I KALENDER "DER WEEK I
IJ
N.B. Als niet anders wordt aangege
ven heeft in deze week iedere H. Mis Glo
ria, mist Credo en heeft de gewone prefa
tie.
ZONDAG, 30 Aug. Dertiende Zon
dag n a P i n k s t er e n. M i s: R e s-
p i c e. 2e gebed v.d. H. Rosa, 3e v. d. H.
Martelaren Felix en Adauclus. Credo.
Prefatie v. d. - Allerheiligste Drieënheid.
KIout: Groen.
De belofte van Christus, de hemel,
wordt vervuld in hen, die in Christus ge-
looven. (Epistel). Daarom vragen wij aan
God, dat Hij nederziet op Zijn Nieuw Ver
bond. (Introitus, Graduale) en ons geven
wil vermeerdering van geloof (gebed), zoo
sterk als dat der tien melaatschen, die
zonder nog genezen te zijn, op weg gingen
om zich te vertoonen aan de priesters
(Evangelie). Vertrouwende, dat ons geloof
ons gezond zal maken naar de ziel, bren
gen wij ons offer, dat naar wij honen. Ood
welwillend zal aanvaarden. (Offertorium,
Stilgehed). Wetend, dat het geloof moet
Ipven door de hoop en vooral door de lief
de, bidden wij, dat het Brood, dat God ons
gegeven heeft in de H. Communie ons ver
trouwen op de vervulling der belofte zal
versterken en bovenal in ons zal doen aan
groeien de liefde. (Gebed").
MAANDAG. 31 Aug Mis v. d |T.
Raymundus Nonnatas, Belij
der Os Justi. Kleur W i t.
De H Raymundus trad op verlangen
der TT. Maagd Maria, die hij vurig ver
eerde, in de orde tot Vrijkoop der Slaven.
Zijn naastenliefde ging zoo ver, dat hij zich
zelven als borg stelde om de gevangen
Christenen van de Mahomedanen vrij te
koopen. Vele Mahomedanen bekeerde hij
door zijn woord, waarom hij vele kwellin
gen moest verduren.
DINSDAG. 1 Sent. M i s v. d. F. A egv-
'd i u s Ah t: Os Justi. 2e gebed v. d.
HH. Twaalf Broeders, Martelaren. 3e A
Cunetis Kleur: Wit.
Aegydius werd geboren te Athene. Zijn
verlangen om de versterving en de evange
lische armopde te beoefenen deed hem be
sluiten zijn vaderstad te vprlaten. Hij ging
naar Frankrijk en woonde in een kluis in
hef bosch bij Nimes. Zijn schuilplaats
werd echter ontdekt: velen sloten zieli hij
hem aan zoodat zich een kloosterfamilie
vormde. Avelke Aegydius met veel wijsheid
bestuurde.
W9FWSDAG. 2 Sept. M i s v. d. H
S tephanu s. Kon ine van Hongarije:
Os Justi. 2e gebed A Cunetis. 3e naar keuze
v. d. priester. Kleur: W i t
De H. Stephanus heeft zich voortdurend
als koning beijverd voor de bekeering en
beschaving zijner Hongaarsche onderda
nen. Hij vaardigde wetten uit die de onbe
schaafde gebruiken, welke de Hongaren
van de Scythen ontleend hadden en nog
steeds onderhielden, streng verboden. Over
al in zijne staten liet hij de Chrisfeliiko-
godsdienst verkondigen, waarvoor hij pries
ters en kloosterlingen ontbond on kloosters
stichtte, welke spoedig scholen werden
voor godsdienst en wetenschap. Voor zich
zelven was hij streng. Hii besteedde een
groot gedeelte van den nacht aan het ge
bed: eiken dag trachtte hii door hnetewer-
ken zijne fouten en gebreken goed tc ma
ken en meermalen naderde hii tot de H H.
Sacramenten. Hij stierf d<m 15enAu--' lus
1033. na 38 jaren als Koning van Hon
garije geregeerd te hebben. God bekrach
tigde het algemeen gevoelen des volks om
trent. de heiligheid van Stephanus door
verschillende wonderen.
