Je Leidsctie Courant"
naiHii
H MIER EK DUURT
mmaemmm
Derde Blad
Zaterdag 5 September 1925
HET H. VORMSEL.
De eerste vormelingen ui in de Apostelen
geweest
Zij hadden een buitengewoon rwaren
strijd te strijden, omdaft rij in opdracht
hadden van hun Meester om de wereld te
bek ee ren, de wereld, die mnt hart en ztel
gehecht was 'aan het kwaad, overgeleverd
aan vate^he meesters, to* sükkens toe be
dolven in de zonden van de ergste soort:
ongertoof en zedeloosheid.
Om daartegen op te treden en aan die
verdwaasde wereld te leeren de plicihit van
geloof aan den gekruiiden Ghnistus, en de
deugd van kunsohiheidi, was hun eon b j-
ziondore kracht noodiig; deze kracht is
hun verleend door God op het Prnlks' er-
feest. boen de H. Geest over hen neder-
daaVLe; daarna ziin ze mei succes uitge
trokken en hebben de wereld voor Chris
tus veroverd.
De kracht, die zrj ontvangen hebben,
ontvingen ze echter niiet alleen voor zich
zelf, maar hebben daarvan ook aan an
deren meegedeeld.
Hierover lezen we een nauwkeurig ver
haal in de Handelingen der Aposteten,
door Lucas geschreven: Phibppua (h:j
was een diaken n.i. een medeholoer der
Apostelen) nu kwam in eene s'ad van Sa
maria en predikte hun den Christus. Do
scharen nu gaven eenparig gehoor aan
hetgeen door Fhlilippus gezegd werd, bij
bet booren en zien van de wonderteke
nen, die hij deed. Wamt bij velen van hen,
die door onreine geesten waren bazelen,
jringen deize onder luid gekrijsoh van hen
uit; .verder werden vele lammen en kreu
pelen genazen. En er kwam groote vreug
de in de stadToen ze echter geloofden
aan de evangelieprediking van Phi lippus
over heft koninkrijk Gods en den naam
van Jesus Ohrislus, ontvingen ze het
Doopsel, mannen zoowel als vrouweu
Toen nu de Apostelen te Jerusalem hoor
den, dialt Samaria het woord Gods had
aangenomen., zonden ze Petrus en Joannes
derwaarts. Dezte kwamen af en baden voor
ben, dat ze den H. Geest mochten ontvan
gen. Want deze wa.s nog op niemand hun
ner neergedaald, maar ze waren enkel
nog gedoopt in den naam van den Heere
Jesus. Toen legden ze hun de handen op,
en ze ontvingen den H. Geest.
In het Doopsel was al reeds de H Geest
in hun ztelen neergedaald; maar na het
Doopsel wil Hij nog mot bijzondere ge
nade komen om te Sterken en deze kracht
was .nog niet over die' van Samaria ne-
.dergekomen.
Toen de Apostelen hun de handen op
legden en voor hen baden, kwam de H.
.Geest met z:jm kracht over hen. Let wel
dat niet PhiHippus de handen oplegde,
maar de AposteVn, want hij d'ie slechts
diaken was had daartoe n:et de macht.
Wat de Apostelen, daar hebben gediaan
js niet andere geweest dam de toedüming
van het Vormsel.
In hetzelfde boek van - de Handelingen
der Apostefem lezen ,we ook. dat Paulus te
JDphose aan ongeveer twaalf mannen het
Doopsel toediende en daarna hun de han
den oplegde, waardoor rij den H. Geest
ontvingen; hij heeft ze dus gevormd. In
dien eersten tijd gebeurde het ook, dat de
genen, dn1© gevormd wet en. nieuwe talen
spraken en profeteerden, en zoo geschied
de ook in Ephese.
Hoe moeiten nu die Apostelen geweien
hebben dat door die oplegging dier handen
de H. Geest, over de menschen neder
daalde? Dit hebben zöj geleerd van Chris
tus.
Datzelfde hebben na de Apostelen hun
opvolgers en ook zij alleen gedaan en in
alle tijden hebben die Bisschoppen het H.
