REBUS i i "L Als niet anders wordt aangege- ■ró'heeft in deze week iedere H. Mis Ulo- Credo en de gewone Prefatie. ZONDAG 1 November. Hoogfeest tt Al 1 e r h e i 1 i g en. Geboden te vie- al» Zondag. Mis: Gaudeamus. 2e gebed laatste Evangelie van den 22sten Zon- Pinksteren. Prefatie v. d. Aller- jilgste Drieëenheid. Kleur: Wit. Yij zijn hier op de wereld eigenlijk niet js, uiaar als in den vreemde. Ons waar jerlaud is de hemel. Daar is God, onze iailor; daar is Maria onze Moeder, daar alle Heiligen, onze broeders en zus- in Christus. Daar moeten wij dikwijls onze gedachten heengaan, vooral op n plechtigen Herdenkingsdag van alle giügen, over wier geluk en heerlijkheid, beschreven dor den H. Joannes (Epis- wij ons allen verheugen (Introitus). irislns roept ook ons (Alleluja-vers) wijst "ons in'het Evangelie op de mid- in tot, onze heiliging. Bidden wij tot op dezen vierdag van Allerheiligen, it Hij mede door hunne voorspraak en d hunne verdiensten ons overvloedige oade geeft om heiligen te worden. (Ge- MAANDAG 2 November. Gedachte- ij van alle geloovige zielen, lafenis der geloovige zielen mogen de vandaag drie H.H. Missen op- jeen. Als le Mis wordt genomen de Mis de gedachtenis van alle geloovige zie- Als 2e Mis: de Mis als op een Jaar- |ijde. Als 3e: de dagelijksche Mis voor Overledenen. In alle drie H.H. Missen [hls éón gebed en de Sequens: Dies Prefatie voor de Overledenen. Kleur: ra r t H.B. Wordt een der drie H TI Missen wngen, dan wordt voor de H Mis ge- ifcl het Misformulier als op de Gedach- is van alle geloovige zielen, ook al gaan ei stille H.H. Missen vooraf. Dan is de eordc: 2, 3, 1. 1INSDAG 3 Nov. Mis v. d. vorigen tol Zondag na Pinksteren: Si [uitatis. Geen Gloria. 2e gebed v. h. erheiligenoctaaf. 3e v. d. H. Geest. Geen edn. Kleur: Groen: lok is geoorloofd een H. Mis van een onder het Octaaf van Allerheiligen: Bfiamus (als op 1 Nov.) 2e gebed v. d. idag, 3e v. d. H Geest, itleur: W i t. Maria, H.H. Negen Koren van En- Apostelen, Profeten, Martelaren, ip Maagden en gij alle Heiligen, roept naar het Vaderland! WOENSDAG 4 Nov. Mis v d. IT Cn- lus Borromëus Bis hop en B e I ij d e r. Sta- 2e gebed v. h. Allerheiligenoctaaf, d. TT.TT. Vitalis en Agricola, Marte- in. Kleur: W i t. len 2en October 1538 werd de H. Caro- op het kasteel van Arona geboren. Al {dig openbaarden zich in hom de voor men van heiligheid. Studie was zijn ing; zijn grootste genoegen smaakte in godvruchtige oefeningen en fn de panning zelfs straalde zijn ijver voor eer en den dienst van God door. Te waar hij studeerde aan de Univer- I, leefde hij, te midden van losbandige enlen, onschuldig en zuiver: zijne vei- eid en behoud zocht en vond hij in de ndoring en in het gebed. 23-jarigen leeftijd Aartsbisschop van lan geworden en door den Paus belast nog vele andere gewichtige en hooge volbracht hij zijne bezigheden met moesten ijver, terwijl hij bij alles als stelde: de eer van God en het heil der Kerk Zeer veel heeft Carolus gedaan de voortzetting en voleinding van Concilie van Trente en na het Concilie de hij voor de invoering van de be- m in zijn bisdom. ine liefde voor de hem toevertrouwden vooral aan het licht tijdens een pest- anie in Milaan. Persoonlijke bezocht de pestlijders en diende hun eigenhan- de laatste H.H. Sacramenten toe. Den Nov. 1584 stierf de H. Carolus, met de n on hot hart ten hemel verheven, on kel uitspreken van de woorden: Ecce Zie ik kom, in den ouderdom van en, na 24 jaar de Kerk van Milaan :urd ie hebben. NDERDAG 5 ov. M i s. v. d. 5en dag er het Allerheiligenoctaaf: Jeanius. (als op 1 Nov.) 2e gebed v. d. 