Derde Blad
bterdag 8 Augustus 1925
is de mensch verlost?
Wc li ebben de vorige -week aangetoond,
jat de verlossing van den monsch uit do
p.nde door Christus noodzakelijk was, om-
j?;t anders de inenscli in de 7.011de ware ge
loven.
Maar met aan te toonen, dat het no 0 d-
{kei ijk was, is nog niet aangetoond,
het ook gebeurd is.
Iemand, die de erfzonde niet aanneemt,
jif; ook de Verlossing, door Christus,, ver-
ifrpen
Het Katholieke dogma echter leert, dat
r'aistus hejsft willen voldoen
j? n de g 0 d d e 1 ij k e r c li t v a a r-
i g h g i d voor de zonde van alle
1311 s ch e n.
Dit dogma moet natuurlijk een steun
punt lie-bben; 't meet maar niet zoo, zonder
01', gel oeraard worden.
Vooreerst slaan we de H. Schrift op. en
z n bij Matth. 16:21, ..dat Josus er zijn
klingen op begon te wijzen. (Vat Hij
lijden moesten gedood zou worden
k Jerusalem."
Hier zegt Jesus er niet bij, waarom Haj
r.' lijden en sterven, doch op een ami ore
at? n.l. bij Mtth. 20:23 krijgen wc het
woord op het ..waarom" van lijden en
:.d, als Christus zegt, „dat do Menschen
en is gekomen, niet om gediend te wor-
hn, maar om te dienen en zijn leven te
tot losprijs voor velen."
P-ze tekst bij Mattheus, is precies dezelf
de als bij den anderen Evangel'st: Marcus,
in liet 10e hfdstk, vers 45.
Dit zijn niet do eenige plaatsen, waar
Lristus zelf spreekt over de verlossing,
b vergiffenis der zonden.
Zoo lees ik in Mattlieus 26:23: ..Want
i? mijn Bloed van het nieuwe Verbond,
it voor velen wordt vergoten
0 vergiffenis der zonden'': en
ci Marcus 14:24 ..en Hij sprak tot hen:
Jit is mijn bloed, van liet nieuwe ver
kild, hetwelk voor velen vergoten
3rdt"; en bij Lucas 22:20: „Deze Kelk,
lid v oor u vergoten word t, is het
nieuwe Verbond in mijn bloed."
lu deze aangehaalde teksten "zegt toch
i.L'istus wel heel duidelijk, waarom Hij
jn bloed vergiet, waarom Hij lijdt en
i-vft: n.l. tot vergiffenis der zonden,
losprijs voor velen: dus, mogen we
luiten: uit de H. Schrift blijkt, dat
Cristas door zijn 'dood de wereld heeft
if dost van de zonden.
JTaast deze woorden van Christus ko-j
t-n ds gezegden van Christus' Apostelen
te Zijne bevestigen.
Zoo schrijft Petrus in zijn Eersten Brief
1:18 en 19: „Gij zijt vrijgekocht... door
+n kostbaar bloed, dat van het Lam zon-
c-r vlek of smet, het bloed van Christus."
En wat lees ik bij Paulas in zijn bi^ief
s.üi de Romeinen: CD:24)? Allen hebben ge-
[idigd... en zij zijn gereolff va ar di gd
ji' zijn genade, door middel van de ver
assing die is in Christus Jesus.
Vorder getuigt Joannes in zijn eersten
hief (2:2).: „Jesus Christus is zelf een
faehfoffer van verzoening voor onze zon-
ten, niet alleen voor de onze. maar voor
dia van dè geheel© wereld.
Wij kunnen dus niet zeggen, dat do
rik op lossen grond en zonder reden leert,
Christus de mebschen heeft verlost.
Hij die het gezag van den bijbel aan
wint omdat het het woord Gods is; (en
tel doen alle katholieken), moet dus ook
fcnnemen de leer der kerk, die steunt op
let b'jbelgezag, dat wij door Christus ver-
tat zijn.
Hij. die niet ontkennen zou. maakt zich
fcnu'dig aan ketterij.
Er komt nog bij, dat groote Kerkvaders,
lh Trenaeus en Origenes en Cyprianus ook
fldelijk hetzelfde verkondigen, dat n.l. de
f"iod van den Verlosser het heil van het
Jwnsdielijk geslacht heeft teweeggebracht.
