I KALENDER "DER WEEK I IJ N.B. Als niet anders wordt aangege ven heeft in deze week iedere H. Mis Glo ria, mist Credo en heeft de gewone prefa tie. ZONDAG, 30 Aug. Dertiende Zon dag n a P i n k s t er e n. M i s: R e s- p i c e. 2e gebed v.d. H. Rosa, 3e v. d. H. Martelaren Felix en Adauclus. Credo. Prefatie v. d. - Allerheiligste Drieënheid. KIout: Groen. De belofte van Christus, de hemel, wordt vervuld in hen, die in Christus ge- looven. (Epistel). Daarom vragen wij aan God, dat Hij nederziet op Zijn Nieuw Ver bond. (Introitus, Graduale) en ons geven wil vermeerdering van geloof (gebed), zoo sterk als dat der tien melaatschen, die zonder nog genezen te zijn, op weg gingen om zich te vertoonen aan de priesters (Evangelie). Vertrouwende, dat ons geloof ons gezond zal maken naar de ziel, bren gen wij ons offer, dat naar wij honen. Ood welwillend zal aanvaarden. (Offertorium, Stilgehed). Wetend, dat het geloof moet Ipven door de hoop en vooral door de lief de, bidden wij, dat het Brood, dat God ons gegeven heeft in de H. Communie ons ver trouwen op de vervulling der belofte zal versterken en bovenal in ons zal doen aan groeien de liefde. (Gebed"). MAANDAG. 31 Aug Mis v. d |T. Raymundus Nonnatas, Belij der Os Justi. Kleur W i t. De H Raymundus trad op verlangen der TT. Maagd Maria, die hij vurig ver eerde, in de orde tot Vrijkoop der Slaven. Zijn naastenliefde ging zoo ver, dat hij zich zelven als borg stelde om de gevangen Christenen van de Mahomedanen vrij te koopen. Vele Mahomedanen bekeerde hij door zijn woord, waarom hij vele kwellin gen moest verduren. DINSDAG. 1 Sent. M i s v. d. F. A egv- 'd i u s Ah t: Os Justi. 2e gebed v. d. HH. Twaalf Broeders, Martelaren. 3e A Cunetis Kleur: Wit. Aegydius werd geboren te Athene. Zijn verlangen om de versterving en de evange lische armopde te beoefenen deed hem be sluiten zijn vaderstad te vprlaten. Hij ging naar Frankrijk en woonde in een kluis in hef bosch bij Nimes. Zijn schuilplaats werd echter ontdekt: velen sloten zieli hij hem aan zoodat zich een kloosterfamilie vormde. Avelke Aegydius met veel wijsheid bestuurde. W9FWSDAG. 2 Sept. M i s v. d. H S tephanu s. Kon ine van Hongarije: Os Justi. 2e gebed A Cunetis. 3e naar keuze v. d. priester. Kleur: W i t De H. Stephanus heeft zich voortdurend als koning beijverd voor de bekeering en beschaving zijner Hongaarsche onderda nen. Hij vaardigde wetten uit die de onbe schaafde gebruiken, welke de Hongaren van de Scythen ontleend hadden en nog steeds onderhielden, streng verboden. Over al in zijne staten liet hij de Chrisfeliiko- godsdienst verkondigen, waarvoor hij pries ters en kloosterlingen ontbond on kloosters stichtte, welke spoedig scholen werden voor godsdienst en wetenschap. Voor zich zelven was hij streng. Hii besteedde een groot gedeelte van den nacht aan het ge bed: eiken dag trachtte hii door hnetewer- ken zijne fouten en gebreken goed tc ma ken en meermalen naderde hii tot de H H. Sacramenten. Hij stierf d<m 15enAu--' lus 1033. na 38 jaren als Koning van Hon garije geregeerd te hebben. God bekrach tigde het algemeen gevoelen des volks om trent. de heiligheid van Stephanus door verschillende wonderen. DONDERDAG 3 Sopt. Misv <1. 13en Zo n da g na Pinksteren: Respiee. Geen Gloria 2e gebed A Cunetis. 3c Fide- lium (voor dc Overledenen") 4e naar keuze v. d priester. Kleur: Groen: VRIJDAG. 4 Sept. Mis als giste ren. maar het gebed voor de Overledenen valt weg. Ook is geoorloofd een H Mis van het Goddelijk Hart van' Jezus. Miserebi- tur (Zie in het Misboek achter de Maand Mei") Credo. Prefatie v. h. H. Kruis. Kleur Wit ZATERDAG 5 Sept. Mis v. d H Laurentius Justiniahu s. Bis schop en Belijder: Statuit. 2e gebed A Cunetis, 3e naar keuze v. d. priester. 