f fl.B Als niet anders wordt aangege-
Teiï, heeft in deze week iedere H. Mis
gloria en Credo en heeft de gewone Pre
fatie-
ZONDAG. 4 October. Achttiende
Z o fid a g na P i n k s t er e n. Mis:
Pa pacem. 2e gehed v. d. H. Franciscus v.
ftssisië 3e v. h. Octaaf v. d. H. Bavo. Pre
ble y d. Allerheiligste Drieënheid. Kleur:
Groen.
Wij mogen ons verblijden, dat wij door
Pet H. Doopsel zijn ingegaan in het Huis
'fles Heerer.. de door Christus gestichtte
Heilige, Katholieke Kerk. (Graduale).
Want daar zijn wij geworden aangenomen
kinderen van God: daar leeren wij de
waarheid kennen (Stilgebed en Pnstcom-
munio); daar verkrijgen wij vergiffenis
van zonden (Evangelie); daar kunnen wij
■genieten een heerlijke, overvloedige ziels
node (Introïtus; Graduale); daar zal het
niet ontbreken aan Christus' heiligen-
9e genade 'ot den dag, dat Hij ons tot zich
ral roepen (Epistel). En al deze onwaar
deerbare gaven danken wij aan de verdien
sten van Christus' heilig, bloedig kruisof
fer. Geen hetere dankbaarheid, clan daad
werkelijk deel te,nemen aan de onbloedige
vernieuwing v. h. Kruisoffer, de H. Mis,
floor ons zeiven God aan te bieden, leza-
met Christus onzen eigen wil te
slachtofferen. (Offertorium en Communio).
Wegens de plechtige uiterlijke viering
,an het Rozenkransfeest mogen vandaag
all e H.H. Missen, behalve de H. Mis
voor de parochie, zijn van
het Bozenkransfec-st. Mis: Gaudeamus (als
den eigenlijken feestdag 7 October), 2e
gebed v. d. Zondag, 3e v. d. II. Franciscus
vau Assisië. (Credo, Prefatie van de Al-
I lerheiligste Maagd (invullen: En U op het
feest) Laatste Evangelie v. d. Zondag.
Kleur: W i t.
MAANDAG. 5 Oct Mis van een
'dag onder het Octaaf v. d.
H Bavo. Gaudeamus (als op 1 Octo
ber). 2e gebed v. d. H.H. Placidus en Ge
zellen, 3e Concede. Kleur: W i t.
DINSDAG, fi Oct. M i s v. d. H.
Bril no, Belijder: Os Justi, 2e gebed v.
fl H. Bavo. Kleur: W i t.
Tijdens zijn verblijf f» P.irii« maakte
de H. Bruuo liet volgende voorval mee:
lij het bidden der getijden voor de Over
ledenen. voor een «"s»-'"-w v. d.
Universiteit richtte de gestorvene bij d'e
woorden: ..mnónde mih;M 1 róül
hel hoofd op en rie« T,_ t"1"" ,-",p-
klaagd door een rechtvaardig oordooi
Gods". Dit herhaalde zich driemaal. Dit
voorval gaf den doorslag aan Bruno's be
sluit in het klooster te gaan. De overwe
ging over de strenge oordeelen van Gocls
Vechtvaardigheid brachten hem tot liet*
stichten van de zeer strence orde der
Karlhuizers. Bruno stierf als Abt zijner
Orde 6 October 1101.
WOENSDAG. 7 Oct., Feest van den
'Aller hciligsteh Rozen
krans. Mis: Gaudeamus. (alleen in
stille H.H. Missen: 2e gebpd v. d. H.
Marcus, 3e v. d H.H. Sergius en Gezellen,
Martelaren), Prefatie v. d. Allerheiligste
Maagd (invullen: En U op liét Feest).
Kleur: W i t.
Maken wij vandaag ons voornemen
godvruchtig en waardig onzen rozenkrans
te bidden: zorgen wij er voor, dat onze
weesgegroeten rozen zijn, die geuren voor
Maria (Communio).
