r erde Blad feijdag 2 October 1925 aiüwni miïMÉmmsmm mtWÊMmm een bevredigend einde. Haar is 'l01 d{m uicl mogelijk", aldus .dat de Apostelen in stilte hef aani van Christus hebben weggeno- ,ca liier of daar verstopt?" Wees nu eens eerlijk, Frans, en zeg me tvat voor voordeel do Apostelen wr it zouden hebben gehad, om hel fabel- le gaan rondstrooien, dat Christus zon was, en zoo dus een bedrieger te aanbidden als God, terwijl zij zelf de do slachtoffers ervan zouden zijn? En indien hoe moesten zo- zulk een plan en? Hoe moesten ze dat lichaam hemen?... fa, geef nu antwoord! Waar haalden de Aposte'on ineens dien 1 vandaan, terwijl ze bij Christus' iging allemaal waren weggeloopen?" Jmkoopen de soldaten? Ze waren zoo als de mieren." Stilletjes hun werk doen, (erw:jl er een lit soldaten stond? Stilletjes den steen. i zwaren, afwentelen, zonder leven te ptt, en dan stilletjes het lichaam ont- den en'het zóó verbergen, dat niemand kon vinden?" indt je dat zelf nog wel waarschijn- Frans?" )at klopt trouwens liee'emaal reel mei verhaal, dat de priesters de soldaten och ten om te zeggen (le liegen) dat nostelen tijdens hun slaap hel beliaarn len weggenomen. Denk je dan. dat de ■heid die wacht niet gestraft zou ,ls ze ra-et zulk een mededoeling dat de Apostelen liet lichaam len wegenomen tijdens hun slaap?" Hikkig zag Frans toch zijn dwaasheid gaf toe. dat liet hoogst onwaarsehijn- rnoot genoemd worden, dat de Aposte- wo le werk zijn gegaan. 5n Frans, ik zal 4e nog meer zeggen, noderne rationalisten hebben dan ook tegenwerping laten varen als niet end voor hun strijd tegen de verrijd Maar daarvoor in de plaats zijn ze het malle praatje aangekomen, dat het aal der Verrijzenis een legende, een selfje is van de tweede of derde ge- tie der Christenen. Maar verklaar dan al de gevolgen ten opzhhte van de stelen, die geheel anders zijn geworden de Verrijzenis en om wille van dat feit. ton slotte, dat Christus zou gewor- jen zijn in.de algemeene doód'êhkuil is verzinsel, omdat deze algemeéne doo rliet bestond in de Joodsche en [niet in de Romeinsche wet." zat en zweeg; maar lui had nog rpijlen op zijn boog. H;j had de Eyan- ii eens ev op na geshaeen en nu had bemerkt, dat de evangelisten niet alle- preeies hetzelfde vertellen, o, en wat dan?" Vel, kapelaan, ze noemen een ver- Qend aantal vrouwen, .die bij het graf geweest; en ze verscb'l'en in het aan- pngelen bij liet graf. En do eene zegt, de eers'o verschijninggeschiedde 'n !ea terwijl de anderen spreken van 'a, daar lieb ie gelijk m" 'ans dacht, dat hij ging winnen. Ik g: heb ie wel eens een groote brand 'emaakt?" Fat, brand?" io wel eens een groote brand hebt en?'' wel, maar waren daar veel menschen bij a, nogal." als je uu na liet feit al die men- n eens gaat vragen hoeveel brandweer- nen er wel waren, en hoeveel k:jkers iienwsgierige.il, denk ie dan. dal ze ies hetzelfde zullen antwoorden?" licht niet." 