'eest, 3e voor Kerk of Paus. Kleur Wit. de zuiveren van harte, want zij ®God zien; zalig de vreedzamen, want illon kinderen Gods genoemd worden; die vervolging lijden om de gcrech- want hun behoort het rijk der he- (Communio). 'IJDAG. 6 Nov. Mis v. d. 6 en dag V het Aller heiligenoc- Gaudeamus. 2e en 3e gebed als gis- l| Kleur: W i t. koe glorievol is het Rijk, waarin met 'us alle Heiligen heerschen! Gekleed 'o kleederen volgen zij het Lam ffaar het gaat. B^ag is ook geoorloofd een votief- H Hart van Jezus. Mis: Misere- ■IZie in hot Misboek achter do maand Wona en Credo. Prefatie v. h. Kruis, f-Wit 7 Nov. Feestdag v. d '"ibrordus, Bisschop en y d e r. H o o f d p a t r o o n [5(h eBisdom Haarlem, aiuif. (Zie in het Eigen der Heili- nn het Bisdom Haarlem). Kleur: j'pnjarige voorbereiding voor den gF^hen arbeid in de Abdij der Bo- u3_v_"? Rathmelgisi, landde in fi90 lvln?e ^'illibrordus met elf Gezellen 1 -tegenwoordige Katwijk. Na zich H r1n r"pijn van Herstal, Hof- wk'\ri-ank°n' verzekerd te hebben, L t v'hlibrofd eerst beneden, later L "D ™in het ware geloof. Op ver- L jPepijn liet hij zich te Rome E. Artsbisschop der Friezen, om r "'ger te kunnen arbeiden. Als ze- tolstad koos bij Utrecht, waar hij In zijn ijver voor de vestiging v. h. ware geloof en de wetenschap een kathedraal boufrde ter eere v. d. n. Martinus en daarnaast een kloosterschool. Te Vlaardingen, Oegst- geest, Velsen, Petten en Heiloo bouwde hij kerken. Den Ton November 7.39 stierf Wil- librord te Echternach (Luxemburg) waar zijn lichaam is begraven in de door hem gestichte Abdijkerk. Bidden #ij vandaag tot den Heilige om de bekeering *an ons hem zoo 'dierbaar va derland. ALB. Mi KOK. Lisse. pr. vooral 's Zondags, als we naar een ker mis moeten. Maar gaan doen we toch. En we hebben nu samen aan 't overleggen geweest. Als we nu eiken Zondag ook eens Onzen Lieven Heer ontvingen? Dan zouden wc toctfi al een eind verder komen? En uw gedacht daarover? Mijn brilglazen begonnen te schemerc-n en met zijn kneukels vaagde Booiken aan zijn oog. „Dat pakt me", zei hij, „want 't is gemeend." Als de liokenszangers ooit naar een patroon vragen, dan stem ik voor Booi ken. Later, wel te verstaan, als wij daar boven zullen zijn en Booiken daar zal zingen. „De Boer." Dr. TH. VAN TICHELEN. ZIJN BANK. Is 't er, moeder? Zoo gauw gaat het niet. Zoo dan? Nog te vlug. En dan, je moet niet te veel met de gewichten peuteren. Kijk eens, de slinger gaat nog op zij. "Wat een pech- Geef me' even je breinaald. En zich met moeite op de tafel hij- schend, opent vader Hurtu de deur van het groote uurwerk, maakt den slinger, die uit zijn as geschoten is, los en tilt dan heel voorzichtig de zware gewichten, die het slag- en uurwerk regelen, naar omhoog. Nu zal hel wel goed zijn. llij wilde juist van de tafel afkomen, toen de huisdeur met geweld werd ge opend en, met zware, morsige laarzen de plavuizen bevuilend, stapte zijn zwager Beaupon naar binnen. Welnu, vadertje, weet je wal er ge beurd is? - Wat dan? Do pastoor heeft ons een poets ge bakken. De