DONDERDAG. 8 Oei. Octaafdag v.
d II. Bavo. Mis: Gaudeamus, 2e gebod
v d. H. Birgitta, Weduwe. Kleur: W i t.
Verheugen wij ons op den feestdag v.
1. H. Bavo, want hij is glorievol in den
hemel, waar hij ons een voorspreker we
ien zal. (Kerk. Get.)
VRIJDAG. O Oct. Mis v. d. H. D i o n y-
sius en Gezellen. Martelaren:
Saptientiam, 2e gehed A Cunctis, 3e naar
keuze v. d. priester. Kleur: Rood.
Dionysius, de Areopagiet, (d.i. lid v. li.
gerechtshof)' bekeerde zich - op de predi
king v. d. H Apostel Paulus. op den
Areopaag. (d.i. de plaats waar het ge-
rechthof vergaderde) te Athene in Grie
kenland.
De H. Paulus doopte hem met vele an
deren. Dionysius werd eerst aan het hoofd
geplaatst van de kerk te Athene en la'er
is hij naar Frankrijk gezonden, om het H.
Evangelie te verkondigen, waar hij met
den priester Ruaticns en den diaken Eleu-
iherius na vele kwellingen te Parijs ont
hoofd werd.
ZATERDAG. 10 Oct. Mis v. d. H.
Franciscus Borgia s. Belijder:
P? Justi, 2e gebed A Cunctis, 3e naar
Seuze v. d. priester, 4e voor den Paus.
Kleur: W i t.
Toen de H. Franciscus Borgias het
tewl-s misvormde gelaat zag van de overle
den keizerin Isabella, werd hij zoo ge-
hotten door de menschelijke vergankelijk
heid, dat hij besloot afstand te doen van
fl iijne bezittingen en, zoodra hij kon, al-
ittn den Koning der Koningen te gaan
«enen. Na den dood van zijne echtgenoo-
Je werd hij Jesuiet en later generaal-
werste der Jesuieten. Buitengewoon
Root was zijn liefde vor het Allerheiligst
«ttament.
ALB. M. KOK.
Lisse. Pi».
"Zij is een Oostenrijksche spion."
o graaf keek op, alsof er een bom voor
1,1 voeten ontploft was.
<Jk heb al eens iets met haar aan de
8<?liad, vervolgde Knox. Als ik u
s- 2011 ik maar een beetje oppassen."
an mij zal ze niet veel te weten ko-
j, n, zei Tamworth een beetje geërgerd.
fn ovei'itfe%? als je haar spreken wil
Was haar bedoelen ze woont al-
'n Berkeley Square en is steeds van
tot
's middags thuis."
Toen z'n oom vertrokken was, begaf
Knox zich onmiddellijk naar het opgege
ven adres.
Adële de Hagon ontving hem in haar
boudoir. Ze was eenvoudig gekleed en
scheen zeer op haar gemak te zijn. Met
uitgestoken hand kwam ze naar hem toe.
,,Dat is lief van u, meneer Knox, zei ze
op zachten toon. U hebt uw oom dus ge
troffen? Maar gaat u zitten. Naast u
slaan sigaretten. Wat kijkt u me verbaasd
aan? vroeg ze lachend. Ik ben niet meer
boos op u U was toen vreeselijk handig
en hebt mij heelemaal verschalkt."
„Het spijt me, dat het juist uw lief
persoontje was, die ik moest dupeeren",
antwoordde Knox beleefd.
Even zweeg zij Haar mooie blauwe
oogen rustten onderzoekend op hem.
„Meneer Knox, zei ze fluisterend, ik
heb u een boodschap gezonden, om u iets
te vertellen, dat u geweldig belang zal in
boezemen. Herinnert ge u Nidisky?"
„De anarchist?"
Ze knikte en boog zich tot hem over.
„Hij is in Londen."
..Hoe weet u dat?"
Miss de Hagon haalde de schouders op.