DONDERDAG 3 Sopt. Misv <1. 13en
Zo n da g na Pinksteren: Respiee.
Geen Gloria 2e gebed A Cunetis. 3c Fide-
lium (voor dc Overledenen") 4e naar keuze
v. d priester. Kleur: Groen:
VRIJDAG. 4 Sept. Mis als giste
ren. maar het gebed voor de Overledenen
valt weg. Ook is geoorloofd een H Mis van
het Goddelijk Hart van' Jezus. Miserebi-
tur (Zie in het Misboek achter de Maand
Mei") Credo. Prefatie v. h. H. Kruis. Kleur
Wit
ZATERDAG 5 Sept. Mis v. d H
Laurentius Justiniahu s. Bis
schop en Belijder: Statuit. 2e gebed A
Cunetis, 3e naar keuze v. d. priester. 4e
voor den Paus.
Voor de keuze geplaatst: een rijk loven
in de wereld of een verstorven leven in het
klooster, koos hij, de oogen gericht op het
kruis, het laatste met de woorden: Gij
Heer, zijt mijne hoop, daar hebt Gij geves
tigd nw allerveiligst toevluchtsoord.
Hij trad in het klooster der reguliere
Kannunikken v. d. H. Gregorius. Later als
Patriarch verheven op- den Bisschopszetel
van zijn vaderstad Venetië, bleef hij zijn le
ven van boete en versterving getrouw.
Lisse. Aï.B M. KOK.
Pr.
jaar? Of moei ik een van beiden laten? Ik
wilde de kunstmest in het najaar er over
strooien zonder omwerken. Hoeveel kunst
mest per 100 M2?
Antwoord: lo. Heel graag hadden
we ook geweten of het zand of kleigrond is.
2e. Indien eenigszins mogelijk geen
tweemaal achter elkaar aardappelen op 't
zelfde land en in .geen geval dezelfde soort.
3e. Liever zouden we ruige mest in 't
najaar geven en zwavelzuren ammoniak in
't voorjaar.
4e. Voor eetaardappelen (niet voor de
fabriek) zal het nog wel beter zijn geeu
ammoniak te geven naast ruige- of koemest
maar in de plaats daarvan wat patent-kali
8 tot 12 K.G. per 100 M2. Patout-kali kan
gelijk met stalmest uitgestrooid worden.
Dus in geen geval ammoniak in 't na
jaar voor de aardappelen, wijl er dan veel
kans is van wegspoelen, vooral op lichtere
gronden, en, als 't beschot dit jaar slecht
was of er waren reeds zieke aardappelen
(dat is niet altijd even gemakkelijk te zien),
dan raden wc u beslist aan, een ander stuk
voor aardappelen op te zoeken. Met mest
is niet alles goed te maken. V. H.
Verdere vragen aan de Redactie van „Da
Leidsche Courant".
ALS EEN DIEF IN DEN NACHT.
Hij woonde niet verre van ons en ik
mocht wel gaarne zoo eens 'n buurpraatje
met 'm houden, want hij was op en top
een zonderling.
Zeventig jaar waren al over z'n hoofd
gevaren, maar z'n verstand was nog hel
der en z'n hart nog jong.
„Ouwe Jan", noemden we 'm altijd,
want .zoolang we 'm gekend hadden van
kindsbeen af reeds, was Jan geen haartje
veranderd, maar altijd precies, precies
dezelfde gebleven. We konden ons dan
ook moeilijk voorstellen, dat hij ooit kind
geweest was en klein, zooals wij waren.
We dachten altijd, dat Jm al oud was
toen hij op de wereld kwam.
Want toen wij kinderen waren, was Jan
al juist zoo, als toen we grooter werden.
Jan was nooit getrouwd geweest, want
van vrouwen had hij een vromen afkeer.
Hij had altijd het woord van Paulus in
practijk gebracht: „wie trouwt doet goed,
wie niet trouwt doet beter".
Niet, dat Jan de vrouwen haat Ie, o
neen, want haten was zonde en zonden
kende Jan niet.