pastoor? Vertel eens. -Hurtu, dje niets-van den pastoor heb ben moest, o, heelemaal niet, kwam naar beneden, wreef do ruige handen en, zelfs zonder eerst de klok te sluiten, plaatste hij zich met gefronsde wenkbrauwen ca gebalde vuisten voor Beaupon. Vertel, maar vlug er mee. Welnu dan. De vrouw van Four- naille gaat te biechten voor AllerhciligeTi. Maar vooruit, ter zake. Ik ben er, ter zake. Maar als je me zin voor zin uit de keel wilt halen, dan is het niet de moeite waard verder te gaan. Ga door. Dan moet je me niet meer in de rede vallen. Ze was dan gaan biechten bij den pastoor en zeide daarna: Sedert drie jaar al heeft u ons een bank beloofd, in do kerk, maar die komt maar niet lederen Zondag ga ik naar de Mis met mijn man en kinderen, en dan moeten we maar zoeken om ergens een plaatsje te vinden, en dat is vooral om dol te worden, als men ziet, hoe er een bank altijd leeg is die van Hurtu. Heeft ze dat gezegd, de vrouw van Fournaille? die van Hurtu? -Ja, en daar komt ze rond vc. - if. E-n de pastoor? Wel, de pastoor heeft haar geant woord: het huurcontract van Hurtu is juist van avond geëindigd. Als gij die bank hebben wilt, dan laat ik ze u. Nu, begrijp je de poets. Vrouw Fournaille is er dadelijk op aangevallen. Niet mogelijk. Absoluut waar. Mijn bank? Onze bank. We zijn er, zou men zeggen, uitgejaagd en ingeloopen ook. Misschien was het goed er een woordje met den onderwijzer over te spreken. Maar de oude Hurtu luistert zelfs niet eens meer. Hij komt en gaat in de gTOote keuken op en neer. Men heeft zijn banR verhuurd. De fa- miliehank reeds van af? En hij denkt bij zichzelf. Ze zijn zich al sedert tweehonderd jaar in het land komen vestigen: dus tweehonderd jaar, dat ze de bank hebben. Hij gebruikt ze wel nooit en zijn vrouw ook niet: want hij verafschuwt de pas toors. Maar dat is nu zijn zaak, van hem, Hurtu. De bank is van hem. En ze zal van hem blijven. Wacht eens, de pastoor. Mclanie, mijn stok. Waarvoor? Mijn stok. Je gaat toch niet iemand een onge luk doen? Mijn sto-sto-stok. Als ik toch iets zeg. Een oude pastoor was bezig zijn tuin om te spitten. Een boer in blauwen kiel, klein, breed gebouwd, met hoogrood gezicht en zeer verontwaardigd. Do pastoor heeft hem niet hooren ko men. Met den voet op zijn schop werkt hij geregeld door; hij haalt de kluiten uit den grond, breekt ze open, trekt er de wortels uit, maakt ze gelijk. Daar draait hij hel hoofd om, want hij hoort iets ach ter zich als een dof gebrom. Meneer pastoor. Ab, kijk, ben jij hier, Hurtu? Ja, hier ben ik, en nu? Wel, en nu, nu zal ik een streepje icea Oplossingen van deze rebus moeten vóór Donderdag 5 November 's middags 12 uur, op óns Bureau zijn. Onder de goede oplossers worden twee prijzen, nl. twee mooie bloemvazen, verloot. aan den balk zetten. En ben je niet bang, dat de pastorie je op je hoofd zal valen? Het is zeker wel vijf jaar geleden, dat je er geen voet meer in gezet bebt, niet waar? U moest wel begrijpen, dat ik zou komen. Heelemaal niet. Als men iels aan iemand ontstolen heeft. Heb ik je bestolen? Ik? Dat weet u toch immers well In ieder geval toch niet je reputatie als goed' christen. Neen, het is mijn bank. AL, kom je voor je bank. Maar je moest blij zijn, dat is zes frank minder, die je aan den pastoor moet geven. Daar gaat liet niet om. Hoor ik hier thuis