Ten slotte hebben liet Concilie van Ephe-
'e en van Trente deze leer vastgesteld als
te officieel© leer der kerk, dus als dogma:
Heigeen uit liet vóórgaande zeer duide-
•jk blijkt, is dat wij mensehen dus onnoe-
lidijk veel aan Christus hebben te daiv-
hi.
Een verlossingsdaad was een voldoening
f»r onze zonden.
M d© offers van het Oude Verbond wa-
••n niet bij machte te bewerken, wat hel
-ne offer van Christus uitwerkte.
Bovendien was de voldoening door
("ïr'srus meer dan overvloedig; zij ging
te maat te boven; zooveel'was niet noodig
iweest.
Hoor Christus' verlossingsdaad werd 3e
Eindige menscli met God verzoend, en werd
•J hersteld, ten deele althans, in de ga-
un, die door do erfzonde waren verloren,
p in de bovennatuurlijke n.l.; de
^smakende genade en bet recht op den
'•mei.
ie kan nu de Iroostelooze leer aanne-
Mn^na dit alles gelezen te hebben, dat
- slechts een bepaald gedeelte der
jt'-nschen zou verlost hebben, en het an-
'1P deel dus hopeloos verloren zou gaan.
As we Pauliis lozen in zijn brieven aan
jbniotheus en Tilus en aan de Hebreeën,
3ii spreekt*hij ook telken3 van een ver
lening voor allo zonden, voor allen,
allo ongerechtigheid: maar ook ons
^?,°nd verstand zegt ons tqcli, dat het re-
?1ik is. dat Christus niemand uitsluit
iet groot vcrlossingsw ik, ©nadat ook
allen, zonder persoonli k.* schuld. waren
buitengesloten buiten den hemel.
Maar zoodoende (linken dan ook allen,
zoowel de rechtvaardigen uil het Oud-Ver
bond. als de H. Maagd en de Apostelen, en
de Martelaren en a'lo Heiligen, de gena
den, die zij verwierven en hel eeuwig heil.
dat ze 1111 genieten, aan de verdiensten avn
Jesus Christus.
Alle monsclien, zonder uitzondering
zijn dus verlost, maar daarom zijn nog
niet a!le enenschen heilig op aarde en
hiernamaals. Om aan de door Christus ver
worven genaden deelachtig te worden
wordt vereischt, dat we onze m e d 0-
w e r k i u g verleenen. ,,Hij, die u gescha
pen heeft, zonder u", zegt de II. Augusli-
1111-. „zal u 11: -t zalig maken zonder u". D©
ïnensch moet daartoe met Christus lijden
.en boeten voor zijne zonden: „Wie mijn
leerling wezen wil, hij verjgfichene zich
zeiven, hij nc-ine zijn kruis op en vuige mij
Ata", zegt Christus (Mtth. 16:24). „Wij zijn
erfgenamen van God, en mede-erfgenamen
van Christus,* zegt Paulus (Rom. 817) als
wij lijden met .Hem, om met Hom
verheerlijkt te worden. Dan pas, wanneer
wij na dit aardsche tranendal doorloopeu
te hebben, met Christus verheerlijkt ziju,
zullen we den «luier zien weegenomen,
welke er nu hangt over het groot geheim
des geloofs. 't welk we bespraken: de Ver
lossing, want met de Drievuldigheid en de
Menscli wording is het oen geheim des ge-
loofs; en een. dat ons heerlijk troost door
do gedachte, dat wo aldus toch door Gods
goedheid den verloren hemel hebben her
wonnen.
J. C. C. GROOT. Kapelaan.
DE FRIESCHE POEET.
H.
Den vorigen koer eindigde het fragment
met de mededeeling dat de poëet reddeloos
in d© diepte' verdween en zijn pot een'go
dagen later te Wieringen aanspoelde. Piet
Paaltjens, uit wiens levensgeschiedenis wo
later wel eenige mededeelingen zullen doen,
staat sterk onder den invloed van den
Duitschen dichter Heine. Het eene oogen-
blik verheven en werkelijk fijn, het an
dere oogenblik door oen dwaas beeld of een
o-^rnuchtere opmerking zijn werkelijk die
pe ontroering versmorend in cynisme.