Maar 't was de ..fijnheid" en de groote
liefde om zich niet aan één enkel wezen,
maar aan allen, welke hij ontmoette Ier
liefde Gods te wijden, die dezen zonder
ling celibatair deed blijven.
Z'n woning was in alle opzichten ori
gineel, echt armoedig en eenvoudig,
zoo eenvoudig, 't Leek zoo'n schamele
hut van eeuwen terug.
Ze lag heel alleen tusschen wild kreu
pelhout, dat nooit werd gekapt of ge
snoeid, bijna onvindbaar, hoewel niet ver
van den weg.
Z'n potje kookte hij zelf, niet omdat hij
te. gierig was om er een huishoudster op
na te honden want gierigheid was een
der hoofdzonden van den mensch,
maar juist z'n fijnheid en z'n zorgvuldig
ontwijken van allpn omgang met één we
zen, was ook hier weer oorzaak van.
Ik geloof waarlijk, dat den man peen
enkele ongerechtigheid, geen enkele fout
aankleefde.
Zóó droomde ik me de heilige eremieten
in de woestijnen, waarvan de vrome legen
den verhalen.
Er lag over heel zijn beslaan iets eigen
aardigs, iels dat hem in alles onderscheid
de van een gewoon mensch.
Als je zoo tusschen die struiken doov
ging naar z'n verblijf, waarheen bijna geen
weg of pad leidde, want om hef fe gena
ken moest je bijna sleeds door dichte hees
ters dringen, langs een heel. heel smal voet
paadje. dat zich alleen toonde, wijl 't gras
was weggesleten op den grond, maar waar
over hoen de dichte twijgen wild en onge
ordend door elkaar groeiden, zie, dan
was het je zoo raar, zoo echt voorwereld
lijk te moede.
Ziin huisje was laag. hei dak van sfroe.
mef mos begroeid, de muren ril leem en
wish out opgebouwd pn blauwig gekalkt^
Ook de deur was met blauwsel, maar
veel donkerder, besmeerd, en midden er
op. stond met een ruwen verfkwast een
kruis van kalk geschilderd.
Dat was z'n kracht tecen kwaad ge
spuis en booze geesten
"Wat was hii honig, die ..Ouwe Jan".
Me dunkt ik zie 'm daar nog zitten
op z'n houten Mok naast de deur. want als
je in don zomer, hij mooi weer, z'n kluis
naderde. -\vas hii gowonrdük huif en voer z'n
woninkje iets aan 1 ""'celen.
pen veot mni pri'svUtón rw ,een flu
weel pn broek en een Mauw schort, zie
daar -»'n uifmonsfprmrr
't Was er zoo eigenaardig, zoo vreed
zaam gezellig, juist omdat ie zoo heel van
de wereld was afgezonderd
Je voelde ie zoo mef de lieve natuuT en
rnet den zonderling alleen, wars var» alle
menschen infrigeeren, van alle afgunst en
nijd en jaloezie.
Vogeltjes zongen vlak voor je neus op
een wiegend takje, want de vogels waren
z'n vriendjes, wijl hij ze stepds voederde uit
een grijze aarden schotel..die altijd voorde
gevleugelde maatjes gevuld stond.
Een nachtegaal zelfs bouwde elk jaar
lieur nestje "op geen zes nas afstands van
7,'n hut en ze kwam telkens weer terug,
omdaf ze er zoo vredig woonde.
Lief beestje!.Ze zong en orgeldc
's avonds en 's nachts, als verstond Jan
alles waf ze dichtte, als vertelde ze hem
altijd door hoeveel ze van 'm hield en hoe
dankbaar ze 'm was.
Want Jan zorgde goed voor haar Hij
vlocht zelfs gaas om den stam van het
boompje waarin ze haar nestje bouwde,
opdat geen kaf beur kleintjes zou genaken
*Daarom zong ze zoo voor 'm.
Arme sukkelaar!
Ze zong voor beo? iels anders haar min
neliedjes, dan voor jou!