4e voor den Paus. Voor de keuze geplaatst: een rijk loven in de wereld of een verstorven leven in het klooster, koos hij, de oogen gericht op het kruis, het laatste met de woorden: Gij Heer, zijt mijne hoop, daar hebt Gij geves tigd nw allerveiligst toevluchtsoord. Hij trad in het klooster der reguliere Kannunikken v. d. H. Gregorius. Later als Patriarch verheven op- den Bisschopszetel van zijn vaderstad Venetië, bleef hij zijn le ven van boete en versterving getrouw. Lisse. Aï.B M. KOK. Pr. jaar? Of moei ik een van beiden laten? Ik wilde de kunstmest in het najaar er over strooien zonder omwerken. Hoeveel kunst mest per 100 M2? Antwoord: lo. Heel graag hadden we ook geweten of het zand of kleigrond is. 2e. Indien eenigszins mogelijk geen tweemaal achter elkaar aardappelen op 't zelfde land en in .geen geval dezelfde soort. 3e. Liever zouden we ruige mest in 't najaar geven en zwavelzuren ammoniak in 't voorjaar. 4e. Voor eetaardappelen (niet voor de fabriek) zal het nog wel beter zijn geeu ammoniak te geven naast ruige- of koemest maar in de plaats daarvan wat patent-kali 8 tot 12 K.G. per 100 M2. Patout-kali kan gelijk met stalmest uitgestrooid worden. Dus in geen geval ammoniak in 't na jaar voor de aardappelen, wijl er dan veel kans is van wegspoelen, vooral op lichtere gronden, en, als 't beschot dit jaar slecht was of er waren reeds zieke aardappelen (dat is niet altijd even gemakkelijk te zien), dan raden wc u beslist aan, een ander stuk voor aardappelen op te zoeken. Met mest is niet alles goed te maken. V. H. Verdere vragen aan de Redactie van „Da Leidsche Courant". ALS EEN DIEF IN DEN NACHT. Hij woonde niet verre van ons en ik mocht wel gaarne zoo eens 'n buurpraatje met 'm houden, want hij was op en top een zonderling. Zeventig jaar waren al over z'n hoofd gevaren, maar z'n verstand was nog hel der en z'n hart nog jong. „Ouwe Jan", noemden we 'm altijd, want .zoolang we 'm gekend hadden van kindsbeen af reeds, was Jan geen haartje veranderd, maar altijd precies, precies dezelfde gebleven. We konden ons dan ook moeilijk voorstellen, dat hij ooit kind geweest was en klein, zooals wij waren. We dachten altijd, dat Jm al oud was toen hij op de wereld kwam. Want toen wij kinderen waren, was Jan al juist zoo, als toen we grooter werden. Jan was nooit getrouwd geweest, want van vrouwen had hij een vromen afkeer. Hij had altijd het woord van Paulus in practijk gebracht: „wie trouwt doet goed, wie niet trouwt doet beter". Niet, dat Jan de vrouwen haat Ie, o neen, want haten was zonde en zonden kende Jan niet. Maar 't was de ..fijnheid" en de groote liefde om zich niet aan één enkel wezen, maar aan allen, welke hij ontmoette Ier liefde Gods te wijden, die dezen zonder ling celibatair deed blijven. Z'n woning was in alle opzichten ori gineel, echt armoedig en eenvoudig, zoo eenvoudig, 't Leek zoo'n schamele hut van eeuwen terug. Ze lag heel alleen tusschen wild kreu pelhout, dat nooit werd gekapt of ge snoeid, bijna onvindbaar, hoewel niet ver van den weg. Z'n potje kookte hij zelf, niet omdat hij te. gierig was om er een huishoudster op na te honden want gierigheid was een der hoofdzonden van den mensch, maar juist z'n fijnheid en z'n zorgvuldig ontwijken van allpn omgang met één we zen, was ook hier weer oorzaak van. Ik geloof waarlijk, dat den man peen enkele ongerechtigheid, geen enkele fout aankleefde. Zóó droomde ik me de heilige eremieten in de woestijnen, waarvan de vrome legen den verhalen. Er lag over heel zijn beslaan iets eigen aardigs, iels dat hem in alles onderscheid de van een gewoon mensch. Als je zoo tusschen die struiken doov ging naar z'n verblijf, waarheen bijna geen weg of pad leidde, want om hef fe gena ken moest je bijna sleeds door dichte