.Vormsel op die wijze toegediend.
Wiljt gij een getuigenis ut meerdere?
Ziehier. De H. HB.eron.ymus (gestorven in
40) doelt mee, dait in de kerk de gewoonte
bestond, dat de B'ssdhop zich begaf naar
hen, diie in verafgelegen sltreken door
priesters en diakens waren gedoopt, om
hen onder aanroeping van den H. Geest
de handen op te leggen. Toen ter tijd gin
gen dus de Bisschoppen ook op vormreis,
terwijl zij de handen oplegden en met
chrisma zalfden.
Tolt aan de zestiende eeuw is dian ook
bet Vormsel door alien als een Sakra.-
ment aangenomen. Eerst Luther is gaan
beweren, dlat het Vormsel geen Sakra-
ment was en dlat Christus het niet zou
hebben ingesteld. De kerk van Christus
zou dus zestienhonderd jaar zidh hebben
vergiet, walt natuurlijk, gezien de belofte
van Christus zelf, een onjnoge'lijkheid ia.
Ais het verheven moment gekomen is en
alle vormelingen van; <len Bisschop lig
gen neergeknield, slrekt de B ssc-hop zijne
hand-en over hen uit en bidt, dat God dei
H. Geest met rijne gaven over hen moge
zenden.
Daarna komt elke vormeling bij d"en
Bisschop, en deze legt dan zijn rechter
hand op heit hoofd vam den vormelfing en
zalft hem het voorhoofd met chrisma in
den vorm van een kruiis. Daarbij zegt hij:
'Ik toeken u meft heit teeken des kruises en
sterk u mot helt chrisma, des hei is in den
naam des Vaders en des Zoons en dee H.
.Goes tea.
Ziedaar het uitwendig teeken.
Aan drilt uitwiemdrig teeken heeft Christus
©en groote genade verbonden. Op het
pogen blik ml. van de handoplegging en de
zalving komt de H. Geest in de ziel en 1
maakt haar opnieuw tot zijn woning, tot
zijn tempert. Dan wordt de heiligmakende
genade in dlie ziel vermeerderd zoodht zij
nog veel schooner schittert en straalt dan
voorheeneen bij zondore kracht tegen de
vijanden der ziel wordt verleend; vooral
wordt de riel gesterkt om standvastig be
rijn in.het geloof.
Zoo wordt de mensch een volmaakte
Christen; bij het Doopsel werd hij kind
van God, broeder van Jesus Christus; nu
wordt hij strijder van Christus om het he
melrijk be veroveren. Dan is do christen
dubbel verplicht aan Christus trouw te
blijven.
De H. Geest drukt in d e ziel ook een
merkleeken m, waardoor hij als Gods
strijder wordt ge'eekend, een merkteeken,
dat onuiriwisohbaar is. D? H. Pa.u'us
spreekt hiervan in zijn Iwee-den brief aan
die Coriufhriëre (1:21, 22): Hij nu die ons
met u bevestigt in Christus, en ons ge
zalfd hoeft is God; hij, dlie ons ook beze
geld, en het onderpand des geestes in
onze harten gegeven hoef tl Dit zegel be
doelt de Bssebop, a&s hij zegt: „ik te©-
ken u."
Diit teeken bl'jft In de ziel, hetzij meen
ver'oren gaat. hetzij men zalig wordt;
omdat het on iril Wishaar is kan. men ook
hpt Vormsel slechts eenmaal in het leven
ontvangen.
Het Vormsel :s dus het Sak ramen t, dat
door de hnmdop'egging, de zalving möt
chriisma en het gebod van den Bisschop,
de genade geeft om het ge'oof standvastig
te belijden.
Om het Vormsel met vrucht te ontvan
gen moet men zich daartoe door een vurig
gebed voorbereiden, zooals dan ook ge
woon!'jk gezang ml ijk gebeurt.