'aar ze zullen toch met zeggen, dat er brand is geweest?" natuurlijk niet!" Volnii. evenmin ;s '»et verschil dal jij zoo handig ontdekt hebt bij de evan- i'on in hun verrijzenis-verliaal van le en hel feit te ontkennen." fet is juist een bewijs, dat zo niet van ar overschreven, maar dat ieder zijn ii irerlc heeft geleverd." jtreer zat Frans en zwoeg; maar nu sl de laatste dwaasheid nog gelan- [1 worden. Maar toch aarzelde li-ij een jo. want hij vreesde nu toch zelf geen ps Ie hebben, en daarom vroeg hij. al om bet antwoord te welen, wat er in te brengen was tegen de bewerinffl, w Apostelen zich maar verbeeld ■ion Christus te zien ua Zijn Verrijze- of krankzinnigheid. Maar neemt dan maar aan de malligheid, dal het evangelie zou gepredikt zijn door een stel menschen, die wij een plaatsje in Meerenberg zou den geven! „Ja, dat is ook idioot, om aan te nomen." „Ben je nu overtuigd, dat io gesputter niet deugde? of is er nog meer?" „Ja en neen. Ik wilde nog vragen, ka pelaan Mooi, dacht ik. hij begint al een andere toon aan te slaan vragen, waarom Christus na zijn Verrijzenis nog veertig dagen op aarde bleef?" „O, dal is nog al eenvoudig. Dal deed Hij om de wereld te overtuigen, dat Hij verrezen was. Natuurlijk had Christus dan in dien tijd nog meer kunnen' verschijnen, dan Hij nu deed; maar er moot voor. ons geloof ook een plaatsje over blijven, hé. En verder had Christus nog veel te loeren aan Zijn Apostelen over Zijn leer. de in richting der Kerk; Hij moest nog hun hoofdman aanwijzen en haar zending over de wereld aangeven." ..Laat ik len slotte or dit aan toevoe gen Frans, dat Christus' verrijzenis het onderpand is van de ónze. „Als Christus niet verrezen was, dan was ijdel ook ons gelcol", zegt Paulus." ,.lk ben toch maar blij. dat ik dit geloof bez'T\ zei Frans ten slotte. „Mag ik je van (Taag nog iets aanbevo len: je bent nu in de goede stemming?'' „Wat dan. kapelaan?" „Denk or eens om. menigmaal dal schietgebed te zoggen: Zoel Hart van Je sus, ontferm TT over ons en onze dwalen de broeders." ..Tk zal het doen, kapelaan." ..Tot ziens." J. C. C. GROOT. Kapelaan. herman gorter. lil In de „Verzen" welke in i903 uitko men, toont Gorter zicli geheel de dichter van het Socialisme. Dr. De Moor, die in „Stemmen des Tijds" (1918) de wondere schoonheid van „Mei" herdenkt, kan niet nalaten naar aanlei ding van dg „Verzen" en van „Pan", waarover later meer, het woord van Isaias in den mond te nemen: „Hue zijl gij uit den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des dageraads!" Het is inderdaad wel een val geweest, zooals wc zullen, trachten aan te tocmen. De arbeidersklasse wordt gezien als een schare onschuldige.kinderen „die danst een grooten reidans aan de oceaan der wereld". De jeugd van thans zal het beleven, „dat de lichte lichamen der menschen overat dansen in vrijheid." Het socialisme is „een eikeltje", „een ster van uit de verl geval len", liet is „een kindsdroom, die tol waar heid werd". Het is een droom van verle den en toekomst. Even verder „lijkt het een slak. een schelp, 't huisje van een mossel, een oes ter! je op 't strand". Maar liet zal groeien, wonderbaar zooals een embryo groeit in 't bescl iermende vlies. „Wij voelen het diep in ons" zegt Gor ter. „de eenheid der menschen groeit." Thans zijn er nog open plekken tusscheu de groepen der arbeiders, zooals ze staan aan 't strand der zee, maar weldra is heel de zee er vol van, zooals 's avonds de he mel met sterren is. „De zee wordt clan van menschen. De zee wordt menschen." Verder: „Arbeiders, ziet ge daar dat goud, die zon, die pyrafnide van geluk! Ziet ge dien rijkdom, voelt ge niet een adem tocht van 'l geluk, waarin gij zoudt kunnen liggen." Dat Is natuurlijk weer hel socialisme, en dan hooren we: Opdat ge 't wint, is noodig propaganda voor de Idee, ja, voor