Mensclien.die dergelijke gewoonten heb
ben, zijn meestal erg ongelukkig. En dat
was Frans Haverschmidt, zoo heette hij
eigenlijk, ook. Hij eindigde in een aanval
van droefgeestigheid mot oen zelfmoord.
Maar zijn „Snikken en Grimlachen", waar
uit „De Friescho Poëet" genomen is, heb
ben nog niet den beurtelings elogischcn en
dan weer schril-snijdenden toon dien hi]
later aannam. Zijn humor is nor' onschul
dig on geen zich zelfmoordende satyr© of
sarcasme.
Wij gaan verder:
In overoude tijden
Toen men nog geen stoomboot had,
Lag or halfweg tusschen Enkhuizen.
En Stavren een bloeiende stad.
Haar koene schippers brachten
Haar schatten van heinde en ver.
En onder haar kooplui telde
Zij meer dan één milioenair.
Maar wat men meer ziet gebeuren
't Geld maakte haar kooplieden grootsch.
Toen streken de elementen
Over haar het vonnis des doods.
Op zekeren morgen kern men
In de.Leeuwarder krant zien staan
Hoe het trotsche Oud-Starren eensklaps
In de Zuiderzee was vergaan.
Sinds verliepen er honderden jaren?
En men hield het er algemeen voor,
De bodem der zee droeg langer
Van Oucl-Stavren geen enkel spoor.
Slechts vond men er nc»" op Schokland
Di© zwoeren bij kris en kras.
Dat er onder in de diepte
Nog heel wat van over wasf.
Een oud© visschor beweerde!
Hij was dikwijls door klokgelui,
Dat uit de zee opkwam, gewaarschuwd
Voor een nadrenae onweersbui
Do torenklok van OucLSlavrert
Die moest dat hebben gedaan,
Had zijn vader niet een? het uurwerk
In dien toren balfacht h oor-en slaan?
Hf.
Re dichter is verdwenen
In de diept© van 't dansend© meer,
Hij zakt als een steen. En eindelijk'
Komt hij tn Oud-Staveren neer.
Want ja. wat die go^de Schokkers
In hun eenvoud steeds hebben beweerd,
Dat is waar: de verdronken koopstad
Bestaat nog ongedeerd.
Haar muren zijn nog sl<-
Haat torens ziïn Tin» linn*
S'echts is er alles druipnat
Wat er eens was als Vurk zoo droog.
En op baar pleinen en stralen
Van menschengedru'scli eens vol.
Raar zwemmen pn stilzwijgend
Tarbot en schelviscb en schol.
Tn haar achterbuurten leeft tiet
Van krab en slag en garnaal.
En kabeljauw vult met schelviaoli
Op het raadhuis do groot© zaal!
Tot allerlei bochten zich wringend
En van benauwdheid lood blauw.
Zinkt de dicliIer-drenkeling neder
Op de stoep van ©en deftig gebouw.
Stuiptrekkend brv.hij d.-n klouo.r
Owonder! de poorldeur. \v:jkt,
Eu de zanger drijft den gang in
Maar hij is daar niet. of hij bezwijkt.
IV.
Hoelang de gezonken poëet wel
Bcwustloos gelegen hoeft.
Dut zou ik niet kunnen zeggen,
Genoeg de man herleeft.
Hij heft de gevoelvolle blikken
Maar twijfelt schier aan hun t;<»uw;
Vlak toch tegenover zich ziet D j
Een wondtrschoone vrouw.
Haar gitzwarte lokken golven
Langs een voorhoofd van elpënbeOD
Over leliewitte -k-houders
En jen f neeuwbt inken boezem heen
Hanr wenkbrauwen buigen zich prachtig
Boven oogen van lazuur,
Beschaduwd door zware wimpers
En lint'end van préltig"'vuur.
Een neusje, Venus waardig.
Scheidt haar wangen, wier z-vltte gloed
De rozen ©©schaamt, maar voor 't "blosje
Van haar lippen nog tanen moét.
Tvoren tandjes glinstren
Zoo vaak haar mondje lacht:
En de mollige kin. bergt een kuiltje,
Dal slil naar een kusje sm t It.
V.
De.iliel 1 Ier begrijpt £t niets van;
Maar eindlijk wt1 gI hij het toch
De vreemre sclioon." te vragen:
„V aar l»on ikV* en ..Leef ik nog?'