hees ters dringen, langs een heel. heel smal voet paadje. dat zich alleen toonde, wijl 't gras was weggesleten op den grond, maar waar over hoen de dichte twijgen wild en onge ordend door elkaar groeiden, zie, dan was het je zoo raar, zoo echt voorwereld lijk te moede. Ziin huisje was laag. hei dak van sfroe. mef mos begroeid, de muren ril leem en wish out opgebouwd pn blauwig gekalkt^ Ook de deur was met blauwsel, maar veel donkerder, besmeerd, en midden er op. stond met een ruwen verfkwast een kruis van kalk geschilderd. Dat was z'n kracht tecen kwaad ge spuis en booze geesten "Wat was hii honig, die ..Ouwe Jan". Me dunkt ik zie 'm daar nog zitten op z'n houten Mok naast de deur. want als je in don zomer, hij mooi weer, z'n kluis naderde. -\vas hii gowonrdük huif en voer z'n woninkje iets aan 1 ""'celen. pen veot mni pri'svUtón rw ,een flu weel pn broek en een Mauw schort, zie daar -»'n uifmonsfprmrr 't Was er zoo eigenaardig, zoo vreed zaam gezellig, juist omdat ie zoo heel van de wereld was afgezonderd Je voelde ie zoo mef de lieve natuuT en rnet den zonderling alleen, wars var» alle menschen infrigeeren, van alle afgunst en nijd en jaloezie. Vogeltjes zongen vlak voor je neus op een wiegend takje, want de vogels waren z'n vriendjes, wijl hij ze stepds voederde uit een grijze aarden schotel..die altijd voorde gevleugelde maatjes gevuld stond. Een nachtegaal zelfs bouwde elk jaar lieur nestje "op geen zes nas afstands van 7,'n hut en ze kwam telkens weer terug, omdaf ze er zoo vredig woonde. Lief beestje!.Ze zong en orgeldc 's avonds en 's nachts, als verstond Jan alles waf ze dichtte, als vertelde ze hem altijd door hoeveel ze van 'm hield en hoe dankbaar ze 'm was. Want Jan zorgde goed voor haar Hij vlocht zelfs gaas om den stam van het boompje waarin ze haar nestje bouwde, opdat geen kaf beur kleintjes zou genaken *Daarom zong ze zoo voor 'm. Arme sukkelaar! Ze zong voor beo? iels anders haar min neliedjes, dan voor jou! En z'n gezicht tof oen goedigen glim lach plooiend, beschouwt# hij hel hees!je zwelgevallig en luisterde met schuin gebogen hoofd, vlak. vlak hij het bekje van den kleinen schalk, zóó innig naar heur zang, alsof zo elkaar werkelijk be grepen. En had ze uitgezongen, dan praatte hij met haar en met de andpre gevleugelde diertjes en dan hupten en wipten en sprongen ze om hem heen. zóó genoeglijk, zóó vriendschappelijk en familiair, alsof Jan de zipl was, de vader van heel hun gild. En toch.... ze vleiden 'm maar, omdat ze zorgeloos bij hem pikten en woonden. Zoo leefde „Ouwe Jan" dag in, dag uit. Ik geloof, dat ik nooit gelukkiger mensch op de wereld heb ontmoet. De reine natuur, de vogelzangen. het zonlicht, de frissehe lucht dos hemels en goedhartige, brave menschen want boozen zochten dien eenvoudige niet. zie daar het gezelschap, waarin Jan zijn da gen sleet. Ik herinner me zoo vaak, dat we hem vroegen: Jan, bne je niet bnng, hier zoo alken, voor dieyen of voor slechte menschen, die rusteloos rondzwerven over de wereld? Maar Jan lachte dan zoo goedig en in die plooi om z'n tandeloozen mond speel de zoo veel vast vertrouwen, als hij ons hoofdschuddend antwoordde: Och kom, wie zou mij kwaad willen doen? Nog nooit heb ik een slecht mensch ontmoet in m'n leven. En de eenige dief dien ik hier in mijn nederig hutje verwach len kan, is de groote dief, die alle menschen steelt, als hun tijd is gekomen, den een jong, den ander oud, den rijke zoowel als den arme, en zie, op 't bezoek van dien dief moeten we bereid zijn, want hij komt vaak in den nacht, als we er 't minst aan denken. Maar ook hij is niet kwaad, want het is de gezant van den goeien God en Gods' boden brengen toch alleen goede tijding aan de menschen, nietwaar? Ziedaar, de levensbeschouwing van den eenvoudige. 