Kerk, en zijn pevolmach-
t'gde Stedehouder op aarde, ;s in vervul
ling gegaan, en dit ia het tweede bewijs
.voor onze stelling, dat Chrstus aan Pe
trus het Primaatschap heeft verleend
na de Verrijzenis, toen Christus tot Pe
tri"heeft gezegd: Weid mijne lammeren,
weid mijne schapen, door wélk woo-d Pe
trus werd aangeste'd tot de ui toefen'ng
van zijne grootsche bedierrng: Hoofd der
kekp Christi en Stadhouder Gods.
Het derde bewijs ontleenen we hieraan,
dal Petrus ook terstond als hoofd der kerk
is opgefTeden en a's zoodanig door de an
deren *«n den beginne af is erkend Im
mers Petrus stelt voor in de plaats
van Judas een anderen apostel te k ezen,
h ij pred.kt het eerst l>e( evangel e op
den eers'en Pihks'erdag; ofschoén Jaco
bus b'sschop is van Jerusalem, heeft toch
Petrus op de eerste kerkvergadering te
Jerusalem als voorzitter gefungeerd, de
Evangelisten noemen hem altijd op de
eerste plaats; ook Paulus oordeelt hel
noodig zich eerst aan Pet rus, als aan
zijn Hoofd te presenteeron. Blijkt uit dil
a'les niet zonneklaar, dat de Apostc'en
het Pr'maatschap van Petrus ook erken
den?
Petrus was dus wï.arnchtig de hoogste
en de eerste boven allen in rechtsmacht
en gezag; maar niet alleen Petrus is dit
geweest, natuurlijk is zijn macht op zij
ne opvolgers overgegaan, welke zijn de
Pausen, over wie een volgende maaL
J. G. G. GROOT, Kapelaan.
HENRIËTTE ROLAND HOLST
DE NIEUWE GEBOORT.
n.
He „Hymne aan het Kommunisme" ia
geen ongebroken jubel. Telkens komen
weer de herinneringen aan het verleden.
„Kan een mensch niet verscheurd worden
.door het terugverlangen naar het oude en
is het nieuwe niet vol onzekerheden en ge
varen?" vraagt Pr. Proost naar aanleiding
van een en ander. Vooral wanneer het
nieuwe zooals in het onderhavige geval 't
zwaartepunt legt in het op allerlei wijzen
wisselvallige aardsch geluk? Herhaaldelijk
bij H. R. H. de hoop en de vreugde van de
daad van 't heden en dan weer een terug-
himkeren naar den droom van het verle
den. Ziehier een voorbeeld uit de hymne:
Wanneer ons hoofd helder is in den morgen
en uit de slaap rijst, koel als een bron,
voelen wij vreugde om den strijd die begon
en denken aan z'jn gang met kalme zorgen.
Maar door den dag wordt veel der kracht
verslagen
en 't avond kruipt de geest als een gewonde
vogel vaak pijnlijk langs dezelfde gronden
die hij des morgens mat met lichte slagen.
Als dan ons hart, zwak in den schemer,
hangt,
stroomt daar omlaag, milder dan," regen,
licht;
glanzend door neevlen als een zacht gedicht
opent de nacht zich voor wie rust verlangt
Han zwelt een droefgeestigheid door onze
leden
om te toeven ra dit groot meer van licht,
wegwerpende het ongewoon licht
en stillend de wonden in onzen vrode.
Voortdurend ontdekken we dat zelfde
heen en weer geslingerd worden; en met
de grootste oprechtheid deelt do dichteres
ons haar gevoelens en overpeinzingen
mede. Maar ook zien we langzamerhand
haar innerlijke kracht en overtuiging toe
nemen. Voet voor, voet moet de grond wor
den betwist aan het individualisme, waar
in ook zij geboren werd en wint haar idee
van gemeenschapszin en gerechtigheid
veld. In een reeks mooie sonnetten „Hoor
der gel ij den loop" krijgen we een beeld
van dien strijd. Maar ook hier weer de
zigzaglijn: voorwaarts-terug:
„Ik voel de nieuwe wil verslappen en
kwijnen
door 't zachte geuren der herinnering".