En als kri.sial klinkt haar a 'woord:
..Mijn lieve land a-noot.
Go zit hier in Oa 1 -Stavren
E11 ge zijt volstrekt 'niet dood.
Gelukkig voor u bewoon ik
Hier een waterdicht lokaal,
Waar ik versclie lucht kan krijgen
Door ©en onderzeeseli kanaal.
Nog even bijtijds ontdekte ik,
Ho© gij sparteldet op de stoep
Doch al praatjes genoeg! Gij hebt honger
Eet dus eerst dit lvordje soep.
Dat zal u goeddoen, mij jongen!
Ik zelf heb ze klaargemaakt:
En drink er dit gla= Pomniëes bij;
Dio weet ik. dat lekker smaakt.
Ga u daarna eens goed verdrogen
En kom dan in mijn arm;
Dan, voor den drommel, kus ik
U nog eens ouderwets warm.
VI.
„Vergeef mij'', huivert de dichter,
,,"t Is onbescheiden misschien.
Maar mag ik ook vragen, wat dam©
Ik de eer heb vóór me te zien?"
Eu do schoone glimlacht: „Wel zeker!
Maar eet onderlusschen voort,
Ik ben dat weeuwtje van S.taavren,
Daar ge mooglijk wel van hebt gehoord
Dio een lading Danziger tarwe
Aan stuurboord in zee werpen liet...
Maar man, waar wordt ge zoo bleek van?
Dat hindert'11, hoop ik. toch niet?"
„Dat geval met die Danziger tarwe
Mevrouw, is f© lang* geleen.
Om mij nu uog Ie kunnen hindren
Al was het clan ook gemeen.
Maar wat mij van lust om te eten
E11 om u te kussen berooft.
Is dat gij, geboren Friezinne,
Geen oorijzer draagt 001 uw hoofd
Maar wat mij zóó vreeslijk ergert
Dat do wangen mij van verbleekt,
Is dat ook het weeuwtje van Slavroa
Gebroken Hollandsch spreekt.
Verbasterd is mijn Friesland
Tot op den bodem der zee
Ik li eb genoeg van bet loven
Brink zelf uw flesch Pommies.
Zoo galmt de rampzalige- dichter
En vliegt de voordeur uit.
Nog één korte strijd. en de haaien
Verdoelen hun zangrigen buit.
Wij wenschen aan hot voorgaand© rnog
een heel kieine uilspraakkwestie'toe te voe
gen. O.i. vinden we hij Piet Paaltjes do
juiste schvrijfwijze en uitspraak Stageren
011 niet Stavoren, klemtoon op de eerst©
lettergroep en niet op de tweede die ge
hoord moet worden als een toonlooze e en
niet als 0. Wij spreken ook van Staver-
den (Veiuwe) Staveninge, enz. Tn 't
Fi-iescli zegt men Staveren of Slarum.
Ten overvloede hebben wij de omle uit
spraak nog eens nagegaan. In oude Latijn-
sche handschriften spreekt men van Stau-
ria, in 't oud-TViosch van Staverum of
Staornm. In het Hollaudsoh vóór de 19(1©
eeuw van Staveren. Alles zonder 0.
Hoe is die o er in gekomen? Waarschijn
lijk door een eigenaardige romantiek, die
achtte dat Staveren zijn ontstaan had te
danken aan een mytliisehen held Stavo, ge
lijk Groningen aan Gruno. de Batavieren
aan B.alo. de Friezen aan Friso. Dat is al
le.? heel aardig verzonnen, maar 't zijn
dichterlijke mooimakerijen. niet Tegen rl©
werkelijkheid en historisch oncterzoek be-
siand. Aren spreke dus uit Slaveren en niet
Stavoren, wat trouwens ook tegon ons
Hollandsch taaleigen en tegen onze klem
toonregelen in druiseht.
N J. H.
-i j
V an het B 1 n n 011 li o f.
Onze stadgenoot Air. Dr. Scliokkiug mi-
Ouze stadgenoot mr. ilr. .Schokking mi-
Mij heeft deze benoeming allerminst \er-
baasd. Indien de heer vSchokking den l.aat-
slentij<l niet ernstig ziek ware geweest, zou
hij we', eer genoemd wezen, want niet al
leen ui? leider der Chri.-lelijk-flislorisi l'©
Partij kwam hij in aanmerking, maar o«»k
0111 zijn persoonlijke qualiteiten.