of hoor ik hier niet thuis? Kom je in de Mis of kom je er niet? Dat is mijn zaak. Ja, zeker. Maar het is ook mijn zaak om in de kerk eens een einde to maken aan een voortdurende ergernis. Jouw bank bevindt zich precies tegenover den preekstoel en ze blijft altijd leeg. Ik ben voor de juiste verhoudingen. Alleen zij hebben een bank noodig, die haar gebrui ken. Welnu, jij gebruikt de jouwe nooit, dus neem ik ze je af. Daar hebt u het recht niet toe. Ik heb een pachtcon tract. Dat verviel juist gisteren. U weet wel, dat ik dat elk jaar ver nieuw Ik weet ook, dat je dat niet meer waardig bent. Je gaat om met het schuim van het land. Je zoon heeft zijn Eerste H. Communie niet gedaan. Als je het durfde, zou je me spuwen, en een plaats te hebben voor God. in de kerk. Neen, je bent brutaal. Ik heb brave christenen drie jaar moeten laten wachten, dat is nu genoeg. En wat nu? Wat nu? Wat bedoel je daarmee? Zet u me aan de deur? Heelemaal niet. Je bent er zelf uit gegaan. Ik behandel je, zooals jij jo eigen behandelt. En dan, weet je, vriendlief, om te eindigen, een vriendenraad. Je moet eens veranderen. Ik vind je erg volbloedig, het deugt je heelemaal niet om borreltjes te drinken met den meester. Wees voor zichtig, dat Onze Lieve Heer je niet komt halen eerder dan je denkt. Nu kun je gaan. Ik mot dit stuk van avond nog om spitten. Is dat uw laatste woord? Zeker, dat is mijn laatste woord. En Hurtu gaat heen, heel alleen op het kiezelpad rond den kerkmuur, waar tegen zwarte en witte graven zijn. Terwijl hij naar de kerk kijkt, voelt de oude een vreemde gewaarwording in zich opkomen. Tot nu loe was zijn verhouding tegenover haar wat prullerig. Nu wordt de zaak ernstiger, 't Is een finale breuk. Gisteren bezat Lij nog twee woningen: de zijne en de kerk. Nu verliest hij er een, de voornaamste misschien. Gisteren was hij "hier thuis. Voortaan zal hij er zich vreemdeling voelen. Dan klimt Hurtu de trap op, gaat naar binnen en kijkt, zooals men de dingen be ziet, die men verlaten gaat. De kerk is eenzaam, stil er hangt een sfeer van ingetogenheid; het kleine licht geeft een zachten schijn bij de invallende duisternis. Alles is gebleven als vroeger: het oude klokkentouw hangt nog over de zelfde oude steenen en de boomen van hot kerkhof strijken nog steeds langs de boog vensters. Langzaam loopt Hurtu de kerk door, bekijkt de steenen heiligen, de i'i-'o altaren en bevindt ach op<jens als in stinctief voor de bank, die niet meer van hem is. Het is bier, dat zijn voorvaderen gebo den hebben, het hout draagt nog de spo ren van hun knieën en ellebogen; alle woorden, die hij hier hooft gehoord; mis schien de tranen, die hij hier heeft zien vloeien. Dat loketje? Zijn moeder heeft dat laten aanbrengen voor haar dik mis saal Het is hier, dat ook hij gebeden heeft, bij zelf, toen bij nog bidden kon. Hier plaatslo hij zijn kinderen 's Zondags in de Hoogmis. Wat lijkt dat alles lang geleden. Wat een zielenbedorf sedert. Wat oen herinneringen worden bij hem gewekt, al leen door het zien van die plaats, die op gehouden heeft de zijne te wezen. En, vertrekkend, is het wijwater, dat hij instinctmatig genomen heeft. Is het van emotie of van woede? Is het de her innering aan vroeger dagen? Maar er is zoo iets als een traan, die valt op de witte snor van den boor. Hij heeft zijn bank verloren. PIERRE L'ERMITE. STUIVERS WAARDE. Ze zaten buiten, bij Royal, in de gemak kelijke tuinstoelen. Dat was een prachtig zitje daar. 