Medelijden. Zij (droevig): „Nu mijn man dood is, is het leven niets meer voor mij. Ik wou dat ik ook maar dood ging." Vriend: „Och kom, laat hem nu maar jeens met rust." Iels einders. „U hebt gehoord wat deze vrouwelijke getuige heeft verklaard", sprak de rech ter. „Dat is lijnrecht in strijd met uwe eigen verklaring. Zoudt u soms willen be weren dat zij staat te liegen?" „Neen, Edelachtbare, zeker niet", ant woordde de jonge man galant. „Ik wil al leen trachten om u aan te toon en wat een aartsleugenaar ik zelf zou zijn als het alle maal waar was wat die dame heeft staan beweren." Versproken. A.: „Neen, maar dat eeuwige verdriet met de dienstboden, die nalatigheden, dat breken van porselein, dat schelden en tie ren, 't is niet om uit te houden." B „Dan heb ik het goed, wij hebben geen dienstbode; dat doet mijn vrouw al lemaal zelf." Zoo gaat 't goed. „Ik zit er erg mee in", zei het jonge vrouwtje. „Ik moet de afrekening van mijn huishoudgeld opmaken, maar de grootste helft van mijn uitgaven kan ik me niet meer herinneren." „Dat hindert niet", sprak haar moe der. „Shrijf maar op wat je je herinnert, trek dat af van wat je hebt gehad, en no teer de rest als „diversen". Gevaarlijke kost. De jonge vrouw had haar eerste stuk vleesch gebraden en dat stond nu op tafel. Als je werkelijk niet meer van het vleesch hebben wilt, dan moet ik het aan den hond geven, zeide zij, en dat zou toch jammer zijn. Dat zou het zeker, stemde haar man toe, het is zoo'n lief beest. Versproken. Dame, die met haar'verloofde een be zoek aflegt: U komt toch op onze brui loft nietwaar? Bekende: Maar dat spreekt toch van* zelf, ik ben toch ook op al uw verloving geweest! Een oud beestje. Toen ik nog een kleine jongen waa zei de kellner tot den gast, die graag eeg praatje maakte, hielden we thuis kippen en iedere kip had een eigen naam. Hoe oud ben je nu? vroeg de gast, die hard werkte met mes en vork. Even zestig, mijnheer." Toen, wijzend op zijn bord: Herinner je je misschien nog, hoe deze kip heette? CGBALD EN ZIJN VRIEND Een sprookje van Oom Wlm. X Dag Cobald! Dag jonge vriend! Hoe Xal ik want dit is jouw werk je ooit kunnen bedanken voor deze meer dan vor stelijke ontvangst? Wordt iedeire goede daad, den kabouter bewezen, aldus op,veel voudige wijze vergolden? Dan breng ik buide aan zooveel ridderlijke deugden en moet ik wel zeggen, dat wij groote mensclion van de bovenwereld, bier bij de kabouters loeren kunnen, hoe het leven kan worden mooi gemaakt en de aarde een he mel kon zijn, als de menschen van goeden wille waren. Ja, edele vriend mijns harten, deed 'iedereen zijn plicht en had hij lief don evenmensch, zooals dat hoort, dan was er meer zonneschijn in 't leven en dan.... maar komaan, ik zou verbeten te vragen, of mijn jonae dienaars miin hevelen heb ben volbracht met de onderdanigheid en vlugheid, zooals dat hoort in 't land onzer kabouters. Tevreden Cobald, meer dan tevreden: "ik bon gelukkig en ik zal het een eer reke nen, hier te mogen blijven tot het lonte- zonnetje weer boscb en wei en veld en feestdocrh hult en TT blfift zoolang u wil* wij kennen hier geen ti'd en geen maat. Onze gasten blijven ons welkom en worden geëerd, als één der eersten van ons land en zdó hoort het. Het liikt mij alles zéó vreemd en zóó