En telkens weer wordt na het mijmeren
over het verleden en het koesteren van den
droom, de nieuwe wil weer opgezweept, 't
Is of een fatum haar drijft naar 't nieu
we, onbekende land, dat theoretisch in
kaart gebracht is door Marx, maar waar
van zij de lijnen en golvingen, ondanks
alle historisch-materialistische dogmatiek,
projecteert door de gezindheid van haar
nobel hart.
He verzencyclus „Gebroken Kleuren" is
één doorloopende zelfopenbaring van haar
wezen; maar er is meer rust gekomen in
haar hart en vooral, er komt meer zeker
heid.
Krachtig wordt zij aangegrepen vloor
de winden van het leven, die om haai
heen bulderend, wel haar neer kunnen bui
gen, maar de sterke ziel niet breken. Tee
kenend zijn de volgende verzen:
Wel ben ik soms zoo moe van uw geluiden
en van uw razen zoo gekromd
dat 'k hunkrend spie van noord naar
zuiden
of er niets anders tot mij komt
Of er geen uitzicht is dan 't welgekende,
maar als een*man die op een
landtong staat,
en niet terug wil, b^ukt, waar
ik mij wende,
uw branding, proletariaat.
Bernard Verhoeven, teekent hierbij aan:
„Zwaar en sonoor ia het geluid, met den
diepgang van een geladen zeeboot. En hoe
staat er die slotregel, massief als een
stormhoofd in de branding, en tegelijk
dreigend en overweldigend als een nood-
lot*.
En onwillekeurig denken we hierbij te
vens aan de banale en pamfletachtige wij
ze, waarop Gorter allerlei uitdrukkingen
uit het vocabulair der socialisten in zün
gedichten gebruikt. Bij hun het gemis van
rijm en rhythme, maar vooral van den
diepen vollen ondertoon, die aan boven
staande verzen van H. R. H. den overtui
genden metaalklank geeft.
Hoe ver staat het sentiment zulker ver
zen boven wat heel de 19de eeuw met in
begrip der Tachtigers aan Nederland had
gegeven.
Door zulke veTzen stegen wij uit, niet al
leen boven het individualisme, maar boven
het begrensde der nationale litteratuur- en
cultuurgemeenschap. Hier is een mensch,
door wie een groot deel der West-Europee-
sche menschheid spreekt van haar tragi-
schen strijd, van haar door de werkelijk
heid opgeroepen conflicten. Een die 'door
haar persoonlijk levensgevoel en eigen,
in de litteratuur verbeelde levensgang in
staat is, het type van den.zich voor de ge
meenschap offerenden mensch dezer tijden
vast te stellen. Want het diepst persoonlij
ke van H. R. H. haar liefdehegeeren, haar
offerdrang, dat is tevens het menschelijkst
algemeene, dat juist door de besten in
deze verscheurde tüden naar voren wordt
gebracht, hetzü zij Honriëtte Roland Holst
of Vincent van Gogh heeten, of behopren
tot de phalanx van Fransch-Katholieke
schrijvers, die gedurende de laatste twin
tig jaren de gevoelens der dolende en zoe
kende menschheid vertolken.
Komt In „Gebroken Kleuren" de herin
nering aan het verleden zich weer opdrin
gen, dan overheerscht niet meer de smart,
maar de weemoed spreidt baar zachte
vleugels over het nieuwe inzicht en den
nieuwen wil.
Ruik ik de geur dor bloesemende linden,
ruik ik de reuken waar ik eens van zong,
toen zang en geur aanwiekte op alle^
winden,
dan glijdt een vroeger zoet over de tong
dan voel ik even de bekoring weder
die toen ik vol verlangen was en jong
lag over alle wezens, hemolsch teeder.