'I Is de hoogste wijsheid, die op de wereld is (e vinden, doch helaas, niet allen kunnen wij ons verheugen in haar bezit, wijl ze de rijke gave is van de weinigen, die eenvoudig zijn van harte en arm van geest. Op een Zondagmorgen gingen we tegen een uur of twaalf „Ouwen Jan" weer eens opzoeken. We klopten tegen het kleine raampje, maar kregen geen antwoord. Hij scheen niet thuis te zijn. Wij, toen nog kinderen, stelden veel belang in den zonderling. Hoe vreemd?..t. Later op den dag kwamen we nog eens terug, maar nog was alles stil. Dat was ongewoon, want 's Zondags als de Hoogmis ten einde was, was ook voor Jan de groole taak van den dag ach ter den rug. We toefden er een oogenblik nog, toen een zijner kennissen kwam, die hem ge mist had op z'n gewone houten bankje in Gods tempel. Er werd opnieuw geklopt en geklopt en... torn er weer geen antwoord volgde, werd besloten de deur van zijn huisje open te breken. Want de man was oud en alleen! Wie weet? Het was een werk van een oogenblik Nieuwsgierig traden we binnen. Eerst het schamele sombere voorkamer tje door. toen het slaapvertrekje.... maar niets, niets fp zien van Ouwen Jan. Doch kijk daar.dear glom oen flauw lichtje, van tusschen de half geopende deur van het kleine sombere kolenhok. We stieten de deur open Een .walmend olielampje stond op een Mok steenkool in hef akelig hok ie en ver lichtte mc-t fantastische^ weifelenden gloed een naar eir ijzig fooneel. Daar lag Jan half ontkleed uitgestrekt en levenloos op den erendmet 't hoofd achterover on ei e blok steenkool, de oogen strak starend in de eindelooze venten dor eeuwigheid, den tandeloozen mord wneon- wiid geopend pp dé dorre naakte armen als in smoehende ho»ïdinrr on de horst. Hef was akelig- en ook. heb ik nooif zoo'n onsfurmi"e en ijzingwekkende uitdrukking gezien op hef hleekhlauwig gelaat van eer» doode. Niemand onzer sprak en we verwijderden ons stil en verslagen, want we mochten hem wel, dei) ...ouwe", dip zoo'n zonderling leven en zoo'n zonderling sterven had. Brave man! Hii had w< 1 de waarheid gesproken toen hii ons zei. dat de groote dief kon komen in den nacljt. Maar tot Jan was rl'n dief gekomen, als een hnde van den goeien God. Altijd had hij zieh weven, zieh zelf. heel ziin heslaan. voor allen om zieh heen. maar tóen de deed kwam. was er niemand orrPhem te helpen, niemand, die zieh ziiner aantrok. En denzelfdon dag en later zong de naehtegnal nog even vroolijk h«nr lied ie en hupten en sprongen de vogel'ips nog even rustic om z'n hutje. Niemand ging meer naar hem kijken, en maar een enkel man geleidde hem ter laatste rustplaats. En wij. kinderen, vertelden elkaar, slechts terloons.dat ..Ouwe .Tan" dood was, en dat hij gestorven was alleen.... heel alleen in z'n kolenhok. DE TWEE VILLA'S. Ze staan daar beiden, gebouwd hoven op den rotswand van do steile kust.... alle twee mooi.... alle twee rijk.... prijkend met hun blanken gevel, half ver scholen onder klimmend groen Ze staan daar"op een kilometer afstand van. elkaar numeriek is het niet meer hef is de landmeter, die hel heeft uitgemeten De een draagt den raam „Mon Repos" de andere heet „Mon Désir". Nu is het heel merkwaardig, dat hel op „Mon Repos" nooit stil is, en dat do villa ..Mon Désir" treurig lijkt tof in het wanhopige toe. Tegen half Juli komt uit Parijs de beele familie in „Mon Repos". En dadelijk worden blin den pn vensters, tot zelfs de toegangen tot het park wijd opengezet. En in 'l dorp ver spreidt zich overal het blijde nieuws. Weet je 't al„Mon Repos" is- weer bewoond Eindelijk! En men is dadelijk vol belangstelling voor de nieuw aangekomene»: mevrouw ziet er goed uit, maar mijnheer lijkt ver moeid, de kleintjes zijn gegroeid.... en