nieuw CobaldVeel heb ik in het leven ge zien maar mijn oog zag nooit zoo iets moois als hier. TT zult nog meer zien. TT zult onze avonden van muziek en zang kiiwonen ter eern van II gegeven cn.ik breng u de bnodscban van onzen zeer ge- eerhied'^den h""r Burgemeester, het hoo'd van land en volk en hij benoemt u tof rid der van den gouden snoor. dn hoogst" onderscheiding in ons land en hij wil zelf komen, om u het kruis op dn borst te spelden en TT het weRem ton t" roe^eji u't^ naam van alle snoordragevs. dat zün de 2000 se'dnten, die onder mijn onmiddellijk bevn] staan. Den zal er feest zijn in het lustslot der ptri'deTS, zoeals hier na" nooit een ÉS.rsf pnmwcn werd, want reeds worden de voor- bereidendrt maatve-relnn getroffen. Het zal iets worden zoo feöriek mooi. als geen men- prhenkind ooïf zag. Het programma zal pe'-x'tterend ziin. y "ste krachten van het land onder 'de' ,*do rün uiteenondigd. leiding zal worden toevertrouwd aan den revierden en even gewerden Tomino. De beroemde zangeres Flsa: beroemd tot de vier windstreken, zal haar medewer king verleen en. De toovensar en goochelaar Mïno, die alleen rmtrodt voor uitgelezen sehaTen aan 'f hof, hii zelfs zaf in hoogst eigen per soon onwaarts sfiimo rut de heldeTP diepte en hier in hef zwakke lieht drtr hemelbol len, zim kunsten vertonnen, die pan lm' fabelachtige crenzen. TT zult het zien en U kunnen overtuigen. Fn dan zal alles baden in een zeo van licht. De heel© rots en de heele lusthof zal zich affcokenen temn het donkere woud op den achtergrond als cm kroon bezet met diamanten en smaragden. Fn van binnen? M-mr neen! Tk zal niet alles verklaunen wat de kunst onzer geleer den tot stand bracht want weet wel edele Heer: het leven der onzen is onbekend hij de grooten der aarde en wat d"ze niet kun nen, dat wordt ook niet geacht te kunnen bestaan. Neen Cobald, niet aldus moet gij epveken Onbekend maakt onbemind en onbe kend met uw kunstvoortbrengselen, met uw intiem mooi leven, moet wel de veron derstelling wekken, dat de kleine aardman netjes verre staan beneden, al staan zij ook boven de grooten der aardbewoners. Tk wacht af Cobald: mün verwachtingen ziin boog gespannen en ik twijfel er niet aan, of alles zal verre bliiven boven de maat, waarmee ik meet, daar mijn fanta sie zeker te kort schiet. Zoo zal het ziin edele gast en nu. beschouw deze woning als de nwe. Hebt ge behoefte aan 't licht van den vuurbol, die in de ruimte zweeft, ga naar buiten en zet u daar neer, waar mijn dienaars de kussens zullen neervlijen op het zachte mos aan den voet der rotsen: wilt go u ver lustigen in het winterlandschap voor D, laat het n'ituig voorkomen en geef uwe bcvplen: wilt ge lezen en n verder inwer ken in ons leven zooals hpt is en niet zoo als de menvschenverbeelding ons schetst, ga naar onze boekenkasten en.geef uw bevelen: wilt ge den tijd zoek brengen met spelleties veler soort, geef dan uw bevelen: mijn dienaars leeren U en spelen mee het spel door u gekozen: wilt ge muziek hoo- ren op vreemdsoortige snaarinstrumenten voortgebracht, druk hier op dit knonje en luister; de zaal vult zich met accoordpn zoo mivpr als kristal en als hpt water der bron, jraarin do aymfen zlcb baden en spele meien, of zoo duiver als de verkoelende dranken in zilveren