En z'n gezicht tof oen goedigen glim
lach plooiend, beschouwt# hij hel hees!je
zwelgevallig en luisterde met schuin
gebogen hoofd, vlak. vlak hij het bekje
van den kleinen schalk, zóó innig naar
heur zang, alsof zo elkaar werkelijk be
grepen.
En had ze uitgezongen, dan praatte hij
met haar en met de andpre gevleugelde
diertjes en dan hupten en wipten en
sprongen ze om hem heen. zóó genoeglijk,
zóó vriendschappelijk en familiair, alsof
Jan de zipl was, de vader van heel hun
gild.
En toch.... ze vleiden 'm maar, omdat
ze zorgeloos bij hem pikten en woonden.
Zoo leefde „Ouwe Jan" dag in, dag uit.
Ik geloof, dat ik nooit gelukkiger
mensch op de wereld heb ontmoet.
De reine natuur, de vogelzangen. het
zonlicht, de frissehe lucht dos hemels en
goedhartige, brave menschen want
boozen zochten dien eenvoudige niet. zie
daar het gezelschap, waarin Jan zijn da
gen sleet.
Ik herinner me zoo vaak, dat we hem
vroegen:
Jan, bne je niet bnng, hier zoo alken,
voor dieyen of voor slechte menschen, die
rusteloos rondzwerven over de wereld?
Maar Jan lachte dan zoo goedig en in
die plooi om z'n tandeloozen mond speel
de zoo veel vast vertrouwen, als hij ons
hoofdschuddend antwoordde:
Och kom, wie zou mij kwaad willen
doen? Nog nooit heb ik een slecht mensch
ontmoet in m'n leven. En de eenige dief
dien ik hier in mijn nederig hutje verwach
len kan, is de groote dief, die alle menschen
steelt, als hun tijd is gekomen, den een
jong, den ander oud, den rijke zoowel als
den arme, en zie, op 't bezoek van dien
dief moeten we bereid zijn, want hij komt
vaak in den nacht, als we er 't minst aan
denken.
Maar ook hij is niet kwaad, want het
is de gezant van den goeien God en Gods'
boden brengen toch alleen goede tijding aan
de menschen, nietwaar?
Ziedaar, de levensbeschouwing van den
eenvoudige. 'I Is de hoogste wijsheid, die
op de wereld is (e vinden, doch helaas,
niet allen kunnen wij ons verheugen in
haar bezit, wijl ze de rijke gave is van de
weinigen, die eenvoudig zijn van harte en
arm van geest.
Op een Zondagmorgen gingen we tegen
een uur of twaalf „Ouwen Jan" weer eens
opzoeken.
We klopten tegen het kleine raampje,
maar kregen geen antwoord. Hij scheen
niet thuis te zijn.
Wij, toen nog kinderen, stelden veel
belang in den zonderling.
Hoe vreemd?..t.
Later op den dag kwamen we nog eens
terug, maar nog was alles stil.
Dat was ongewoon, want 's Zondags
als de Hoogmis ten einde was, was ook
voor Jan de groole taak van den dag ach
ter den rug.
We toefden er een oogenblik nog, toen
een zijner kennissen kwam, die hem ge
mist had op z'n gewone houten bankje
in Gods tempel.
Er werd opnieuw geklopt en geklopt en...
torn er weer geen antwoord volgde, werd
besloten de deur van zijn huisje open te
breken.
Want de man was oud en alleen! Wie
weet?
Het was een werk van een oogenblik
Nieuwsgierig traden we binnen.
Eerst het schamele sombere voorkamer
tje door. toen het slaapvertrekje.... maar
niets, niets fp zien van Ouwen Jan.
Doch kijk daar.dear glom oen flauw
lichtje, van tusschen de half geopende
deur van het kleine sombere kolenhok.
We stieten de deur open
Een .walmend olielampje stond op een
Mok steenkool in hef akelig hok ie en ver
lichtte mc-t fantastische^ weifelenden
gloed een naar eir ijzig fooneel.
Daar lag Jan half ontkleed uitgestrekt
en levenloos op den erendmet 't hoofd
achterover on ei e blok steenkool, de oogen
strak starend in de eindelooze venten dor
eeuwigheid, den tandeloozen mord wneon-
wiid geopend pp dé dorre naakte armen als
in smoehende hoȕdinrr on de horst.
