r
erde Blad
feijdag 2 October 1925
aiüwni
miïMÉmmsmm
mtWÊMmm
een bevredigend einde.
Haar is 'l01 d{m uicl mogelijk", aldus
.dat de Apostelen in stilte hef
aani van Christus hebben weggeno-
,ca liier of daar verstopt?"
Wees nu eens eerlijk, Frans, en zeg me
tvat voor voordeel do Apostelen wr
it zouden hebben gehad, om hel fabel-
le gaan rondstrooien, dat Christus
zon was, en zoo dus een bedrieger te
aanbidden als God, terwijl zij zelf de
do slachtoffers ervan zouden zijn? En
indien hoe moesten zo- zulk een plan
en? Hoe moesten ze dat lichaam
hemen?...
fa, geef nu antwoord!
Waar haalden de Aposte'on ineens dien
1 vandaan, terwijl ze bij Christus'
iging allemaal waren weggeloopen?"
Jmkoopen de soldaten? Ze waren zoo
als de mieren."
Stilletjes hun werk doen, (erw:jl er een
lit soldaten stond? Stilletjes den steen.
i zwaren, afwentelen, zonder leven te
ptt, en dan stilletjes het lichaam ont-
den en'het zóó verbergen, dat niemand
kon vinden?"
indt je dat zelf nog wel waarschijn-
Frans?"
)at klopt trouwens liee'emaal reel mei
verhaal, dat de priesters de soldaten
och ten om te zeggen (le liegen) dat
nostelen tijdens hun slaap hel beliaarn
len weggenomen. Denk je dan. dat de
■heid die wacht niet gestraft zou
,ls ze ra-et zulk een mededoeling
dat de Apostelen liet lichaam
len wegenomen tijdens hun slaap?"
Hikkig zag Frans toch zijn dwaasheid
gaf toe. dat liet hoogst onwaarsehijn-
rnoot genoemd worden, dat de Aposte-
wo le werk zijn gegaan.
5n Frans, ik zal 4e nog meer zeggen,
noderne rationalisten hebben dan ook
tegenwerping laten varen als niet
end voor hun strijd tegen de verrijd
Maar daarvoor in de plaats zijn ze
het malle praatje aangekomen, dat het
aal der Verrijzenis een legende, een
selfje is van de tweede of derde ge-
tie der Christenen. Maar verklaar dan
al de gevolgen ten opzhhte van de
stelen, die geheel anders zijn geworden
de Verrijzenis en om wille van dat feit.
ton slotte, dat Christus zou gewor-
jen zijn in.de algemeene doód'êhkuil is
verzinsel, omdat deze algemeéne doo
rliet bestond in de Joodsche en
[niet in de Romeinsche wet."
zat en zweeg; maar lui had nog
rpijlen op zijn boog. H;j had de Eyan-
ii eens ev op na geshaeen en nu had
bemerkt, dat de evangelisten niet alle-
preeies hetzelfde vertellen,
o, en wat dan?"
Vel, kapelaan, ze noemen een ver-
Qend aantal vrouwen, .die bij het graf
geweest; en ze verscb'l'en in het aan-
pngelen bij liet graf. En do eene zegt,
de eers'o verschijninggeschiedde 'n
!ea terwijl de anderen spreken van
'a, daar lieb ie gelijk m"
'ans dacht, dat hij ging winnen. Ik
g: heb ie wel eens een groote brand
'emaakt?"
Fat, brand?"
io wel eens een groote brand hebt
en?''
wel, maar
waren daar veel menschen bij
a, nogal."
als je uu na liet feit al die men-
n eens gaat vragen hoeveel brandweer-
nen er wel waren, en hoeveel k:jkers
iienwsgierige.il, denk ie dan. dal ze
ies hetzelfde zullen antwoorden?"
licht niet."
'aar ze zullen toch met zeggen, dat er
brand is geweest?"
natuurlijk niet!"
