f fl.B Als niet anders wordt aangege- Teiï, heeft in deze week iedere H. Mis gloria en Credo en heeft de gewone Pre fatie- ZONDAG. 4 October. Achttiende Z o fid a g na P i n k s t er e n. Mis: Pa pacem. 2e gehed v. d. H. Franciscus v. ftssisië 3e v. h. Octaaf v. d. H. Bavo. Pre ble y d. Allerheiligste Drieënheid. Kleur: Groen. Wij mogen ons verblijden, dat wij door Pet H. Doopsel zijn ingegaan in het Huis 'fles Heerer.. de door Christus gestichtte Heilige, Katholieke Kerk. (Graduale). Want daar zijn wij geworden aangenomen kinderen van God: daar leeren wij de waarheid kennen (Stilgebed en Pnstcom- munio); daar verkrijgen wij vergiffenis van zonden (Evangelie); daar kunnen wij ■genieten een heerlijke, overvloedige ziels node (Introïtus; Graduale); daar zal het niet ontbreken aan Christus' heiligen- 9e genade 'ot den dag, dat Hij ons tot zich ral roepen (Epistel). En al deze onwaar deerbare gaven danken wij aan de verdien sten van Christus' heilig, bloedig kruisof fer. Geen hetere dankbaarheid, clan daad werkelijk deel te,nemen aan de onbloedige vernieuwing v. h. Kruisoffer, de H. Mis, floor ons zeiven God aan te bieden, leza- met Christus onzen eigen wil te slachtofferen. (Offertorium en Communio). Wegens de plechtige uiterlijke viering ,an het Rozenkransfeest mogen vandaag all e H.H. Missen, behalve de H. Mis voor de parochie, zijn van het Bozenkransfec-st. Mis: Gaudeamus (als den eigenlijken feestdag 7 October), 2e gebed v. d. Zondag, 3e v. d. II. Franciscus vau Assisië. (Credo, Prefatie van de Al- I lerheiligste Maagd (invullen: En U op het feest) Laatste Evangelie v. d. Zondag. Kleur: W i t. MAANDAG. 5 Oct Mis van een 'dag onder het Octaaf v. d. H Bavo. Gaudeamus (als op 1 Octo ber). 2e gebed v. d. H.H. Placidus en Ge zellen, 3e Concede. Kleur: W i t. DINSDAG, fi Oct. M i s v. d. H. Bril no, Belijder: Os Justi, 2e gebed v. fl H. Bavo. Kleur: W i t. Tijdens zijn verblijf f» P.irii« maakte de H. Bruuo liet volgende voorval mee: lij het bidden der getijden voor de Over ledenen. voor een «"s»-'"-w v. d. Universiteit richtte de gestorvene bij d'e woorden: ..mnónde mih;M 1 róül hel hoofd op en rie« T,_ t"1"" ,-",p- klaagd door een rechtvaardig oordooi Gods". Dit herhaalde zich driemaal. Dit voorval gaf den doorslag aan Bruno's be sluit in het klooster te gaan. De overwe ging over de strenge oordeelen van Gocls Vechtvaardigheid brachten hem tot liet* stichten van de zeer strence orde der Karlhuizers. Bruno stierf als Abt zijner Orde 6 October 1101. WOENSDAG. 7 Oct., Feest van den 'Aller hciligsteh Rozen krans. Mis: Gaudeamus. (alleen in stille H.H. Missen: 2e gebpd v. d. H. Marcus, 3e v. d H.H. Sergius en Gezellen, Martelaren), Prefatie v. d. Allerheiligste Maagd (invullen: En U op liét Feest). Kleur: W i t. Maken wij vandaag ons voornemen godvruchtig en waardig onzen rozenkrans te bidden: zorgen wij er voor, dat onze weesgegroeten rozen zijn, die geuren voor Maria (Communio). DONDERDAG. 8 Oei. Octaafdag v. d II. Bavo. Mis: Gaudeamus, 2e gebod v d. H. Birgitta, Weduwe. Kleur: W i t. Verheugen wij ons op den feestdag v. 1. H. Bavo, want hij is glorievol in den hemel, waar hij ons een voorspreker we ien zal. (Kerk. Get.) VRIJDAG. O Oct. Mis v. d. H. D i o n y- sius en Gezellen. Martelaren: Saptientiam, 2e gehed A Cunctis, 3e naar keuze v. d. priester. Kleur: Rood. Dionysius, de Areopagiet, (d.i. lid v. li. gerechtshof)' bekeerde zich - op de predi king v. d. H Apostel Paulus. op den Areopaag. (d.i. de plaats waar het ge- rechthof vergaderde) te Athene in Grie kenland. De H. Paulus doopte hem met vele an deren. Dionysius werd eerst aan het hoofd geplaatst van de kerk te Athene en la'er is hij naar Frankrijk gezonden, om het H. Evangelie te verkondigen, waar hij met den priester Ruaticns en den diaken Eleu- iherius na vele kwellingen te Parijs ont hoofd werd. ZATERDAG. 