Derde Blad bterdag 8 Augustus 1925 is de mensch verlost? Wc li ebben de vorige -week aangetoond, jat de verlossing van den monsch uit do p.nde door Christus noodzakelijk was, om- j?;t anders de inenscli in de 7.011de ware ge loven. Maar met aan te toonen, dat het no 0 d- {kei ijk was, is nog niet aangetoond, het ook gebeurd is. Iemand, die de erfzonde niet aanneemt, jif; ook de Verlossing, door Christus,, ver- ifrpen Het Katholieke dogma echter leert, dat r'aistus hejsft willen voldoen j? n de g 0 d d e 1 ij k e r c li t v a a r- i g h g i d voor de zonde van alle 1311 s ch e n. Dit dogma moet natuurlijk een steun punt lie-bben; 't meet maar niet zoo, zonder 01', gel oeraard worden. Vooreerst slaan we de H. Schrift op. en z n bij Matth. 16:21, ..dat Josus er zijn klingen op begon te wijzen. (Vat Hij lijden moesten gedood zou worden k Jerusalem." Hier zegt Jesus er niet bij, waarom Haj r.' lijden en sterven, doch op een ami ore at? n.l. bij Mtth. 20:23 krijgen wc het woord op het ..waarom" van lijden en :.d, als Christus zegt, „dat do Menschen en is gekomen, niet om gediend te wor- hn, maar om te dienen en zijn leven te tot losprijs voor velen." P-ze tekst bij Mattheus, is precies dezelf de als bij den anderen Evangel'st: Marcus, in liet 10e hfdstk, vers 45. Dit zijn niet do eenige plaatsen, waar Lristus zelf spreekt over de verlossing, b vergiffenis der zonden. Zoo lees ik in Mattlieus 26:23: ..Want i? mijn Bloed van het nieuwe Verbond, it voor velen wordt vergoten 0 vergiffenis der zonden'': en ci Marcus 14:24 ..en Hij sprak tot hen: Jit is mijn bloed, van liet nieuwe ver kild, hetwelk voor velen vergoten 3rdt"; en bij Lucas 22:20: „Deze Kelk, lid v oor u vergoten word t, is het nieuwe Verbond in mijn bloed." lu deze aangehaalde teksten "zegt toch i.L'istus wel heel duidelijk, waarom Hij jn bloed vergiet, waarom Hij lijdt en i-vft: n.l. tot vergiffenis der zonden, losprijs voor velen: dus, mogen we luiten: uit de H. Schrift blijkt, dat Cristas door zijn 'dood de wereld heeft if dost van de zonden. JTaast deze woorden van Christus ko-j t-n ds gezegden van Christus' Apostelen te Zijne bevestigen. Zoo schrijft Petrus in zijn Eersten Brief 1:18 en 19: „Gij zijt vrijgekocht... door +n kostbaar bloed, dat van het Lam zon- c-r vlek of smet, het bloed van Christus." En wat lees ik bij Paulas in zijn bi^ief s.üi de Romeinen: CD:24)? Allen hebben ge- [idigd... en zij zijn gereolff va ar di gd ji' zijn genade, door middel van de ver assing die is in Christus Jesus. Vorder getuigt Joannes in zijn eersten hief (2:2).: „Jesus Christus is zelf een faehfoffer van verzoening voor onze zon- ten, niet alleen voor de onze. maar voor dia van dè geheel© wereld. Wij kunnen dus niet zeggen, dat do rik op lossen grond en zonder reden leert, Christus de mebschen heeft verlost. Hij die het gezag van den bijbel aan wint omdat het het woord Gods is; (en tel doen alle katholieken), moet dus ook fcnnemen de leer der kerk, die steunt op let b'jbelgezag, dat wij door Christus ver- tat zijn. Hij. die niet ontkennen zou. maakt zich fcnu'dig aan ketterij. Er komt nog bij, dat groote Kerkvaders, lh Trenaeus en Origenes en Cyprianus ook fldelijk hetzelfde verkondigen, dat n.l. de f"iod van den Verlosser het heil van het Jwnsdielijk geslacht heeft teweeggebracht. Ten slotte hebben liet Concilie van Ephe- 'e en van Trente deze leer vastgesteld als te officieel© leer der kerk, dus als dogma: Heigeen uit liet vóórgaande zeer duide- •jk blijkt, is dat wij mensehen dus onnoe- lidijk veel aan Christus hebben te daiv- hi. Een verlossingsdaad was een voldoening f»r onze zonden. M d© offers van het Oude Verbond wa- ••n niet bij machte te bewerken, wat hel -ne offer van Christus uitwerkte. Bovendien was de voldoening door ("ïr'srus meer dan overvloedig; zij ging te maat te boven; zooveel'was niet noodig iweest. Hoor Christus' verlossingsdaad werd 3e Eindige menscli