Hij heeft vooreerst al lang genoeg zitting
in de Tweede Kamer, 0111 uk-I alle Riu-
nonhofsche aangelegenheden goed oj» de
hoogte te weren en bovendien heeft li ij in
oiis Lagerhuis .steeds tot die leden behoord,
naar wier woord werd geluisterd en aan
wier optreden waarde werd gehecht- in vel
band, met wal aan (ie orde was.
Zi in 'oopli.ian zat ik tree niet eorgeven.
Dit al voldoende geseiiit .J Wel mag een
enkele- Kamerherinnering hier op haar
plaats wol-den geacht;
Hel kan bij (le behandeling van belang
rijke wel son t wei pon in den loop van een
debat nog wel een.- duister worden, vooral
als er vele amendementen en sub-amen
dementen ingediend worden. Om dan ai-
t'jtl precies te weten hoe de z.ikon sfuan,
zin voortdurend opletten en routine noo
dig. Nu kent iedereen zich natuurlijk vol
doende routine toe, maar aan het -opletten
mankeert nog ai eens wat. hetgeen men
allerminst kan ontkennen al- men niet al
tijd aanwezig h geweest. Voor dezulken
placht de In-er Schokhiug steeds een redder
in den nood te wezen, ftp behoorde voor-,
e-'r.-t geensz/ns tot de apijh laars 011 daar
bij bracht zijn securen aard mede. dat hij
gaarne goed op de hoogte was. Als de
amendementen elkaar kruisten, zoodat men
b.v. op de perstribune het juiste spoor weer
eens gruac zag aangewezen, dan wa - .ie
heer Scliokking vaak de welkome weg
wijzer, Hij placht de papieren, waarop do
wijsheid der afgevaardigden gedrukt
stond, als een spel kaarten in do hand te
houden, wanneer hij de spreeklpibune be
trad om er zijn oordeel over te zo""on. En
dan bleek altijd, dal hij- het onderling ver
band dier voorstellen in verband met liet
behandelde wetsontwerp tot een voorwerp
van sluJie had gemaakt, zoodat men graag
op zijn compas zeilde, als het erop aan
kwam de zaken goed uit elkander te hou
den.
Ging liet zoo Uj liet openbare debat, d«n
behoeft men niet te vragen, hoe vaak do zo
afgevaardigde de vraagbaak was voor le
den, d:o "auw eens in«©liclit wilden war
den 0111 den verderen loop der ©enigen tijd
verzuimde discussies weer met vrucht te
kunnen volgen.
"Wie zich aldus 1 en plaats weet to verove
ren in de Tweede Kamer, komt allicht in
de gedachten als er naar ministers wordt
gezocht, terwij! de heer Schokkin^ aan liet
departement var Justitie goed op 7. i 1
plaats kan Worden geacht, niét alleen om
dat hij jurist is. maar nok doordat hij nog
al eens in de -eleeeubeid is geweest op lief
Plein achter de sc-hermen te kijken, b.v. in
zijn dualiteit van lid van liet Algemeen
College van Toezicht, Bii-land en Advies
voor bet Rijkslueht-e.n-opvoedijigswozei).
Ook zal zeer stellig het feit. dat liii sinds
1910 belast was met de geestelijke verzor
ging der Pcolostantsclie vornleogdon iu het
Rijksopvoedingsgesticht alhier en daf.hij
voorzitter is goweosf van den Lei dcc hen
Voogdijraad, zijn Hik oj» meerder© interne
aangelegen beden, zijn Uvcnwoordb- d"»ui-
temen'. betreffende, zeer liebl»eii verruimd.
En zoo zul de heer Scliokking, naar mvin
bescheiden turning, als hoofd van or.- Tu-
stit e-wezen best een goed figuur maken,
waarbij de wenscb zij «evooed. dat zijn
gezondheidstoestand hein in staat zal stel
len. zijn volledig© werkkracht te ont
plooien.