Volnii. evenmin ;s '»et verschil dal jij
zoo handig ontdekt hebt bij de evan-
i'on in hun verrijzenis-verliaal van
le en hel feit te ontkennen."
fet is juist een bewijs, dat zo niet van
ar overschreven, maar dat ieder zijn
ii irerlc heeft geleverd."
jtreer zat Frans en zwoeg; maar nu
sl de laatste dwaasheid nog gelan-
[1 worden. Maar toch aarzelde li-ij een
jo. want hij vreesde nu toch zelf geen
ps Ie hebben, en daarom vroeg hij. al
om bet antwoord te welen, wat er
in te brengen was tegen de bewerinffl,
w Apostelen zich maar verbeeld
■ion Christus te zien ua Zijn Verrijze-
of krankzinnigheid. Maar neemt dan
maar aan de malligheid, dal het evangelie
zou gepredikt zijn door een stel menschen,
die wij een plaatsje in Meerenberg zou
den geven!
„Ja, dat is ook idioot, om aan te nomen."
„Ben je nu overtuigd, dat io gesputter
niet deugde? of is er nog meer?"
„Ja en neen. Ik wilde nog vragen, ka
pelaan
Mooi, dacht ik. hij begint al een andere
toon aan te slaan
vragen, waarom Christus na zijn
Verrijzenis nog veertig dagen op aarde
bleef?"
„O, dal is nog al eenvoudig. Dal deed
Hij om de wereld te overtuigen, dat Hij
verrezen was. Natuurlijk had Christus dan
in dien tijd nog meer kunnen' verschijnen,
dan Hij nu deed; maar er moot voor. ons
geloof ook een plaatsje over blijven, hé.
En verder had Christus nog veel te loeren
aan Zijn Apostelen over Zijn leer. de in
richting der Kerk; Hij moest nog hun
hoofdman aanwijzen en haar zending over
de wereld aangeven."
..Laat ik len slotte or dit aan toevoe
gen Frans, dat Christus' verrijzenis het
onderpand is van de ónze. „Als Christus
niet verrezen was, dan was ijdel ook ons
gelcol", zegt Paulus."
,.lk ben toch maar blij. dat ik dit geloof
bez'T\ zei Frans ten slotte.
„Mag ik je van (Taag nog iets aanbevo
len: je bent nu in de goede stemming?''
„Wat dan. kapelaan?"
„Denk or eens om. menigmaal dal
schietgebed te zoggen: Zoel Hart van Je
sus, ontferm TT over ons en onze dwalen
de broeders."
..Tk zal het doen, kapelaan."
..Tot ziens."
J. C. C. GROOT.
Kapelaan.
herman gorter.
lil
In de „Verzen" welke in i903 uitko
men, toont Gorter zicli geheel de dichter
van het Socialisme.
Dr. De Moor, die in „Stemmen des Tijds"
(1918) de wondere schoonheid van „Mei"
herdenkt, kan niet nalaten naar aanlei
ding van dg „Verzen" en van „Pan",
waarover later meer, het woord van Isaias
in den mond te nemen: „Hue zijl gij uit
den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon
des dageraads!" Het is inderdaad wel een
val geweest, zooals wc zullen, trachten
aan te tocmen.
De arbeidersklasse wordt gezien als een
schare onschuldige.kinderen „die danst een
grooten reidans aan de oceaan der wereld".
De jeugd van thans zal het beleven, „dat
de lichte lichamen der menschen overat
dansen in vrijheid." Het socialisme is „een
eikeltje", „een ster van uit de verl geval
len", liet is „een kindsdroom, die tol waar
heid werd". Het is een droom van verle
den en toekomst.
Even verder „lijkt het een slak. een
schelp, 't huisje van een mossel, een oes
ter! je op 't strand". Maar liet zal groeien,
wonderbaar zooals een embryo groeit in 't
bescl iermende vlies.
„Wij voelen het diep in ons" zegt Gor
ter. „de eenheid der menschen groeit."
Thans zijn er nog open plekken tusscheu
de groepen der arbeiders, zooals ze staan
aan 't strand der zee, maar weldra is heel
de zee er vol van, zooals 's avonds de he
mel met sterren is. „De zee wordt clan van
menschen. De zee wordt menschen."
Verder:
„Arbeiders, ziet ge daar dat goud,
die zon,
die pyrafnide van geluk! Ziet ge
dien rijkdom, voelt ge niet een adem
tocht
van 'l geluk, waarin gij zoudt kunnen
liggen."