Hef was akelig- en ook. heb ik
nooif zoo'n onsfurmi"e en ijzingwekkende
uitdrukking gezien op hef hleekhlauwig
gelaat van eer» doode.
Niemand onzer sprak en we verwijderden
ons stil en verslagen, want we mochten
hem wel, dei) ...ouwe", dip zoo'n zonderling
leven en zoo'n zonderling sterven had.
Brave man! Hii had w< 1 de waarheid
gesproken toen hii ons zei. dat de groote
dief kon komen in den nacljt.
Maar tot Jan was rl'n dief gekomen, als
een hnde van den goeien God.
Altijd had hij zieh weven, zieh zelf.
heel ziin heslaan. voor allen om zieh
heen. maar tóen de deed kwam. was er
niemand orrPhem te helpen, niemand, die
zieh ziiner aantrok.
En denzelfdon dag en later zong de
naehtegnal nog even vroolijk h«nr lied ie
en hupten en sprongen de vogel'ips nog
even rustic om z'n hutje.
Niemand ging meer naar hem kijken,
en maar een enkel man geleidde hem ter
laatste rustplaats.
En wij. kinderen, vertelden elkaar,
slechts terloons.dat ..Ouwe .Tan" dood
was, en dat hij gestorven was alleen....
heel alleen in z'n kolenhok.
DE TWEE VILLA'S.
Ze staan daar beiden, gebouwd hoven
op den rotswand van do steile kust....
alle twee mooi.... alle twee rijk....
prijkend met hun blanken gevel, half ver
scholen onder klimmend groen Ze staan
daar"op een kilometer afstand van. elkaar
numeriek is het niet meer hef is de
landmeter, die hel heeft uitgemeten
De een draagt den raam „Mon Repos"
de andere heet „Mon Désir". Nu is het heel
merkwaardig, dat hel op „Mon Repos"
nooit stil is, en dat do villa ..Mon Désir"
treurig lijkt tof in het wanhopige toe. Tegen
half Juli komt uit Parijs de beele familie
in „Mon Repos". En dadelijk worden blin
den pn vensters, tot zelfs de toegangen tot
het park wijd opengezet. En in 'l dorp ver
spreidt zich overal het blijde nieuws.
Weet je 't al„Mon Repos" is- weer
bewoond
Eindelijk!
En men is dadelijk vol belangstelling
voor de nieuw aangekomene»: mevrouw
ziet er goed uit, maar mijnheer lijkt ver
moeid, de kleintjes zijn gegroeid.... en
dan, ze hebben een auto!
Niet mogelijk!
En toch is het zoo!een heel»1
witte!
Nu, dat is heerlijk voor ze.
En dan begint het lieve leventje.En
gaat de dorpsjeugd op verkenning uit.
Want men weef, dat de kinderen van
„Mon Repos" vriendschaphoudend zijn.,
dat ze mogen praten met de dorpskinderen
en met de visacherskinderen als vriendjes
mogen spelen
En dan de leveranciers.... Op „Mon
Repos" koopt men alles in bet dorp
Dan-de gasten)
Wat een gas Mn! schitterend bezoek uit'
Parijs! Iedere weck aan het slation, kan
men in den omnibus der villa zien in- of
uitstappen heeren en dames, die de Pa-
rijsche chique uitstralen'.
Maar dan ook veel anderenkleine
weesjes, geel en kwijnend, die uit den
omnibus springen met oogen knippend te
gen het schitterend licht.... en die daar
dan mogen blijven wel een week of drie in
drinkend, zich vullen met jodium en ge
nietend het heerlijk gevoel van met bloote
voeten rond te loopen in het natte veeren-
de zand.
Dan gaan deze weer heen!.... helaas
men kan niet altijd blijvenl Maar haar
haren rieken naar zeezout, het bloed
stroomt rooder onder de geel-gebrande
huid en de longen hebben weer beter
kracht opgedaan om bestand te zijn tegen
de slechte uitwasemingen, het stof en de
microbenlucht van Parijs.
