dan kunnen zonder gevaar particuliere
belangen en aantrekkelijkheden de mede
werking krachtiger maken en aanwakke
ren
„Het MISSIEWERK"
„Het Missiewerk" (Augustus 1925) be
gint dezen keer met ons voor te stellen
den eersten Neaerlandschen Algemeenen
Overste van de Congregatie van Mill-Hill,
Mgr. J. Biermans. Naast zijn portret geeft
het een schels van zijn leven, werken en
zijn joviaal karakter. Zelden zal een mis
sionaris een zoo vruchtbaar arbeidsveld
gevonden hebben als Mgr. Biermans vond
in Oeganda. In 1879 door de Witte Paters
begonnen werd deze Missie in 1894 voor
een gedeelte toevertrouwd aan de Congre
gatie van Mill-Hill. Mgr. Biermans was
onder de pioniers en word in 1912 Apost.
Vicaris; 12 jaren heeft hij zijn Vicariaat
met groole kracht en wijsheid bestuurd;
hij stichtte séholen, kerken, hospitalen,
een Novicaal voor inlandsche Zusters en
een inlandscb Seminarie, waar reeds 70
priester-candidaten worden opgeleid. In
die 12 jaar steeg het aantal Katholieken
van 22.000 tot 60.000 en in 1924 werden er
nog 15.000 volwassenen gedoopt. Moge de
dauw van Gods zegen op zijn nieuw ar
beidsveld niet minder vruchtbaar neer
komen!
Donatus v. Adrichcm beschrijft de in
teressante geschiedenis der Missie op het
eilandje Wallis in Oceanië. In „De
Vrouw en de Missie" zet Pater Henry
Baijmakors de stelling op: de Katholieke
vrouw kan en moet een belangrijke taak
vervullen tegenover het missiewerk. Zij
moet dit. omdat zij Katholiek is; zij kan
het door haar godsdienstigen aanleg, haar
veelzijdige gelegenheid en geschiktheid als
ongehuwde en door haar roeping als
huismoeder en opvoedster. Dat artikel
moest door alle Katholieke vrouwen van
Nederland gelezen worden en mag daar
om niet in de bladzijden van een tijdschrift
verscholen blijven.
In Indië was het tot nu toe gebruik, dat
de vrouw moet#huwen en wel zonder zelf
een keuze te doen. Het was dus zeker „Een
Heerlijke Overwinning", dat de 12 eerste
Indische Zusters het kloosterkleed ontvin
gen en haar proefjaar begonnen.
Het artikeltje „Idealist" is goed bedoeld
r>n ,r>et zorg bewerkt, maar niet eenvoudig
1 n klaar genoeg. Uit vrees banaal te zijn
wordt de schrijver cerebraal en is werke
lijk niet meer te verslaan.
De rubriek over de Indische Missies
geeft in een beschrijving van land en volk
een stramien om later een beeld van den
stand der Missie daarop te zetten. Over
de Vaticaansche Missietentoonstelling is
Rector Bekkers maar half tevreden. Daar
is ontzettend veel bijeen gebracht, maar
daar is te weinig orde en toelichting. Men
bewondert er de eenheid, algemeenheid
en de actie der Kerk, maar vermeerdert
er niet naar evenredigheid zijn kennis mee
Een blijvend Missie-museum zal het te
kort aanvullen.
De altijd lezenswaardige kroniek behan
delt Oceanië. Ik kan er slechts uit aanstip
pen, dat de Katholieken van de Sandwich
eilanden onzen veel geprezen ijver voor
de Centrale Missie-Genootschappen schit
terend overtreffen.
G. VOSKUILEN.
DE PLUIMVEETEELT IN
NIEUWE BANEN.
In de beide laatste nummers van „Do
Kleinvëeteelt" wordt het vraagstuk van
de 1-dags-kuiken-industrie besproken.*
De schrijver is terecht van meening dat
er tusschen den pluimveefokker en den
pluimveehouder een groot verschil be
staat. De eerste is altijd éen uitstekend
pluimveehouder, maar het omgekeerde is
slechts bij uitzondering het geval. Pluim
vee fokken vraagt een valnestinrichting,
een groot theoretische en prachtische ken
nis van dengene, die de inrichting bestuur'i,
veel zorg, toewijding en ervaring.
In verband hiermede eigent zich het
landbouwbedrijf niet tot de pluimveefokke
rij. Juist in het seizoen, dat het hoofdbe
drijf al de aandacht van den boer vraagt,
moet de pluimvee-vernieuwing of (en) de
aanvulling plaats vinden. Het zelf fokken
loopt dan ook bijna altijd op teleurstelling
uit. Men krijgt te weinig jonge hennen en
voorziet in het tekort dan op andere wijze,
bijv. door den aankoop van die duurkoope
Italiaansche hennetjes.
