worden aan alle geloovigen en die be wijzen, dat de Kaholieke Kerk dezelfde kracht bezit om persoonlijke heiligheid voort te brengen als in vroegere eeuwen. Niets is meer verootmoedigend, niets meer vernietigend voor onzen hoogmoed, dan de geschiedenis van die Heiligen. Deze dwingt ons, ons op de knieën te werpen, op do knieën in het stof te zeggen: Miserere nobisI Maar er is ook niets meer verheffends. Want deze geschiedenis is een Sursum corda, dat onze harten en onze blikken doet rijzen naar de eeuwige ber gen, ja, naar hunne hoogste en schitte- rondsto toppen; zo verheft ons uit den walm der aarde en laat ons de kristal heldere lucht der eeuwigheid inademen. Zo laat ons hot grooto wonderwerk aan schouwen Gods kracht volmaakt in menschelijkc zwakheid. God verheerlijkt in Zijn getrouwen! Wij beminnen het gedicht om zijne schoonheid. Behoorden wij dan ook niet deze geschiedenis te beminnen, wier wer kelijkheid veel wonderbaarder is dan het wonderbaarlijkste gedicht? Behoorde zij niet lectuur te wezen in elk Christenhuis? Behoorde niet iedere predikant in zijn bi bliotheek do levensbeschrijvingen te be zitten van Johannes Vianney, pastoor te Ars, van Bon Bosco en van Camille de Beauregard? Zou het geen zegen zijn, als wij aan onze jonge meisjes het boek over Gemma Galgani, de parel van Lucca, of „Do geschiedenis eener ziel" van Socur Thérèse de PEnfant Jésus in handen kon den geven? Of als onze jonge mannen het leven konden leven van Gabriël a Matre Dolorosa of van Pator Damiaan, die onze eigene tijdgenooten geweest zijn en wier namen als sterren schitteren aan den hemel der Katholieke Kerk? Dit zou een winst zijn voor- ons geeste lijk leven, en het zou ons toonen en ons leeren, die Kerk met andere oogen en in hnar waar licht lo beschouwen, en haar te beoordeelen gelijk zij het verdient. Of heeft niet het Christendom in het leven dier Heiligen zijn schoonste bloemen zien ontluiken? Zijn er in de Katholieke Kerk millioe- nen en nog eens millioenen vromen, wier loven Christus is, zoo zijn er daar zeer zeker even zoovelen bereid om voor Hem te sterven, al is ook de kroon der Marte laren gelijk die der Heiligen enkel voor do uitverkorenen onder de uitverkorenen weggelegd. De Kerk der Beiligen is ook de Kerk der Martelaren, en het getal van hen, die in de pas vervloden eeuw alleen hun lief- do tot den Verlosser met hun bloed ho- zegeld hebben, is niet gering geweest. Vele honderden hebben verre, op de missi"vol den, den palm dor martelaren gewonnen, onder wie vele bisschoppen, priesters en ©rdezusters zijn, tegelijk met scharen van christen-inboorlingen. Op hen volgen zij, die geleden hebben en gedood zijn onder don knoet van het Czarendom, en nader hand onder de roode ster der Sovjets. En het geduld, waarmede deze bloedgetuigen zelfs het zwaarste lijden hebben uitge staan, de begeestering, waarmede ze den pijnlijksten dood ondergaan hebben, voe ren de gedachte terug naar dat Martelaar schap, dat den weg der eerste Christenen door de wereld maakte tot een via dolo rosa, maar ook tot een via triumphalis. En deze Kerk zou niets anders wezen dan een graf, dan een woning des doods? Ja, als dit alles een teeken van dood is, dan weet ik niet, wat dood wel zeggen wil. Dat de vrome Katholieken evenmin als de vrome Protestanten zonder fouten en gebreken zijn, behoeft wel niet gezegd te worden. De Katholieken zelf zijn zonder twijfel de eersten, om dit bereidwillig te erkennen. In de Kerk, waar de boetvaar digheid een Sacrament is, eu waar