Él Anecdoten. j Uit het cinematografisch meesterwerk: ,,Hoe ik mijn Kind gedood heb". naar den beroemden roman, van don priester journalist „Pierre L'Erinite. is die van den hertog van Westminster op het builen Eaton Hall. Deze spoorlijn is 8 OI. lang en dient zoowel voor liet ver- Mier van personen als voor dat van land- 1 in uw prod neten, verbruiksarlikelen en le vensmiddelen. Onder deze miniatuurspoorwegen is wel rl" belangrijkste de Ravenglass and Esk- daIe Railey, die als openbaar verkeersij middel do kleinste spoorweg ter wereld is en als zoodanig ver buiten Engeland he k-mi is. Aan een beschrijving er van in di' Zeitung des Ver. Deutscher Eisenb. Vim'h'. is het volgende ontleend: Do spoorweg begint in de havenplaats Ravenglass, oen oude Romein.sclie neder zet ling aan do Westkust van Cumberland, waar hij aansluit aan de Furness-spoor- v 'g. Hij werd in 1876 geopend met oen spoorwijdte 838 mM. en diendo voor liet vervoer van ijzererts uit de mijnen van Boot. Toon deze mijnen gedurende de jaren 1008 tot 1912 stilgelegd worden, werd ook liet spoorwegbedrijf gestopt. Gedurende den oorlog kocht de Nar row Gauge Railway Ltd. don spoorweg en wijzigde de spoorwijdte in 381 m.M. In do jaren 1916 tot 1917 werd de lijn voor hot verkeer geopend. Do lengte tot liet eindpunt Dalegarth bedraagt 11.3 K.M. de gfoolsle. hoogte boven den zeespiegel is 63 NL en er komen in de lijn hellingen van 1:35 voor, waardoor aan de locomotieven hoogc eisehen gesteld moesten worden. Daar de lijn door een der mooiste ku^J- 1.' i n >1 rok en voert, is het personenverkeer hoofdzaak. De treinen worden dikwijls bestormd door toeristen, die zoowel door den technisch interessanten spoorweg als door hot natuurschoon van liet „Engelsch Zwitserland" aangetrokken worden. De spoorweg dient ook voor het vervoer van graniet en steenslag van do groeven te Beckmoot' on Murthwaite, 4 K.M. van Ra- Het looomotiefmaterieel is zeer interes sant. De nieuwste „sneltreinlocomotieven" zijn modellen op schaal van locomotieven der groote Engelsche spoorwegen. Voor het personenvervoer worden in den zomer 2-assige open rijtuigen ge- I»ruikt,bij slecht weer gesloten rijtuigen op twee schamels, met 12 zitplaatsen. Voor het goederenvervoer zijn er open wagens van verschillende uitvoering, o.n. 6 sta len wagons van 6 ton draagvermogen en speciale wagens voor stcenvervoer. VRAGENBUS. V raag 73. Waart komt het „Zoethout" vandaan? Antwoord. Zoo snoepertje, vindt jij v"Clhout zoo lekker en zou je nu eens graag willen weten, waar dat ding, waar je zoo graag op zabbelt, vandaan komt. 1 uister dan even dan wil ik je dat eens heel gauw zeggen en clan wed ik, tien te gen een. dat je dat allerminst gedacht had. Nu dan! Zoethout is de-wortel van een buiten- In,!.die plant, die in Zuid-Europa, voor al in Italië, veel voorkomt. Daar kookt men die wortels uit, laat het sap verdikken en verkrijgt dan het welbekende drop. Zie je nu: zoethout, en drop zijn elkander heel na. In de apotheek komt zoethout voor in den vorm van poeder. Dit is fijn gestampt ol geraspt. In dit poeder wentelt do apo- II,oker de pillen. Daarom zijn zo in het begin zoo lokker, snap je? Vraag 1\. Wat wil zeggen: „bet ge- r.ailcbrood eten"? Antwoord. Dat wil zeggen: totaal af- 1 ringen van een ander; zijn brood eten, zonder er iets voor terug te kunnen geven. "Wie liet genadebrood geeft, geeft dit om Godswil Deze uitdenking gebruikt men niet alleen «aar sprake is van oude, gebrekkige en behoeftige mensehen, steunen en helpen, maar ook waar dieren tot 't eind gebracht worden, zonder den mensch van nut te ziin. Wellington gaf zijn paard hot genade brood Ook toen het niet meer voortkon, dc-ed hij hot paard niet weg: hij gaf zijn paard eten, lot het doodging. Het genadebrood geven aan ouden van