De boer kan de pluimveehouderij echter
op veel rationeeler wijze drijven, wanneer
hij zijn materiaal van goede fokinrichtin-
gen betrekt, waarvan ons land ieder jaar
meer gaat tellen. Deze inrichtingen leve
ren broedeieren af. alsmede kuikens van 1
dag oud en6-weeksche hennetjes. Enkele
landbouworganisatoes hebben fokstations
en fok toornen in het leven geroepen, waar
van haar leden partij kunnen trekken.
Betrekt men jaarlijks of om de 2jaar
nieuw materiaal van te goeder naam en
faam bekend staande inrichtingen, dan
werkt men gemakkelijker (de kuikens kan
men precies op den gewenschten tijd krij
gen) en prettiger, terwijl men van de fok
kerskennis van vakmenschen profiteert.
Op dpze wijze kan men tot beter pluimvee
komen.
In California, waar men bedrijven kent
van 5000 a 20.000 leghoenders, heeft men
het stelsel van spccialiseeren zéér ver
doorgevoerd.
Men onderscheidt daar 5 zelfstandige
groepen. Groep 1 houdt beperkte elite-too
rnen, waarvan de hanen worden verkocht
aan groep 2. Deze groep heeft zijn hennen
van de straks te noemen groep 4 gekocht;
plaatst daarbij de van groep 1 gekoelde ha
nen en verkoopt daarvan de broedeieren
tegen een bedrag van 10 a 15 pet. boven
den hoogsten marktprijs aan groep 3, die
der broedcentrale-houders.
Deze broedcenlrales, die met een enorme
capaciteit werken, produceeren de 1-dag-
kuikens. De haantjes gaan zoo spoedig mo
gelijk naar de afnemers in San Francisco,
terwijl de hennetjes op een leeftijd van 3 a
4 maanden zoowel naar de reeds genoem
de groep 2 gaan als naar de laatste groep
5, welke de groote eierfabrieken zijn, waar
duizenden hoenders zonder hanen loopen
en waar de consumptie-eieren worden ge
raapt.
In ons land is dit Amerikaansche voor
beeld tot op zekere hoogte nagevolgd te
Barneveld. Aldaar is bet stelsel door par
ticulieren in toepassing gebracht, dus niet
door een vereeniging.
In B. treft men een zeer groote broed-
centrale aan met een zóó sterke capaciteit,
dat de eigenaar daarvan er onmogelijk het
aantal fokdieren op na kan houden, dat
noodig is om steeds voor vulling zijner
centrale te zorgen. Daarom trof bij een
overeenkomst met verschillende landbou
wers; dezen houden n.l. een groot aantal
hoenders, welke aan door hem gestelde
eischen voldoen. Persoonlijk heeft hij een
aantal op hooge productie gefokte dieren,
waarvan hij het hanenmateriaal bij die
foktoomhouders uitzet.
Van die fokfoomen betrekt hij de broed
eieren tegen een vooruit overeengekomen
prijs en daarvan verkoopt hij de 1-dags-
kuikens aan particuliere afnemers, maar
ook aan ?en andere te B. gevestigde inrich-
ting die ze verder opfokt tot een leeftijd,
dat er haantjes uit geselecteerd kunnen
worden, d. i. ongeveer 6 weken. "We zijn
daardoor al een stap verder gekomen,
want nu kunnen de landbouwers in plaats
van 1-daags haantjes plus henuetjes, on
middellijk 6-week oude hennetjes betrek
ken, waardoor het risico van den pullen-
opfok buitengewoon sterk verminderd is.
Voorts is er weer een andere inrichting,
welke zich mof de mesterij bezig houdt.
Hel verschil van de beide stelsels zit dus
alleen in de wijze waarop de broedeieren
worden betrokken. In het eene geval ko
men ze van en blijven ze op een gecombi
neerd bedrijf, waar leghoenders, foktoomon
broedeieren-productie, broedcentrales. 1-
dags-kuiken.-verkoop samen zijn onderge
bracht, in 't andere geval zijn die verschil
lend* onderdeden in verschillende handen,
die dan, als op elkaar aangewezen eenhe
den gaan samenwerken.