Wie uiit lauwho:d of ou ve-rschrill gh old
verzuimt het Vo mooi te on'tvangen, b©-
rooft zich van vele genaden. dl:e henAood'g
zijn, om standvastig te b Vijven in het ge
loof. en loopt dus grooter kans van ver
loren te gaan
Het ia natuurlijk een zaak der kcWi te
bepalen op wecken leeftijd men het Vorm
sel kan ontvangen; vere'aeht is dat men
bot de jaren van ondexschrid zij gekomen,
ofsohoon mem in de eerste eeuwen van
heit christendom de kinderen vormde ter
stond na het Doopsdl; thans is de leeftijd
van de jaren des omdVsciheids vastgesteld,
omdat meer en meen: bleek dat wachten
boit hert 12de jaar voor velen narlee'ig was,
daar dan die gevaren voor hun geloof
reeds te groot waren, om ze zonder d'e
kracht van hot Vermeel te overwinnen.
Hert is daarom een voorname taak der
ouders te zo-gen. dart hun k'nd diirt Sakra-
ment op tijd en zoo waardig mogel'jk
vangt
J.CC GROOT,
Kapelaan.
HET WEZEN OEcl SOCIALE LYRIEK.
IV.
Zoo staat dan sinds,het midden der 10e
eeuw de arbeiderskwestie voor ons als drei
gend phantoom.
Niet genoeg kunnen we er den nadruk
op leggen, dat de machine de machtigste
motor is geweest om de oude levensver
houdingen te vernielen en de tegenstellin
gen op te stuwen.
De machine vernietigde het handwerk en
dus de liefde, waarmee de werkman de
vaak kunstzinnige producten zijn handen
vervaardigde. De machine vernietigde het
persoonlijk karakter van den arbeid. De
machine veranderde de werkplaats van den
patriarchalen meester, die op vertrouwelij-
ken voet stond met zijn volk, in de fabriek
van den groot-industrieel met zijn mili
taire organisatie, waar alleen macht recht
was, overeenkomstig de Romeinsch-libera-
listische rechtsopvatting. De machine verne
derde den mensch tot haar mechanisch
verlengstuk, dat slechts de eenvoudigste
en eentonigste handgrepen had te ver
richten om het ding in 't eindelooze te la
ten produceeren. En door de steeds toene
mende perfectie der machinerieën, door de
immer toegespitste arbeidsverdeeling werd
de arbeid steeds zielloozer en kleurloozer.
Arbeid was voor vele duizenden geen ont
wikkeling van energie meer, maar geest-
doodende inspanning. Een groot deel van
den arbeid beantwoordde niet meer aan
zijn tweeledig doel: middel te zijn tot le
vensonderhoud en zijn vreugde te vin
den in zichzelf. De arbeid, door Christus
evenwaardig genoemd naast 't bidden, was
voor tallooze duizenden van een zegen een
vloek geworden. Hoe kon er hooger idea
lisme gloeien in harten die verstompten,
door dat van de handen niets gevraagd
werd dan mechanisceh handelingen, 14, 10
uren per dag?
Hoe kon men denken aan iets hoogers,
wanneer men gedwongen was, zich alleen
er op te spitsen de productieve mogelijk
heid van de machine zoo hoog mogelijk
op te voeren, om het schamele loon aan
het einde der week met eenige dubbel
tjes te zien vermeerderd? Want zoo was
toch de toestand, enkele tientajlen van ja
ren geleden?
„Er is", zegt Pans Leo XIII, „bijna een
slavenjuk opgelegd aan de overgroote
massa van het proletariaat," waartoe bij
droeg „de verslindende woeker", die ze
dreef in de armen van pandhuishouders en
gedwongen winkelnering.
Als we nu het wezen der sociale lyriek
eindelijk in oogenschouw gaan nemen, dan
kunnen we een onderscheid maken tus-
schen de dichters, die, afkomstig uit de
betere 6tanden, zich door ontferming be
wogen, bogen over de verdrukten en zij,
die uit den boezem van het proletariaat
zélf opkwamen.
Er zal verschil zijn van gevoelstoon.