„Natuurlijk van de Oostenrijksche poli
tie. Ik had het eigenlijk aan Scotland
Yard moeien vertellen, maar ik weet niet,
hoe dat alles moet, en ik dacht, dat u 't
wel aardig zoudt vinden om dat zaakje op
te knappen."
Knox was plotseling vol aandacht. Snel
en hevig dacht hij over dit alles na.
„lederen middag om vijf uur kunt li
hem treffen in het café „Monico". Dan
drinkt hij daar vermouth en domineert er
op z'n eentje. Als u ooit een van zijn
portretten gezien hebt, herkent u hem on
middellijk. Hij is klein, erg bleek en heeft
een zwarte snor."
„Als alles waar is, wat er over hom
verteld wordt, zei Knox grimmig, dan
verdient hij wel twaalf maal opgehangen
te worden."
„Het wil me voorkomen, zei ze rustig,
dat hij dat binnenkort meer dan ooit ver
dienen zal. U weet, dat hij al verschillen
de malen ter dood veroordeeld is, maar hij
weet steeds aan de handen der politie te
ontsnappen. Als het juist is, wat ik ge
hoord heb, dan is hij weer iets verschrik
kelijks van plan. Maar hij is te handig;
om zich ooit door de politie te laten ver
schalken. Officioele personen verliezen
het spel met hem. Het is om die reden, dat
ik aan u dacht, meneer Knox."
„Ik dank u voor uw informatie", zei
Knox op een beetje onzekeren toon.
„U ziel, dat ik u geen kwaad hart toe
draag."
Hij keek haar opnieuw aan. Van haar
gelaatstrekken was niets te lezen, niets,
dat hem waarschuwde, om op z'n hoede
te zijn. Maar toch was er iets in de kleine
sierlijk gemeubelde kamer, dat onbestemd
wees op gevaar. Hij wist, dat die blauwe
oogen. die hem zoo lief en trouw aanza
gen, de oogen waren vau een geraffineer
de, niets ontziende intrigante, die hem
om den streek, dien hij haar eens speelde,
in het verleden moest haten, zooals alleen
een vrouw haten kan.
„Denk er om, meneer Knox, u is de
eenige man hier in Londen, die van zijn
vertoef hier weet. Hij is de man, die de
politie van drie landen hoeft weten te
weerstaan. Ook de Engelsehe politie zal
falen. Misschien kunt u met uw speciale
methoden slagen, waar al die anderen
misgrepen."
Toen hij afscheid van haar nam wensch-
te ze hem op teederen toon succes toe.
Vrij spoedig herkende Knox in de Mo-
nieo-bar den geheimzinnigen vreemdeling,
die er uitzag, zooals Miss de Hagon hem
beschreven had. Z'n mager uiterlijk en
gehavende kleeding wezen op armoedige
omstandigheden. Hij dronk vermouth on
domineerde met pen denkbeeldi.gen tegen
stander. Nog geen half uurtje later dron
ken Knox en de vreemdeling samen ver
mouth. Na eenige partijtjes gesnoeid te
hebben verlieten ze samen het café.
Tegen middernacht op dien avond had
Knox op het beroemde hoofdbureau van
de 1 ondensche politie. Scotland Yard, een
onderhoud met den leider van de vinger-
afdrukafdeeling. Hij overhandigde den in
specteur een dominosteen.
„Een man, die naar mij verteld is, een
berucht anarchist is, heeft dezen steen
van avond in handen gehad Zijn naam
moet zijn Stephen Nidisky 'Als dit inder
daad zijn vingerafdruken zijn. dan zal ik
tl zeggen, waar u hem vinden kunt. Wan
neer weet u hel?"
„Morgen".
Toen de inspecteur hem den volgenden
dag verzekerde, dat de door hem op den
dominosteen meegebrachte vingerafdruk
ken van iedereen konden zijn. behalve
van Nidisky, wist Knox. dat hij nu van
aangezicht tof aangezicht stond tegen
over een probleem. De man was dus niet
Nidisky en Knox begreep, dat Miss de
Hagon hel drommels good wist. Wat had
zij er dan mee voor, om hem af te sturen
op dezen vreemdeling? vroeg hij zich on
rustig af.