men zich van de zonden in de biecht-beschul digt, is het bewustzijn van schuld onein dig dieper en levendiger dan bij ons. Dat niet alle Katholieken geloovige Christenen zijn, en dat er ontzaglijke massa'S gevonden worden, die in deze tijden van atheïsme en materialisme van de Kerk afvallen en haar alleen met name toebehooren, terwijl zij in werkelijkheid haar vijanden zijn, misschien hare ver volgers, weet iedereen. - De Katholieke Kerk verdeelt immers zelf hare leden in „praktizeerendo" en „niet-praktizeerendc" leden van hare gemeenschap. En gelijk Rachel hare kinderen beweende, zoo be weent zij do zielen, „die dood zijn door do misdaden en de zonden." Maar de Kerk zelf is niet dood, omdat velen harer kin deren dood zijn; gelijk de oude boom, wel ke do stormen van zoovele jaren getrot seerd heeft, niet dood behoeft te wezen, omdat een deel zijner takken verdord is. En dit moet men niet vergeten, dat juist bij die Katholieke natie, waar de afval het grootste geweest en de goddeloosheid het verste gegaan Is, hot godsdienstige leven onder do geloovigen dieper en rijker is en heerlijker vruchten draagt dan op eenige andere plaats in de gansche Chris tenheid. Neen, de Katholieke Kerk leeftl Negen tien eeuwen hebben getoond, dat ze nooit dood geweest is, al heeft zo bare perioden van zwakheid gehad, hare jaren van da ling in het geestelijk leven. De 20ste eeuw vindt haar nog in leven. Haar gebed en aanbidding; hare getrouwheid aan de in do Schrift geopenbaarde waarheden, de waarheden, met dewelke het Christendom staat of valt: de herleving van het vlijtig gebruik, dat de Oude Kerk maakte van het Sacrament des Altaars, de hoogste vorn^ van onze vereeniging met God, zoolang wij in deze stoffelijke wereld leven; hare werken van liefdadigheid, welke zich uit strekt tot de diepste diepten van de men- schelijke ellende en hare zending onder de Heidenen, welke onoverzienbare land streken omvat; het opvoeden en voort brengen in alle landen en onder alle vol ken van vrome zielen, die in woord en daad de christen-godsdienst in beoefe ning trachten te brengen, en de scharen van religieuzen, die in of buiten het kloos ter leven In verzaking van alle heerlijk heid der wereld, terwijl ze tevens het zout der aarde en het licht der wereld zijn; de daden der Heiligen en de dood der Marte laren; wat Is dat alles anders dan een teeken van leven? Ja, dit zijn teekenen, die klaar en dui delijk toonen, dat de Katholieke Kerk bin nen hare muren „het leven met Christus verborgen in God" bevat. Het zijn open baringen van eon geestelijk leven, zoo ge zond en zoo frisch, zoo vol van heilige kracht en zoo bloeiend in hare schoonheid, dat men wel betwijfelen mag of eenige andere Kerk in de geheele wereld op iets dergelijks wijzen kan. En, gaarne of niet gaarne, is men gedwongen te gelooven, dat, gelijk de Katholieke Kerk de eerste was, zij ook de laatste wezen zal en al het andere overleven, dat den naam van Kerk draagt." VALLENDE BLAREN. Hoe zeero vallen zo af, de zieke zomerblaren; hoe zinken ze altemael die eer zoo groene waren te grondewaardl Hoe deerlijk zijt gij ook nu, boomen al, bedegen hoe schamel, die weleer des aardrijks allerwegen de schoonste waart- Daar ,valt er nog een blad, het wentelt onder 't vallen, den alderlaatsten keer, en 't gaat de duizendtallen vervoegen thans; Zoo zullen ze een voor een, daarin de winden bliezen .vol luider blijdzaamheid, nu tonge en taal verliezen en zwijgen gansch. Hoe zeere vallen ze af. onhoorbaar in de lochten, en