Zoete gevleugelde herinneringen,
geurwinden die, schoon lichter dan een
veder,
zwaar van het liefs voorbijgeganer dingen
klapwiekt om onze ziel, den ingang vindt,
en 't langomslotene doet openspringen
ik groet u, die mij nadert wélgezind
als eenmaal, maar ik weet het ia verloren
dat u de man, gelijk de jongeling mint.
Mooi zijn deze Potgieteriaansche terzi
nen in hun statige rust. En als de dichte
res er nog eenige bloeiende strophen aan
toegevoegd heeft eindigt zij:
Zoo drukt ge geene melodieën meer
uit mij voortaan, geen winden, zoete roken
die mij liefkozen komt gelijk weleer,
want deze snaren dér ziel zijn gebroken.
En zoo is de laatste versregel toch weer
een klacht. Bernard Verhoeven morkt op,
dat H. R. H. in elk werk aan het einde het
vraagteeken niet zoo lang rekt tot het een
uitroepteeken wordt; dat zij.hoe droevig in
mineur begonnen en voortgezongen, toch
altijd probeert in majeur te eindigen. Van
den ouden droom, die doet vertwijfelen en
week maakt, wendt zij haar oogen naar de
slapende stad; van de „stilte der natuur
die vol geluiden" ls naar de „naderende
hei van techniek", die menschenlevens en
menschengeluk vreet, gelijk het vuur in de
machinekamer de kolen.
Zie hier een fragment.
Hier in de slapende stad,
Ring8om staat de aarde bedekt
van 't armzalig bouwsel dat
zijn triestige straten trekt
en uitstraalt ver over 't Teld,
de sombere armoewijk
van driemaal tienduizend, bekneld
in een hooploos eentonig rijk.
Ieder huis is een graf gelijk,
iedre straat een zerkenlaan;
morgenvroeg voor daebreek
zal ieder graf opengaan.
In 't onzeker wintergrauw
sluipt eep wezen uit elk huis,
hü weet tot welk gapend gebouw;
daar vangt aan wielend gedruisch.
Eeif macht bant zijn lichaam daar
door den schralen Becemberdag,
door blijde onrust van 't bottend jaar
door het schallen van zomerlach.
En schemering laat hem niet vrij:
die glasoogen blindden dood
avond aan avond staan zij
te schitteren oranjerood.
In donker sluipt elk terug
naar het somber armoerijk
het graf gaat dicht achter hun rug:
de dagen zün alle gelijk.
In deze doffe berusting moet de glans
van het weten stralen en de dichteres
meent te zien, hoe het komt, hoe het be
wust maakt en den gemeenzamen wil
wekt een nieuw leven te scheppen. En de
laatste afdeeling van „Gebroken Kleuren"
is een hymne op „den sterke".
Het vraagteeken is uitroepteeken gewor
den en vol overtuiging zingt zij:
Nu brengt de tüd in 't eerste gewissel
voort
een nieuw geslacht: gestalten, enkle,
ontluiken
krachtig en gaaf, als eens in dichte
struiken
de aard bedekken zullen met hun soort.
8.
Stedelijke logementen.
Hen Haag heeft toch altijd maar geboft
't Heeft tijdens de Republiek dor Vcr-
eemigde Nederlanden nooit medezeg,gen-
sohap gehad in hot bestuur vam gewest of
land, maar wel vete voordeel'en <joarvan
geplukt.
Ho stemgerechtigde steden waron oud
tijds: Dordrecht Haarlem, He'ft, Lei
den, Amsterdam, Gouda, Rotterdam, Go-
rinchem, Schiedam, Schoonhoven, Bricl'le,
Alkmaar, Hoorn, Enkhuizon. Edam, Mon
nikendam, Medemblik en Purmerend, sa
men 18 In getal.
Toen :n 1572 de afgevaardigden der
Hollandscho steden voor bot eerst (aan-
vankel'jk nog met afgevaardigden der ede
len) eigenmachtig bijeenkwamen om over
de belangen van het gewest te beraads'a-
gjen, was dat to Dordrecht, bij vo'genjle
ge'egenheden in andere steden, doch na
1581 b'ecf Hen Haag de gewone vergader
plaat».