Zeer waarschijnlijk zal de vraag naar
eieren nog voortdurend toenempn. De leve
ranciers van di,e eieren zullen in hoofd
zaak gezocht moeten worden bij onze land
bouwers-kippen houders. Dpze zullen on
getwijfeld meer en meer het nut van hot
aanschaffen van 1-dags-kuikens of van
6-weeksche hennetjes gaan inzien, in ver
hand waarmede ook de 1-dag-kuikon-
industrie waarschijnlijk oen goede toekomst
tegemoet gaat.
DE PLAATS VAN HET KIPPENHOK
OP DE BOERDERIJ.
Op de boerderij, waar men in den regel
over voldoende ruimte beschikt, is het van
belang aan de kippen de best mogelijke
plaats voor huisvest-ng te verleenen. Is
het hok eenanaal gezet, dan gaat men niet
zoo gemakkelijk meer tot verplaatsing
over, daar dit met kosten en veel moeiten
gepaaid gaal. terwijl het hok daarvan ook
te lijden heeft. Volgens het oordeel van
den heer Boshouwers in „De Kleinvee-
teoll", moet die plaats aan de volgende
eischen voldoen:
1. De bodeim moet er droog .zijn. Vooral
voor de kippen die n'et geheel in o de z'jn
en daarom in de nabijheid van hun hok
blijven zitten, is een natte grond zeer nan
deelig.
2. De omgeving van het hok moet be
schut zijn tegen ruwe, koude winden. Op
boerderijen met afzonderlijk staande
schuren, stallen, hooibergen, enz., kan
men gemakkelijk een plekje vinden dal in
dit opzicht voidoei. Ook keeren hooge ha
gen aan den noordkant de koudste winden..
Waar dergelijke hagen ontbreken, kan
men ze aanplanten. Zoolang ze nog niet
groot zijn, dienen schuttingen van riet,
stroo of bont.
3. De voormiddagzonnestralen moeten
volop in en rond hef hok kunnen vahen.
Het voorfront van het verblijf moet in
verhand daarmede naar het Oosten of
Zuidoosten gericht zijn. Wordt het hok in
den boomgaard geplaatst, dan js dat een
zéér geschikte plaats, mits ei' een open
plek is of wordt geipaakt. Schaduw is
goed, zelfs noodzakp'ijk, maar niet vlak bij
het hok.
4. Bij voorkiur bouwe men meer hok
ken, ver van elkaar. De kippen versprei
den zich dan beter en verdelgen overal het
ongedierte en v'nden de insecten van den
geheelen boomgaard of de heele weide.
Verder kan men zonder moeiten en kasten
voor afrastering de jonge en overjarige
dieren scheiden. Vooral in het late' najaar
en den voorwinter is dat van groot be
lang. Jonge, leggende of tegen den leg
aanzijnde dieren hebben een geheel andere
voeding noodig dan oudere die nog op rust
zijn om pas na Nieuwjaar te beginnen.
Loopt alles door e'kaar, dan worden de
laatste om dien tijd van het jaar veel te
vet, wat het leggen verdaagt. Ook kan men
dan eventueel broedeiren nemen van over
jarige hennen, wat anders lastig gaat.
Een iedaal acht de schr. het. als op de
boerderij voor elk 50-tal hoenders, een
afzonderlijke sta! wordt gebouwd en de
stallen zoo ver mogelijk van elkaar staan.
Het sterftecijfer zou daardoor heel wat
dalen en het leic jfer belangrijk stijgen.
Vraag: Kan ik op land, waarop nu
aardappelen staan en waarop volgend jaar
weer aardappelen moeten, in het najaar,
als de aardappelen er af zijn, zwavelzuren
ammoniak uitstrooien en in 't voorjaar
voor het spitten toch nog ruige mest of
koemest onderwerken? Of is het heter met
de kunstmest ook te wachten tot in 't voor
samenstelling van wit met zwart of zwart
met rood.
Een garnituurtje jn een der groote éta
lages trok bijzonder mijn aandacht.
Het was een fluweelen hoedje in mat-
fraise tint met dof-goud leder omboord
sels en een stijlvol figuurtje, aangebracht
tegen het van-voren omhoog geslagen
randje. Dezelfde afwerking van dof-goud
biesje was aan de beide uiteinden, van een
precies-de-zelfde tint gehouden sjaal aan
gebracht en het stijlvolle figuurtje in goud
kleur herhaalde zich eenige malen op de
sjaal. Het was een smaakvol en apart ge
heel.
Annie M. M.
DE VOILE.
Ontmoet men nog wel dames, die hun
lief gelaat bedekken met een voile?" Neen,
niet waar. Ook de voile, de deftige aristo
cratische, de veelbeteekenende voile, beeft
het lot gedeeld van zoovele vrouwelijke za
ken en is verhuisd naar het antikarisch
museum.