Dat Is natuurlijk weer hel socialisme, en
dan hooren we:
Opdat ge 't wint, is noodig propaganda
voor de Idee, ja, voor de Idee der
Eenheid.
Zij bezielt alles, zij is do moeder
van onze daden. Zij bezwangert ons
hoofd.
En dan is noodig uwe propaganda.
Het zaagje met één tand wint het niet,
het hout, maar wel de vcelgetaande
harde zaag
Schaart u aaneen, zooals de beesten
doen.
Zooals de wolken doen, zooals de zee.
En weer verder: v
Het Socialisme komt;
do aarde is gelukkig, hef Socialisme
leeft,
de aarde wordt mot gouden eenheid
bekleed.
Tn de mooiste verzen uil dezen bundel is
Gorter weer de zuivere natuurdichter, die
de theorieën van Karl Marx vergeet. Maar
(1e fragmenten, waarin hij zuivere natuur
impressies geeft, wisselen af met exclama
ties, die men kan beluisteren in manifesten
en volksvergaderingen. Dan is plotseling
alle artisticiteit op den loop.
De woorden: organisatie, proletariaat,
socialisme, arbeidersklasse, die men in de
verzen herhaaldelijk aantreft, krijgen bij
liem nooit den diepen klank en liet mas
sieve rhythme. dat ze meermalen aanne
men in de poëzie van Henrietta Roland
Holst. Het echte gevoelselement ontbreekt,
't Ts alles koud- cerebraal, kil-ïntellectua-
listiscli.
Gorfer's uitgangspunt is, zooals Vorwey
schrijft (Proza VII) een „gedachtebeeld: de
eenheid van alle menschen."
Maar het is, zonden we er aan toe wil
len voegen, niet doorhuiverd van „das
gross»* Millh'id". liet is ecu visie, waaraan
alleen de verheelding. en niet het wanne,
levende en licvcnde menschen hart aandeel
heeft.
Gorter beweert voortdurend dat bij de
menschen liefheeft; maar ook in zijn so
cialistische poëzie is hij weer egocentrisch,
want hij koestert alleen zijn gedachten-
beeld, of nog beter: dat gedachtebeeld is
hem tol een dwangvoorstelling.
Wij hoorn niet het weemoedig vibrato
van de vox humana der menschelijke
smart. Wij merken niet, (lal deze dichter
lijdt om zijn ideaal, niet, dat hij zijn brood
met tranen heeft gegoten. Gorter had Van
Eeden na mogen zeggen:
Kon ik altijd gevoelen, wal ik w e o t,
Dat daar geen heil wordt zonder
smart geboren.
Dat daar geen ziel zal worden uitver
koren.
Die niet verging in vlam van eigen
leed.
Waf hebben vyij aan velen, dat niet
doortinteld is vau liefde? En is liefde
niet veelal smart?
Tot de beste uitingen behoort nog het
volgende:
Zoo zeker in doodstillen lentenacht
de menschenoogen met een-stil verlangen
opzien ten hemel, als hun strijd en
hangen
is weggestorven in die slaalge pracht.
Zoo zeker als met 't stralen na den
nacht
uit 't stralen opschieten, en uit. het
prangen
der aarde, mensclienharteii gloed
ontvangen,
en om 't leven Ie strijden nieuwe
kracht.
Zoo zeker en zeer zeker door die
nachten
van nacht en zon zullen deze
geslachten,
die nu het gloeien van don dag door
snijden,
en de laving der wijde nacht door
lijden,
tot oen geluksgloed beginnen (e naderen
zooals niet kenden hun gestorven
vaderen
Hel is weer de voorspelling van den
aardschen 'heilstaat, die ons hier bezig
houdt. Hel nageslacht van Gorter's arbei
ders zal „tot een geluksgloed naderen". We
willen het graag geloovon, indien aan één
kleine voorwaarde voldaan wordt, n.l. dat
deze mensehen gelijkvormig zullen zijn
aan de engelen Gods. Gorter's heilstaat is
een ziyver jieidensehe natuurvisie in een
zonder historisch besef geconstrueerd Ar-
cadië.