Drie dagen later wist hij. dat de vreem
deling woonde in de George-street, het
beruchtste gedeelte van de vreemdelingen-
wijk in Londen Knox, door het vreemde
gedrag van de vijanden op z'n qui vivc
gebracht, voelde dat het noodlottig voor
hem zou kunnen zijn, indien bü al te
openlijk het gedrag van den vreemdeling
bespiedde. Daarom wendde hij zich tot
een beproefden helper, met name Jack,
wien hij, hem met nadruk wijzende op
de gevaarlijke buurt, opdroeg in hetzelfde
huis, als waarin hij den vreemdeling lo
wonen wist, een kamer Ie huren en 's
mans gangen precies na te gaan.
„Maar pas op! Die straat is een hel
en zoodra die troep misdadige buiten
landers bemerkt, dat je' daar bent mot
ongewenschte bedoelingen, dan geef ik
niet veel meer voor je leven."
De man, die het niet breed had en de
hem toegezegde belooning goed gebruiken
kon. was dankbaar voor de opdracht.
Lenige da£tn daarna bezocht hij den
d "live, die in spanning z'n komst ver
beidde.
„Ik ben prachtig geslaagd, zei Jack
opgewekt, ik heb een kamer, vlak naast
die, waarin de vreemdeling woont. Ze
zijn daar met hun drieën."
„Wie zijn die anderen?" vroeg Knox.
„De vreemdste menschen, die ik nog
ooit gezien heb. Eén is een groote zwarte
kerel, dien ze niet „dokier" aanspreken,
de andere is kleiner. Die twee zijn den
heelen dag op hun kamer. Wat ze daar
uitvoeren, weet ik niet, want alles zit
potdicht. Ik heb alleen door een Kier
kunnen zien, dat den ganschen dag het
licht brandt Als die andere, die vreem
deling van u 's avonds terugkomt, hoor
ik hen vaak hevig vloeken. Het is een
rare troep."
„Vanavond kom ik bij je, zei Knox,
na eenigen tijd van nadenken. Houd je
ziek vanmiddag en blijf te bed. Vanavond
zal ik me aandienen als de dokter".
„Ik doe 't met genoegen, antwoordde
Jack. Ik heb een hekel aan die vervloek
te vreemdelingen, die de stad onveilig ma
ken
Als geneesheer, di een zieken kamer
bewoner kwam bezoeken, kreeg Knox
vrij gemakkelijk toegang in het vreemde
huis en in de kamer van Jack.
Deze stond hem al op te wachten en
scheen erg opgewonden te zijn. Z'n gelaat
drukte de grootste ontsteltenis uit.
„Kijk u eens hier door die kier", zei
hij op heeschen toon.
Knox wierp een blik in de andere
kamer en week toen even verschrikt terug.
De kamer was in een zwarte duisternis
gehuld. Alleen op de tafel brandde een
schemerachtig licht. Voor de tafel, met
een fijn instrument in de band. stoud z'n
vriend uit het café Monico. Hij had zwarte
brilleglazen voor de oogen en bewerkte
een langwerpig stuk wit papier. Bij de
tafel stond de man, die met dokter werd
aangesproken, en de kleinere vreemdeling
In de kamer gromde een onheilspellend
geruisch.
Toen verwijderde de dective zich met
spoed, na Jack te hebben opgedragen,
de kamer in geen geval te verlaten. Een
taxi bracht hem naar Scotland Yard.
In de vestibule reeds trad de inspecteur
Hobson hem haastig tegemoet en vroeg:
„Hebt u mijn brief gekrjgen? Vanmid
dag heb ik dien laten bezorgen."
„Vandaag ben ik niet op m'n kamers
geweest, antwoordde Knrx. Wat is er?"
„Het gaat over die vingerafdrukken,
die u ons bracht, riep de inspecteur op
gewonden. Kunt u dien man nog vinden?