de Idee der Eenheid. Zij bezielt alles, zij is do moeder van onze daden. Zij bezwangert ons hoofd. En dan is noodig uwe propaganda. Het zaagje met één tand wint het niet, het hout, maar wel de vcelgetaande harde zaag Schaart u aaneen, zooals de beesten doen. Zooals de wolken doen, zooals de zee. En weer verder: v Het Socialisme komt; do aarde is gelukkig, hef Socialisme leeft, de aarde wordt mot gouden eenheid bekleed. Tn de mooiste verzen uil dezen bundel is Gorter weer de zuivere natuurdichter, die de theorieën van Karl Marx vergeet. Maar (1e fragmenten, waarin hij zuivere natuur impressies geeft, wisselen af met exclama ties, die men kan beluisteren in manifesten en volksvergaderingen. Dan is plotseling alle artisticiteit op den loop. De woorden: organisatie, proletariaat, socialisme, arbeidersklasse, die men in de verzen herhaaldelijk aantreft, krijgen bij liem nooit den diepen klank en liet mas sieve rhythme. dat ze meermalen aanne men in de poëzie van Henrietta Roland Holst. Het echte gevoelselement ontbreekt, 't Ts alles koud- cerebraal, kil-ïntellectua- listiscli. Gorfer's uitgangspunt is, zooals Vorwey schrijft (Proza VII) een „gedachtebeeld: de eenheid van alle menschen." Maar het is, zonden we er aan toe wil len voegen, niet doorhuiverd van „das gross»* Millh'id". liet is ecu visie, waaraan alleen de verheelding. en niet het wanne, levende en licvcnde menschen hart aandeel heeft. Gorter beweert voortdurend dat bij de menschen liefheeft; maar ook in zijn so cialistische poëzie is hij weer egocentrisch, want hij koestert alleen zijn gedachten- beeld, of nog beter: dat gedachtebeeld is hem tol een dwangvoorstelling. Wij hoorn niet het weemoedig vibrato van de vox humana der menschelijke smart. Wij merken niet, (lal deze dichter lijdt om zijn ideaal, niet, dat hij zijn brood met tranen heeft gegoten. Gorter had Van Eeden na mogen zeggen: Kon ik altijd gevoelen, wal ik w e o t, Dat daar geen heil wordt zonder smart geboren. Dat daar geen ziel zal worden uitver koren. Die niet verging in vlam van eigen leed. Waf hebben vyij aan velen, dat niet doortinteld is vau liefde? En is liefde niet veelal smart? Tot de beste uitingen behoort nog het volgende: Zoo zeker in doodstillen lentenacht de menschenoogen met een-stil verlangen opzien ten hemel, als hun strijd en hangen is weggestorven in die slaalge pracht. Zoo zeker als met 't stralen na den nacht uit 't stralen opschieten, en uit. het prangen der aarde, mensclienharteii gloed ontvangen, en om 't leven Ie strijden nieuwe kracht. Zoo zeker en zeer zeker door die nachten van nacht en zon zullen deze geslachten, die nu het gloeien van don dag door snijden, en de laving der wijde nacht door lijden, tot oen geluksgloed beginnen (e naderen zooals niet kenden hun gestorven vaderen Hel is weer de voorspelling van den aardschen 'heilstaat, die ons hier bezig houdt. Hel nageslacht van Gorter's arbei ders zal „tot een geluksgloed naderen". We willen het graag geloovon, indien aan één kleine voorwaarde voldaan wordt, n.l. dat deze mensehen gelijkvormig zullen zijn aan de engelen Gods. Gorter's heilstaat is een ziyver jieidensehe natuurvisie in een zonder historisch besef geconstrueerd Ar- cadië. „Hoidensch is altijd zijn levensvisie ge weest." beweert Quorido in een artikel, dat men ontdoen moet van de klaterende en bonte kermisornamentiek. om