bokalen U op 't feest toegediend. Doch nu ga ik, deze woning is de uwe. Doe en handel naar den wensch van uw hart. Dag edele vriend! Dag Cobald. (Wordt vervolgd). VR ARENBIJS. V r a a g 8 3. Wat is een cpxioma? Antwoord: Zoo vriendje, las jij dit woord in de Leidsehe Courant voor eeni- gen tijd en nu zou je graag willen weten, waar dit woord vandaan komt. Heb je het in school niet eens gevraagd? Jouw mees ter wist het ook wel, zou ik meed en. Axio ma is een Griekseh woord, en beteekent een onbewisfbare waarheid, een waarheid, die zoo voor de hand ligt; die zoo duidelijk is. dat ze niet hoeft bewezen te worden. 2^2 is 4: dat is een axioma. ,,Fr is een God" dit is een axioma. „Als wat leeft, moet ster ven", dat is een axioma. Begrepen? Zoek nu zelf ook eens oen paar axioma's. Vraag 84. Waar komt het woord „ba jonet'' vandaan? Antwoord: Neem eens een atlas voor je en zoek op de kaart- van Frankrijk Kijk nu eens waar „Bayonne" ligt! In deze stad nu werd in de zestiende eeuw een ver dedigingswerktuig, een wapen, uitgevonden dat weldra over de heele wereld bekend werd on met dit werktuig de stad tevens Snap .je nu het verhand tusschen Bayonne en bajonet? Weet je nog meer dergelijke voorbeelden, waar we de stad in terugvin den a's we dp naam van het voorwerp hoo- ren. Denk eensl Vraag 85. Waf ziin ..mannequins"? Mijn zuster heeft er in de bioscoop gezien Het waren vrouwen, zei ze, en geen man nen Waarom boeten die vrouwen dan mannequins? Antwoord: Jouw zuster heeft in de bioscoop heel goed gezien Manneouins zim vrouwen en wel heer chirme vrouwen Zij treden on in groote modemagazijnen, zoo- a's bi? Hirseh in Amsterdam en daar wan delen ze als reolameponnon in de groote zalen rond en tonnen dan aan do aanwezi ge dames do laatste modes "n de meest ge wilde modellen van mantels en japonnen Waarom dje vrouwen zóó h"oten. Die naam is zeer ad rem. T,uister! Man- vprruin is een Franseh woord en beteekent ledenop. Tn fig. zin iemand dirm men kan laten handelen, zooals men wil: ipmand dus zonder eigon wil. Aldus ook die dames! Ze wordnn aangek'^erl met de nie"wste model len en gen zich laten z'cn of liever gaan de modes laten 7.'en. Fn dat duurt zoo eoni- ge uren aehter elkaar steeds wisselend van nieuwe toiletten. Een gomak'-efiik haantje lijkt het mij niet en jii vriendje? De volgende week behandel ik de volgen de vraag: 1 Vvraag 88. Waf verstaat men onder „hef schin den woestijn''? Tn dit verband en als gevolg dier vraag zal ik de volgende week een art. schrijven over ..De Kameel". Voortaan zal ik iedere week'raadsels op geven. die ipder van TT voor zich oplossen kan. De goede oplossing geeft ik dan de week daaron ter oonlroleoring van hot eigengemaakte werk. O o ra W'm, CORRESPONDENTIE. Carl We sterman, T, e i d e n. Mooi zoo Carl! Jii doet je woord gestand en zoo hoort het, vooral iemand die in de T.atijnsche grammatica zoo hard studeert en voor wien het „dies lunae" meer dm een gewoon woord is. Fn het versje? Kijk de volgende week eens miin vriendje dan wintert het nog een beetje harder en zullen we zien of de Wintervorst ziin paleis ge coverd heeft met het koude ijs, zooals de dichter zingt, hé Carl! Maar.ons dich tertje'maakte er zich wat hooi gauw met een paar counletjes van de ondracht af en dat was nu