'n Reusachtige nolenboom spreidde breed zijn takken en gaf rijkelijk schaduw. 'n Heerlijke zomerdag! De lucht was zoo hoog, zoo blauw. Geen wolkje dropf. Eón eindeloos blauw-strak veld, was de span nende hemel. Do zon scheen in gouden stovenden gloed. Zo glansde op de fijne grassprietjes, weerkaatste in de glasruiten, deed de holroode grijsblauwe pannen der daken opblikkeren van schel licht en scheen recht op de hoofden der moeë, loo- me menschen. Warm, zoo warml 'n Fleschje Victoriawator, 'n gemakkelij ke stoel, een koel plekje onder een schaduw rijken boom, dat was, op dezen broeienden zomerdag je ware! En daarom genoten de twee hoeren bij Royal dan ook eens in tens van do schaduwkoelte on de vredige tuinrust rondom. Praten deden ze niet veel: het was er te warm voor. Daar passeerde een werkman, die met loome voeten ging door het stovende zon netje. Geüg-bleek was de kleur van zijn gezicht. De hoekige schouders waren hoog- getrokken. Mager leek het moegewerkte lijf De twee in do gemakkelijke tuinstoelen ko ken henf na, 'n medelijdenden glans in de oogen. Ze hoorden den scherpen, drogen kuch, die hol opklonk uit de ingevallen borst en hun modelijden werd nog grootor „Da's weer een slachtoffer", zei Henk Vermeer, zacht „ocharm! Hoorde je hom bceslen? Misschien heeft hij wel 'n gezin te onderhouden!" „Waarom gaat hij dan niet naar 'n sanatorium! Wellicht kreeg hij daar zijn gezondheid térug.Waarom.." „Omdat er gebrek is aan geld", ant woordde Vermeer kort. „Daarom zal die tobberd er misschien 't leven bij inschie ten!" Er lag 'n oneindige droefenis in zijn stem Do andere schoot in protest recht in zijn stoel. En mót rolde er een stuivertje uitzijn vestzakje.'t Vierkante muntstukje maakte onbeholpen eanige wentelingen en bleef toen liggen midden in een zonneplek- je. Daar lag het te glanzen en te glinsteren. „Van jou", wees Vermeer. De andere maakte 'n ongeduldige bewe ging met de hand. ,,'t Is maar een stuiver", zei hij achteloos, „laat maar liggen!" ver tel me liever, hoe hef komt dat zoo'n tob berd van daarnet zijn dure gezondheid niet terug kan halen omdat er gebrek aan geld is." Als antwoord stond Vermeer op en nam het vierkante, glinsterende stuivertje in de hand. „Als alle mensehen het kleine achtten en het voor de arme lijders aan de gevrees de ziekte spaarden, zouden er heel wat meer menschenlcvcns gered kunnen wor den." De andere keek ongeloovig en minach tend naar het muntstukje. ,,'n Stuivertje! Wat zouden ze daar in Godsnaam mee kunnen beginnen? Vijf cent! 't Is immers niets!" Vermper ging het hotel binnen en zocht op de leestafel het laatste nummer van ZonnebloemenDuidelijk kenbaar aan zijn kleurigen, sprekenden omslag, had hij het spoedig gevonden. Ilij sloeg het open, wees met zijn vinger een zinspreuk aan en reikte het dan zijn vriend over. Deze las: „De ketting, die een mcnsclienleven kan redden, bestaat uit 525 schakels van een stuiver waarvan niet éón mag ontbreken." 