er eonige juiste gedachten uit op (e vi.sschen. Hij wijst er op. dat Gorter „in zijii diepste we zen klassïcus is". .Maar .o.i» mist liij in zijn uitingen de aristocratische zelfbehcer- sching van den echten klassieus. De klassieus beoefent in de allereerste plaats het streng-strakke vormschoon en als zoodanig is Van Eeden in zijn „Lied van Schijn en Wezen" veel meer klassieus: „Wijding is diening, en wat harmonie slrengelijksl dient, moet hoogste schoon heid heeten." Bij Gorter juist-vooral na „Mei" een hooghartig vorwaarloozing van alle vorm schoon. Wonderlijk! We voelen dat deze man, on danks zijn onmiskenbaar superieure ga ven, zoo ver van ons afstaat. Veel verder dan Mevr. Roland Holst, dan Ada ma van Scheltema, Van Collem, Bonn, Margo en Maria Vos en andere socialistische lyrici. We merken niet, dat de Profeten en Zan gers van het Oude Verhoud tot zijn gees telijke voorouders belmoren; niet, dat de mentaliteit der Middeleeuwen min of meer bewust door zijn ziel is gegaan; evenmin dat zijn innerlijk leven geschokt is gewor den door de geweldige conflicten der 15de en 16e eeuw; door hel stoer en vurig ge loofsleven der 17e eeuw, waaruit hij alleen Spinoza kent en waardeert. Hebben do „heiligen" dor bourgeoisie uit de 18de eeuw zijn ziel geboeid? Heeft hij over een dezer een boek geschreven, (lat klinkt als oen klok, zooals Mevr. Roland Holst over Rousseau? Hebben de stormen en smarten der Fransche Revolutie door zijn ziel gehui verd? Heeft hij den dromer Novalis ge kend en gepeild? Muiek wil zijn woord zijn; en „Mei" en de eerste „Verzen" zijn muziek, maar liet is muziek in wezen verschillend vau de lyriek der Middeleeuwen, van de muziek van Vondel, van Goethe, van de diepe klankvolle dictie van Schiller, van Nova lis en zelfs van Nietzsch. Het is een eigen zielsmuziek, en dat is verdienste, maar de tonaliteit is vreemd aan die der Christe lijke beschaving. Het is exotisch, wonder schoon soms, maar liet is vreemd, het is bij den socialist Gorter, meestal kil. Meer dan twintig eeuwen schijnen voorbij ge gaan, zonder dal Gorter er eenige affinitei ten in vond. De grooten, (1e allergrootsten rusten op de traditie der eeuwen en de wortelen hunner ziel grijpen in alle tijd perken der cultuur, om daaraan de voe dende sappen Ie ontleenen voor luin geest. Dante, Shakespeare, Goetlie, Carlyle. Op welke traditie rust Gorter? Als een vereenzaamde staat hij in het lieden. Een klassieus met zuiver hoidensch levensgevoel, als geëxalteerd moderneling in het moderne leven! We zullen nog een enkele passage af schrijven: Meer dan de zon schijnt mij liet socia lisme. De zon verlicht het buiten, maar dit maakt mij zeiven van hoofd tot voeten wit van binnen. En daardoor zie ik de dingen van binnen, want wij melen al wat is naar ons zclvi-n Het socialisme maakt dat ik mij zelf hegrij-p. mijn bloed, mijn pols, mijn denken. En in 't zelfde licht zie ik nu ook de binnenkant der dingen. 