juist mijn bedoeling niet. Ik verwacht dan ook een meer uitgewerkt en beter doordacht vers van ,,'t Wintert''. Dag Carl! Oh ja, die vraag wordt Ingewilligd hoor! Ik had er al over gedacht. De volgende week beginnen we. Kijk maar eens onder „Vragenbus". Jan Rtthrev, Oude Vest, Lel den. Nou Jan, dat gaat met jou cres cendo. Vast en zeker wordt jouw alleraar digst versje geplaatst. Dat-is het beste, wat ik van jou ontving. Daar is moeder vast bij te pas gekomen of is het soms beele- mual haar werk..Ik kom eens informeeren. Klik Zaterdag eensl Dag Jan! Veel groeten aan moeder en dank haar alvast in mijn plaatsl Koba Heemskerk, L ei den. Wel miin Niehtie, ook al aan het dichten gegaan? Dat heb je wis zelf gemaakt! Ik kan het zoo aan alles „prooven", dat hier geen vreemde hulp aan te pas is gekomen. Misschien laat ik het plaatsen en „Die Stouterds'' zal ik, zoodra plaats is, hun ondeugende streken laten uithalen, al was het alleen maar, om Coba een pleiziertje te doen, is niet Gootje? M. A. Ober, F r i s o s t r a a t, Lei den. De raadseltjes waren zeer goed Marietje, maar waarom ook niet aan C. meegedaan? Iemand, die zoo mooi schrijft, en zóó ordelijk werkt, en dertien jaar is, kan ook wel een verhaaltje maken. Pro beer eens mijn kind! Zul je? Tilly v. d. Kallen, LaagBo's- koop, te Boskoop. Wat heb jij in Botterdam een pleizier gehad hé Fn vond iij die anen zoo'n leuke b°eston? Ik kan me zoo best voorstellen, dat jij pen heele gezellige en vronliike vacantie gehad hebt. Jammer dat jii hii den wedstrijd met een „niet'1 uitkwam. Je had wel een priisie verdiend, vind ik. Doch met JannnTÏ zie ik je weer en dan?.komt het déieunertie vast naar Laag BnsVcou, waar een Imaaf Nichtje van me woont. Let er eens op! Dag Tilly. Groeten aan papa en maatje! Kleine Machinist, T, ei den. Zeg eens mijn Neefie. heb jij dat ver baal t.?ev zelf verzonnen? Ik zou a.s. Zater dag of over een week eens eoed toezien, ik "oloof, dat dan de kleine Machinist zijn wensch veTvnld ziet. Zie maar eens Jac- mieske! Dag jongen! Zul je vader en moe der de groeten maken! Jo Krabbel, T, e i d e n. Nog een klein hcefie eedn'd ..TJsvermaak'' komt zoo aan de beurt. Het beunt al knanjos te vriezen en dan.... begint de pret. Maak eens een verhaal van eenCe „vervolgen" zooals FlTén Bocrtee en Fmile Duvm en zoovele anderen dat doen. Jii kunt het toch ook! Dag Jo! Groetjes thuis! Jean P i e r t o t. L e i d e n. Ook nog even eeduld Jantie! Teder krimt fcün bem4t en ik zou niet granc het mooie ver- baalfie van ruim beste Npefip uit de Mners- manssfeeg lieren .laten. Neen Jeep! alles wordt replaatst. De groeten aan allo huis- genootcn. De volgende week ga ik door met het beantwoorden der brieven. Dag! Oom W i m. Do Meester-Smïd. n Na afloon van dit standje, ging de smid door met ziin werkzaamheden, terwijl de overige gezellen, door hef zoocven geziene, er lustig on los sloegen. Geen vijf minuten daarna, of daar trad een met .stof bedekte en als pelgrim gekleedc man binnen, die ook hef juist voorgevallene gezien mo"st hebben. Daar de smid niet wist, welke vreemdeling hij voor zich had, was hij eerst zeer beleefd en onderdanig, doch toen deze zich in de plaats van den zooeven wegge zondene aanbood, snrak de smid op een anderen toon pn zeide: Hoor