schier onzichtbaar in de natte nevelvochten der droeve maand, die, 't ijzervaste speur ontembaar ingetreden, die al d' onvruchtbaarheid die al de vriendlijkheden des winters baant I Daar valt er nog een blad. daar nog een, uit de bogen der hooge boomenhalle. en 't dwerscht den onbewogen Octobermist, 't en roert geen wind geen een, maar 't leken, 't leken tranen, die men gevallen zou uit weenende oogen wanen: één kerkhof is 't! GUIDO CEZELI.E. JE BENT NIET G0E0 WIJS! Toen vadertje Melot het laatste drupje uit zijn koffiekopje had opgeslurpt, haal de hij zijn ncuswarmertje te voorschijn: een oud, pijpje van wilde kers. kort, dik, stevig en doorgebrand zooals zijn meestor. Maar neef Maillet protesteerde: Het is vandaag zeker niet warm ge noeg geweest, dat je met de pijp nog meer warmte aanbrengt! Melot glimlachte stil voor zich heen, streek een lucifer af, stak aan, duwde de tabak naar beneden, stak weer aan op nieuw. en toen, met genot, deed hij de blauwe damp naar boven krinkelen,'naar den donkeren hemel, waar als een dia mant de avondster al te flikkeren stond. Het was een uur vol zaligheid.... de dag was uiterst afmattend geweest.... de natuur, moe van het licht, scheen in gul zige stilte de komende frischheid ito te drinken. Langzaam aan begon de conversatie te verstommen De boer, zijn vrouw, hun zoon, semina rist en al in den toog, de nicht, Maillet uit Parijs, Jupiter de hond en Mefflo de poes, allen deden als de planten en gaven zich over aan de groofe rust, die met de avondkoelte over 't vermoeide land neer daalde. Alleen neef Maillet was zenuwachtig. Is het de pijpenlucht die zijn Parijsche her senen prikkelt?.... Heeft hij hinder van de digestie?.... Of scheelt hem iets an ders?. Maar hij loopt op en neer voor het prieel, waarin gedineerd werd, de twee handen op zijn rug, tusschen z'n vest en z'n jaspanden.... en de jaspanden gaan op een neer, springen in do hoogte, val len weer terug, zenuwachtig evenals hij zelf in de algemeene rust.... Heb je vlooien?.vraagt hem ein delijk madame Maillet. Neen, waarom vraag je dat? Omdat je geen minuut stil bent!.... Gekriebel in de beenen!.... aan staande pastoor. kom. kun je niet eens met me den tuin rondloopen?.ik heb met je te spreken Een weinig verwonderd staat de semi narist op. Ja zeker.als u dat graag wilt. En voetje voor voetje, eerst niets zeg gend, richten ze zich naar den moestuin, die langs het weiland loopt. Hier ligt de rust nog intenser over het land: de witte koeien herkauwend 't gras; een mist. ijl als een droom, stijgt uit de wei op: en over 't land dat langzaam in dommelt, hoort men niets meer dan het verre klotsen~van het water door de sluis; zelfs de bladeren van den populier ritse len onhoorbaar, daar boven tegen (ie lucht van vloeibaar goud. Opeens, midden in het pad blijft neef Maillet stilstaan, en met de twee handen altijd achter zijn rug, kijkt hij zijn neef vlak in het gezicht. Wat ga je doen aanstaanden Octo ber De seminarist, op zijn beurt, blijft staan: Maarïk ga naar 't groou narie Zoo!ga je daar terug t Ja!.... Wat ga je er doen Maarik wil priester word^ "Neef Maillet maakt een paar vooruit. dan keert hij terug, seminarist bij een van de knoopen toog vastpakkend, zegt hij: Georges.... luister nu oensl.. zult misschien zeggen, dat ik me met dingen die me niet aangaan..., ik ben geen fanaticus.... ik!.... neer in koelen bloede;.... ik stel 't standpunt van je toekomst.... rijs krijgt men een verruimden blik ot« les, dien je in dat gat niet krijgen) Welnujij begaat een domme t) .even zwaar als je zelf bent.