10 Oct. Mis v. d. H. Franciscus Borgia s. Belijder: P? Justi, 2e gebed A Cunctis, 3e naar Seuze v. d. priester, 4e voor den Paus. Kleur: W i t. Toen de H. Franciscus Borgias het tewl-s misvormde gelaat zag van de overle den keizerin Isabella, werd hij zoo ge- hotten door de menschelijke vergankelijk heid, dat hij besloot afstand te doen van fl iijne bezittingen en, zoodra hij kon, al- ittn den Koning der Koningen te gaan «enen. Na den dood van zijne echtgenoo- Je werd hij Jesuiet en later generaal- werste der Jesuieten. Buitengewoon Root was zijn liefde vor het Allerheiligst «ttament. ALB. M. KOK. Lisse. Pi». "Zij is een Oostenrijksche spion." o graaf keek op, alsof er een bom voor 1,1 voeten ontploft was. <Jk heb al eens iets met haar aan de 8<?liad, vervolgde Knox. Als ik u s- 2011 ik maar een beetje oppassen." an mij zal ze niet veel te weten ko- j, n, zei Tamworth een beetje geërgerd. fn ovei'itfe%? als je haar spreken wil Was haar bedoelen ze woont al- 'n Berkeley Square en is steeds van tot 's middags thuis." Toen z'n oom vertrokken was, begaf Knox zich onmiddellijk naar het opgege ven adres. Adële de Hagon ontving hem in haar boudoir. Ze was eenvoudig gekleed en scheen zeer op haar gemak te zijn. Met uitgestoken hand kwam ze naar hem toe. ,,Dat is lief van u, meneer Knox, zei ze op zachten toon. U hebt uw oom dus ge troffen? Maar gaat u zitten. Naast u slaan sigaretten. Wat kijkt u me verbaasd aan? vroeg ze lachend. Ik ben niet meer boos op u U was toen vreeselijk handig en hebt mij heelemaal verschalkt." „Het spijt me, dat het juist uw lief persoontje was, die ik moest dupeeren", antwoordde Knox beleefd. Even zweeg zij Haar mooie blauwe oogen rustten onderzoekend op hem. „Meneer Knox, zei ze fluisterend, ik heb u een boodschap gezonden, om u iets te vertellen, dat u geweldig belang zal in boezemen. Herinnert ge u Nidisky?" „De anarchist?" Ze knikte en boog zich tot hem over. „Hij is in Londen." ..Hoe weet u dat?" Miss de Hagon haalde de schouders op. „Natuurlijk van de Oostenrijksche poli tie. Ik had het eigenlijk aan Scotland Yard moeien vertellen, maar ik weet niet, hoe dat alles moet, en ik dacht, dat u 't wel aardig zoudt vinden om dat zaakje op te knappen." Knox was plotseling vol aandacht. Snel en hevig dacht hij over dit alles na. „lederen middag om vijf uur kunt li hem treffen in het café „Monico". Dan drinkt hij daar vermouth en domineert er op z'n eentje. Als u ooit een van zijn portretten gezien hebt, herkent u hem on middellijk. Hij is klein, erg bleek en heeft een zwarte snor." „Als alles waar is, wat er over hom verteld wordt, zei Knox grimmig, dan verdient hij wel twaalf maal opgehangen te worden." „Het wil me voorkomen, zei ze rustig, dat hij dat binnenkort meer dan ooit ver dienen zal. U weet, dat hij al verschillen de malen ter dood veroordeeld is, maar hij weet steeds aan de handen der politie te ontsnappen. Als het juist is, wat ik ge hoord heb, dan is hij weer iets verschrik kelijks van plan. Maar hij is te handig; om zich ooit door de politie te laten ver schalken. Officioele personen verliezen het spel met hem. Het is om die reden, dat ik aan u dacht, meneer Knox." „Ik dank u voor uw informatie", zei Knox op een beetje onzekeren toon. „U ziel, dat ik u geen kwaad hart toe draag." Hij keek haar opnieuw aan. Van haar gelaatstrekken was niets te lezen, niets, dat hem waarschuwde, om op z'n hoede te zijn. Maar toch was er iets in de kleine sierlijk gemeubelde