's Gravenhage was toon nog wel niet
veel! meer dan een groot dorp, maar de
graven hadden er van ouds gezeteld, het
Binnenhof wae er met zijn traditie en
doordat de plaats geen zitting had in den
raad der steden, was voor deze tn den
vervolge 'edere reden voor jalouz'e ver
vallen. We kunnen ons toch heel ,r"' in
denken, dat die aanvankelijk 12, later
voorgoed 18 s'cmeerechtigdc steden nlei
voor elkaar wilden onderdoen en dat in-
i^nderheid de "grootste ieder voor zich aan
spraak maakten op de eer, de zefc'plaats
der Statenvergadering te wezen. Hoor do
keuze op Den Haag te vestigen was de nan
ijver meteen uit de wereld.
Gelijk gezegd: Die Hoghe voot er wel
b j. 't Bracht „leven in de brouwerij", om
met Jan Steen te spreken, em het „dorp
der dorpen", zooa's Huygens de oude
woonplaats der graven betitelde, werd
ooetjosaan het centrum van het fand.^be-t
stuur, wat het nu nog ia en wel blijven
«al.
Gedurende een reeks van jaren verga-;
dorden de Staten van Holland en West-»
Friesland, zooals de bijeenkomsten vnü
do afgevaardigden der steden werden go-»
noemd, in onderscheidene gebouwen van
Hen Haag, maar in het begin van hof oor-»
ste Stadhoudertoaze tijdperk begonnen de
beeren te vinden, dat d't niet langer te
pas kwam. Zij waren zu'ke voorname per
sonen geworden, dat z'j wel aanspraak
mochten maken op een e'gen gebouw. H:es
lieten zij door den bouwmeester Picfer
Post de zaal inrichten, welke tot don hul
digen dag (de Eerste Kamer vergadert
nu) top Binnen-hrrte getuigt van macht,
aanzien en ze'fbewusfzf jn der oude Stn'en,
d:e er tot 1795 zetelden Vooral van hun
zelfbewustzijn, wanf de plafondschildering
geeft weer. hoe de volken der anrde be
lang boonen te steden ;n wat in de zaal
wordt geiend en besloten. Zoo e.rg is het
mu niet pieer. |l
Het lig» voor de hand, dat heeten. dio
aldus over hun bijeenkomsten dachten,
ook voor z'obv.rif wel eeniee eisehon stel-»
den. Aanvankelijk namen de afgevaardigd
den hum intrpk in do gewone logementen
of b'j particol'eren. wat echter al snoedig
n et deftig genoeg wed geacht en ook dit
euvel met zl^h bracht, da' het geheim der
vergaderingen wel eens gevaar liep Als
de hoeren aan ta'el zaten, kwam het wel
voor dat zij gaandeweg wat tPsl'mue wer-»
den, en ook bnltend'en waren eT luVrtetM
vinken genoeg, dre gaarne het oor te
lu'-steren legden
Reeds waren enkelo „«temmende" ste
den ertoe overgegaan, voor haar afge
vaardigden een ei'mn huis 'e koopen of te
huren, toen :n 1A70 de Staten besloten,
dat „van den eersten me?J toekomende
af" niemand, dfe ter veroudering van de
Staten van Holland verscheen, fn Hen
Haag logios moc-ht nemen of mocht ganm
eten In „ouNiemie herbergen of oen'ee
andere huysen, alwaar men voor geldt tot
do tafel acces heeft" Interrpndeel: af
gevaardigden zouden gehouden z:;u t*
verblijven In eigen of gehuurde woniPgon
ofwe' bi5 part'cuMere families a'waer de
tafel niet voor geldt onen staat''.