met God verzoend, en werd •J hersteld, ten deele althans, in de ga- un, die door do erfzonde waren verloren, p in de bovennatuurlijke n.l.; de ^smakende genade en bet recht op den '•mei. ie kan nu de Iroostelooze leer aanne- Mn^na dit alles gelezen te hebben, dat - slechts een bepaald gedeelte der jt'-nschen zou verlost hebben, en het an- '1P deel dus hopeloos verloren zou gaan. As we Pauliis lozen in zijn brieven aan jbniotheus en Tilus en aan de Hebreeën, 3ii spreekt*hij ook telken3 van een ver lening voor allo zonden, voor allen, allo ongerechtigheid: maar ook ons ^?,°nd verstand zegt ons tqcli, dat het re- ?1ik is. dat Christus niemand uitsluit iet groot vcrlossingsw ik, ©nadat ook allen, zonder persoonli k.* schuld. waren buitengesloten buiten den hemel. Maar zoodoende (linken dan ook allen, zoowel de rechtvaardigen uil het Oud-Ver bond. als de H. Maagd en de Apostelen, en de Martelaren en a'lo Heiligen, de gena den, die zij verwierven en hel eeuwig heil. dat ze 1111 genieten, aan de verdiensten avn Jesus Christus. Alle monsclien, zonder uitzondering zijn dus verlost, maar daarom zijn nog niet a!le enenschen heilig op aarde en hiernamaals. Om aan de door Christus ver worven genaden deelachtig te worden wordt vereischt, dat we onze m e d 0- w e r k i u g verleenen. ,,Hij, die u gescha pen heeft, zonder u", zegt de II. Augusli- 1111-. „zal u 11: -t zalig maken zonder u". D© ïnensch moet daartoe met Christus lijden .en boeten voor zijne zonden: „Wie mijn leerling wezen wil, hij verjgfichene zich zeiven, hij nc-ine zijn kruis op en vuige mij Ata", zegt Christus (Mtth. 16:24). „Wij zijn erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus,* zegt Paulus (Rom. 817) als wij lijden met .Hem, om met Hom verheerlijkt te worden. Dan pas, wanneer wij na dit aardsche tranendal doorloopeu te hebben, met Christus verheerlijkt ziju, zullen we den «luier zien weegenomen, welke er nu hangt over het groot geheim des geloofs. 't welk we bespraken: de Ver lossing, want met de Drievuldigheid en de Menscli wording is het oen geheim des ge- loofs; en een. dat ons heerlijk troost door do gedachte, dat wo aldus toch door Gods goedheid den verloren hemel hebben her wonnen. J. C. C. GROOT. Kapelaan. DE FRIESCHE POEET. H. Den vorigen koer eindigde het fragment met de mededeeling dat de poëet reddeloos in d© diepte' verdween en zijn pot een'go dagen later te Wieringen aanspoelde. Piet Paaltjens, uit wiens levensgeschiedenis wo later wel eenige mededeelingen zullen doen, staat sterk onder den invloed van den Duitschen dichter Heine. Het eene oogen- blik verheven en werkelijk fijn, het an dere oogenblik door oen dwaas beeld of een o-^rnuchtere opmerking zijn werkelijk die pe ontroering versmorend in cynisme. Mensclien.die dergelijke gewoonten heb ben, zijn meestal erg ongelukkig. En dat was Frans Haverschmidt, zoo heette hij eigenlijk, ook. Hij eindigde in een aanval van droefgeestigheid mot oen zelfmoord. Maar zijn „Snikken en Grimlachen", waar uit „De Friescho Poëet" genomen is, heb ben nog niet den beurtelings elogischcn en dan weer schril-snijdenden toon dien hi] later aannam. Zijn humor is nor' onschul dig on geen zich zelfmoordende satyr© of sarcasme. Wij gaan verder: In overoude tijden Toen men nog geen stoomboot had, Lag or halfweg tusschen Enkhuizen. En Stavren een bloeiende stad. Haar koene schippers brachten Haar schatten van heinde en ver. En onder haar kooplui telde Zij meer dan één milioenair. Maar wat men meer ziet gebeuren 't Geld maakte haar kooplieden grootsch. Toen streken de elementen Over haar het vonnis des doods. Op zekeren morgen kern men In de.Leeuwarder krant zien staan Hoe het trotsche Oud-Starren eensklaps In de Zuiderzee was vergaan. Sinds verliepen er honderden jaren? En men hield het er algemeen voor, De bodem der zee droeg langer Van Oucl-Stavren geen enkel spoor. Slechts vond men er nc»" op Schokland Di© zwoeren