- je me. Ik weeg 108 pond, antwoorddj seminarist heel nederig. Neen, ik meen 't heel ernstig,, je gaat dus pastoor worden!.... b^, en dangeen tractemenli pastorie!.... misschien zelfs geen fc Wat dan?.Dat is geen vak rappf Ja, dat is waar. Je moet absoluut iets anders ginnen! Waarmee kan u mij helpen...; Ik kan Je lanceeren in een h van huishoudelijke artikelen en gr« En dan? Dan ga je trouwen!. En dan?. Dan zul je kinderen krijgen!.,, Die ik dan ook weer zal lano In den handel van huishoudelijke t len Een oogenblik blijft de seminarist) zend voor zich staren Het is toch zoo woordeelig, ds houdelijke artikelen!blijft d? aanhouden vooral sedert dat di sen zijn uitgevonden. Dan neemt de jonge man de tw« den van zijn neef in de zijnen. Luister eens!ik zoek se nier om u aan 't verstand te brongsj maar we spreken niet beide ds taalU gelooft dat ik priester den om geld te verdienen? Maar enfinje moet toch Dat is waarMaar ik geh elke priester die niet bepaald zoekt eten, dat toch vindt Ik zou juist 't tegenovergesteld) ken Welnu neen!.... op epn dag! de Christus het woord tot Zijn len, die zich over hun materieele te ongerust maakten!.... En Hij wees naar een klein vogellj daar rondvloog in de blauwe oost! lucht.„Mijn Vader", zeide Hij, aan dien kleinen vogel!. Hij ded aan dit grassprietje!Hij weet,! grashalmpje vanavond dorstig zal en daarvoor drenkt Hij bet met den dauw. Gij zijt toch mea BESCHRIJVING DER PLAAT. No. 287. Een zeer elegante japon voor den namiddag van olijfgroene crêpe geor gette. Het voorpand van het lijfje heeft aan eiken schouders twee rijen fronsjes en wordt in z'n geheel, wat men noemt nogal flou gemaakt, zoodat er bij de taille-lijn zelfs een aanmerkelijke, eenigszins over vallende, ruimte ontstaat. In het midden plaatst men bij wijze van garneering een strik van dezelfde stof. De rug vormt met de beide voorpanden van het overrokje één geheel, met dien verstande dat er in elke zijde een groep fronsjes geplaatst is, van waaruit genoemde voorpanden eenigszins geplooid naar beneden vallen ^)e beide voorpanden zijn in de midden gescheiden. Vlak daar onder vertoont het rokje een stolpplooi. Rokje en overrok zijn van onderen met een breede biais van bijpassend groen flu weel gegarneerd. Men drage licht beige kousen en donkerbruine schoenen bij deze japon. Patr. 1.85. No. 288. Een zeer smaakvolle japon ▼oor dagelijkach gebruik. Als stof neemt men kasha in grijs blauwe kleur, de z.g. bleu-tint. De taille heeft een rechthoekige verspringende biais als garneering en in do zijden twee zakken, omboord met do •tof der biais en voorzien van een sluit knoop. Van voren in het midden heeft de japon een breede strook, bezet met blauwe knoopen van welke de drie boven- 11 e tevens als sluiting dienen. Het einde ▼an de strook is het beginpunt van een •tolpplooi in den rok. De hals is gegar neerd met een kraagje en de mouwen met kraagje en alle biais zijn van fluweel in dezelfde tint bleu. Men drage bij deze robo een bijpassende of zwarte hoed, rose kousen en zwarte schoenen. Patr. 1.35. No. 289. Een kindermantel voor meis jes van 8 tot 10 jaar. Als stof gebruike men een der bekende Engelsche tweeds in •en bruine tint. De kraag is het meest •igenaardigo van dit manteltje; de sluiting heeft n.l. plaats doordat het kortere vóór gedeelte door een spleet in het langere achterste deel wordt getrokken. Dit laat ste is langs een onderrand omboord door «en strookje leer: dezelfde