„Hoidensch is altijd zijn levensvisie ge
weest." beweert Quorido in een artikel, dat
men ontdoen moet van de klaterende en
bonte kermisornamentiek. om er eonige
juiste gedachten uit op (e vi.sschen. Hij
wijst er op. dat Gorter „in zijii diepste we
zen klassïcus is". .Maar .o.i» mist liij in zijn
uitingen de aristocratische zelfbehcer-
sching van den echten klassieus.
De klassieus beoefent in de allereerste
plaats het streng-strakke vormschoon en
als zoodanig is Van Eeden in zijn „Lied
van Schijn en Wezen" veel meer klassieus:
„Wijding is diening, en wat harmonie
slrengelijksl dient, moet hoogste schoon
heid heeten."
Bij Gorter juist-vooral na „Mei" een
hooghartig vorwaarloozing van alle vorm
schoon.
Wonderlijk! We voelen dat deze man, on
danks zijn onmiskenbaar superieure ga
ven, zoo ver van ons afstaat. Veel verder
dan Mevr. Roland Holst, dan Ada ma van
Scheltema, Van Collem, Bonn, Margo en
Maria Vos en andere socialistische lyrici.
We merken niet, dat de Profeten en Zan
gers van het Oude Verhoud tot zijn gees
telijke voorouders belmoren; niet, dat de
mentaliteit der Middeleeuwen min of meer
bewust door zijn ziel is gegaan; evenmin
dat zijn innerlijk leven geschokt is gewor
den door de geweldige conflicten der 15de
en 16e eeuw; door hel stoer en vurig ge
loofsleven der 17e eeuw, waaruit hij alleen
Spinoza kent en waardeert.
Hebben do „heiligen" dor bourgeoisie uit
de 18de eeuw zijn ziel geboeid? Heeft hij
over een dezer een boek geschreven, (lat
klinkt als oen klok, zooals Mevr. Roland
Holst over Rousseau?
Hebben de stormen en smarten der
Fransche Revolutie door zijn ziel gehui
verd? Heeft hij den dromer Novalis ge
kend en gepeild?
Muiek wil zijn woord zijn; en „Mei" en
de eerste „Verzen" zijn muziek, maar liet
is muziek in wezen verschillend vau de
lyriek der Middeleeuwen, van de muziek
van Vondel, van Goethe, van de diepe
klankvolle dictie van Schiller, van Nova
lis en zelfs van Nietzsch. Het is een eigen
zielsmuziek, en dat is verdienste, maar de
tonaliteit is vreemd aan die der Christe
lijke beschaving. Het is exotisch, wonder
schoon soms, maar liet is vreemd, het is
bij den socialist Gorter, meestal kil. Meer
dan twintig eeuwen schijnen voorbij ge
gaan, zonder dal Gorter er eenige affinitei
ten in vond. De grooten, (1e allergrootsten
rusten op de traditie der eeuwen en de
wortelen hunner ziel grijpen in alle tijd
perken der cultuur, om daaraan de voe
dende sappen Ie ontleenen voor luin geest.
Dante, Shakespeare, Goetlie, Carlyle. Op
welke traditie rust Gorter?
Als een vereenzaamde staat hij in het
lieden. Een klassieus met zuiver hoidensch
levensgevoel, als geëxalteerd moderneling
in het moderne leven!
We zullen nog een enkele passage af
schrijven:
Meer dan de zon schijnt mij liet socia
lisme. De zon verlicht het buiten, maar dit
maakt mij zeiven van hoofd tot voeten wit
van binnen. En daardoor zie ik de dingen
van binnen, want wij melen al wat is naar
ons zclvi-n Het socialisme maakt dat ik
mij zelf hegrij-p. mijn bloed, mijn pols, mijn
denken. En in 't zelfde licht zie ik nu ook
de binnenkant der dingen. 'I Breekt uit al
les, elk mepscli. elk ding, dat rein licht.
En ten slotte vinden we bij Gorter soms,
zooals Quorido zegt „een faunige wulpseli-
1 eid van zinnelijk koloriet". Gorter's socia
le lyriek doet meermalen denken aan een
zwoel en weemakend lied van uitsluitend
zinnelijke liefde. En van iemand met zui
ver heidensch levensgevoel kan men niet
anders verwachten. Zonder eeuwigheids-
perspectieven is Gorter's optimisme veroor
deeld lot den ondergang in afgrondzwart
pessimisme. S.