bij kris en kras. Dat er onder in de diepte Nog heel wat van over wasf. Een oud© visschor beweerde! Hij was dikwijls door klokgelui, Dat uit de zee opkwam, gewaarschuwd Voor een nadrenae onweersbui Do torenklok van OucLSlavrert Die moest dat hebben gedaan, Had zijn vader niet een? het uurwerk In dien toren balfacht h oor-en slaan? Hf. Re dichter is verdwenen In de diept© van 't dansend© meer, Hij zakt als een steen. En eindelijk' Komt hij tn Oud-Staveren neer. Want ja. wat die go^de Schokkers In hun eenvoud steeds hebben beweerd, Dat is waar: de verdronken koopstad Bestaat nog ongedeerd. Haar muren zijn nog sl<- Haat torens ziïn Tin» linn* S'echts is er alles druipnat Wat er eens was als Vurk zoo droog. En op baar pleinen en stralen Van menschengedru'scli eens vol. Raar zwemmen pn stilzwijgend Tarbot en schelviscb en schol. Tn haar achterbuurten leeft tiet Van krab en slag en garnaal. En kabeljauw vult met schelviaoli Op het raadhuis do groot© zaal! Tot allerlei bochten zich wringend En van benauwdheid lood blauw. Zinkt de dicliIer-drenkeling neder Op de stoep van ©en deftig gebouw. Stuiptrekkend brv.hij d.-n klouo.r Owonder! de poorldeur. \v:jkt, Eu de zanger drijft den gang in Maar hij is daar niet. of hij bezwijkt. IV. Hoelang de gezonken poëet wel Bcwustloos gelegen hoeft. Dut zou ik niet kunnen zeggen, Genoeg de man herleeft. Hij heft de gevoelvolle blikken Maar twijfelt schier aan hun t;<»uw; Vlak toch tegenover zich ziet D j Een wondtrschoone vrouw. Haar gitzwarte lokken golven Langs een voorhoofd van elpënbeOD Over leliewitte -k-houders En jen f neeuwbt inken boezem heen Hanr wenkbrauwen buigen zich prachtig Boven oogen van lazuur, Beschaduwd door zware wimpers En lint'end van préltig"'vuur. Een neusje, Venus waardig. Scheidt haar wangen, wier z-vltte gloed De rozen ©©schaamt, maar voor 't "blosje Van haar lippen nog tanen moét. Tvoren tandjes glinstren Zoo vaak haar mondje lacht: En de mollige kin. bergt een kuiltje, Dal slil naar een kusje sm t It. V. De.iliel 1 Ier begrijpt £t niets van; Maar eindlijk wt1 gI hij het toch De vreemre sclioon." te vragen: „V aar l»on ikV* en ..Leef ik nog?' En als kri.sial klinkt haar a 'woord: ..Mijn lieve land a-noot. Go zit hier in Oa 1 -Stavren E11 ge zijt volstrekt 'niet dood. Gelukkig voor u bewoon ik Hier een waterdicht lokaal, Waar ik versclie lucht kan krijgen Door ©en onderzeeseli kanaal. Nog even bijtijds ontdekte ik, Ho© gij sparteldet op de stoep Doch al praatjes genoeg! Gij hebt honger Eet dus eerst dit lvordje soep. Dat zal u goeddoen, mij jongen! Ik zelf heb ze klaargemaakt: En drink er dit gla= Pomniëes bij; Dio weet ik. dat lekker smaakt. Ga u daarna eens goed verdrogen En kom dan in mijn arm; Dan, voor den drommel, kus ik U nog eens ouderwets warm. VI. „Vergeef mij'', huivert de dichter, ,,"t Is onbescheiden misschien. Maar mag ik ook vragen, wat dam© Ik de eer heb vóór me te zien?" Eu do schoone glimlacht: „Wel zeker! Maar eet onderlusschen voort, Ik ben dat weeuwtje van S.taavren, Daar ge mooglijk wel van hebt gehoord Dio een lading Danziger tarwe Aan stuurboord in zee werpen liet... Maar man, waar wordt ge zoo bleek van? Dat hindert'11, hoop ik. toch niet?" „Dat geval met die Danziger tarwe Mevrouw, is f© lang* geleen. Om mij nu uog Ie kunnen hindren Al was het clan ook gemeen. Maar wat mij van lust om te eten E11 om u te kussen berooft. Is dat gij, geboren Friezinne, Geen oorijzer draagt 001 uw hoofd Maar wat mij zóó vreeslijk ergert Dat do wangen mij van verbleekt, Is dat ook het weeuwtje van Slavroa Gebroken Hollandsch spreekt. Verbasterd is mijn Friesland Tot op den bodem der zee Ik li eb genoeg van bet loven Brink zelf uw flesch Pommies. Zoo galmt de rampzalige- dichter En vliegt de voordeur uit. Nog één korte strijd. en de haaien Verdoelen hun zangrigen buit. Wij wenschen aan hot voorgaand© rnog een heel kieine uilspraakkwestie'toe te voe gen. O.i. vinden