Die man isGriste!"
„Griste! De eenige van de motorban-
dicten, die uit de handen der Fransche
politie bleef en vier agenten doodschoot?
De man, die onlangs de Fransche politie
schreef, dat hij een beter banlje had,
dan banken te berooven? De man, die
valscli bankpapier ter waarde van eenige
tonnen de wereld inzond, volmaakt na
gemaakt? De man, die ze.s maanden lang
door de Europcesche politie achterna ge
jaagd is en nog een detective en twee
agenten doodde en telkens ontsnapte? Is
die Griste.de vreemdeling?" riep Knox
verbaasd in égn adem, grenzenloos ver
baasd.
j,Ja, vervolgde hij, die man is. hier en
ik heb hem vanavond op heeterdaad
betrapt. Vanavond kunnen wij hem nog
arresteeren."
„Wal? vroeg de inspecteur bedenkelijk
Weet u wel; dat het een gevaarlijke, haas!
wanhopige zaak wordt. Neem mijn raad
aan en ga rustig naar huis. U kunt mij
precies vertellen, waar dat huis gelegen
is, en hoe wij spoedig die kamers kunnen
vinden."
Knox schudde het hoofd. „Ik hob u die
zaak gebracht, en ik sta er op, er bij
te blijven; maar ik beloof u, dat ik me op
den achtergrond zal houden."
Het was liern echter duidelijk geworden,
waarom Miss Hagon hem en hem alléén
had afgezonden op dezen gevaarlijksten
al lei bandieten.
Dien avond werd de bende gearesteerd
De overval had plaats, terwijl ze, zich
van geen enkele gevaar bewust, aan hun
heilloozer arbeid bezig waren. Even was
hot wrzet hevig geweest, maar ze hadden
geen gelegenheid gehad van hun revol
vers gebruik te maken. Toen het drietal
werd weggeleid, wendde Griste zich tot
den detective. „Als ik ooit weer vrijkom".,
en in z'n verwilderde oogen gloeide som
bere haat.
Toen alles was afgeloopen, zocht Knox
Miss de Hagon op.
„Wat hebt u?" vroeg ze nieuwsgierig.
„Ik kom u bedanken voor uw informa
tie. zei Knox De man is zooeven gear
resteerd door.... Scotland Yard." Hij
keek haar aan, maar haar gezicht was
als een masker,
„En was liet.... Nidisky?" vroeg zc op
haperende toon.
„Nidisky? Neen, anlwoorde Knox. 't
Was een veel belangrijker persoon, vindt
u niet? 't Was Griste, de man, die zeide,
dat het twaalf menschenlevens zou kosten,
om hem te arresleeren; de man. die de
igputatie had dat hij zonder pardon schoot
op iedereen, dien hij verdacht...." Knox
sprak deze laatste woorden uit op een
eigenaardigon, uitdrukkelijken toon.
Twee onschuldige verbijsterend mooie
vrouwenoogen zagen hem aan. Toen zei
ze langzaam: „Het leven is een spel,
iedereen krijgt een kans om te winnen,
vandaag u, morgen ik". x
DE FILOSOOF.
Jodocus was een filosoof. De dorpelin
gen vonden hem een groot geleorde, want
hij bezat vele dikke boeken. Daarom be
greep men niet goed, hoe Jodocus op een
goeden dag in het huwelijksbootje stapte;
of liever, men snapte niet, dat hij dat nu
juist deed aan de zijde van do dochter van
den hakker, die voor erg dom doorging,
althans veol te dom. om te passen hij een
luan als Jodocus, den geleerden filosoof.
Hot was twee dagen na de bruiloft
Jodocus was zeer dorstig, want het was
warm. Zoodal hij er toe kwam zijn vrouw
uit te noodigen aan de bron, even buiten
het dorp, een groote kruik met frisch
water te gaan vullen. De vrouw nam de
kruik en verdween.