De termen dezer TPWolutte wet Meen wel
bet vermoeden, dat vooral de lo.^'pn'gheid
na tafel (men dronk immers vroeeer rmmv
ne goed"> den SMton minder geraden voor-
kwem. Bekend is trouwer»c zonalfl de heet
J. J Moerman in een H-naosch bind in
herminerirng bracht, dat in Januari 1^07
een der heornn S'ntim-leden rider»* p*n
maalHjd in de herberg van Jan PVer^
«en 'n de Mo'ons tra at verklapte, dat pt in
de Stalen over gedacht wot4. Lo^hmn to
verraasen. Dat zal d*« afgevaardigde ze-
ke7" niet bij de soer» n1 vo'-'rid hebben!
Hoe het zij, uit dat Statenbesluit vlo^'de
voor Hon Haa.g een tweede vdbrdeel voort:
er werden meerdere groote gebouwen op-»
gericht, waarvan men nu nog pVrior
heeft
Zoo is het tegenwoordige gebouw van
hot departement van buiteniandsehe z«r»
ken aan hef Plein ir'eta meer of mrader
dan hef paleis (aldus Van men bet "ernst
noemen) der afeevnard'edem van Amster
dam. Het werd rebouwd van 17.14 tof '42
en kostte toen 154 000 gulden, waaroor
men het nu ntet meer zou kunnen ze'ten.
Het monumentale gebouw, dat boren den
gevel nog het wapen van Amsterdam ver
toont, werd in 1819 eigendom van het
Bijk. Het ls toen eerst bewoond geweest
door de weduwe van prins W'llem V,
werd daarna betrokken door prins FrfM
derik, om vervolgens he» pa'ois te won»
den van deD toenmaügen kroonprins, den
Tateren kon'ng W;,li>m TTT In 18R5 werd
bet tot Bijkearchief ingericht, hetgeen
duurde tot 1918. toen het departement vin
buitenlo/ndarhe zaïken (mn hel Buitenhof
verdreven door de nog altijd op uitvoe
ring wachtende bouwp'annen der Tweede
Kamer) er gehuisvest werd Men kaïn er
alle d'plomalen gerust toelaten, zoo royaal
heeft Amsterdam indertijd zijn af,gevaar-»
digden vam de noodigo woonru'mto voor*
zien. Zij konden or zelfs feesten geve.n,
wat zij ook wel niet zullen hebben nage
laten.
Rotterdam wilde natuurlijk bii zijn con
current n:et achterblijven NauweVjfca
was het Amslerdamsche paleis klas* of
de Maasstad deed insgelijks aan hel P'e:n,
het tegenwoord1 je gebouw vam het depnr-
temen' van oorlog vorrijzen en legde daar-*
aan 241.500 gulden t*m koste. He hoofd*
stad werd dus overtroefd!
Le'den had al een eigen huis lang vóór
de Staten ortoe verplichtten. He Sleutel-»
stad had ook gevoel van eigenwaarde!
Haar afgevaardigden zete'den op het Bui
tenhof, waar nu het oafé ..Begins" s.
Hat's geen promotie voor het gel>ouw,
hetwe'k (d't moge ons tot troost strekken)
tot vóór korten tijd evenwel een def,!e«
sociëteit herbergde, de zoogenaamde Be-»
eognekamer", waarvan de hoorn ambtena*
ren lid plach»en te wezen. Hie hoeren had-»
den altijd gewichtige besognes; vandaar
mogelijk de naam.
Buuriieden vam Leiden waVbn Alkmaar
cn Enkhuizen, w'er afgevaardigden 180
jaar la/ng samenwoomlen in hot tegen
woordige hotel „Ho Twee Steden", dat in
zijn gevel nog de wapens zijner twee
voormal'ge ei gen a vee vertoont.
Haarlem woonde eerst aan do La nee
Houtstraat, later aan den Korten Vijver
berg, Gouda aanvamkel'jk met Helft sa*
reen insgelijks aan de Lange Houtstraat,
later afzonderlijk in het Voorhout, waar
nu de Algemeene BekcnkamoT geves»i"d
is. He Helvenaars g'ngen toen da ge'Ijk*
heen en weer reizen, wat zij evenwel niaf