eens hier. de knecht, dien ik daar wegioeg, was handig en sterk, terwijl uw persoon niet den ste- vigen knerht-eozel doet kennen die ik wensch: waarop de vreemdeling lachende zeide: „Probeer u maar eens met mij, het za' misschien nog wel meevallen." Nu probeeron kan geen kwaad, sprak de smid, „leg een proef van uw kunst af." De vreemdeling trad daarop de smederij binnen en liet zijn blikken eens rond gaan en zei toen lachend: „hoe heb ik het* nu? Drie van die sterke gezellen aan 't zwoegen en slaan, om een stuk ijzer te buigen en te voeden. Zoo doen wij bij ons in Gent, zei verder de smidsgezel en met nam hij een gloeiende bout uit het vuur, legde die op het aanbeeld, hamerde er wat op en nam een schaar van den muur, waarmee hij een punt aan de staaf kninte. Daarna sleep hii deze wat af aan de zijden, vülde er nlaats van voor het gevest en klonk het daarna vast, en sprak, zie zoo, de rest zal bij een strijd wel in den vorm komen! De meester beproefde daarna het zwaard en moest be kennen, dat het kunstig was afgewerkt en snrak verbaasd te ziin dat men in Vlaan deren hpt smeden zoo goed kende. De nieu we gezel werd natuurliik aangenomen en de trotsche smid was al eenmszins bang, ziih meester te hebben gevonden. Op zekeren keer, hadden in een goede bui van den baas, de knechten een vrijen dag gekregen, om ann een feest in *en na bijgelegen plaats deel te nemen, alleen de smid en de vreemde gezel waren thuis ge^ bleven. Natuurlijk dacht de smid er niet over, om ook te rusten, integendeel werkte hii nog rüsteloozor door aan een sierlijk ridderkruis. Ook de Gentenaar was aan het werk ge bleven. Onverwachts komt een krijgsman dn werkplaats binnen en zei tegen den smid: „Ik wensch dat pij zoo vlug mogelijk mijn paard van een nieuw hoefiizer voor ziet, want ik heb geen tijd te verliezen. In- tusschen ga ik in gindsche herberg mijn dorst lesschen.'' ,,'t Zal gebpuren," zei de smid, keek naar den zonnewijzer en droeg don vreemden knecht op, om het paard te beslaan. Doodbedaard ging deze naar den knol, en sloeg deze vlak boven den enkel den poot af. Bij dat gezicht rilde de smid en zag, hoe de knecht den poot tus schen de bankschroef knelde, rustig naar het vuur ging, een ijzer gloeiend maakte, het vervolgens met zijn handen boog, de noodige voTm er aan gaf, eu het aan den poot hamerde. Na deze werkzaamheden hield hij den hoef weer voor het paard, dat oogenblikkelijk genezen was. Als een jongen, die zijn laatste oortje versnoept had, stond de meester, dat kunstwerk aan to gapen. Daar snapte hij geen zier van! Dat had don vreemden maat ook in 't oog en -vroeg lachend, of die manier van be slaan hem niet bekend was? Etoile Duym Jr., Leiden. (Slot volgt). Wie niet hooren wil moei voelen. door Marietje Pelt. Het was erg heet en zoo kwam het ook zeker, dat de jongens in de klas van mijn heer zoo ontzettend loom waren. Nu Mijn heer vond het zelf ook heet en daarom deed hij dien dag gemakkelijk werk De mepster zei: „Jongens onruimen, het is nu half twaalf en dan hidden we en dan is het vanmiddag vrii". Hoera! Hoera! riepen de jongens^ Nu wilde het toeval dat de moeder van een der jongens gezegd had: „Wim als de school uit is moet je direct thuis komen." Nu Wim zei, dat hij er om zou denken Nu toen de school uit was