dagen, die niet meer in staat zijn te wer ken, is niet alleen een nobele daad, maar te ook onze plicht, V.raag 7 5. Wat zijn „Infusiediertjes"? Anlwoo r d. Infusiediertjes zijn kleine diertjes in vloeistoffen, die wij met ons ge wone oog niet kunnen zien, maar niette min er tocli in zitten. Als wij, gewapend .ret een sterk vergrootglas,- in een emmer regenwater zien, dan zien wij daarin kleine levende diertjes rondzwemen. Dit rijn „Infusiediertjes" mijn Vriendje. En els je nu eens de gelegenheid" hebt, een jterk vergrootglas machtig te worden, moet je dat eens onderzoeken of het zoo is En dan moet je ook eens een korst kaas nauwkeurig bezien of een klein Tdoempje en andere dingen, waarvan je in i'( wono omstandigheden niet veel bijzon- Iers meent te zullen opmerken. De volgende week behandel ik de vol gende vraag: Vraag -76. Zoude de Mieren elkander ferslaan? De Redacteur. HOE HET PIET VERGING, door Oom WIM. XI. Maar er was meer, waar hij den neus foor pptrok. Het tlmis-brengen der schoen tjes en het staan op de mat en in den gang ®ri niet eeos in de huiskamer verzocht te worden; het telkens ruw afgescheept te ^'«'i worden bij het niet voldoen van de reke ning, die eiken Maandag weer opnieuw ter betaling werd aangeboden, wat in den re gel des Maandags het werk van Piet was, dit alles en nog voel, werkte op Piet verne derend en kleineerend tot hij ten slotte zoo danig het land aan het schoenmakersvak kreeg, dat hij besloot zijn moeder in het geheim in te wijden in het groote verdriet dat over hem gekomen was. Hier wilde hij weg. Dit was geen leven voor Piet. Was hij niet het eenigste zoontje van den krui denier, wiens zaken bloeiden en die ge noemd mocht worden als een gezeten bur ger? En wat was hij dan? Kom, hij zou zijn moeder in den arm nemen; hij had een harde leerschool door- loopen; want in deze vijf maanden, dat hij nu in het vak was, had hij veel geleden en hoe meer hij nadacht, over wat hij was en over wat hij kon zijn, hoe meer het hem voorkwam, dat hij ongelijk had met niet te studeeren. Kom, hij zou d'r geen gras over laten groeien. Hij za! zijn moedertje zeggen, wat op zijn hart ligt en deze zal wel zijn voor spreekster willen zijn bij vader. Wat scheelt eraan mijn jongen? Je fluit niet meer; je zingt niet meer en je eetlust wordt minder. Je bent tocli niet ziek? Neen moeder, ziek niet. Maart. Toe, biecht, maar eens op! Kan ik je helpen? Wat heb je voor verdriet? Laat maar eens hoorenl Kom hier naast me zitten en zeg me dan maar eens zonder iets te verzwijgen, wat je deert. Ik wil geen schoenmaker worden moeder; ik kan dat vieze werk niet langer doen. Zoo mijn jongen! Ik heb het gedacht. Ik heb die zon al lang zien schijnen. Maar wat wil je dan, mijn Pietermannetje. Ren tenier kun jo nog niet worden daar ben je nog wat te jong voor. Weet wel, dat ieder een moet werken. Kijk maar naar vader! Die werkt van 's morgens tot 's avonds. Werken is geen schande. Arbeid adelt mijn kind. Ja moeder, dat.moge waar zijn en. bet is waar want U zegt liet maar.dat is geen vak voor mij. Ik heb me vergist en wat zal vader nu zeggen? Laat dat maar aan mij over. Ik zal het vooraf met vader wel hespreken. Als ik nu maar eens te hooren kreeg wat je du wil. Zeg eens op! Zult u me niet uitlachen, als ik het zeg. Zeer zeker niet mijn jongen! Als het ernstig gemeend is wat je zegt, heeft vader zelfs geen reden om te lachen. Wil ik eens raden? Ja moeder! Raadt U -eens wat ik zou willen. Mijn Piet wil naar kostschool. Hij heeft van dit werk genoeg. Hij wil goed gaan leeren, braaf oppassen en dan als hij de M. U. L. ö.