'I Breekt uit al les, elk mepscli. elk ding, dat rein licht. En ten slotte vinden we bij Gorter soms, zooals Quorido zegt „een faunige wulpseli- 1 eid van zinnelijk koloriet". Gorter's socia le lyriek doet meermalen denken aan een zwoel en weemakend lied van uitsluitend zinnelijke liefde. En van iemand met zui ver heidensch levensgevoel kan men niet anders verwachten. Zonder eeuwigheids- perspectieven is Gorter's optimisme veroor deeld lot den ondergang in afgrondzwart pessimisme. S. Do Lei il sch c Kerke n. We zagen vorige maal, hoe na de Her in ing Leidens Katholieken alras ver een igd werden tot een parochie, welke na eonige lotswisselingen als bedoliuis er langde de tegenwoordige Lodewijkskerk. Al hadden ze deze kerk dadelijk bezeten, dan nog zou er ruimte tekort geweest zijn voor de vele getrouwe Katholieken, welke de Sleutelstad nog lelde, gesteld al dat liet voorzichtig ware geweest hen allen in één gebouw hijeen te brengen. Om meer dan één reden was hel alzoo verblijdend, dat meerdere geestelijken zich hier het lol onzer Roomsche voorvaderen aantrokken. Dit waren voornamelijk zen delingen vau verschillende orden. Zoo vestigden zich reeds vóór 1609 pa ters Jcsuïten aan de Pieterskerkgracht, waar zij hieven tot aan de tijdelijke ophef fing hunner órde. Nadat hun kerkgebouw lot 183(5 voor de Godsdienstoefening van hel garnizoen gediend had, wercl het ge sloten 'Hot bleef zoo tot ongeveer 1870, toen hel werd afgebroken en vervangen door de nu nog aanwezige gvmnastiek- school. Omtrent denzelfden tijd als de Jcsuïelen zijn de Franciscanen in Leiden, gekomen. Zij vestigden zich in de Kuipers teeg, tot dal in 1837 door den Weleerw. Pater Ja- colnis Goofcrs een nieuw kerkgebouw werd geslicht nabij de Hurtcbrug. Bij Bisschop* polijk besluit van 1857 werd dat bedehuis tol parochiekerk verheven onder den titel van O L. Vr. Onbevlekt Ontvangen. Hier mede werd de traditie gehuldigd, dat on geveer terzelfder plaatse van oudsher een Mariakerk geweest was. Niet lang na de Franciscanen, althans reeds in 1612, kwamen de Dominicanen zich te Leiden vestigen en wel in de Bak kers leeg, waar zij hieven totdat bij voor meld Bisschoppelijk besluit hun gemeente werd opgeheven. Zoo waren er dan allengs reeds in hel begin der zeventiende eeuw zeven R.-K. priesters in Leiden en wel: één wereldlijk geestelijke, in de wandeling aangeduid als „de pastoor", twee paters Jesuïeten, twee paters Franciscanen en twee paters Dominicanen. Zij hadden toen nog geen vaste verga derplaatsen, maar riepen onder veel be zwaar en ongemak hun geloovigen (dank zij de stille hulp der „klopjes") nu hier, dan daar bijeen, waarbij hun het feit te stade kwam, dat onder de getrouw geble ven Roomsclien vele welgestelde lieden waren, die dus over cori ruime woning konden beschikken. En liefst werd dan ge kerkt in huizen met meerdere ingangen, zoodat men bij een overval de wijk kon nemen. Inmiddels bracht de herleving der in dustrie vele werklieden in de stad uit Frankrijk, Vlaanderen, Munster en Keu len, waaronder natuurlijk vele Katholie ken. Voorzichtigheidshalve (en er kwam, om de waarheid te zeggen, ook wel een beetje standsverschil bij) werden deze vreemdelingen niet toegelaten tot de ge heime vergaderingen, bovenbedoeld, ter wijl zij toch gaarne hun godsdienstplich ten wildon waarnemen. De geestelijken verzamelden hen toen in oen huis aan do West-Havenstraat, vor genoeg uit het oog der autoriteiten gelegen om geen argwaan (e wekken; op de zolderverdieping hadden er de godsdienstoefeningen plaats. In het begin werden do H.H. diensten voor deze personen door de geestelijken om beurten verricht; vervolgens werden zij geholpen door een of anderen door de geestelijke overheid hierheen gezonden wereldlijken priester, totdat zij eindelijk in 1618 met algemeene