Nóg een tweede bewindsman mag in dit
Leidsche orgaan wel even nader worden
herdacht; mr. dr. Kooien, de nieuwe minis
ter van Arbeid. Was zijn voorganger al'
zoodanig een zoon van Leiden, hij is nu
meerdere jaren onze afgevaardigde ge
weest. Hel heeft indertijd bij de invoering
der Evenredige Vertegenwoordiging, wel
eenige moeite cekosl om den lieer Koobm
uit Grave hierheen over te planten, maar de
genen. die darr loen huu schouder© onder
hebben gezet, hebben hun moeite ruim
schoots beloond eezien. Leidens afgevaar
digde. die later zijn mandaat telkens onbe
streden hernieuwd zag. werd niet alleen
oen zeer gezien Kamerpresident, maar nu
ook minister, 'jetgeen bewijst, dat hij met
terdaad de „right man in de riehl place"
was. Was de heei Kooien liet aan zijn
functie als voorzitter van ons Lagerhuis
verplicht, op politiek gebied zich wat te
rug te trekken, zoodat hij niet als spreker
meende te mogen optreden, hij was toch al
tijd gaarne bereid in kiesvergaderingen te
verschijnen (Woerden en Leidon hebben
het nog kort geleden ervaren) tn dan een
kort woord van opwekking tot de kiezers
•te richten.
Ook hem zijeen vruchtbaar optreden
aan het Bezuiderihout (daar 'is ji.1. zijn de
partement) toegevrenscht
Zoo juist schrijvende over hot Knmer-
presidium, dacht ik eraan, dat de voorzit
ter van een onzer Kamers nis zoodanig niet
aan eenig debat (discussie over TOgeling
van werkzaamheden daargelaten) mag
deelnemen. Wil lrij bij eenige cedaehten-
wisseling als afgevaardigde hel woord voe
ren. dan moet hij den voorzit terszetel ver
laten. de leiding tijdelijk aan een ander
overgevend. Deze "maatregel is getroffen om
des lo beter te doen uitkomen, dat de voor
zitler boven alle partijen behoort te staan
en het debat zoo onpartijdig mogelijk be
hoort le leiden. Dit is ongetwijfeld voor
treffelijk.
't Gebeurt niet vaak. dat voorzitters van
hun recht om als gewoon lid le gaan «pre
ken v bruik maken.-Re .sinds eenig-u' PjJ
overleden K hik.i uuMeggcv o-, de lp-,-, i'.,
IE.k.. die veertig jaar Op de tribun© hc.it
gearbeid, vvopudo liet al dien tijd sle. i.ts
eenmaal bij, Hel was onder hel tvveed-o mi.
nisleric-fleeiuskerk, toen president Van
Rees de oppositie aanvoerde legen niiii!si(-r
van Goldlsloin in een Indische ctfiiversM-
quaeslie.
Voorheen morst ieder argevaardiM©
spreken slaande tusschen de groene ban
ken. waarheen zich dus ook oen als spre
ken* optredende voorzitter had te begeven,
voor die getogen beid de p'aats innemend©
van eeu ander lid, want een open zitplaati
phu-bt er niet ie wezen. Later (een goede
twintig jaar geledon) kwam hierin ter
Tweede Kamer in zoover verandering, dat
er nia-,1 de tafel van het bureau der Ka-
mor oen >p roek plaats werd gemaakt, waar
ieder lid kan gaan slaan als hij daaraan
de voorkeur geeft hoven spreken vanaf z jn
eigen tibials.
Tn de Eerste Kamer is nog altijd geen
ispreekjba.ils aanwezig en blijft dus het
spreken van al liet eigen bankje besten
digd.
•Al was hel vroeger vergeleken hij nu
erg rustig bij de BinnenKof&che debatten,
er kwamen toch ook wei eens pittige mo
menten voor. Zoo heeft genoemde journa<
lis*t s's jongmensch nog bijgewoond, dat
eeu miirsler aan de regoe rings la fel ('t wa»
de lieer Van Doorn) midden in do discus.-,i©
verbolgen zijn gouden snuifdoos voor zich
m.cnvierp. Een ander niiuisier, dr. A. Vro-
lik. weigerde aan de Kamer stukken over
te leggen, welke hij in zijn portefeuille bij
zich had, wijl difarmede aan de rechten
van liet uitvoerend gezag zou worden te
kort gedaan. Een dergelijk stout optreden
van eeu minister van Porlog Forstuer vm
DamLenoy), dat bijna op ren duel uitliep,
stond hem ook voor den geest. Eenmaal
rustic op den heer Van Reenen de taak
om door tactvol optreden oen duel te v©m
hinderen tusschen den ouden heer De Bie-
berslcin Uogalla Zawadsky en den Liin-
burg-t-ben a"ge\aard:gde Van Wintcl-slio-
ven.