Bij twee gelegen heiden nog slechts be
dekken de dames zich het gelaat met een
voile, gf liever met een sluier, namelijk hij
gelegenheid van het trouwen, en bij een
sterfgeval. Misschien zijn dit ook de twee
levensuitingen, waarbij het echte vrouwe
lijke sentiment nog het meest openhaar
naar huiten blijkt en het is dus wel begrij
pelijk dat men dit gaasgordijn gebruikt
om veel leed of stille vreugde te verher-
gen.
Toen ik een kind was, heb ik meerma
len de gedachte gekoesterd, dat de voile
nog iets had van de geheimzinnige Ara
bische sluier van het Kerbod om een
vrouwengezicht te aanscnouwen. Later
heb jk meermalen gemeend, dat de voile
een uitstekend middel was voor de schoone
-:kse om de gelaatfoutcn te verbergen, als
daar zijn: een onregelmatige neus, zomer
sproeten, een te bleeke teint, sporen van
mottigheid of al te diepe rimpels (onfeil
bare sporen van een vergane jeugd).
En nog ken ik werkelijk de oorzaken
niet. die do voile naar de historie der men-
schelijke kleeding hebben teruggedrongen.
Is het emancipatie van het schoone ge
slacht, dat met een heerlijke vrijheid de
kluisters der conventie brak en zich vrij
en openlijk vertoonde? Is het de vooruit
gang van de medische wetenschap, die de
heerschappij der zomersproeten en gele
gelaatskleur een einde deed nemen? Is lie'
misschien ook de vooruitgang van de toi
letartikelen-industrie, waardoor het mo
gelijk werd met allerlei verfjes, vernisjes
en zalfjes de jeugd, de eeuwige jeugd te
rug te tooveren op het gelaat ook van dege
nen, voor wie alleen nog hét woord
„jeugd" bestaat.
Of zit de oorzaak van dat verdwijnen
misschien in de omstandigheid, dat dit
bij uitstek deftige gelaatsmeuhel door de
democratische tijdgeest gebracht is onder
het gewone volk, zoodat de werkelijke da
me afstand deed van deze optooiing, en
niet meer van het gewone fabrieksmeisje
of keukennufje te onderscheiden was.
Een tijd lang heeft er nog onderscheid
in de voiles bestaan; zag men de chi
quere dames zich tooien mot gebloemde,
gespikkelde, of gewerkte gelaatsgordijn
tjes: maar langzamerhand was door den
tijd ook het onderscheid hierin geheel
weggevaagd, en was de voile geen vol
doende onderscheidsmiddel meer tusschen
de beter en slechter gesitueerde exempla
ren van het schoone geslacht.
En tochis de voile nog steeds een
dracht, die oudere dames siert. Het jon
gere geslacht heeft zich aan het gebruik
daarvan ontworsteld. En ik geloof, dat de
mannon nipt graag dat versiersel bij oude
re dames missen, evenmin als ze zich met
BESCHRIJVING DER PLAAT.
No. 254. Vele vrouwen bereiden zich
eeds voor op den herfst, om straks, als
de koelere dagen komen, gereed te zijn met
hare kleeding. Voor dezen hier een prac
tise!] eostuum, dat ook zonder mantel op
straal gedragen kan worden. Het is van
een soliedc wollen kasba, grijs met bruine
en donkerblauwe strepen. De hooge staan
de hals is ter rechterzijde verlengd met een
sjaal die van onderen als garneering een
strookje beverbont draagt. De mouwen
hebben manchetten, genre mousquetaire,
afgezet met ren smalle trais in donker
blauw. De rok heeft in de rechterzijde een
opgezette baan met in de midden een
stolpplooi. De strepen der stof dezer baan
loopen in de lengte.' het boveneinde gaat
onder oen strookje door, wordt naar buiten
omgeslagen en met een knoop en knoops
gat vastgezet na in een ovalen vorm te zijn
geknipt. Tegelijk vormt dit boveneinde den
ingang van een zak. Bruine vilthoed, beige
kousen en zwarte schoenen. Patroon 1 35
No. 255. Nog een model uit de nazomer
mode. Het is van parel-grijze crepe de
chine. De hals is gegarneerd met drie
rijen ruches van dezelfde stof. De borst is
ecu apart ingezette strook, in welks naden
smalle strookjes zilverkant opgenomen
zijn. Een breedere strook zilverkant gar
neert de plaats der taille, doch alleen aan
den voorkant, zoodat de rug geheel recht
en garneeringloos wordt, met uitzondering
van het onderste gedeelte, dat evenals den
voorkant van eenige ingezette plooigroepen
is voorzien. Een groote hoed van grijs
stroo, grijs-rose kousen en zwarte schoe
nen. Pati-oon 1.35.