-school met succes heeft door loopen, wil hij bij zijn vader op het ka toor komen. En zoo wil hij zijn vader en zijn moeder toonen, dat hij nog meer kan dan kattekwaad uithalen en ondeugend zijn.... en nu laat ik het woorcl aan mijn zoon. Wat zegt ie? Piet, die stom van verbazing zijn moeder aanhoorde en moeder precies hoorde zeg gen, wat hij had willen zeggen zoo hij ge durfd had, sprong op, viel zijn moeder om den hals en wist van aandoening niets tc zeggen dan „precies moedér, precies, zoo is het!" Dat wil ik en niets anders. Ik heb er genoeg van. Ik' wil leeren en vader en II geen verdriet meer aandoen. Maar va der? Wat zal die zeggen? Hij zal me niet gelooven en me uitlachen. Wees niet hang Piet. Ik geloof, jou mijn jongen en dat is genoeg. Straks zul len we alles samen bespreken. Zoo mijn jongen! Wat hoor ik daar van je moeder? Heb je genoeg van het schoenmakersvak? Heb ik het niet gedacht! Wat nu? En wat zal nu moeten gebeuren? Ik hoor, je wil weer naar kostschool. Dat i? mooi. Dat is goed. Dat is beter dan schoenen repareeren, of stoelen te maken. Dat is werken met het hoofd, wat vooraf moet gaan, wil men in den handel of een ambacht goed uitoefenen. Daarom juich ik je plan toe, mijn jongen! Ik zal dadelijk schrijven naar/Nijmegen! Daar is een kost school, waar mijn Piet op zijn plaats zal zijn. Begrepen? Ja vader! Hoe zal ik u danken! En met tranen in de oogen beloofde Piet zijn best te doen. Kijk Piet, dat is je beste dank Doe je best; leer naar je vermogens; pas braaf op en.als de drie jaar om zijn, dan staat je stoeltje klaar óp mijn kantoor en dan zullen wij mot vereende krachten sa menwerken aan onze zaak, die voor uit breiding vatbaar is en die wacht op jonge krachten. Begrepen? Ik begrijp bet nu vader, en u zult zien. dat ik met de harde leerschool, die ik doorloopen heb, boe jong ik ook ben, mijn voordeel zal doen. Ik begrijp nu, dat lee ren plicht is, zooals werken mijn plicht zal zijn. zoodra ik mijn stoel naast den uwen schuif, als ik zestien jaar zal zijn. (Slot volgt). De Roovers. L „Stil dan", zei de .een ïot den ander. Het waren twee boeven, die de streek in den omtrek zoo onveilig maakten. Lang zaam schoven ze voort, elk geluid vermij dend, om geen argwaan te wekken, tot er één plotseling riep: „Zeg Jan, kom eens, ik geloof dat we bier een fijn hol gevonden hebben." En, ja hoor, bet was zoo. Hij had een gat gevonden, dat een pijp geleek. Wacht, zei de ander. Ik zal even mijn lan taarn opsteken, dan kunnen we het eens gaan onderzooken. Na dit gedaan te hebben, liet de een zich zakken, spoedig door den ander gevolgd, om het hol te ver kennen. Spoedig bemerkten zij, dat door het dal waarboven liet hol zich bevond, een ravijn liep, schijnbaar nog al diep, ter wijl zij in den rots een soort kelder of put vonden, dat hun geheel vreemd voor kwam. Even kijken of er wat in is. Tegelijkertijd liet hij een steentje vallen en hoorde nu een „plons", en wisten nu dat er water in was. Spoedig was de ander al met een touwtje voor den dag gekomen, waaraan al gauw een ander steentje hing te benge len, dat zij naar beneden lieten en peilden c-n peilden, dat bet water in dien put drie M. diep was en dat er een paar voet lioog water stond. Ziezoo, dat wisten zo alweer. Xa eenig overleg gingen zij er uit en bra ken takken van de hoornen waarvan ze een soort ladder maakten, die met bun gereed schap al spoedig klaar was. De ladder werd over den put gelegd bij wijze van plank, liet onderzoek van rots en punt en omge ving werd voortgezet. Zij gingen verder en vonden ook weldra het einde. Nu zijn we gered! in zoo'n hol, wie doet jo wat? Nu gingen zij weder graven, want, zoo dachten zij, moest er eens on raad komen, dan zijn we nog veilig ge borgen. Tot hun groote vreugde kwamen zij uit in een hol, waar zij de- proviand in bewaarden. Dit was uiterst veilig wegens de afgeslotenheid en de donkerte. Op de rotsen brachten zij kijk- eïi schietgaten aan. In een zijwand werd een langwerpige holte