toestemming der betrokkenen tot een afzonderlijke gemeen te werden vereenigd door Vincentius Stal- paert van der Wiele van de orde der Ne- derduitsche ongeschoeide Carmeliotcn. Door de steeds toenemende bloei der lakenindustrie en daarmede gepaard gaan de gestadige toestrooming van wel-klieden wies deze gemeente zoozeer aan, dat reeds bjj het leven van pater Stalpaert een split sing noodzakelijk werd. Deze geestelijke bleef zich belasten met de zielzorg voor de Bovenlanders (Duilschers) en Vlamingen, welke zich verzamelden in een huis aan het Utrechtscho Veer, (lat nog tot 1659 buiten de stadsvesten lag. Deze gemeente is daar gebleven tot 1857, toen ook zij bij bovenvermeld Bisschoppelijk besluit werd opgeheven. Haar laatste pastoor was de Weleerw. pater Ignatius Sarot, later pastoor te Zoeterwoude aan den Hooge Rijndijk. De zorg voor de Walen werd opgedra gen aan pator Abraham Bertius, van de orde der Fransche ongeschoeide Carme- licten, wiens portret nog hang' in een der spreekkamers van den Deken, 't Is wel niet mooi, doch om der historie wille natuur lijk merkwaardig. Bertius was de zoon van den vermaarden Arminlaanschen pre dikant Petrus Bertius, regent van hot Col legium Theologicum aan de toenmalige Gellebroersgracht. Een bekeerling alzoo. Bertius en zijn opvolgers, de Fransche Carmelieten, vestigden zich in de Haar lem uiers trant in een huizing, lang bekend under don naam „l.e soleil d'or" en slaan de ter plaatse waar zich nu nog do kerk van onzen Deken verheft, Dit bedehuis is liet eenige van Leidens kerken, dat zich op de oorspronkelijke plek wist te handha ven, zij hei dan dat het nu natuurlijk veel grootcr is dan liet indertijd was. Pater Berlins' kerkje, aanvankelijk in eenige daartoe ingerichte kamers gevestigd, stond later tusscheu de huizen verscholen, onge veer tor plaatse waar thans de preekstoel staat der „Mom Père", welke naam nog herinnert aan den tijd der Fransche Car melieten. De laatste dezer, père Hubert Nicou, werd in 1808 tot hofprediker benoemd van koning bodewijk Napoleon en droeg (oen zijn bediening over aan pater Carolus Bor- tinus de Ram. een Benedictijn van Monte Cassino, die werd opgevolgd door een we reldlijk priester, den Eerw. lieer Arnol- dus te Meij', die het bedehuis in Gothischcn .stijl vernieuwde en het in 1857 tol paro chiekerk zag verheffen onder den titel van O. L. Vr. Hemelvaèrl. Kecrën we nu weer terug naar de ge«- meen Ie van pater Stalpaert v. d. Wielen. Op den dag zelf van diens dood (6 Oet. 1656), kreeg hij reeds oen ordesgcnool als opvolger, paler Otgcrus Hoogwout, die na 15 jaren arbeids stierf. Toen ging de op volging echter minder vlug, hetgeen do apostolische vicaris der Yereenigde Ne derlanden deed besluiten (liet liep n.l. lo gen Paschen), een wereldlijken priester te zenden, den Eerw. heer Henricus Snel. Dit was echter niet naar den zin van de.. huishoudster des overledenen, die een we reldgeestelijke niet als opvolger van (ton pator wilde erkennen en den Eerw. heer Snel den toegang tot de pastorie weigerde. Alleen stond zij hem toe er het Paasch- fèest te vieren, doch na afloop moest hij vertrekken De grondslag van hel verzet der huis houdster, Agnietje Swermer geheclen, sproot voort uit de spanning tusscheu de reguliere en de seculiere geestelijkheid hier te lande, waarbij ook het gezag van den aposlolischen vicaris in