Bij de eersten vooral de droefheid, het
groote medelijden, de belijdenis van on
recht door eigen klasse bedreven. Over de
zen ïs gekomen wat Aïlarif Plerson noemde
„de verteedering des harten". En hij
schrijft: „Men vraagt weer naar een Evan
gelie voor de onterfden. Er openen zich
weer armen voor de kleinen en menschen
van klein verstand. Er is weder een op
merken, een niet wegredeneeren van de
vermoeiden en belasten, een stem die op
komt voor de zwakken en beroofden, een
stem die het onnatuurlijk durft noemen,
akelig onnatuurlijk, dat één lid kan lijden
zondor dat de andere leden van het li
chaam de pijn gevoelen."
In de poëzie derzulken zal men vin
den oen poëtische mijmerig, soms aan
gloeiend tot een felle klacht. Zij weent
over misstanden en vraagt om de ver
schoppelingen de hand der arbarming toe
te steken.
Christenen bezielt zij bovendien tot da
den van Christelijke Charitas.
- Maar do poëzie,' die opbruist uit het
nart van het proletariaat zelf, zal de re
signatie missen en de vrede, en helaas
het Godsvertrouwen. Zij kolkt omhoog
uit felle ontroering; zij ziedt van heftige
verontwaardiging; zij eischt op dreigende
wijze recht; zij is vol spanning; zij predikt
in rauwe kreten verzet en opstand.
Episch in haar schildering van be
staande toestanden, leeft zij van onmee-
doogende kritiek. De lyriek, die zelfopen
baring is, is hier de vertolkster van per
soonlijke woede en smart. Maar het is het
leed en de wrok van duizenden die in hot
'hart des dichters pijnt en krampt Het leed
der klasse, het samcnhoorigheidsgevopl,
het klassegevoel kiest den eenling tot
spreektrompet der massa. Gelijk de go-
heele arbeidersbeweging staat onder het
teeken van den strijd, zoo wordt ook de
sociale lyriek beheerscht door botsing en
strijd. En als het aanlichten van een
nieuwen dag aan den vprren horizon der
toekomst wordt voorspeld, dan is het niet
een dag van verzoening en vrede, niet een
dag gloeiend onder de zegevaan van het
Kruis, maar een dag die slechts kan op
gaan uit een nacht van bloed en moord
en de doffe stervenskreten der bour
geoisie.
Zoo heeft ook do sociale lyriek haar
geloof; maar het is een geloof der ver
schrikking, een geloof uit haat geboren,
door haat gevoed.
„Wir haben lang genug geliebt;
Wir wollen endlich hassenl"
Een geloof, dat zijn credo besluit met
huiveringwekkende hymnen aan satan.
De sociale lyriek wordt beheerscht
door heftige tegenstellingen, mokkende en
dan weer uitwoedende wraakzucht tegen
de bezitters; en geduldige onterming met
de proletariërs. Hevige strijdlust, niets
ontziende vernietigingszucht; en kinderlij
ke teerheid tegenover havelooze schoffies,
verkommerde schooiers, geketende misda
digers en de producten van moreele el
lende die voor wat geld him lichaam ver-
koopen.
Ze keert zich tegen de handhavers der
maatschappelijke orde, ook wanneer deze
een hart in de borst dragen, dat klopt
van erbarming, ook wanneer deze door
daad en woord voor de sociale rechtvaar
digheid getuigen. En soms worden de phi-
lan troop en de priester nog heviger aange
vallen dan de gewetenlooze uitbuiters, om
dat men bij de eersten in wanhopige ver
blinding slechts huichelarij in plaat3 van
liefde en meegevoel ziet.
Maar de opstandeling tegen de maat
schappelijke orde, de gewiekste apache,
de handige inbreker, de sjap en de deer
ne worden verheerlijkt. Sprak niet Auguste
Barbier van „la saint canaille" het heili
ge gepeupel?
De sociale lyriek is soms overdreven en
wreed realistisch in haar visie op maat
schappelijke misstanden en zij vermeit
zich tegelijkertijd in de betooverende fata
morgana van een aardschen heilstaat.