garneering zien we langs de zakken en den zoom der mou wen; de knoopen kan men van leer nemen of een in bijpassende kleur galalith. De soom van de voorpanden en de onderkant fijn voorzien van stiksel. Slobkousen, wel ke het heele onderbeen en de knie bedek ken, zullen fraai staan in een beige kleJir. Schoenen donker bruin, muts of froed eveneens. Patr. 1. No. 290. Deze japon is zeer practisch: fh kan bij mooi weer als gekleede visite- )apon gebruikt worden, maar bij koude kan men haar evengoed onder een dikken mantel dragen. Als stof kan paarse crêpe marocaln dienen. Het costuum bestaat uit uit blouse en een aparte rok; de laatste is in de zijden gepliceerd in groote plooien. De blouse heeft een aardige rechte sjaal- kraag, die van binnen gevoerd is met roo de crêpe de chine en van buiten gebor duurd met eenige roodzijden randmotiefjes Met hetzelfde motiefje zijn ook de zakken versierd. Eenige centimeters boven de zakken knipt men, vanuit de zijden de stof door voor zoover als de teekening aan geeft, maakt onder deze inknipping de blouse zoo nauw mogelijk en geeft erboven eenigo ruimte. De mouwen hebben van onderen een sluitmanchetje, van boven zijn zo raglan geknipt. Beige kousen en zwarte schoenen. Patr. 1.35. No. 291. Een eenvoudige japon van zwart fluweel. Van voren heeft ze over de heele lengte een overslag met twee uitste kende gedeelten inet knoopsgaten. Voor de bont-garneering neemt men geel geverfd konijn. Kousen beige en schoenen zwart. Patroon 1.85. NIEUWSTE MODEKLEUREN. De meeningen aangaande de nieuwste modekleuren van het seizoen, loopen wel zeer uitéén. In een Fransch modeblad stond ver meld, dat rood in do meest verscheidene kleurschakeringen „haute nouveauté eu „haut chic" was, ten opzichte van de da mes-mode. Een Engelsch blad noemde groen „de" kleur van den herfst en den winter. Het groen in alle denkbare variaties was aan gewezen om „de" groote rol van het sei zoen te spelen. De diepe, donkere tinten en de schelle lichte kleuren zijn gewild, maar het liefst ziet men do metaal-groene kleuren met een koperachtigen gloed. Het goud-groen geldt algemeen, volgens het Engelsche blad, als de meest moderne kleur, evenals de tinten van kopergroen en goud-poeder in vele weerschijnachligo stoffen van zwaro zijde samen-gewerkt. Ook fluweelen toiletten in genoemde tinten zijn „en vogue". En, wat vertellen ons de étalages der gToote Hollandsche mode-magazijnen? Is daar niet in vele gevallen het lila in z'n groote, nieuwe kleur-verscheidenheid domineerend? Korenblauw, vlam-rood, purper, rossig- geel en vele tinten bruin treden mede op den voorgrond, doch het lila in z'n groote nuanceering straalt toch veelal als het lichte middelpunt! Het gaat met kleuren zooals het met vele andere mode-aangelegen gaat: wie er een beschrijving van geeft, stelt onwille keurig wat hij prefereert voor, als „het meest gewilde", wat niet weg neemt, dat er meerdere variaties in kunnen zijn, die sonjs zelfs heel groote afmetingen aanne men! Toch kunt ge gerust veilig deze drie, op den voorgrond gestelde kleuren, in hare vele nuancen a!s modetinten beschouwen en er met het kiezen van een nieuw toi let rekening mede houden. ANNIE M. M. PATRONEN NAAR MAAT. Papieren patronen op maat gemaakt, kunnen besteld worden onder toezending of bijvoeging van het bepaalde bedrag plus 15 cent porto, aan het Comptoir des Patrons, Molenstraat 48 B, Den Haag. De maten op te geven volgens nevenstaande teekening.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 12