Na een kwartier was ze nog niet terug,
ook niet na twee kwartieren en ook nog
niet na een uur. En Jodocus leed geweldi
ge dorst. Wat hem aanleiding gaf, tot
zijn schoonmama het dringend verzoek te
richten eens te gaan zien, waar haar
dochter bleef.
Moeaer en dochter waren dus samen
aan de bron en de dochter deelde mede,
dat ze er over zat te prakkizeeren, hoe ze
te zijner tijd aan een wieg zou moeten
komen. Moeder vond het onderwerp uiter
mate aantrekkelijk en maakte aanstalten
mee te gaan zitten helpen prakkizeeren
over het wiege-probleem.
Jodocus leed steeds heviger dorst. Een
tot zijn schoonvader gerichte smeekbede
vermurwde dezen, zich bronwaarts te be
geven, om te zien, waai- de oude en de
jonge mevrouw bleven.
Jodocus' schoonpapa werd overvallen
met het adviseurschap inzake het vraag
stuk van de wieg. Hij zette zich en assis
teerde bij het peinzen.
Jodocus' dorst dreigde doodelijk te wor
den. Hij besloot zich (hans persoonlijk
op de hoogte gaan stellen van de oorzaak
nopens het uitblijven van zijn vrouw, zijn
schoonmoeder, zijn schoonvader, mits
gaders de waterkruik.
Ter plaatse vernam Jodocus, de filosoof
en geleerde, de nieuwste bijzonderheden
omtrent den stand der deliberaties. Jodo
cus kon zijn boosheid niet verkroppen: hoe
haalden die drie het in hun hoofd, zich
het hoofd te breken over een wieg, welker
noodzakelijkheid absolutelijk afhing vau
des ooievaars' goedertierenheid!!
Wat een domme menschen!
Jodocus liet hen waar ze waren en hij
vluchtte de wijde wereld in.
Een kilometer verder werd zijn aan
dacht getrokken door het knorrend ge
kreun van een varken, dat door een boos
aardige vrouw werd afgeranseld met een
dikken stok.
Waarom, o vrouw, slaat gij dit arme
heest? vroeg Jodocus gp een toon, welke
hij „filesefie" paste.
Hij wil niet in den boom klimmen om
er de eikels uit te halen, snauwde ilo
vrouw Jodocus toe.
Jodocus achtte hét oogenblik gunstig
om der vrouw onder de aandacht te bren
gen, dat in de natuurlijke historie varkens
en eekhoorns zelden in één adem worden
genoemd, al hebben zij een sterk punt van
overeenstemming in hun liefhebberij voor
eikels.
Weer een kilometer verder maakte Jo
docus een praatje met een vrouw, die zich
over haar erf in gehukte houding bewoog.
- Wat ben je nog aan 't zaaien, moe
dertje, riep Jodocus vriendelijk.
J& baas, ik heb vanmorgen van een
reizend koopman twee doosjes lucifers ge
kocht en nu zaai ik de lucifers, om tegen
den winter een flinken oogst te hebben.
Jodocus kon voor zooveel onnoozelheid
geen woorden vinden.
Hij zou de wijde wereld ingaan. Maar
op twee kilometer van zijn dorp had hij
nog niets ontmoet dan onbegrijpelijk dom
me menschen. En hij filosofeerde:
Als ik nu op dpzen landweg al twee
domme menschen ontmoet, hoeveel zuflen
er dan op de geheele wereld zijn. die ge
heel met menschen gevuld is.
Jodocus maakte, rechtsomkeert en kwam
weer aan de bron, waar zijn vrouw en
zijn schoonouders nog steeds niet waren
uitgepraat over het thema van „trek maar
aan het touwtje". Wat Jodocus, na zijn
ontdekkingsreis langs het varken en de
lucifers lang zoo onverstandig niet meer
voorkwam. Zoodat hij, getroost, in den
schoot der aangetrouwde zijnen terug
keerde.
HET SCHEEPJE.
Er bestaat een diepe vreugde die ik
sommige zielen ten zeerste aanbeveel, en
dat is naar Rome te gaan, alleen en totaal
onbekend.