kamer, dat onbestemd wees op gevaar. Hij wist, dat die blauwe oogen. die hem zoo lief en trouw aanza gen, de oogen waren vau een geraffineer de, niets ontziende intrigante, die hem om den streek, dien hij haar eens speelde, in het verleden moest haten, zooals alleen een vrouw haten kan. „Denk er om, meneer Knox, u is de eenige man hier in Londen, die van zijn vertoef hier weet. Hij is de man, die de politie van drie landen hoeft weten te weerstaan. Ook de Engelsehe politie zal falen. Misschien kunt u met uw speciale methoden slagen, waar al die anderen misgrepen." Toen hij afscheid van haar nam wensch- te ze hem op teederen toon succes toe. Vrij spoedig herkende Knox in de Mo- nieo-bar den geheimzinnigen vreemdeling, die er uitzag, zooals Miss de Hagon hem beschreven had. Z'n mager uiterlijk en gehavende kleeding wezen op armoedige omstandigheden. Hij dronk vermouth on domineerde met pen denkbeeldi.gen tegen stander. Nog geen half uurtje later dron ken Knox en de vreemdeling samen ver mouth. Na eenige partijtjes gesnoeid te hebben verlieten ze samen het café. Tegen middernacht op dien avond had Knox op het beroemde hoofdbureau van de 1 ondensche politie. Scotland Yard, een onderhoud met den leider van de vinger- afdrukafdeeling. Hij overhandigde den in specteur een dominosteen. „Een man, die naar mij verteld is, een berucht anarchist is, heeft dezen steen van avond in handen gehad Zijn naam moet zijn Stephen Nidisky 'Als dit inder daad zijn vingerafdruken zijn. dan zal ik tl zeggen, waar u hem vinden kunt. Wan neer weet u hel?" „Morgen". Toen de inspecteur hem den volgenden dag verzekerde, dat de door hem op den dominosteen meegebrachte vingerafdruk ken van iedereen konden zijn. behalve van Nidisky, wist Knox. dat hij nu van aangezicht tof aangezicht stond tegen over een probleem. De man was dus niet Nidisky en Knox begreep, dat Miss de Hagon hel drommels good wist. Wat had zij er dan mee voor, om hem af te sturen op dezen vreemdeling? vroeg hij zich on rustig af. Drie dagen later wist hij. dat de vreem deling woonde in de George-street, het beruchtste gedeelte van de vreemdelingen- wijk in Londen Knox, door het vreemde gedrag van de vijanden op z'n qui vivc gebracht, voelde dat het noodlottig voor hem zou kunnen zijn, indien bü al te openlijk het gedrag van den vreemdeling bespiedde. Daarom wendde hij zich tot een beproefden helper, met name Jack, wien hij, hem met nadruk wijzende op de gevaarlijke buurt, opdroeg in hetzelfde huis, als waarin hij den vreemdeling lo wonen wist, een kamer Ie huren en 's mans gangen precies na te gaan. „Maar pas op! Die straat is een hel en zoodra die troep misdadige buiten landers bemerkt, dat je' daar bent mot ongewenschte bedoelingen, dan geef ik niet veel meer voor je leven." De man, die het niet breed had en de hem toegezegde belooning goed gebruiken kon. was dankbaar voor de opdracht. Lenige da£tn daarna bezocht hij den d "live, die in spanning z'n komst ver beidde. „Ik ben prachtig geslaagd, zei Jack opgewekt, ik heb een kamer, vlak naast die, waarin de vreemdeling woont. Ze zijn daar met hun drieën." „Wie zijn die anderen?" vroeg Knox. „De vreemdste menschen, die ik nog ooit gezien heb. Eén is een groote zwarte kerel, dien ze niet „dokier" aanspreken, de andere is kleiner. Die twee zijn den heelen dag op hun kamer. Wat ze daar uitvoeren, weet ik niet, want alles zit potdicht. Ik heb alleen door een Kier kunnen zien, dat den ganschen dag het licht brandt Als die andere, die vreem deling van u 's avonds terugkomt, hoor ik hen vaak hevig vloeken. Het is een rare troep." „Vanavond kom ik bij je, zei Knox, na eenigen tijd van nadenken. Houd