Duelleeren. wie zou er 1111 neg aan den
ken? Do tijden zijn wel wal veranderd!
Een moeilijk oogenblik had president
Duller! te doorslaan toen. bij de heftig©
liiseus-.icn in 1880 over het ontwerp tot
uitvoering van de Schoolwet-Kappeyne,
de heeren Witgens en Franson v. d. Putto
j>ersoonlijk met de heflfgslo gebaren tegen
over elkander slondvnr Uit dit voorval kan
men tevens nog c-ènigszins afleiden, met
welke warmte de schoolstrijd toen werd ge
voerd.
Ziehier nog oen'andere scène uil den
goeden ouden tijd, nog wel voorgevallen In
•een avondzitting, welke zich in den regel
door groote kalmte onderscheidt.
Was iu Februari 1860 bij de behan
deling dor begroeting van Financiën. De
Noöl'd-Binbanlselio afgevaardigde dr. D©
Poorter viel toen dm minister Van Boss©
scherp aan. De vorm zijner rede was zeer
pikant: hij maakte in don geest een voor
den miivster niet vermakelijke spoorrei.»
door tiet land. Be lieer Yun Rosse werd hij
<lio. gelegenheid zoo woedend, dat hij met
gebalde vuisten op de tafel sloeg en ten
slotte den spreker den rug toekeerde.
Tets dergelijk» deed (le overigens zoo ge
moedelijk© minister Pierson later ook een.»
"tegenover een lid. dat hem persoonlijk aan
viel, over welke onwellevendheid Z.Èxo.
evenwel amende honorable deed.
Van v i*on (lelijkheid gesproken, do hoer
Flout van Soetcrwoude verwelkomde in *t
voorjaar van 1861 eon minister, die een
blauwen Maandag aan het hoofd van Bui-
tenraiidsche Zaken stond, mei de woor-
d©n: ..pour savolr quolquc oho-e. il faot
1'avoir appris. om iets te welen, moei men
het geleerd hebl»on
Men ziel. 'I is vroeger ook niet 1 tijd om
en vree geweest op liet Binnenhof Men
kon liet elkaai; ongezouten zeggen, z i hel
dan dat de vorm gekuist was. Een in sier
lijken vorm gegoten hatelijkheid pleegt
echter gevoeliger lo wezen dan oen lomp
heid waarover men do schouders kan op
halen waarmede ik in tusschen niet zeg
gen wil, dat men tegenwoordig in ons par
lement lomp zou wezen! Het zij verre.
AJO.
STEKKEN IN AUGUSTUS.
Hoewel het voorjaar de tijd is, dat do
meeste gewassen gestekt worden, is toch
de maand Augustus een uitstekende maand
om te stekken en dan vooral voor diegenen,
die slechts over gebrekkige hulpmiddelen
beschikken.
Wil men in 'I voorjaar succes hebben
met het stekken van verschillende dingen,
dan moet men minstens over oen warmen
bak beschikken, beter nog is een kas. Mn ar
nu kan men de meest uitePnloopende ge
wassen, met succes, van stek, kweeken,
als men alleen maar con stukje glas cn
een kistje heeft. Nu, dat heeft iedereen,
dus kan ieder liefhebber nu ook werkelijk
liefhebberen.
Om te beginnen met rozen, nu. dat
eigenlijk ieders werk niet, eigenlijk had
den we (lie dus tot het laatst moeten be
waren. om den moed niet te ontnemen.
Als regel kan men wel zeggen, dat d©
kleinbloemig© rozen, zooals trosroosjes en
treur- en klimrozen heel goed gestekt kun
nen worden; met de groolbloemige rozen
loopt hot meestal op mislukking uit. Men
snijdt rozenstok van het bout, dat in dezen
zomer gegroeid is en ter lengt© van 20 a
25 c.M. Van le voren heeft men een bakje
klaar gemaakt met losse luchtige, dos niet
tc zware grond en bovenop een laagj»
zand van eenige (3 a 5) c.M. Hierin wor
den do stekken zóó (liep gestoken, dut
slechts het vierde deel boven den grond
uitsteekt. De slek kan men tiet besie hij