En wanneer men zich in de Eeuwige
Stad bevindt tijdens een feest van Sint
Petrus of op den dag eener heiligverkla
ring, dan groeit het visioen tot een der
schoonste die men hier beneden kan bele
ven.
Geleund legen een kolom van den Sint
Pieter boven de ontelbare hoofden den
man te zien, gedragen op de aedia gesla-
toria, den man die zonder eenige betwis
ting tot Cephas en tot Christus opklimt,
den man dien de maconnieke onderwijzers
niet kennen en die over 300 millioen men
schen regeert, den man voor wien meri op
elk uur van den dag op narde bidt.dien man
die de Paus is, waarin de grootste, de
meest bezonkene, de duurzaamste der
machten dezer aarde zich uitdrukt, ja,
dut is een visioen waarvoor het goed is
alleen te zijn, juist gelijk men alleen moet
wezen in tegenwoordigheid van 'sommige
grootsclie schouwspelen van God's onme
telijke natuur.
Wat gaat men te Rome aanschouwen,
wanneer men den Paus gaat zien?
Neen! De koningen van het goud zijn
hier niet en zij wekken geen belangstelling
bij de menigten
De militaire, macht? Evenmin! Deze
macht, weleer tronend in de oude wereld,
zetelt thans aan de andere zijde van den
Oceaan.
De wetenschappelijke, de indwstrieele
mach»? Er is geen plaats voor He kleinste
fabriek in de tuinen van het Vaticaan.
Wat gaat men er dan zien? Het is de
bewaarder der Eeuwige Waarheid, het is
de hoeksteen die geheel het gebouw der
zedelijke wereld steunt, het is de opvolger
van Hen visscher tot wien gezegd is gewor
den: Ik zal u mensehenvisscher maken!"'
En üc. basiliek Van wel baden in een
zee van licht.En de rijke kieedên kun-
nen wel langs rijke, marmeren muren
hangen. En de sedia kan wel gedragen
worden op breede schouders, omstuwd van
schitterende wachten. En toch voelt men
zeer goed dat al die pracht een uiterlijk
vertoon is, gewild door de godsvrucht van
een volk, maar dat de alleenige gedachte
dat het ware innerlijke leven, dat alles
wat trilt van verlangen achter deze praal,
voortgekomen is van het wachtwoord van
God: „Ge zult mensehenvisscher zijn".
Het wil zeggen dat het scheepje van
Petrus^ steeds het scheepje blijft. Het
scheepje, en niet de ploizierboot zooals
helaas een te groot aantal christenen het
zich inbeelden, want er zijn veel gedoopten
waarvoor de Kerk slechts een gezellig in
gericht schip is. Om er op te worden toe
gelaten hebben diegenen die hun het le
venslicht schonken eerst enkele formali
teiten vervuld. Zij zelf hebben zich onder
worpen aan sommige riten, betalen enkele
rechten.... middels dit, administraties in
orde met de letter der wet, vroolijk en te
vreden, het hart gerust, zachtkens uitge
strekt op leunstoelen gewatteerd met mol
ligheid en onverschilligheid, hopen zij wel
de haven van het geluk te bereiken.
Maar daar wacht hen de ruwe visscher-
martelaar. Daar zullen zij bemerken, dat
zij zich deerlijk vergist hebben, dat hun
schip niet is het scheepje van Petrus,
harde, eenvoudige, „sobere boot, gelijk ai
de visschershooten. Scheepje waarin ieder
een werken moet en verdienen.
Zij is reeds zoo hard de vischvangst,
op die enkele planken besproeid door de
woede der golven. De zeilen zijn zwaar, de
nellen moeilijk te hanteeren. de visschen
slim, de hemel vol bedreiging. Maar de
vangst der menschen?.