dan, ze hebben een auto! Niet mogelijk! En toch is het zoo!een heel»1 witte! Nu, dat is heerlijk voor ze. En dan begint het lieve leventje.En gaat de dorpsjeugd op verkenning uit. Want men weef, dat de kinderen van „Mon Repos" vriendschaphoudend zijn., dat ze mogen praten met de dorpskinderen en met de visacherskinderen als vriendjes mogen spelen En dan de leveranciers.... Op „Mon Repos" koopt men alles in bet dorp Dan-de gasten) Wat een gas Mn! schitterend bezoek uit' Parijs! Iedere weck aan het slation, kan men in den omnibus der villa zien in- of uitstappen heeren en dames, die de Pa- rijsche chique uitstralen'. Maar dan ook veel anderenkleine weesjes, geel en kwijnend, die uit den omnibus springen met oogen knippend te gen het schitterend licht.... en die daar dan mogen blijven wel een week of drie in drinkend, zich vullen met jodium en ge nietend het heerlijk gevoel van met bloote voeten rond te loopen in het natte veeren- de zand. Dan gaan deze weer heen!.... helaas men kan niet altijd blijvenl Maar haar haren rieken naar zeezout, het bloed stroomt rooder onder de geel-gebrande huid en de longen hebben weer beter kracht opgedaan om bestand te zijn tegen de slechte uitwasemingen, het stof en de microbenlucht van Parijs. Als de meisjes zijn vertrokken komen de bleeke Parijsche jongetjes: zij ook hun kerend naar ruimte, do lucht en de vrijheid dol gelukkig als de zeewind hun wan gen streelt, en voor wie het verblijf op Mon Repos" een herinnering blijft, die.zo misschien behoeden zal voor den haat als deze later zich bij hen wil opdringen. En dan komen de arme oudjes aan de beurt, die „Mon Repos" in het dorp on derbrengt.eenvoudige lieden, mannen en vrouwen, die twee aan twee, hand aan hand, op de rotsen gaan uitrusten en die als de visscherspinken uitgaan en lang zaam kleiner worden en kleiner, totdat ze aan de horizon heelemaal verdwijnen, den ken. dat het levpn zoo nok de menschheid medeneemt en dat ze zich zeer dicht aan elkaar moeten vastklampen, vooral dc oudjes, zoolang God ze nog samen laat Het heele dorp geniet van „Mon Repos" drie maanden lang.... De jonge dames gaan de armen bezoeken.... de jongens dienen 's morgens den Deken de H. Mis. nu en dan stopt, de chauffeur de dorpsjon gens in den auto en tuft met ze hpel het dorp door.... Dat is zelfs een van de meeset begeerde Catechismushelooningen in den zomer. De pastoor geeft „rijpunten" en om deze te verdienen doen ze dubbel hun best hun catechismus te leeren. En als dan eindelijk Mon Repos" weer opbreekt, want het mooie zomerweer gaat voorbij en de zaken roepen weer terug naar Parijs, dan vergezelt de spiif van heel hef dorp dp rijke Parijzenaars naar het station.... en het is of zij met hun ver trek leven en licht medenemenen zoo lang men den trein nog zien kan. zwaaien de blauwe mutsen en roept men: tot het volgend jaar! Tn Mon Désir" is het precies Let tegen overgestelde. Zoolang de bewoners er nop niet ziin mogen de kinderen en de armen zie!» langs het hek neerzetten om zich te koesteren in de zon. Maar zoodra. de Parijzenaars daar aankomen, verandert de concierge in een woeslen Cerberus en riicel hii ze alien verjagen Zii hebben als 't ware tusschen hem en het dorp een afscheiding geplaatst, die r.iot mac worden verbroken. Tn werkelijkheid ziin het hooge steenen muren, gesloten tuinhekken, een automo biel waarin ze. verscholen achter hun bril len en hun voiles. 