No. 256. Een zeer elegante complet van
een zwarte zijden mantel van Oltoman-stof
mei eon robe van lila crêpe de chine, be
drukt in paars en zwart. De mantel heeft
hel rechte model met geringe verwijding
naar onderen; geen zakken; sluiting op
twee knoopen; hij is gevoerd met
de lila crêpe de chine dor japon
Deze laatste heeft onder den taillenaad in
gezette geplissecrde paneelen, welke omvat
ziin door de zwarte ottomanstof. Het smal
le paneel in het midden is niet geplisseerd,
maar komt te voorschijn uit twee ingeper-
sio plooien in de zwarte stof. De sjaal
kraag der japon is van. witte crêpe de
chine; hij gaat op de horst door twee split
ten (dwarse strook) en wordt daarna in
een strik gelegd. De ceintuur is van de
zwarte ottoman. Hoed in zwarte zijde,
knusen grijs-rose en schoenen zwart.
Pafroon 1.57b
No. 257. Twee robes in één Dé onder
sim is een eenvoudige rechte jurk van
zalmkleurig crêpe marocain, met rond
kraagje en zoo noodig zwarlleoven cein-
1 uurtje om de heupen. De losse tuniek
daar overheen is van zijden voile in pre-
cios dezelfde kleur. Hij heeft gcplisseerde
paneelen en van voren hreede spleten, wel
ke met een gouden biais zijn afgezet.
Bondom deze biais is luchtig goudbor-
duursel aangebracht dat zich voortzet
langs den onderkant. Beige kousen, en
goudleeren schoenen. Patroon 1.35.
No. 258. Een charmante sportrok van witte
kasha. De hals gaat over in 'n rond kraagje,
afgezet met ren zwarte Irais. Van voren
twee ingezette geplisserrdc paneelen en
een shifting van mooie parelmoeren knoo
pen. De mouwen hebben een omslag met
zwarte trais. De ceintuur is van zwart ge
lakt leer met nikkelen sluiting. Kousen
rose en schoenen wit of zwart. Patroon
1.35.
LEDER-GARNEERING.
Garneering van leder is op het oogen-
blik nog zeer gewild. Het terrein waarop
deze versiering zich beweegt wordt groo-
ter en grooter. Misschien zal spoedig de
geheele kleed ing in aanmerking komen om
met alle denkbare leer-gameeringen ver
sierd te worden.
De nieuwe herfst- en winterhoeden van
pluche, fluweel of velvet hebbc-n dikwijls
een ledcr-omboording in bijkomende of
contrasteerende kleur en het meest nog in
metaal-kleur.
Blauwe hoedjes in vele nuancen, tentoon
gesteld in de étalages der groole magazij
nen, evenals lila en fraise hoedjes van
fluweel, zijn veelal mot goud- of zilver
kleurig leder omboord. Zwart fluweel ziet
men het meest met wit leder bewerkt, ook
wel met rood. Dergelijke hoeden hebben
meestal een sportief karakter en onder
ben is het jockey-pet model wel het meest
gezien. Ook de collecties sjaals voor den
overgangstijd en voor den winter hebben
heel veel ledergarncering, doch het aan
brengen van bont in overeenstemming met
de bontgarncering van. het wandelcostuum,
zal in den winter toonaangevend zijn.
In den winter ja, dan zal bontgarneering
de overhand hebben, maar voor de milde
dagen van den na-zomer zal men fijne
en gedistingeerde mantelcostuumpjes zien,
waarop ledergarneering is aangebracht,
o.a. aan kraagjes, revers en mouwomsla
gen. Eén vestje van fijn soepel leder, waar
op de een of andere garneering van knoop
jes of geperforeerd lederen biesjes, is aan
gebracht, geeft een complet of nvi.teleos-
tuum iets zeer voornaams, vooral iu de
PATRONEN NAAR MAAT.
Papieren patronen op maat gemaakt,
kunnen besteld worden onder toezending
of bijvoeging van het bepaalde' bedrag
plus 15 cent porto, aan het Coinptoir des
Patrons. Molenstraat 48 B. Den Haag De
maten op te geven volgens onderstaande
teekoninc»
het gebruik daarvan bij de jongere, fleu
rige vrouwelijke sekse zouden kunnen ver
eenigen.