je ziek vanmiddag en blijf te bed. Vanavond zal ik me aandienen als de dokter". „Ik doe 't met genoegen, antwoordde Jack. Ik heb een hekel aan die vervloek te vreemdelingen, die de stad onveilig ma ken Als geneesheer, di een zieken kamer bewoner kwam bezoeken, kreeg Knox vrij gemakkelijk toegang in het vreemde huis en in de kamer van Jack. Deze stond hem al op te wachten en scheen erg opgewonden te zijn. Z'n gelaat drukte de grootste ontsteltenis uit. „Kijk u eens hier door die kier", zei hij op heeschen toon. Knox wierp een blik in de andere kamer en week toen even verschrikt terug. De kamer was in een zwarte duisternis gehuld. Alleen op de tafel brandde een schemerachtig licht. Voor de tafel, met een fijn instrument in de band. stoud z'n vriend uit het café Monico. Hij had zwarte brilleglazen voor de oogen en bewerkte een langwerpig stuk wit papier. Bij de tafel stond de man, die met dokter werd aangesproken, en de kleinere vreemdeling In de kamer gromde een onheilspellend geruisch. Toen verwijderde de dective zich met spoed, na Jack te hebben opgedragen, de kamer in geen geval te verlaten. Een taxi bracht hem naar Scotland Yard. In de vestibule reeds trad de inspecteur Hobson hem haastig tegemoet en vroeg: „Hebt u mijn brief gekrjgen? Vanmid dag heb ik dien laten bezorgen." „Vandaag ben ik niet op m'n kamers geweest, antwoordde Knrx. Wat is er?" „Het gaat over die vingerafdrukken, die u ons bracht, riep de inspecteur op gewonden. Kunt u dien man nog vinden? Die man isGriste!" „Griste! De eenige van de motorban- dicten, die uit de handen der Fransche politie bleef en vier agenten doodschoot? De man, die onlangs de Fransche politie schreef, dat hij een beter banlje had, dan banken te berooven? De man, die valscli bankpapier ter waarde van eenige tonnen de wereld inzond, volmaakt na gemaakt? De man, die ze.s maanden lang door de Europcesche politie achterna ge jaagd is en nog een detective en twee agenten doodde en telkens ontsnapte? Is die Griste.de vreemdeling?" riep Knox verbaasd in égn adem, grenzenloos ver baasd. j,Ja, vervolgde hij, die man is. hier en ik heb hem vanavond op heeterdaad betrapt. Vanavond kunnen wij hem nog arresteeren." „Wal? vroeg de inspecteur bedenkelijk Weet u wel; dat het een gevaarlijke, haas! wanhopige zaak wordt. Neem mijn raad aan en ga rustig naar huis. U kunt mij precies vertellen, waar dat huis gelegen is, en hoe wij spoedig die kamers kunnen vinden." Knox schudde het hoofd. „Ik hob u die zaak gebracht, en ik sta er op, er bij te blijven; maar ik beloof u, dat ik me op den achtergrond zal houden." Het was liern echter duidelijk geworden, waarom Miss Hagon hem en hem alléén had afgezonden op dezen gevaarlijksten al lei bandieten. Dien avond werd de bende gearesteerd De overval had plaats, terwijl ze, zich van geen enkele gevaar bewust, aan hun heilloozer arbeid bezig waren. Even was hot wrzet hevig geweest, maar ze hadden geen gelegenheid gehad van hun revol vers gebruik te maken. Toen het drietal werd weggeleid, wendde Griste zich tot den detective. „Als ik ooit weer vrijkom"., en in z'n verwilderde oogen gloeide som bere haat. Toen alles was afgeloopen, zocht Knox Miss de Hagon op. „Wat hebt u?" vroeg ze nieuwsgierig. „Ik kom u bedanken voor uw informa tie. zei Knox De man is zooeven gear resteerd door.... Scotland Yard." Hij keek haar aan, maar haar gezicht was als een masker, „En was liet.... Nidisky?" vroeg zc op haperende toon. „Nidisky? Neen, anlwoorde Knox. 't Was een veel belangrijker persoon, vindt u niet? 