zei een van de jongens: „Wim ga je mee zwemmen vanmiddag?" Hij maakte wel tegenwerpingen maar dat praatte de jon gens hem wel uit het hoofd. Nu, daar Wim een beetje- laf uitgevallen was, besloot hij het maar te doen. Na bij zijn vriend gege ten te hebben, trokken zij af Op een be paald punt ontmoetten zij nog meer jon gens en zij besloten om in den vliet te gaan zwemmen. Het ging zoo best, dat Wim heelemaal niet aan huis dacht. Het was zoodoende al 6 uur geworden, toen Wim uit het water ging. Hij kleedde zich aan en zou net uaar huis gaan, toen er een jongen met zoo'n woesten vaart aanzetten kwam, dat onze Wim hals over ko°p met kleeren en al in het water terecht kwam. Aan huilpn geen gebrek Er was niks aan te doen. Wim moest met natte kleeren aan naar huis. Moeder wist ni"t wat zij zag. Zii f^ok Wim gauw sehoone kleeren aan en van Ha moest hii zonder eten naar bed en Wim zijp broekje werd dien avond met de matten klopper warm gemaakt. Toen Wim 's mor gens wakker werd, zei zijn moeder tegen hem. dat als hii direct thuis gekomen had hij mee naar het zwemeonoours had mo<*en gaan. De traanties kwamen voor den da"*, onaar de les had goed geholnen en onthield ziin leven lang moeders surcekwoord. Wie niet hooren wil, moet voelen! Aan de H. Therssla. Lieve, kleine, bruid des Heeren, Foninmnne van Gods Zoon, Die veel rood' en witte rozen, Hier op aarde spreidt ten toon. Want al zijt ge in den hpmel. Aan de voeten van TTw Heer, Fier on aarde spreidt ge rozen Van Uw voorspraak op ons neer. Hier den weg van lipfde volgend, Met' als doel de Zaligheid. Fadt ge hier op deze aarde. Reeds een geur van heiligheid. Kleine roos uit Carmelsklooster Jezus' liefdekoningin, Voer ons door uw liefderozen. Eens den schoonen hemel in! Mary Sijmons. De Duive!sforen. (Legende.) Baar staat in 't vlakke Kempen!and, Een balscheut van den heiderand, Fen hooge spitse toren. Dien toren ziet men wijd en zijd. Hii doet sinds grijzen, ouden tijd, Zijn kloklcetonen hooren. De duivel, niet voor zijn pleizier, Deed hem, zoo spits, zoo rank, zoo fier, In eenen nacht verrijzen. „De duivel?" zegt ge. Ja, zoo is 't Tk las het in een oud kronist, Vraag hem maar naar bewijzen. De Herder had een Kerk gebouwd, Fn maakte plannen grootsch en stout, Voor 't bouwen van een toren. Maar wat hij zocht en prakkedacht, Hoe, 't geld daarvoor bijeengebracht, 't Was moeite en tijd verloren. De duivel sloop naar dan Pastoor, Fn lei een sluw contract hem voor, Om aanstonds te onderschrijven. „Hij, Satan, zou aan d' arbeid gaan, ,.Tn een nacht zou de suits er staan, „En eeuwig staande blijven. „Ou één conditie: dat voortaan, „Al wie des Zondaws dood zou gaan, „(Des Zondags dood) Des Duivels loon zou wezen. „Maar niet den heelen Zondag dooT, „Slechts enk'le uren Heer Pastoor, „Gij kunt het zelf hier lezen! ,.Fn welke zijn die uren dan? .,'k Zal doen al wat ik red'lijk kan,'' Zei doodbedaard de HerdeT „Van na de Hoogmis tot aan 't Lof, „Me dunkt dat loon is niet te grof, „Wat wilt ge dan nog verder? „Fn verder niets meerl Schriif nu gauw, „En morgen kroont uw torenbouw, „De golvende akkerlanden!" De Herder lacht en zet in 't end, Zijn volle naam op 't perkament, En geeft liet Heintje in handen. En werk'lijk keek den and'ren dag, Een torenspits, met spel en slag, Op de nagelegen velden. 