Oorlog en vrede, vernietigen en schep
pen, het lied van den arbeid en van de
werkstaking, dat van straffe organisatie
en bandèlooze vrijheid, edele zelftucht en
een teugeloos volgen der laagste levensin
stincten, het leeft alles in de sociale ly
riek.
Door een wervelstroom van ©assies voort-
gezweept, zingen deze dichters larmoyant
sentimenteel van de liefde, vermeien zij zich
in een heidensche vreugde aan de natuur,
om vervolgens weerde daverenderhytmen-
klank van stampende machines, bonzende
stoomhamers, en de ronkende gonzing van
motoren en turbines door hun verzen te
doen stormen. In tegenstelling met elke
lyriek van vroegere cultuurtijden bezingen
zij het afbeulende sjouwen der dokwer
kers langs de kaden, het wroeten in het
donkere woud der mijngangen; het rosse
leven in de donkere achterbuurten en in
de lugubere holen van misdaad en zonde.
En in hun grenzelooze zelfverblinding pre
diken de dichters een heilstaat, die soms
weinig meer is dan een Babel van on
tucht en voeren zij een krankzinnigen
strijd tegen hot Godsgeloof en tegen Hem,
die nW eindelooze mildheid de vermoeiden
en belasten tot Zich riep en ook voor hen
Zijn kostbaar leven gaf.
Van het Binnenhof.
Al zitten Kamerleden en Kamerverslag-
gevers maanden lang dag aan dag bijeen
in dezelfde zaal, zij blijven toch twee af
zonderlijke kringen vormen, wat trouwens
niet meer dan billijk is: de pers is feitelijk
slechts gast (zij het een vaak zeer geziene
gast) en dient zich dienovereenkomstig te
gedragen.
Op straat moge een journalist al eens met
een Kamerlid genoeglijk opwandelen, in de
corridors van 'het gebouw al eens een pret
tig praatje met een of anderen afgevaar
digde kunnen maken of er een om inlich
tingen kunnen vragen achter het klap
deurtje, zoodra de balustrade der perstri
bune hen scheidt, moge er al eens steels-
gewijze een groet gewisseld worden, maar
daartoe bepaalt zich de toenadering dan
ook.
Dit is van meet af zoo geweest, zelfs toen
de krantenmenschen, vóór de tribune er
was, feitelijk ook in de Kamer zaten, zij
het op een afzonderlijke plek. In dien tijd
waren trouwens de afgevaardigden in gees
telijken zin veel verder van de pers ver
wijderd dan thans. Do tijd bracht toena
dering, wat niet belette, dat bovenomschre
ven afstand tot de ongeschreven wet van
het parlement is blijven bohooren. Wat in
menig opzicht heel goed is.
Natuurlijk onthoudt men zich op de pers
tribune ook zorgvuldig van „teekenen van
goed- of afkeuring", zooals blijken van
meeleven met wat wordt gezegd officieel
heeten. Slechts onwillekeurig pleegt zulk
een teeken wel eens over de persleuning
te ontsnappen.
„De oude heer Blok", dien ik hier al
eens citeerde, herinnerde zich volgend ge
val uit 1897 bij de behandeling der Kies
wet-Van Houten, u weet wel, die „mensche-
1 ijkerwijs volmaakte". Heer Samuel po
neerde toen een eenigszins gewaagde stel
ling omtrent het recht van vertegenwoor
diging van elke richting, die slechts in
zeker milieu haar aanhang kan vinden.
Een „ho! ho!" ontsnapte toen aan het
licht-bewogen gemoed van een der joi^ma-
riston. Minister Van Houten trok zich die
ongeoorloofde critiek erg aan en toonde er
zich zeer verbolgen over. Hij riep zelfs de
presiale censuur in over die stoutigheid.
De kalme president Gleichman wist echter
met een vermanende, doch tevens vergoe
lijkende opmerking den storm te bezweren.