't Was Griste, de man, die zeide, dat het twaalf menschenlevens zou kosten, om hem te arresleeren; de man. die de igputatie had dat hij zonder pardon schoot op iedereen, dien hij verdacht...." Knox sprak deze laatste woorden uit op een eigenaardigon, uitdrukkelijken toon. Twee onschuldige verbijsterend mooie vrouwenoogen zagen hem aan. Toen zei ze langzaam: „Het leven is een spel, iedereen krijgt een kans om te winnen, vandaag u, morgen ik". x DE FILOSOOF. Jodocus was een filosoof. De dorpelin gen vonden hem een groot geleorde, want hij bezat vele dikke boeken. Daarom be greep men niet goed, hoe Jodocus op een goeden dag in het huwelijksbootje stapte; of liever, men snapte niet, dat hij dat nu juist deed aan de zijde van do dochter van den hakker, die voor erg dom doorging, althans veol te dom. om te passen hij een luan als Jodocus, den geleerden filosoof. Hot was twee dagen na de bruiloft Jodocus was zeer dorstig, want het was warm. Zoodal hij er toe kwam zijn vrouw uit te noodigen aan de bron, even buiten het dorp, een groote kruik met frisch water te gaan vullen. De vrouw nam de kruik en verdween. Na een kwartier was ze nog niet terug, ook niet na twee kwartieren en ook nog niet na een uur. En Jodocus leed geweldi ge dorst. Wat hem aanleiding gaf, tot zijn schoonmama het dringend verzoek te richten eens te gaan zien, waar haar dochter bleef. Moeaer en dochter waren dus samen aan de bron en de dochter deelde mede, dat ze er over zat te prakkizeeren, hoe ze te zijner tijd aan een wieg zou moeten komen. Moeder vond het onderwerp uiter mate aantrekkelijk en maakte aanstalten mee te gaan zitten helpen prakkizeeren over het wiege-probleem. Jodocus leed steeds heviger dorst. Een tot zijn schoonvader gerichte smeekbede vermurwde dezen, zich bronwaarts te be geven, om te zien, waai- de oude en de jonge mevrouw bleven. Jodocus' schoonpapa werd overvallen met het adviseurschap inzake het vraag stuk van de wieg. Hij zette zich en assis teerde bij het peinzen. Jodocus' dorst dreigde doodelijk te wor den. Hij besloot zich (hans persoonlijk op de hoogte gaan stellen van de oorzaak nopens het uitblijven van zijn vrouw, zijn schoonmoeder, zijn schoonvader, mits gaders de waterkruik. Ter plaatse vernam Jodocus, de filosoof en geleerde, de nieuwste bijzonderheden omtrent den stand der deliberaties. Jodo cus kon zijn boosheid niet verkroppen: hoe haalden die drie het in hun hoofd, zich het hoofd te breken over een wieg, welker noodzakelijkheid absolutelijk afhing vau des ooievaars' goedertierenheid!! Wat een domme menschen! Jodocus liet hen waar ze waren en hij vluchtte de wijde wereld in. Een kilometer verder werd zijn aan dacht getrokken door het knorrend ge kreun van een varken, dat door een boos aardige vrouw werd afgeranseld met een dikken stok. Waarom, o vrouw, slaat gij dit arme heest? vroeg Jodocus gp een toon, welke hij „filesefie" paste. Hij wil niet in den boom klimmen om er de eikels uit te halen, snauwde ilo vrouw Jodocus toe. Jodocus achtte hét oogenblik gunstig om der vrouw onder de aandacht te bren gen, dat in de natuurlijke historie varkens en eekhoorns zelden in één adem worden genoemd, al hebben zij een sterk punt van overeenstemming in hun liefhebberij voor eikels. Weer een kilometer verder maakte Jo docus een praatje met een vrouw, die zich over haar erf in gehukte houding bewoog. - Wat ben je nog aan 't zaaien, moe dertje, riep Jodocus vriendelijk. J& baas, ik heb vanmorgen van een reizend koopman twee doosjes lucifers ge kocht en nu zaai ik de lucifers, om tegen den winter een flinken oogst te hebben. Jodocus kon voor zooveel onnoozelheid geen woorden vinden. Hij zou de wijde wereld ingaan. Maar op twee kilometer van zijn dorp had hij nog niets ontmoet dan onbegrijpelijk dom me menschen. En hij