Do Lei il sch c Kerke n.
We zagen vorige maal, hoe na de Her
in ing Leidens Katholieken alras ver
een igd werden tot een parochie, welke na
eonige lotswisselingen als bedoliuis er
langde de tegenwoordige Lodewijkskerk.
Al hadden ze deze kerk dadelijk bezeten,
dan nog zou er ruimte tekort geweest zijn
voor de vele getrouwe Katholieken, welke
de Sleutelstad nog lelde, gesteld al dat liet
voorzichtig ware geweest hen allen in één
gebouw hijeen te brengen.
Om meer dan één reden was hel alzoo
verblijdend, dat meerdere geestelijken zich
hier het lol onzer Roomsche voorvaderen
aantrokken. Dit waren voornamelijk zen
delingen vau verschillende orden.
Zoo vestigden zich reeds vóór 1609 pa
ters Jcsuïten aan de Pieterskerkgracht,
waar zij hieven tot aan de tijdelijke ophef
fing hunner órde. Nadat hun kerkgebouw
lot 183(5 voor de Godsdienstoefening van
hel garnizoen gediend had, wercl het ge
sloten 'Hot bleef zoo tot ongeveer 1870,
toen hel werd afgebroken en vervangen
door de nu nog aanwezige gvmnastiek-
school.
Omtrent denzelfden tijd als de Jcsuïelen
zijn de Franciscanen in Leiden, gekomen.
Zij vestigden zich in de Kuipers teeg, tot
dal in 1837 door den Weleerw. Pater Ja-
colnis Goofcrs een nieuw kerkgebouw werd
geslicht nabij de Hurtcbrug. Bij Bisschop*
polijk besluit van 1857 werd dat bedehuis
tol parochiekerk verheven onder den titel
van O L. Vr. Onbevlekt Ontvangen. Hier
mede werd de traditie gehuldigd, dat on
geveer terzelfder plaatse van oudsher een
Mariakerk geweest was.
Niet lang na de Franciscanen, althans
reeds in 1612, kwamen de Dominicanen
zich te Leiden vestigen en wel in de Bak
kers leeg, waar zij hieven totdat bij voor
meld Bisschoppelijk besluit hun gemeente
werd opgeheven.
Zoo waren er dan allengs reeds in hel
begin der zeventiende eeuw zeven R.-K.
priesters in Leiden en wel: één wereldlijk
geestelijke, in de wandeling aangeduid
als „de pastoor", twee paters Jesuïeten,
twee paters Franciscanen en twee paters
Dominicanen.
Zij hadden toen nog geen vaste verga
derplaatsen, maar riepen onder veel be
zwaar en ongemak hun geloovigen (dank
zij de stille hulp der „klopjes") nu hier,
dan daar bijeen, waarbij hun het feit te
stade kwam, dat onder de getrouw geble
ven Roomsclien vele welgestelde lieden
waren, die dus over cori ruime woning
konden beschikken. En liefst werd dan ge
kerkt in huizen met meerdere ingangen,
zoodat men bij een overval de wijk kon
nemen.
Inmiddels bracht de herleving der in
dustrie vele werklieden in de stad uit
Frankrijk, Vlaanderen, Munster en Keu
len, waaronder natuurlijk vele Katholie
ken. Voorzichtigheidshalve (en er kwam,
om de waarheid te zeggen, ook wel een
beetje standsverschil bij) werden deze
vreemdelingen niet toegelaten tot de ge
heime vergaderingen, bovenbedoeld, ter
wijl zij toch gaarne hun godsdienstplich
ten wildon waarnemen. De geestelijken
verzamelden hen toen in oen huis aan do
West-Havenstraat, vor genoeg uit het oog
der autoriteiten gelegen om geen argwaan
(e wekken; op de zolderverdieping hadden
er de godsdienstoefeningen plaats.