Als de meisjes zijn vertrokken komen
de bleeke Parijsche jongetjes: zij ook hun
kerend naar ruimte, do lucht en de vrijheid
dol gelukkig als de zeewind hun wan
gen streelt, en voor wie het verblijf op
Mon Repos" een herinnering blijft, die.zo
misschien behoeden zal voor den haat als
deze later zich bij hen wil opdringen.
En dan komen de arme oudjes aan de
beurt, die „Mon Repos" in het dorp on
derbrengt.eenvoudige lieden, mannen
en vrouwen, die twee aan twee, hand aan
hand, op de rotsen gaan uitrusten en die
als de visscherspinken uitgaan en lang
zaam kleiner worden en kleiner, totdat ze
aan de horizon heelemaal verdwijnen, den
ken. dat het levpn zoo nok de menschheid
medeneemt en dat ze zich zeer dicht aan
elkaar moeten vastklampen, vooral dc
oudjes, zoolang God ze nog samen laat
Het heele dorp geniet van „Mon Repos"
drie maanden lang.... De jonge dames
gaan de armen bezoeken.... de jongens
dienen 's morgens den Deken de H. Mis.
nu en dan stopt, de chauffeur de dorpsjon
gens in den auto en tuft met ze hpel het
dorp door....
Dat is zelfs een van de meeset begeerde
Catechismushelooningen in den zomer. De
pastoor geeft „rijpunten" en om deze te
verdienen doen ze dubbel hun best hun
catechismus te leeren.
En als dan eindelijk Mon Repos" weer
opbreekt, want het mooie zomerweer gaat
voorbij en de zaken roepen weer terug
naar Parijs, dan vergezelt de spiif van heel
hef dorp dp rijke Parijzenaars naar het
station.... en het is of zij met hun ver
trek leven en licht medenemenen zoo
lang men den trein nog zien kan. zwaaien
de blauwe mutsen en roept men: tot het
volgend jaar!
Tn Mon Désir" is het precies Let tegen
overgestelde.
Zoolang de bewoners er nop niet ziin
mogen de kinderen en de armen zie!»
langs het hek neerzetten om zich te
koesteren in de zon. Maar zoodra. de
Parijzenaars daar aankomen, verandert
de concierge in een woeslen Cerberus en
riicel hii ze alien verjagen
Zii hebben als 't ware tusschen hem en
het dorp een afscheiding geplaatst, die
r.iot mac worden verbroken.
Tn werkelijkheid ziin het hooge steenen
muren, gesloten tuinhekken, een automo
biel waarin ze. verscholen achter hun bril
len en hun voiles. 40 K M. per uur doen.
zoodra ze zijn ingestapt, om zoo gauw
mogelijk aan de nieuwsgierigheid dor
dorpsbewoners te ontsnappen.
En dan de minachting: „l'nli rmJanum
vul jus et areos van den Romnnschon pa
triciër.
Weg met je handen.
Weg met je oogen.
Kijk ons niet aan of we zullen nog bar
der tuffen op gevaar af van de hersens
van uw jongen hnchó te maker!
Visoh koopen ze in het dorp. onulat het
nief anders kan. Al 't andere komt uit
Parijs, en zelfs de. wasch van mijnheer en
mevrouw wordt in Tonden opgemaakt.
Mon Désir is in de stink komen neer
strijken: het heeft er beslag goh--d op alles
wat het mooiste was. een hen-Lik uitzicht
een schitterend punt om te bouwen....
het meest noëtisch plekje van liet dorp.,
en hef heeft er zich neergezet als overwin
naar door de macht van lief geld
En het heeft niets teruggegeven in ruil
van de luxe. die het vertoont, van de be-
gcoricheid die het opwekt.... van de
treurige vergelijkingen, die liet uitlokt.
En als Mon Désir naar Pariis weer te
rugkeert laaf men ze heen gaan als
vreemdelingen: geen genegenheid ver
gezelt ze Gelukkig nog nis ni<de vuist
van een moeder zich halt leren een
koetsier.... een -huisknecht, of tegen den
zcon des huizes.