Het aardige van de zaak is intusschen,
dat de opmerking was uitgegaan van een
geestverwant des ministers, zoodat die
censuur nog we! eens leuk had kunnen
worden, gesteld zij ware uitgesproken.
Zulke gevallen zijn intusschen hoogst
zeldzaam gebleven, terwijl aan ernstige
vergrijnen tegen de orde of het decorum de
perstribune zich nooit heeft schuldig ge
maakt. Grapjes, ja, die kwamen wel eens
voor. Ik citeer weder den heer B. Blok,
wiens uit 1901 dateorend boekje wel uit
verkocht zal wezen en waarop ik des te
zuiniger ben.
„Ik herinner mij een uiterst saaie dis
cussie bij de begrooting van Binnenland-
sclio Zaken, toen (het was in de zestiger ja
ren) Waterstaat daar nog bij hoorde. Thor-
bpeke was do groote man, die dat alles op
zijn horens nam. Hij kon over een polder-
vraagstuk of een vaartverbetering even
afgemeten en even belangwekkend praten
als over eenigo kwestie van Staatsrecht of
kunst De Tweede Kamer had toen den
tijd. Zij vergaderde van Maandagochtend
tot Zaterdagavond, soms bijna tot Zondag
ochtend. (Groen van Prinsterer, de groote
evenknie van Thorbecke en diens waarde
vijand, verliet eons Zaterdag te midder
nacht de vergadering, omdat do Dag des
Hoeren was ingetreden). Dagen lang kon
toen uit den treure over kleine dingen wor
den gedebatteerd. Ik herinner mij een ge
heel en zittingsdag over de calamiteuze
polders! Men begrijpt dat we op de tribune
hij zulke gelegenheden in slaap zouden zijn
gevallen als wij ons zeiven niet wakker
hadden gehouden. Met een collega (we za
ten toen nog maar met ons vieren of vij
ven op de trihune) zat ik gezellig te bab
belen over kootjes en kalfjes. Onwillekeu
rig werd het gesprok wat a 1 to opgewekt.
Op een zeker moment werden we danig
opgeschrikt, kir. Fokker (G. A.), de be
kende bestrijder tegen de Staatsloterij,
die.... nog bestaat, was aan hot woord.
Hij keerde zich plotseling om: „Als de hee-
ren straks klaar zijn, zouden zij dan zoo
beleefdWat gingen we opeens ijverig
aan 't pennen!-
„Een zeer geacht lid uit Overijssel stond
vlak onder de tribune. Een rond toupetjo
op de kruin van het achtbare hoofd prik
kelde altijd onze lachzenuwen. Dat tou-
petje! Altijd hadden we er een aanvechting
naar. Op zekeren dag eindelijk viel (bij on
geluk) de pen van een der onzen met de
punt in het pruikje, dat even werd opge
licht toen de eigenaar der pen aan den pen
houder trok.... Gelukkig duurde do hen-
gelpartij maar 'n seconde!
„Een ander afgevaardigde had de ge
woonte om zeer geleerd te „improviseeren",
hoewel hij zijn speeches wel degelijk op
't papier had. Onze man deed het met ze
ker schijnvertoon, dat ons hinderde. Hij
schreef zijn rede op de blanke merge van
een Kamerstuk en nam dan het air aan of
hij bij zijn „improvisafid" dat stuk raad
pleegde. Daar hij vlak tegen den wand
stond konden zijn collega's in de Kamer
moeilijk den truc volgen; wij wol. Als we
over den rand van do tribune keken wisten
we er alles van. En we hadden de ge
woonte den man door onze onbescheiden
heid telkens te plagen. Het Is al vele ja
ren geleden, maar ik heb er nog spijt van."
Aldus de goede heer Blok. Ik weet niet
of ik er ook spijt van zou hebben, als Ik
zoo'n aansteller in het zonnetje had gezet.
Dat genoemde heer, die 40 jaar op de
tribune zat, slechts zoo'n paar gevallen
van uit den band springen zich wist te
herinneren, toont wel, hoe ordelijk het on
der de persmenschen blijkt toe te gaan, wat
hun natuurlijk tot eere strekt en tevens is
in het belang der beroepseer.