In het begin werden do H.H. diensten
voor deze personen door de geestelijken
om beurten verricht; vervolgens werden
zij geholpen door een of anderen door de
geestelijke overheid hierheen gezonden
wereldlijken priester, totdat zij eindelijk
in 1618 met algemeene toestemming der
betrokkenen tot een afzonderlijke gemeen
te werden vereenigd door Vincentius Stal-
paert van der Wiele van de orde der Ne-
derduitsche ongeschoeide Carmeliotcn.
Door de steeds toenemende bloei der
lakenindustrie en daarmede gepaard gaan
de gestadige toestrooming van wel-klieden
wies deze gemeente zoozeer aan, dat reeds
bjj het leven van pater Stalpaert een split
sing noodzakelijk werd. Deze geestelijke
bleef zich belasten met de zielzorg voor de
Bovenlanders (Duilschers) en Vlamingen,
welke zich verzamelden in een huis aan
het Utrechtscho Veer, (lat nog tot 1659
buiten de stadsvesten lag. Deze gemeente
is daar gebleven tot 1857, toen ook zij
bij bovenvermeld Bisschoppelijk besluit
werd opgeheven. Haar laatste pastoor was
de Weleerw. pater Ignatius Sarot, later
pastoor te Zoeterwoude aan den Hooge
Rijndijk.
De zorg voor de Walen werd opgedra
gen aan pator Abraham Bertius, van de
orde der Fransche ongeschoeide Carme-
licten, wiens portret nog hang' in een der
spreekkamers van den Deken, 't Is wel niet
mooi, doch om der historie wille natuur
lijk merkwaardig. Bertius was de zoon
van den vermaarden Arminlaanschen pre
dikant Petrus Bertius, regent van hot Col
legium Theologicum aan de toenmalige
Gellebroersgracht. Een bekeerling alzoo.
Bertius en zijn opvolgers, de Fransche
Carmelieten, vestigden zich in de Haar
lem uiers trant in een huizing, lang bekend
under don naam „l.e soleil d'or" en slaan
de ter plaatse waar zich nu nog do kerk
van onzen Deken verheft, Dit bedehuis is
liet eenige van Leidens kerken, dat zich op
de oorspronkelijke plek wist te handha
ven, zij hei dan dat het nu natuurlijk veel
grootcr is dan liet indertijd was. Pater
Berlins' kerkje, aanvankelijk in eenige
daartoe ingerichte kamers gevestigd, stond
later tusscheu de huizen verscholen, onge
veer tor plaatse waar thans de preekstoel
staat der „Mom Père", welke naam nog
herinnert aan den tijd der Fransche Car
melieten.
De laatste dezer, père Hubert Nicou,
werd in 1808 tot hofprediker benoemd van
koning bodewijk Napoleon en droeg (oen
zijn bediening over aan pater Carolus Bor-
tinus de Ram. een Benedictijn van Monte
Cassino, die werd opgevolgd door een we
reldlijk priester, den Eerw. lieer Arnol-
dus te Meij', die het bedehuis in Gothischcn
.stijl vernieuwde en het in 1857 tol paro
chiekerk zag verheffen onder den titel van
O. L. Vr. Hemelvaèrl.
Kecrën we nu weer terug naar de ge«-
meen Ie van pater Stalpaert v. d. Wielen.
Op den dag zelf van diens dood (6 Oet.
1656), kreeg hij reeds oen ordesgcnool als
opvolger, paler Otgcrus Hoogwout, die na
15 jaren arbeids stierf. Toen ging de op
volging echter minder vlug, hetgeen do
apostolische vicaris der Yereenigde Ne
derlanden deed besluiten (liet liep n.l. lo
gen Paschen), een wereldlijken priester
te zenden, den Eerw. heer Henricus Snel.
Dit was echter niet naar den zin van de..
huishoudster des overledenen, die een we
reldgeestelijke niet als opvolger van (ton
pator wilde erkennen en den Eerw. heer
Snel den toegang tot de pastorie weigerde.