liet geding kwam. Zij volhardde dan ook in haar ver zet, hetgeen een scheuring in do gemeente ten gevolge had. Een deel bleef rustig wachten totdal er een pater tot opvolger kwam. hetgeen pas in Sopten d«r ge schiedde, hol andere deel schaarde zich rond pastoor Snel, die een huis huurde met name „Livorno", insgelijks aan bet Utrechtscho Veer slaande, (Inch dichter nabij de Kraaierstraat en wel ter htiogte van hot tegenwoordige Ethnografischc Museum aan de Hoogowoerd, waarvan tiet thans liet achterste doel zou wezen. Dit huis betrok do heer Snel den eersten Mei 1670 en de spraakmakende gemeente ver vormd „Livorno" tol „il Forno", d.i. „de Kachel". Het is uit (leze, aanvankelijk zeer arme gemeente, dat ontstaan is de tegenwoordi ge St. Petrus-parochie. De kerk werd ze ven jaar later verplaatst naar oen huis op de Hoogowoerd, dat door aankoop van ooi» pand iu de St. Jorissteeg ook daar uit gang bekwam, en bleef er gevestigd lot 1832, loon pastoor Petrus An'lonius Ker vel erin slaagde de kerk aan de Ruino te bouwen, toegewijd aan don II. Petrus, welke tempel in meergemeld jaar 1857 tot parochiekerk verheven word, met toeken ning van de Sl. Lodewijkskerk als suc- cursaal, waarmede na verloop van bijna twee eeuwen Leidens oudste en Leidens jongste parochie (beide vanaf de Hervor ming gerekend) tot één vereenigd waren. En zoo hadden we dus weer drie pa rochiekerken, waarbij thans de St. Jozefs- kerk zich als vierde is komen voegen. AJO. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. (Ie helft October). Nadruk verboden. 'I Najaar is er. Het wintergraan moet aan de aarde worden toevertrouwd. In de eerste helft dezer maand is het do'boste t».jd voor den rogge-uitzaai. voor tarwe is de gcliee'e maand Oe'obor geschikt; w tij tergerst kan reeds eind September worden gezaaid. Omtrent de voorbereiding gaven we reeds cen'go wenken Wii herhalen: zaal niet te dik! Dal is niet alleen zaadvermor- sen of -verkwisten, maar een benadeel'ng, en In vele gevallen een belangrijke been- dee'ing van den oogst. Bij talrijke proeven in Duitsohland Weck ten duide'ijkste. d t veel zaaizaad nog niet veel opbrengst le vert. De hoogste opbrengst van Polküser rogge word verkregen lvj uitzaai van nvnder no" dan 140 K G per Hectare. 140 KG is 2 HectoVIer. Op onze zandgron den wordt gemiddeld wel 3 HL. twen. Men ziet hieruit, dat over 't aleemoen. zonder scha. ja met groote voordeel ,,n"l wat minder kan worden uitgezaaid. Wij herinneren nog eens aan de zaaieaadonta smelling. Middelen daarvoor 7/jn: Gorrn!-< san, Tillantin G of Uspulun. dm in losten toestand worden gebru'kl. Lr ziin ook al drooeonismettinesniidde'en. waar-» mee men echtar nog niet voldoende erva ring heeft. Bovendien sclrinon zo don? hun stuiven niet onschadelijk voor de ge-> zond hold. Men boude zicli daarom liever aan de eerste. B;j de behandeling drago men vooral zorg voor een lor (lege omj schepping, 't Zal vreemd klinken, als we nu reeds spreken van ontsmetting van pootaardappelen. Ts dat in 't voorjaar n et vroeg genoeg? Do Plantenzieklenkundigö Dienst te Wagemngen beveelt de ontsmet-» ling der poters, ter bestrijding der BliL soctonia-ziekta, aan in het najaar voor liet inkuilen. Daartoe gebruikt men sublimaat oplossing: 1/10 pet., dat is dus 1 op lOM doe'en water. Voor oen mud aardanne'.er

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 17