Zooals men weet, werd een twintig Ja
ren ongeveer geleden ter Tweede Kamer
het Vragen-instituut ingevoerd, dat tegen
woordig meerdere gemeenteraden navol
gen. De Kamerleden kunnen schriftelijk
wat vragen, wat ze in den regel doen, maar
ze kunnen er ook op gesteld wezen hun
vraag mondeling ter kennis te brengen,
waaraan dan toch een schriftelijke toezen
den aan den betrokken Minister moet
voorafgaan anders zou Z.Exc. met het
antwoord wel eens verlegen kunnen zitten.
Vragen immers is gemakkelijk genoeg,
maar antwoorden vereischt soms eenig
naspeuren. Bovendien mag geen vraag
worden gepubliceerd welke niet van te vo
ren door den Voorzitter der Kamer als ge
schikt is geoordeeld. We hebben dan ook
nog onlangs in de krant kunnen lezen, dat
den heer Wijnkoop door den president in
overweging was gegeven, zekere vraag nfef
Je stellen. Genoemde communist zette z'n
vraag toen toch in de krant, doch zulks is
natuurlijk niet in overeenstemming met
den geest van het instituut, terwijl het
heelemaal niet overeenkomt met goede
parlementaire manieren. Hieraan 6toort
zich Wijnkoop evenwel niet.
Mondelinge vragen dan worden des Vrij-
dagsmiddagfs te kwart over drie gedaan.
Een vaste tijd daarvoor is gesteld omdat
de minister dan aanwezig kan zijn.
Nu wilde op een keer het geval dat een
Limhurgsch Kamerlid een vraag zou stel
len, maar dat de stand eener redevoering
niet toeliet hem precies op tijd het woord
te geven, 't Werd 10 minuten voor half
vier, nog even later en ons Kamerlid
stond op heete kolen. Hij moest n.l. den
trein naar het Zuiden hebben en dat nip-
perde Met zijn tasch in de hand stond hij
gereed om met spoed te vertrekken
Daar klonk eindelijk: „Het woord is aan
den geachten afgevaardigde voor
welke geachte volksvertegenwoordiger toen
met snelheid zijn vragen voorlas en
verdween nog voor do minister met zijn
antwoord was aangevangen. De trein
wachtte niet en dat antwoord zou meneer
wel lezen. Waarom werd dan ook dati
voorlezen op zoo'n ongeschikt uur gezet,
nietwaar! j
AJO.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
(Ie heift September).
De R is weer in de maamiL dus: vaarwel
Zomer! P.is heeflt d'e boer den oogat ge
borgen, of hij bereidt den akker al weer
voor hot volgende gewas. Veel gTaan was
dit jaar gelagerd neergeslagen door fei
len regen. Bolamgrjke scha cu moeilijk
•zichten waren vaak de gevolgen. Welke
voorzorgen kan de boer thans nemen om
legeren voor 't vervolg zooveel mogelijk
rt'e voorkomen? la Hij zaai© n et te dik;
oipdat d© pi'amttem licht en lucht voldoend©
krijgen en het slroo stevig kan worden.
Helt gebruik eener zaamochine is aam te
be verton: rijemteertt dus. De hoeve el heidi
zaaizaad mag niet zijn 3 tot 4 H.L. per
bannier, maar hij volsta met 2 Hoolo-
liter. 2e Men tel© een soort, welk© niet zoo
licht legert: d© Pelküser rogge ver<! ent
aanbeveling, mills men nüert met eigen bouw
voortttele maar geregeld eeniig origineel of
1© nabouw-zaad aanschafte. Doet men dit
ndot, dan wordit bet stroo gaandeweg min-
der stevig. 3o. D'e bemesting moet doelma
tig zijn. Gebruikt men stalmest, dam geva
men daarnaast kaJizourt; phosphor zuur ia
vaak vodoende aanwezig en waar dit zoo
is, komt kali als plantemvoedingsslof het
eerst In do m/mderheid, in 't min mum
zooals het heert. Wie enriceJ kunstmest aan
wen dit, heeft voldoende phosphorzuur ia
don vorm van slaklcenmeel (of super op
ni'ot-®uren grond) en kali, in den. vorm
van kalizouit of kaamiet, uit te strooien,
Skikatof kan men geven rim, Clui'LLsnlporter of
in zvv ammoniak of van beide mesl.stoffen
wat. Zw. ammoniak werkt langzamer.