Alleen stond zij hem toe er het Paasch-
fèest te vieren, doch na afloop moest hij
vertrekken
De grondslag van hel verzet der huis
houdster, Agnietje Swermer geheclen,
sproot voort uit de spanning tusscheu de
reguliere en de seculiere geestelijkheid
hier te lande, waarbij ook het gezag van
den aposlolischen vicaris in liet geding
kwam. Zij volhardde dan ook in haar ver
zet, hetgeen een scheuring in do gemeente
ten gevolge had. Een deel bleef rustig
wachten totdal er een pater tot opvolger
kwam. hetgeen pas in Sopten d«r ge
schiedde, hol andere deel schaarde zich
rond pastoor Snel, die een huis huurde
met name „Livorno", insgelijks aan bet
Utrechtscho Veer slaande, (Inch dichter
nabij de Kraaierstraat en wel ter htiogte
van hot tegenwoordige Ethnografischc
Museum aan de Hoogowoerd, waarvan tiet
thans liet achterste doel zou wezen. Dit
huis betrok do heer Snel den eersten Mei
1670 en de spraakmakende gemeente ver
vormd „Livorno" tol „il Forno", d.i. „de
Kachel".
Het is uit (leze, aanvankelijk zeer arme
gemeente, dat ontstaan is de tegenwoordi
ge St. Petrus-parochie. De kerk werd ze
ven jaar later verplaatst naar oen huis op
de Hoogowoerd, dat door aankoop van ooi»
pand iu de St. Jorissteeg ook daar uit
gang bekwam, en bleef er gevestigd lot
1832, loon pastoor Petrus An'lonius Ker
vel erin slaagde de kerk aan de Ruino te
bouwen, toegewijd aan don II. Petrus,
welke tempel in meergemeld jaar 1857 tot
parochiekerk verheven word, met toeken
ning van de Sl. Lodewijkskerk als suc-
cursaal, waarmede na verloop van bijna
twee eeuwen Leidens oudste en Leidens
jongste parochie (beide vanaf de Hervor
ming gerekend) tot één vereenigd waren.
En zoo hadden we dus weer drie pa
rochiekerken, waarbij thans de St. Jozefs-
kerk zich als vierde is komen voegen.
AJO.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
(Ie helft October).
Nadruk verboden.
'I Najaar is er. Het wintergraan moet
aan de aarde worden toevertrouwd. In de
eerste helft dezer maand is het do'boste
t».jd voor den rogge-uitzaai. voor tarwe is
de gcliee'e maand Oe'obor geschikt; w tij
tergerst kan reeds eind September worden
gezaaid. Omtrent de voorbereiding gaven
we reeds cen'go wenken Wii herhalen: zaal
niet te dik! Dal is niet alleen zaadvermor-
sen of -verkwisten, maar een benadeel'ng,
en In vele gevallen een belangrijke been-
dee'ing van den oogst. Bij talrijke proeven
in Duitsohland Weck ten duide'ijkste. d t
veel zaaizaad nog niet veel opbrengst le
vert. De hoogste opbrengst van Polküser
rogge word verkregen lvj uitzaai van
nvnder no" dan 140 K G per Hectare. 140
KG is 2 HectoVIer. Op onze zandgron
den wordt gemiddeld wel 3 HL. twen.
Men ziet hieruit, dat over 't aleemoen.
zonder scha. ja met groote voordeel ,,n"l
wat minder kan worden uitgezaaid. Wij
herinneren nog eens aan de zaaieaadonta
smelling. Middelen daarvoor 7/jn: Gorrn!-<
san, Tillantin G of Uspulun. dm in
losten toestand worden gebru'kl. Lr ziin
ook al drooeonismettinesniidde'en. waar-»
mee men echtar nog niet voldoende erva
ring heeft. Bovendien sclrinon zo don?
hun stuiven niet onschadelijk voor de ge->
zond hold. Men boude zicli daarom liever
aan de eerste. B;j de behandeling drago
men vooral zorg voor een lor (lege omj
schepping, 't Zal vreemd klinken, als we
nu reeds spreken van ontsmetting van
pootaardappelen. Ts dat in 't voorjaar n et
vroeg genoeg? Do Plantenzieklenkundigö
Dienst te Wagemngen beveelt de ontsmet-»
ling der poters, ter bestrijding der BliL
soctonia-ziekta, aan in het najaar voor liet
inkuilen. Daartoe gebruikt men sublimaat
oplossing: 1/10 pet., dat is dus 1 op lOM
doe'en water. Voor oen mud aardanne'.er