aangebracht, waarop zij overdag, als zij niet op roof uitgingen, konden rusten In liet bosch, waar de roovers nu hun Verblijf gevestigd hadden, was een hout vester, die dagelijks het bosch afliep. Wa ren er hoornen omgewaaid of zoo, dan ver telde hij dit aan z'n hoer en die werden dan spoedig opgeruimd. Zoo ook wandelde hij nu het bosch door, toen de roovers de tak ken van de hoornen braken, om ze als lad der te gebruiken, zooals wij het zagen. Dit geluid kwam den houtvester vreemd voor, want hij kende elk geritsel op ziin duimpje Was het misschien een haasje dat uit zijn hol door het struikgewas sprong? Of een eekhoorntic, dat vroolijk van tak tot tak wipte? Neen, dat kon niet. Vorder hoorde hij niets meer den hee- Ien dag, al dacht hij altijd maar aan dat vreemde geritsel van vanmorgen. Deze'ge dachten lieten hem ook den volgenden dag niet met rust. Langzaam kwam het maantje door de wolken kijken en bescheen met zijn glan zende stralen twee hoeren, die op den Hoofdweg liepen. Zij kwamen van de markt en hadden veel verdiend. Daarop vooral hadden de roovers het gemunt. De streek wordt hier toch zeer onveilig ge maakt. zei de een tot den ander. Laatst is er weer ingebroken in de kabeltouwfabriek, je weet wel, in de stad .Ta. zei de gevraag de, daar om den bocht zijn er veel het slachtoffer geworden van de bende roo vers. Als dat zoo is, houd ik mijn revol ver maar alvast klaar, je kunt nooit we ten. Ik zal uw voorbeeld maar volgen, zei de ander daaron beslissend Zij naderden den bocht.... Maar als ze je te pakken hebben, kun je toch niets meer doen. Ha, ha, ik schiet ze. Maar verder kwam hij niet. want heiden voelden iets hards tegen do beenen, een geweldigen slag op hun hoofd, en toen voelden ze niets meer, want ze lagen gebonden op den grond, met een prop in den mond. Dn dpi ijk- daarop wer den ze uitgeschud en de eene boef ging met een vest, en de ander met de geldzak aan 't loopen. Intusschen waren de marechaussees ge naderd en een onderzoek ingesteld, maar zonder resultaat, want heide hoeren kon den geen verslag geven van het-gebeurde. De heeren werden in het ziekenhuis «oge nomen en de marechaussees keerden naar de kazerne terug, terwijl de twee schelmen hun schatten in de geheime kamers had den opgeborgen. Emile Duijm Jr.. Kooipark 10, Leiden. (Wordt vervolgd.) Vacantie. Kleine Rietjo sprak verleden Met haar vriendinnetje Antoinet: „Ga je vanmiddag schooltje spelen, „Dan hebben wij weer renzenpret?" Nou zei Antoinetje lachend,' „Voor 'n pretje zeg 'k niet nee, „Maar als 't je 't goedvindt, noem ik van middag, „Ook mijn zusje Klaartje mee." Dat is best! Hoe meer, hoe liever! Dan loop ik bij Jeannette aan, En vraag ik mijn zusjes Nel en Annie, Met ons zessen zal 't wel gaan. C S'.-,£rSi II"" "T"i acsn Altijd dezelfde. Kapitein (van een onderzee-boot). Pro fessor naar alle waarschijnlijkheid krijgen we een hevig onweer. Professor: Dat doet er niet toe; ik heb mijn parapluie bij me. Een practicus. Dnrhler (op de kookschool geweest) Baad nu eens, pa, op hoeveel manieren men biefstuk kan bereiden? Vader. Ja, beste meid, ik denk op tweeër lei wijze: zóó dat men ze eten kan, en z.oó dat ze niet te eten is. Baas boven Baas. Bij ons is bet theater zoo goed inge richt, dat men bij liet opvoeren van „Een zom'crnaclitsdroom" den geur van natuur lijke bloemen ruiken kan. En bij ondan! Daar is mij bij do opvoering van „de Roovers" mijn horloge gerold. Gezond of niet? 11 i Ge moet de varkens niet zoo dicht bij buis houden. Boer: Waarom niet? Heer Dat is niet gezond. Boer: Zoo, wanneer ge dat meent, dan liebl ge 't mis hoor! De varkens zijn nog geen dag ziek geweest. Bewondsrinfl. Mevrouw (tot meid). Hoe vind je mijn nieuwe japon, Bet? Meid. Keurig, mevrouw; haast net zoo mooi als die van de meid