Wi© bij gebleken kaükbehoefte 'mergel wil
uitstrooien zie goed toe, wat hij koopt, wat
"hij krijgt. Geen gemalen harde kalksteen,
maar werkelijke mergel; mort hoog gehalte,
en ntert eon flijnihed van minstens 75 pcL
Als goede soorten kunen wij aanbevelen!
de Frrija-mergert en do StadtlolmermergeL
Evenwel, ook hiierbij komenschommelin
gen voor, dus onderzoek van het Proefsta
tion is noodig. Do enkeling komt hier niet
toe dte kosten zijn 'te hoog. Koop dus ntet
andoren d.w.z. betrek uw mergel en ook
uw andore meststoffen van een landbmiw-
ef aankoopvereemiiginig, weuk© monstert
'ten onderzoek opzendt. Wij zagen bij d©
reeds gerooide aardappelen vele knollen,
aanigetalst door sohurft. Met good resultaat
'is hiertegen vroeig in den hhrfst rogge uit
gezaaid, welke in 't volgend voorjaar, kort;
vóór het poten, wordit omdlergobouwd. Het
organisme, dlat d© sohurftziekl© veroor
zaakt, schrijnt de versoh© groene massa t«
verkiezen boven de aardappel knol) en; zoo
dot deze niet worden aangetast. Men zaaie
de rogge dfioht, opdat een weelderig gewas
wond© verkregen.
Deze w'ijze van doen is van oudis bij
vel© landbouwers gebruikelijk. Dit ge-
sohiOdtt dan echter met d© bedoeling d©
voedingsstoffen in de bouwvoer niet met
'hert regenwater te doen wegzakken, maar
door d© rogge te doen opnemen. Wordt
deee dan in t voorjaar ondergeploegd,
dan profileert het volgend© gewas er van,
In den tuin: in den frudHrtuin gaan w©
voort i<n deze maand met het zorgvuldig
bogsrteo v«.n hert z.g. zomergeod. Als ©ch<
lnlheemsoho soorten noemen we: de Riet-
poer, de lange en rond© Perzi.kpeor dtf w
Diamant peer, d© Vijgepeer en laten w«
niet vergeten: d© onovertroffen Jultepeer.
Wij plukken voorts in September om. T.
Bonn© Lourise d'Avronchos, Beurré <1©
Ménode, Bcurró d^Assomption-, Beurrl
d'Amanlia, Poritr© d© Tongres, Marguerite
"Marrilüot, Beuken's Buttortrme, Souven I*
du Congres. Van d'e appels zijn of worden!
plukrijp: Keizer Alexander, The Queen,
Rood© Calville (d© door veten geliefd©
Wijnappel), Warners King, Celline, Gra*
venisteiner, Couleur de Ohartr en andere.
De tijd van occuleeren is nog niet voorbij,
maar men tahne ntet meer. Wat we in 't
begin van 't seizoen reeds behandelden;
worde nu nagezien; mogelijk kfnelt heit ver*
band en groei t daardoor Sn dien bast meoj
verhelp© dit dan. Geef eens acht of het
'gedeelte van den bladsteel dart Hj d©
Vunötbewerking aan hot oog bleef zriten!*
Verdord is; zoo ja^ dato. is dli/t een goed teew
kan, do oculatl© is dan. gcrtuildt. Verbouwt
ge ook bootoorwlon. (z.g. k-teviteoitjos of
Hpikke/lboonen? Een. heerlijk© boon^oart;
wolk© in dien wfilntor oJs droge boom g©4
goten wordrt en smak olijk or is dan d©