filosofeerde: Als ik nu op dpzen landweg al twee domme menschen ontmoet, hoeveel zuflen er dan op de geheele wereld zijn. die ge heel met menschen gevuld is. Jodocus maakte, rechtsomkeert en kwam weer aan de bron, waar zijn vrouw en zijn schoonouders nog steeds niet waren uitgepraat over het thema van „trek maar aan het touwtje". Wat Jodocus, na zijn ontdekkingsreis langs het varken en de lucifers lang zoo onverstandig niet meer voorkwam. Zoodat hij, getroost, in den schoot der aangetrouwde zijnen terug keerde. HET SCHEEPJE. Er bestaat een diepe vreugde die ik sommige zielen ten zeerste aanbeveel, en dat is naar Rome te gaan, alleen en totaal onbekend. En wanneer men zich in de Eeuwige Stad bevindt tijdens een feest van Sint Petrus of op den dag eener heiligverkla ring, dan groeit het visioen tot een der schoonste die men hier beneden kan bele ven. Geleund legen een kolom van den Sint Pieter boven de ontelbare hoofden den man te zien, gedragen op de aedia gesla- toria, den man die zonder eenige betwis ting tot Cephas en tot Christus opklimt, den man dien de maconnieke onderwijzers niet kennen en die over 300 millioen men schen regeert, den man voor wien meri op elk uur van den dag op narde bidt.dien man die de Paus is, waarin de grootste, de meest bezonkene, de duurzaamste der machten dezer aarde zich uitdrukt, ja, dut is een visioen waarvoor het goed is alleen te zijn, juist gelijk men alleen moet wezen in tegenwoordigheid van 'sommige grootsclie schouwspelen van God's onme telijke natuur. Wat gaat men te Rome aanschouwen, wanneer men den Paus gaat zien? Neen! De koningen van het goud zijn hier niet en zij wekken geen belangstelling bij de menigten De militaire, macht? Evenmin! Deze macht, weleer tronend in de oude wereld, zetelt thans aan de andere zijde van den Oceaan. De wetenschappelijke, de indwstrieele mach»? Er is geen plaats voor He kleinste fabriek in de tuinen van het Vaticaan. Wat gaat men er dan zien? Het is de bewaarder der Eeuwige Waarheid, het is de hoeksteen die geheel het gebouw der zedelijke wereld steunt, het is de opvolger van Hen visscher tot wien gezegd is gewor den: Ik zal u mensehenvisscher maken!"' En üc. basiliek Van wel baden in een zee van licht.En de rijke kieedên kun- nen wel langs rijke, marmeren muren hangen. En de sedia kan wel gedragen worden op breede schouders, omstuwd van schitterende wachten. En toch voelt men zeer goed dat al die pracht een uiterlijk vertoon is, gewild door de godsvrucht van een volk, maar dat de alleenige gedachte dat het ware innerlijke leven, dat alles wat trilt van verlangen achter deze praal, voortgekomen is van het wachtwoord van God: „Ge zult mensehenvisscher zijn". Het wil zeggen dat het scheepje van Petrus^ steeds het scheepje blijft. Het scheepje, en niet de ploizierboot zooals helaas een te groot aantal christenen het zich inbeelden, want er zijn veel gedoopten waarvoor de Kerk slechts een gezellig in gericht schip is. Om er op te worden toe gelaten hebben diegenen die hun het le venslicht schonken eerst enkele formali teiten vervuld. Zij zelf hebben zich onder worpen aan sommige riten, betalen enkele rechten.... middels dit, administraties in orde met de letter der wet, vroolijk en te vreden, het hart gerust, zachtkens uitge strekt op leunstoelen gewatteerd met mol ligheid en onverschilligheid, hopen zij wel de haven van het geluk te bereiken. Maar daar wacht hen de ruwe visscher- martelaar. Daar zullen zij bemerken, dat zij zich deerlijk vergist hebben, dat hun schip niet is het scheepje van Petrus, harde, eenvoudige, „sobere boot, gelijk ai de visschershooten. Scheepje waarin ieder een werken moet en