En die twee villa's staan dan e alle
twee boven op den r- t -wand. nlh- twee
mooi. alle twee rijk .op een kilome
ter afstand.... numeriek is dc afstand
niet grooter.... het is de landmeter die
dat heeft uitgemeten.
EEN VERMAKELIJKE GESCHIEDENIS
Hel is tien jaar geleden zoo vertelde
een consul dat ik als volontair in lu i
consulaat te Boedapest (rad. Mijn oudste
broer was kort na mijn vertrek uit Parijs
in het huwelijk getreden. Ziin w< rkkring
hield hem in Parijs tering en daar de con
sul te Boedapest slechts' zelden en voor
weinige dagen verlof gaf waren drie ja
ren verloopon alvorens ik met mijn .schoon
zuster kennis had kunnen maken.
Zoodra ik verlof kreeg mijn koffer te
pakken, schreef ik mijn broer Maurits, dal
ik den volgenden Vrijdag zou komen. Daar
ik 's morgens om zes uur aankwam, wilde
ik niemand lastig vallen en verzocht
daarom mijn broer en zijn vrouw mij kalm
in hun woning te wachten. Ik voegde er
zelfs schertsend erbij, dat ze den sleutel
op de deur konden laten en'een klein ont
bijt bereiden, dat ik alle eer zcu aandoen,
alvorens ik hun mijn m- iroordigheid zou
verraden.
TLcht 'dagen Ia?er sïapfe IE Faïf 3ood van
de reis doch verheugd In een huurkoets.
De koetsier meende onder den Indruk van
mijn Turksche muts en polsmantel een
Russischen vorst voor zich te hebben. Hij
bracht m<> in galop naar den boulovard St
Germain, terwijl ik met genot den winter-
nevel inademde. Mijn gedachten dansten
in het hoofd als na een balnacht. Ik vergat
bijna mijn koffer in het rijtuig en gaf
den koetsier een tienfrankstuk in plaats
van een van twee franks.
Dat ik me in den opgewonden toestand,
waarin ik me bevond, niet in het adres
vergiste, was een wonder. Het vroege uur
deed me vreezen, dat ik in huis alios in
do war zou brengen. O, dacht ik, als ze
eens op de goede gedachte gekomen waron,
den sleutel op do deur te laten. Ik zou
zacht binnentreden en het dienstmeisje
verzoeken, de rust harer meesteres niet te
storen: ik zou een weinig toilet maken,
iets gebruiken en ton slotte als een netto
zwager te voorschijn komen.
Toen de concierge me zag, koek hij
me met verbaasde oogen aan. De muts en
pelsmantel, naar de Hongaarsche mnde,
schenen te Parijs iets clownachtigs te heb
ben, maar maakten indruk. De portier
groette zeer beleefd en wees do broeder
lijke woning, een beetje hoog op do
vierde verdieping. Ik nam de koffer en ging
de trap' op.
Om zeven uur 's morgens kon ik nau
welijks een mensch ontmoeten. Ik klom
de trappen op, als in een droom naar ilo
melkkannen en broodjes kijkend, die de le
veranciers gebracht hadden en die door de
luie dienstmeisjes neg nief waren binnen
gehaald
Eindelijk was ik er meende ik. De por
tier had gezegd, op de vierde verdieping
de deur links.
Ik was juist van plan te bellen waar
door ik het heele huis zou hebben opge
schrikt, toen ik den sleutel in hot slot zag
steken. En dc deur stond alleen aan, na
tuurlijk ter wille van mij.
Zacht ca ik de voorkamer binnen, ik
zet de koffer neer en leg mufs en pelsman
tel af. Mot een blik inspecteerde ik de ta
pijten, do luxe voorwerpen, waarbij ik Int
mijn vreugde den eenvoudigen smaak mijns
broeders ontdek. !k zie de eetkamer en
treed binnen. Wat een heerlijk vuur in d«»n
haard! En daar op de tafel dampende cho
colade Alleen vrouwen kunnen oen armen,
vermoeiden reiziger zoo ontvangen, ook
wanneer ze zelf onzichtbaar blijven. Indien
ik me eens warmde en zonder complimen
ten ontheet? Ik zet me aan het vuur, drink
de chocolade en wat een genot ont
dek op den sohorsfeenmanlel een kisljo
sigaren.