't Was inderdaad een wonderwerk, Een sieraad, dat den roeih der kerk, Dóór de eeuwen zou vermelden. Maar toen de naaste Zondag kwam, Schoot Satan uit zijn hellevlam, Om op een ziel te loeren. Juist lag een boer gevaarlijk ziek; En heete koorts met rheumatiek, Zou wis naar 't graf hem voeren. De Herder zong aan 't eind der Mis, Zijn eerste Missa flink en frisch, Of niets zijn kalmte stoorde. Maar zonder een minuut verlies. Begon hii dadelijk 't T.of. precies, Of 't werkelijk zoo hoorde. Dat was voor zwarten Hein een streep. Door ziin contract, en hij begreep, Dat 't best was weg te snellen, Fp van dien slimmen domspastoor. Tn 't hellevuur, al de eeuwen door, Geen woordje te vertellen. Fn daarom wordt no"* in die streek, Des Zondags na de Mis met preek, Terstond het Lof gezongen Want dankbaar juicht de heideboer. Al lag de duivel op do loer, Wij" zijn den dans ontsprongen. Catootje de Haas, Kort Galgewater 9, Leiden Novembermaand. Het leven kwijnt, De zon verdwijnt, 't Wordt triest en vreemd. In tuin en beemd. Zoo kaal en kil, Zoo troostloos, stil. Want vogelzang, Vervloog reeds lang. De wind uit Noord, Jaagt gierend voort, En gooit in 't nat, Het Iaatkte blad. Vooi£>ij, voorbij. Het schoon getij! De winter is aanstaand 't Is al Novembcmaand! Johanna v. Tol, Kortesteeksterweg 43 Alphen aan den Rijn. Hans en de vischjes. Hanzeman lag te turen, Aan den koelen vijverrand, En hij telde al de vischjes. Die er zwommen langs den kant. „Vischjes, och, wat zwem je aardig'', Soesde hij. één oog half toe. „En zoo vlug, je bont^zoo onder, Worden jullie dan nooit moe?" „Ja ,t moet toch wel heerlijk wezen', Steeds in 't water! en zoo frisch! En een zucht ontsnauf aan Hansje; „Was ik ook toch maar een visch!'' En hij buigt zich wat naar voren, Iets te veel misschien, maar, plas! Hans heeft gauw zijn wensch verkregen, Of hij nu tevreden was? De arme sukkel gilt on snarl elf En bereikt versuft den kant. Hij verwenschte alle vissollen. Drommels, wat had Hans het lancl! En nog dikwijls aan den vijver. Schoon ziins vaders streng verbod! Vind ik Hans, die niet. meer zucht nu, Naar het treurig visschenlnt Johanna v. Tol, Kortesteeksterweg 43 Alphpn aan den Rijn. Klein Jantje. Klein Jantie stak het hoofl omhoog, En stnute h1" met schitterend nog. Waarom? Wel .Tantie had voor d' eersten keer, Een broek aan als een groot mi'nheef. Daarom! Klein Jantie deed, of m' in de stad. Nog «men mi'nheer, als hij wqs, had. Waarom? Wel, wij'hij zakken droeg, de vent, En in een zak een halven cent! Daarom! Trotsch bleef hij voor een snicml stnan, Maar.won opeens aan 't huilen gaan. Waarom? Hij zag een mannetie in 't glas, Die net deed of het Jantje was! Daarom! Jan nam den spiegel met een ruk. En wierp hem op den grond aan stuk. Waarom? Wel, d' andere Jan daar in die ruit, Hij moest gauw "fveg die nare guitl Daarom 1 Nu kwam Mama tóe op 't gerucht, En.och! toen volgde er nog een klucht Waarom? Wel, zii trok Jan's broekje strak, 1 En sueeldo een poosje: tikketak! I Daarom! Zoo is het onzen Jan gegaan! Hij dacht er later altijd aan. En nenit heeft hij het weer geda°n Wat? Wel dat! Waarom niet? Daarom niet! Truus van Riel, Hnei\lsli'aat-& Noordwiik aan Ze®.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 14