40 K M. per uur doen. zoodra ze zijn ingestapt, om zoo gauw mogelijk aan de nieuwsgierigheid dor dorpsbewoners te ontsnappen. En dan de minachting: „l'nli rmJanum vul jus et areos van den Romnnschon pa triciër. Weg met je handen. Weg met je oogen. Kijk ons niet aan of we zullen nog bar der tuffen op gevaar af van de hersens van uw jongen hnchó te maker! Visoh koopen ze in het dorp. onulat het nief anders kan. Al 't andere komt uit Parijs, en zelfs de. wasch van mijnheer en mevrouw wordt in Tonden opgemaakt. Mon Désir is in de stink komen neer strijken: het heeft er beslag goh--d op alles wat het mooiste was. een hen-Lik uitzicht een schitterend punt om te bouwen.... het meest noëtisch plekje van liet dorp., en hef heeft er zich neergezet als overwin naar door de macht van lief geld En het heeft niets teruggegeven in ruil van de luxe. die het vertoont, van de be- gcoricheid die het opwekt.... van de treurige vergelijkingen, die liet uitlokt. En als Mon Désir naar Pariis weer te rugkeert laaf men ze heen gaan als vreemdelingen: geen genegenheid ver gezelt ze Gelukkig nog nis ni<de vuist van een moeder zich halt leren een koetsier.... een -huisknecht, of tegen den zcon des huizes. En die twee villa's staan dan e alle twee boven op den r- t -wand. nlh- twee mooi. alle twee rijk .op een kilome ter afstand.... numeriek is dc afstand niet grooter.... het is de landmeter die dat heeft uitgemeten. EEN VERMAKELIJKE GESCHIEDENIS Hel is tien jaar geleden zoo vertelde een consul dat ik als volontair in lu i consulaat te Boedapest (rad. Mijn oudste broer was kort na mijn vertrek uit Parijs in het huwelijk getreden. Ziin w< rkkring hield hem in Parijs tering en daar de con sul te Boedapest slechts' zelden en voor weinige dagen verlof gaf waren drie ja ren verloopon alvorens ik met mijn .schoon zuster kennis had kunnen maken. Zoodra ik verlof kreeg mijn koffer te pakken, schreef ik mijn broer Maurits, dal ik den volgenden Vrijdag zou komen. Daar ik 's morgens om zes uur aankwam, wilde ik niemand lastig vallen en verzocht daarom mijn broer en zijn vrouw mij kalm in hun woning te wachten. Ik voegde er zelfs schertsend erbij, dat ze den sleutel op de deur konden laten en'een klein ont bijt bereiden, dat ik alle eer zcu aandoen, alvorens ik hun mijn m- iroordigheid zou verraden. TLcht 'dagen Ia?er sïapfe IE Faïf 3ood van de reis doch verheugd In een huurkoets. De koetsier meende onder den Indruk van mijn Turksche muts en polsmantel een Russischen vorst voor zich te hebben. Hij bracht m<> in galop naar den boulovard St Germain, terwijl ik met genot den winter- nevel inademde. Mijn gedachten dansten in het hoofd als na een balnacht. Ik vergat bijna mijn koffer in het rijtuig en gaf den koetsier een tienfrankstuk in plaats van een van twee franks. Dat ik me in den opgewonden toestand, waarin ik me bevond, niet in het adres vergiste, was een wonder. Het vroege uur deed me vreezen, dat ik in huis alios in do war zou brengen. O, dacht ik, als ze eens op de goede gedachte gekomen waron, den sleutel op do deur te laten. Ik zou zacht binnentreden en het dienstmeisje verzoeken, de rust harer meesteres niet te storen: ik zou een weinig toilet maken, iets gebruiken en ton slotte als een netto zwager te voorschijn komen. Toen de concierge me zag, koek hij me met verbaasde oogen aan. De muts en pelsmantel, naar de Hongaarsche mnde, schenen te Parijs iets clownachtigs te heb ben, maar maakten indruk. De portier groette zeer beleefd en wees do broeder lijke woning, een beetje hoog op do vierde verdieping. Ik nam de koffer en ging de trap' op. Om zeven uur 's morgens kon ik nau welijks een mensch ontmoeten. Ik klom de trappen op, als in een droom naar ilo melkkannen en broodjes kijkend, die de le veranciers gebracht hadden en die door de luie dienstmeisjes neg nief waren binnen gehaald Eindelijk was ik er meende ik. De por tier had gezegd, op de vierde verdieping de deur links. Ik was juist van plan te bellen waar door ik het heele huis zou hebben opge schrikt, toen ik den sleutel in hot slot zag steken. En dc deur