hiernaast. Dubbel. Vader (tot zijn zoontje). Is dat nu wel dubbel oud, wat je gehaald hebt? Zoontje: Ja, vader, de kastelein had nog in twee flesschen wai staan; daar beeft hij de kan mee gevuld. Goed vooruitzicht. Bankroetier (in de gevangenis tot den gevangenbewaarder): Zoo gij mij goed be handelt, dan kunt gij later hij mij in dienst treden als kamerdienaar! Zoo gezegd en zoo gedaan, 's middags Was dan alles kant en klaar. De Juffrouw zat aan een lange tafel, En ook de kind'ren zaten daar. „Zeg mij eens, sprak Rie, de Juffrouw" „Waar komen de sinaasappelen vandaan? „Van Boer Bos, de groentenman, zei Anna, En die zijn lekker. U kan er van opaan. Best geantwoord! sprak de Jufrouw, „Klaartje hou astublief je mond! „Nellie zit niet zoo te draaien! „Jeannette kijk niet naar den grond! „Hier op 't bord, daar moei je kijken, En zeg mij eens: hoeveel is twee en twee? „Jeanne telt even op haar vingers, En zegt vier: de Juffrouw was tevree. „Ziezoo kinde.rs, nu gaan we spelen, Zeg maar eens, wat spel 't zal zijn: „Ik weet 't riep nu Antoinetje, „Verstoppertje, dat spel is fijn Zoo gingen zij nu spelen. Op den lijd werd niet gelet, Totdat ze eind'ljjk moe gesprongen. Gingen rusten van de pret. Maar eindelijk sprak Antoinetje, „Met leeren is. 't nu vast gedaan, Want de klok heeft vijf geslagen, Dus moeten we huiswaarts gaan. Dat viel haar nu allen tegen. Want zij hadden nog niets geen lust, Maar als zij later kwamen, Werd haar moeder ongerust. Zoo namen zij nu afscheid, En word naar* huis gestapt. Maar toch zeiden zij eenparig, „We hebben reuzenpret gehad!" Cathrientje. Maar Bed. I Zeven uur sloeg al 't klokje, Zuske had nog dol veel pret. Doch haar moeder zat aan tafel, En riep zusje, „nu naar bed"! r „Och toe, moeke! nog heel even", Vlojdo zuske aan moeders oor, Maar haar moeder, zei verstandig, I „Neen zuske, 't is nu welletjes, hoor!" T ,.'t Is nu tijd om te gaan slapen, - „Geef nu papa gauw een kus: Zuster deed het en zei dadelijk, „Wel te rusten pa"! Nacht zus I Zei Pa ori keek lachend, Ziin lief en eenig dochter je aan. „TÏeb jii nu houSch geen zin van avond T. „Om naar je bedje toe te gaan? „Weet je niet, dat kleine kinderen, „Nog groeien moeten van do slaap, „Om Inter dan heel groot te worden, 1 „Nog grooter haast clan oome Jaap? „Als dat zoo is, zegt zus, bard lachend, „Stop mij,, dan gauw mijn bedje in, „En als ik morgenvroeg dan opsta, „Reik ik wis lot papa's kind. i 1 J) Moeder brengt haar kleinen liev'ling,I Nu gauw naar boven, maakt wat licht, I Terwijl zus, geknield voor 't bedje, I Heel mooi haar avondgebed verricht.I En in baar bed denkt z' aan Paas 1 woorden 1 En aan 't groot worden, als Oome JaaJ J En toen moe om acht ging kijken, «I -Lachte zïiske nog in baat slaap. Cathrientje. De priester-journalist Pierre l'Ermitc (Abhé l'Outil) vervult in dit aangrijpend filmwerk zelf een rul. Leu piaster, die voor de film speelt. Hoe hij er toe gekomen is, vertelde hij zelf in deze woorden: Wij hadden een kunstenaar nooclig voor het spelen van de rol van een priester, aan wien een vrouw de bekentenis doet, dat zij willens en wetens, met voorbedachten rade, haar kind gedood heeft. Toen wij op een goeden dag aan het studeeren waren, en er voor deze rol nog niemand was aangewezen, speelde ik bovenbedoeld tooneel, zooals ik meende, dat het gespeeld moest worden. Onze regisseur, die er Bij tegenwoordig was, zei: „Zoo moet het zijn en niet anders", en hij verzocht mij onmiddellijk deze rol te willen spelen. Zonder eenige aarzeling heb ik toegestemd, want daar ik priester ben, meen ik te weten, lu\e een priester een zoo vreesélijke en ongehoorde bekentenis kan opnemen als ik in deze film te hooren krijg. (Deze film wordt vanaf 31 Aug. te Leiden vertoond).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 12