Wie zal kunnen beschrijven haar som
berheid en op sommge dagen haar on-
metijhe afmatting? Welk een arbeid! Her
senen verlichten, bezwaard met opwerpin
gen, harten veroveren die zich oogenschijn-
lijk voor altijd van u' afgewend hebben,
gemoederen zuiveren wier gevoelens
slechts op de laagste snaren van het men-
schelijk hart trillen!
En toch is hol Hie arbeid dien men moet
verfchfen. arbeid op leven en dood, voor
uw broeders en voor u zelf.
En de eerste vraag die Petrus, de vis
scher, u zal stellen wanneer «*e uit het
bootje zult stappen, zal luiden: „Hoeveel
menschen hebt ge gevischt?"
Vergeefs zult gij antwoorden door uw
handen te toonen beladen met mos, bloe
men en allerlei lievp, kleine pruldingen
„Hoeveel menschen hebt gij gevangen?"
S „Ibiienlaliteit en uiterlijk" vorm?" z»l-
len haar beurt slechts krijgen na het es-
sentiecle antwoord op de vraag: „Hoeveel
menschen hebt gij gevangen?" Want elk
een kan slechts hoop koesteren op indivi
ducel heil dan in de mate waarin hij aan
de algemeen vischvangst heeft deelgeno
men.
En om aan deze waarheid te herinne
ren, essentieel onder alle, draagt do opvol
ger van den eersten visschers een eenigen
ring dien hij alleen het recht heeft Ie dra
gen Het is do ring van don visscher.
En gij die deze regels leest, gij die he
den het scheepje bevaart, stel u de vraag
die weldra tot u gericht zal worden?" En
hef u op, vervuld van dankbaarheid. Of
wel, buig het hoofd vol schaamte naar ge
lang hpf antwoord uws gewetens, in den
verschrikkelijken lijd dien wij doorleven
en waarin iedereen over zijn gelaat voelt
waaien den wind van de afgronden, dien
wij allen rakelings hpnaderen
„Hgz." PIERRE Ï'ERMITE
De verkeerde
Een passagier nam in Rotterdam den
nachttrein naar Parijs. Hij verzocht den
conducteur hon^ in Brussel te waarschu
wen, daar hij slechts lot deze stad wilde
reizen en een uurtje slaap noodig had De
conducteur nam den gulden aan, wplke hem
toegestoken werd en beloofde aan den pas
sagier, dal hij hem in Brussel zou wekken.
De man sliep en werd den volgenden mor
gen wakker te Parijs.
Hij liep woedend op den conducteur toe,
om (lezen op velerlei wijzen kenbaar te ma
ken, dat conducteurs tot do meest onbe
trouwbare individuen op den aardbodem
heliooren.
Maar meneer, antwoordde de con
ducteur, u bent boos, en li zegt vreemde
dingen, maar u haalt het nog niet bij den
man, dien ik in Brussel uit de coupé ge
sleept heb!
Grootmoedigheid.
Eon hoveling zeide tot zijn vorst: „Sire,
ik hen in het bezit eener lijst van personen,
die zich zeer ongunstig over U uitgelaton
hebben."
„Hoog waardeer ik uw ijver", was het
antwoord van den vorst. „Maar, vroeg hij
verder, hebt gij ook oen register van hun
verdiensten aangelegd?"
„Neen, Sire, erkende de hoveling, dat
heb ik niet gedaan."
„Welnu, hernam (le koning, in dat geval
wil ik ook hun slechte daden niet opgotee-
kend zien."
Snedig.
Een Sultan, tijdgenoot van Schanderby,
bad vernomen, dat deze veldheer een sabel
bezat, waarmee hij in één slag een os den
kop afhakte. Hij verzocht om toezending
daarvan en probeerde het ook eens; het
mislukte hem echter geheel. De Muzelman
beschuldigde nu den veldheer van overdrijf
ving on lengen, éocfy hij ontving h.et vol
gende antwoord: „Ik heb u wel mijn sabel
gezonden, maar mijn arm kan ik u niet
lcenen."
Hel juiste woord
Tandarts: Ik constateer, dat al UW
kiezen aan het zweren zijn. J