stond alleen aan, na tuurlijk ter wille van mij. Zacht ca ik de voorkamer binnen, ik zet de koffer neer en leg mufs en pelsman tel af. Mot een blik inspecteerde ik de ta pijten, do luxe voorwerpen, waarbij ik Int mijn vreugde den eenvoudigen smaak mijns broeders ontdek. !k zie de eetkamer en treed binnen. Wat een heerlijk vuur in d«»n haard! En daar op de tafel dampende cho colade Alleen vrouwen kunnen oen armen, vermoeiden reiziger zoo ontvangen, ook wanneer ze zelf onzichtbaar blijven. Indien ik me eens warmde en zonder complimen ten ontheet? Ik zet me aan het vuur, drink de chocolade en wat een genot ont dek op den sohorsfeenmanlel een kisljo sigaren. De gelukkigste gedachten houden mijn geert bezig, half a> M, hem. de «1 insthodcii slapen lang. Plotseling kraken deuren, een electrischo schel weerklinkt en daar in de vo»>r!--.uncr roont een vrouwenstem: Mario! Wel e<->n lieve, heldere stem. Tndien zij zelf is al haar stem, moet. ze een schal van een schoonzuster zijn. Marie, kijk eens. Wat is dat voor een koffer? En deze muts en mantel? T er iemand b i n n en gek om en Ilc heb niemand gezien. Tk zeg je. dat iemand in je afwezig heid hier binnengekomen is. Vermoedelijk een Pool Marie, roep mama. Mooi, Maurits woont met ziin schoon moeder te zamen. die hij gezworen had Terwijl ik verbaasd nadenk, aal de deur onen, een blonde vrouw in hl.iuw morgenkleed treedt snel binnen. Ik sta op, treedt haar een weinig verlegen tegemoet, een glimlach op do lippen, hlij zulk een aardige ion ge schoonzuster te hebben, din zoo goed chocolade kan bereiden. Ik wil me voorstellen, als plotseling de jonge da rn»' en luiden gil slaakt en haar armen uitbreidt om me af fe weven. Mama en papa, een dief. Kijk. mijn broer heeft dus ook zijn schoonvader in huis Raak me niet aan. vermoord me niet. De hemel is mijn getuige, dat ik niets kwaads in den zin had legen dit aardi-e hlondinnetje. Ik haar vermoorden? Zag ik er dan als een moordenaar uit? Ach, zonder me den tijd te laten, mijn naam en hoedanigheid Ie noemen, verbleekt zo wankel en valt in onmacht. Tk vang haar gelukkig op in mijn ar men. Drommels, wal een schoonzuster. Tl< wist niet, wat aan te vangen. Plotseling verschijnt een meisje, loopt huilend weg, komt in gezelschap van oen matrone in morgenkleed m een dikken heer. d»e een das ombindt Mijn dochter, roept de dame. uil Miin dochter in de armen van een Kozak, brult do heer Mario, loop naar de politie En iii. ellendeling, uil hoef, inbreker, laat miin dochter met rust. Maar mijnheer, maar mevrouw De dame ontrukt met haar dochter, die weer begint bij te komen. Maar mevrouw, ik ben peen inbre ker, ik hen Pierre Taxis, volontair hij het consulaat Ie Boe...-. Schurk, dief, moordenaar, inbreker Ademloos komt de meid binnen-, hold, achter haar de portier, buren en twee po litic-agenten. Allen spreken tegelijk 't Blijkt nu. dat ik de chocolade van den heer Pr» vallev uitgedronken, zijn sigaren gerookt en zijn dochter omarmd hel». Plotseling. Ie midden van het leven, ver heft zich eindelijk een bekend» stem. .Maar dat is Pierre, mijn jon .'.-.to broer, die me komt opzoeken en zich in de verdieping vergist heeft. Opmerkzaam gemaakt door het c.e- druisoh, was mijn broer, die een verdie ping lager woonde, toegesneld en had niet veel moeite, mijn onschuld te bewijzen Het tooneel eindigde met een komisch gelach, dat zich voortplantte van de meid op den portier en van den portier op do poli tie-n een ten. Maar het avontuur was daarme'e niet uit. Ik werd do vriend der Prevalley's, daarna hun schoonzoon. En zoo komt het, dat ik nooit mijn te genwoordige vrouw getrouwd zou hebben, indien ik ine niet in een verdieping ver gist had. i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 13