De gelukkigste gedachten houden mijn
geert bezig, half a> M, hem. de «1 insthodcii
slapen lang.
Plotseling kraken deuren, een electrischo
schel weerklinkt en daar in de vo»>r!--.uncr
roont een vrouwenstem: Mario!
Wel e<->n lieve, heldere stem. Tndien zij
zelf is al haar stem, moet. ze een schal
van een schoonzuster zijn.
Marie, kijk eens. Wat is dat voor
een koffer? En deze muts en mantel? T er
iemand b i n n en gek om en
Ilc heb niemand gezien.
Tk zeg je. dat iemand in je afwezig
heid hier binnengekomen is. Vermoedelijk
een Pool Marie, roep mama.
Mooi, Maurits woont met ziin schoon
moeder te zamen. die hij gezworen had
Terwijl ik verbaasd nadenk, aal de
deur onen, een blonde vrouw in hl.iuw
morgenkleed treedt snel binnen. Ik sta op,
treedt haar een weinig verlegen tegemoet,
een glimlach op do lippen, hlij zulk een
aardige ion ge schoonzuster te hebben, din
zoo goed chocolade kan bereiden. Ik wil
me voorstellen, als plotseling de jonge da
rn»' en luiden gil slaakt en haar armen
uitbreidt om me af fe weven.
Mama en papa, een dief.
Kijk. mijn broer heeft dus ook zijn
schoonvader in huis
Raak me niet aan. vermoord me niet.
De hemel is mijn getuige, dat ik niets
kwaads in den zin had legen dit aardi-e
hlondinnetje. Ik haar vermoorden? Zag
ik er dan als een moordenaar uit? Ach,
zonder me den tijd te laten, mijn naam
en hoedanigheid Ie noemen, verbleekt zo
wankel en valt in onmacht.
Tk vang haar gelukkig op in mijn ar
men. Drommels, wal een schoonzuster.
Tl< wist niet, wat aan te vangen.
Plotseling verschijnt een meisje, loopt
huilend weg, komt in gezelschap van oen
matrone in morgenkleed m een dikken
heer. d»e een das ombindt
Mijn dochter, roept de dame. uil
Miin dochter in de armen van een
Kozak, brult do heer Mario, loop naar
de politie En iii. ellendeling, uil hoef,
inbreker, laat miin dochter met rust.
Maar mijnheer, maar mevrouw
De dame ontrukt met haar dochter, die
weer begint bij te komen.
Maar mevrouw, ik ben peen inbre
ker, ik hen Pierre Taxis, volontair hij
het consulaat Ie Boe...-.
Schurk, dief, moordenaar, inbreker
Ademloos komt de meid binnen-, hold,
achter haar de portier, buren en twee po
litic-agenten. Allen spreken tegelijk 't
Blijkt nu. dat ik de chocolade van den
heer Pr» vallev uitgedronken, zijn sigaren
gerookt en zijn dochter omarmd hel».
Plotseling. Ie midden van het leven, ver
heft zich eindelijk een bekend» stem.
.Maar dat is Pierre, mijn jon .'.-.to
broer, die me komt opzoeken en zich in
de verdieping vergist heeft.
Opmerkzaam gemaakt door het c.e-
druisoh, was mijn broer, die een verdie
ping lager woonde, toegesneld en had niet
veel moeite, mijn onschuld te bewijzen
Het tooneel eindigde met een komisch
gelach, dat zich voortplantte van de meid
op den portier en van den portier op do
poli tie-n een ten.
Maar het avontuur was daarme'e niet
uit. Ik werd do vriend der Prevalley's,
daarna hun schoonzoon.
En zoo komt het, dat ik nooit mijn te
genwoordige vrouw getrouwd zou hebben,
indien ik ine niet in een verdieping ver
gist had. i