't Was even stil tüsschon de twee. Toen zei Vermeer: „Begrijp je hot?" „Eerlijk gezegd: niet te best! Vermeer zocht in zijn portefeuille en haalde er een groengeklourden dubbelge vouwen kaart uit. „Dit is een zegelknart", verklanrde hij. Hierop moet elke week een zegel van een stuiver geplakt worden. Indien er nu 525 menschen daartoe bereid gevonden worden, kan er doorloopend een patient in Berg en Bosch verpleegd worden. Die 525 menschen stellen dus Herwonnen Levenskracht door loopend in staat, aan zoo'n armen tobberd zijn dure kracht terug te geven. Maar dan moeten die 525 ook allen trouw op hun post zijn. Niet óón mag ontbreken. Begrijp je het nu?" „Ja dat wel! Maar 't lijkt me zoo'n moei te elke week zoo'n simpel zegeltje to plak-- ken. Dan kon je veel beter 2.0fï fflséns geven. Dan was je er voor een vol jaar af. „Ja jongen! Dat zou wel kunnen gebeu-» ren! En dat gebeurt ook! Maar de meeste menschen schrikken voor het bedrag terug, terwijl één stuiver per week gemakkelijk gemist kan worden. Ook jij zou op oen ge geven oogenblik zeggen: 2.fi0 is me lo veel. Ik schei or aan uit". Geloof me, om op dit gebied werkelijk goed te doen moot je het telkens er telkens weer offeren van hot kleine niet schromen. Dat is de zekerste weg." Op den blinden muur, tegenover den tuin van het hotel hing 'n groote plaat aan geplakt: 'n verpleegster, die zich liefdevol boog over een ziek jongetje. „Helpt ons levens redden! Steunt ïïcr-< wonnen Levenskracht". Venneer wees er op met uitgestrekten* arm. „Kiik, daar lees je. wat ie te doen hebt. Terwille der naastenliefde ben ook jij ver plicht te helpen wat je kunt" Hij sprak vol enthousiasme. „Wat ben jij een vurig propagandist", antwoordde de vriend verbaasd. Maar zeg 'ns. wat doe jij zelf om Herwonnen Le venskracht te steunen?" „Veel te weinig" bekende Vermeer bc-' scheiden, „het doel is zoo groot en toch ach'.en wij dikwijls de geringste moeite daarvoor nog fe veel. Is dat werkelijk geen schande? Verbeeld je, dat we zelf ziek waren! Hoe zouden we er dan naar hunkeren om uitgezonden te worden naar het sanatorium! En Als dat niet ging door gebrek aan geld, hoe zouden we dan de achteloosheid der menschen vervloeken. Achteloosheid noem ik het, want als ieder wat meer aandacht schonk aan het heer lijke doel, en zich elke week liet kleine geldelijke offertje getroostte.dan zou den er niet zooveel tohbers ten onder gaan, door gebrek nan tijdige hulp. En wil je nu weten wat ik zelf doe, ten bate van Herwonnen Levenskracht. Eerstens plak ik elke week trouw mijn zegeltje van vijf cent. Twoedens: heb ik een abonnement op Zonnebloemen. Derdens: koop ik trouw het bloempje dat me door jonge dames in naam der vereeni* ging op bepaalden datum wordt aangebo den. Vierdens: leg ik nu en dan in een royale bui. 'n dubbeltje of 'n kwartje ter zijde.... tot ik een redelijk pos'f wisselt je jieh. Dat gaat dan naar Drift 12. Utrecht. Vijfdens maak ik propaganda wat ik kan! Toe jongen, je moet het ook eens proj hoeren! 't Zal je niet armer maken, maar rijker.... rijker aan Gods zegen. „Wat gij den minsten dor Mijnen doet, dat hebt gij Mij gedaan". Even zwegen heiden. Toen nam Vermeer liet vierkante stui vertje in de hand en liet het glanzen en schitteren in gouden straal van zon „Wat dunkt je?" vroeg hii zijn vriend. „heeft het waarde of niet? Zal ik het maar weer in het zand laten rollen '-f.. „Geeft hier. Vermeer! Dok Ik word 'n trouwe zegelplakker. Kun jij me niet op geven?" Vermeer zocht in zijn portefeuille. 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 13