verdienen. Zij is reeds zoo hard de vischvangst, op die enkele planken besproeid door de woede der golven. De zeilen zijn zwaar, de nellen moeilijk te hanteeren. de visschen slim, de hemel vol bedreiging. Maar de vangst der menschen?. Wie zal kunnen beschrijven haar som berheid en op sommge dagen haar on- metijhe afmatting? Welk een arbeid! Her senen verlichten, bezwaard met opwerpin gen, harten veroveren die zich oogenschijn- lijk voor altijd van u' afgewend hebben, gemoederen zuiveren wier gevoelens slechts op de laagste snaren van het men- schelijk hart trillen! En toch is hol Hie arbeid dien men moet verfchfen. arbeid op leven en dood, voor uw broeders en voor u zelf. En de eerste vraag die Petrus, de vis scher, u zal stellen wanneer «*e uit het bootje zult stappen, zal luiden: „Hoeveel menschen hebt ge gevischt?" Vergeefs zult gij antwoorden door uw handen te toonen beladen met mos, bloe men en allerlei lievp, kleine pruldingen „Hoeveel menschen hebt gij gevangen?" S „Ibiienlaliteit en uiterlijk" vorm?" z»l- len haar beurt slechts krijgen na het es- sentiecle antwoord op de vraag: „Hoeveel menschen hebt gij gevangen?" Want elk een kan slechts hoop koesteren op indivi ducel heil dan in de mate waarin hij aan de algemeen vischvangst heeft deelgeno men. En om aan deze waarheid te herinne ren, essentieel onder alle, draagt do opvol ger van den eersten visschers een eenigen ring dien hij alleen het recht heeft Ie dra gen Het is do ring van don visscher. En gij die deze regels leest, gij die he den het scheepje bevaart, stel u de vraag die weldra tot u gericht zal worden?" En hef u op, vervuld van dankbaarheid. Of wel, buig het hoofd vol schaamte naar ge lang hpf antwoord uws gewetens, in den verschrikkelijken lijd dien wij doorleven en waarin iedereen over zijn gelaat voelt waaien den wind van de afgronden, dien wij allen rakelings hpnaderen „Hgz." PIERRE Ï'ERMITE De verkeerde Een passagier nam in Rotterdam den nachttrein naar Parijs. Hij verzocht den conducteur hon^ in Brussel te waarschu wen, daar hij slechts lot deze stad wilde reizen en een uurtje slaap noodig had De conducteur nam den gulden aan, wplke hem toegestoken werd en beloofde aan den pas sagier, dal hij hem in Brussel zou wekken. De man sliep en werd den volgenden mor gen wakker te Parijs. Hij liep woedend op den conducteur toe, om (lezen op velerlei wijzen kenbaar te ma ken, dat conducteurs tot do meest onbe trouwbare individuen op den aardbodem heliooren. Maar meneer, antwoordde de con ducteur, u bent boos, en li zegt vreemde dingen, maar u haalt het nog niet bij den man, dien ik in Brussel uit de coupé ge sleept heb! Grootmoedigheid. Eon hoveling zeide tot zijn vorst: „Sire, ik hen in het bezit eener lijst van personen, die zich zeer ongunstig over U uitgelaton hebben." „Hoog waardeer ik uw ijver", was het antwoord van den vorst. „Maar, vroeg hij verder, hebt gij ook oen register van hun verdiensten aangelegd?" „Neen, Sire, erkende de hoveling, dat heb ik niet gedaan." „Welnu, hernam (le koning, in dat geval wil ik ook hun slechte daden niet opgotee- kend zien." Snedig. Een Sultan, tijdgenoot van Schanderby, bad vernomen, dat deze veldheer een sabel bezat, waarmee hij in één slag een os den kop afhakte. Hij verzocht om toezending daarvan en probeerde het ook eens; het mislukte hem echter geheel. De Muzelman beschuldigde nu den veldheer van overdrijf ving on lengen, éocfy hij ontving h.et vol gende antwoord: „Ik heb u wel mijn sabel gezonden, maar mijn arm kan ik u niet lcenen." Hel juiste woord Tandarts: Ik constateer, dat al UW kiezen aan het zweren zijn. J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 19