we hij Piet Paaltjes do juiste schvrijfwijze en uitspraak Stageren 011 niet Stavoren, klemtoon op de eerst© lettergroep en niet op de tweede die ge hoord moet worden als een toonlooze e en niet als 0. Wij spreken ook van Staver- den (Veiuwe) Staveninge, enz. Tn 't Fi-iescli zegt men Staveren of Slarum. Ten overvloede hebben wij de omle uit spraak nog eens nagegaan. In oude Latijn- sche handschriften spreekt men van Stau- ria, in 't oud-TViosch van Staverum of Staornm. In het Hollaudsoh vóór de 19(1© eeuw van Staveren. Alles zonder 0. Hoe is die o er in gekomen? Waarschijn lijk door een eigenaardige romantiek, die achtte dat Staveren zijn ontstaan had te danken aan een mytliisehen held Stavo, ge lijk Groningen aan Gruno. de Batavieren aan B.alo. de Friezen aan Friso. Dat is al le.? heel aardig verzonnen, maar 't zijn dichterlijke mooimakerijen. niet Tegen rl© werkelijkheid en historisch oncterzoek be- siand. Aren spreke dus uit Slaveren en niet Stavoren, wat trouwens ook tegon ons Hollandsch taaleigen en tegen onze klem toonregelen in druiseht. N J. H. -i j V an het B 1 n n 011 li o f. Onze stadgenoot Air. Dr. Scliokkiug mi- Ouze stadgenoot mr. ilr. .Schokking mi- Mij heeft deze benoeming allerminst \er- baasd. Indien de heer vSchokking den l.aat- slentij<l niet ernstig ziek ware geweest, zou hij we', eer genoemd wezen, want niet al leen ui? leider der Chri.-lelijk-flislorisi l'© Partij kwam hij in aanmerking, maar o«»k 0111 zijn persoonlijke qualiteiten. Hij heeft vooreerst al lang genoeg zitting in de Tweede Kamer, 0111 uk-I alle Riu- nonhofsche aangelegenheden goed oj» de hoogte te weren en bovendien heeft li ij in oiis Lagerhuis .steeds tot die leden behoord, naar wier woord werd geluisterd en aan wier optreden waarde werd gehecht- in vel band, met wal aan (ie orde was. Zi in 'oopli.ian zat ik tree niet eorgeven. Dit al voldoende geseiiit .J Wel mag een enkele- Kamerherinnering hier op haar plaats wol-den geacht; Hel kan bij (le behandeling van belang rijke wel son t wei pon in den loop van een debat nog wel een.- duister worden, vooral als er vele amendementen en sub-amen dementen ingediend worden. Om dan ai- t'jtl precies te weten hoe de z.ikon sfuan, zin voortdurend opletten en routine noo dig. Nu kent iedereen zich natuurlijk vol doende routine toe, maar aan het -opletten mankeert nog ai eens wat. hetgeen men allerminst kan ontkennen al- men niet al tijd aanwezig h geweest. Voor dezulken placht de In-er Schokhiug steeds een redder in den nood te wezen, ftp behoorde voor-, e-'r.-t geensz/ns tot de apijh laars 011 daar bij bracht zijn securen aard mede. dat hij gaarne goed op de hoogte was. Als de amendementen elkaar kruisten, zoodat men b.v. op de perstribune het juiste spoor weer eens gruac zag aangewezen, dan wa - .ie heer Scliokking vaak de welkome weg wijzer, Hij placht de papieren, waarop do wijsheid der afgevaardigden gedrukt stond, als een spel kaarten in do hand te houden, wanneer hij de spreeklpibune be trad om er zijn oordeel over te zo""on. En dan bleek altijd, dal hij- het onderling ver band dier voorstellen in verband met liet behandelde wetsontwerp tot een voorwerp van sluJie had gemaakt, zoodat men graag op zijn compas zeilde, als het erop aan kwam de zaken goed uit elkander te hou den. Ging liet zoo Uj liet openbare debat, d«n behoeft men niet te vragen, hoe vaak do zo afgevaardigde de vraagbaak was voor le den, d:o "auw eens in«©liclit wilden war den 0111 den verderen loop der ©enigen tijd verzuimde discussies weer met vrucht te kunnen volgen. "Wie zich aldus 1 en plaats weet to verove ren in de Tweede Kamer, komt allicht in de gedachten als er naar ministers wordt gezocht, terwij! de heer Schokkin^ aan liet departement var Justitie goed op 7. i 1 plaats kan Worden geacht, niét alleen om dat hij jurist is. maar nok doordat hij nog al eens in de -eleeeubeid is geweest op lief Plein achter de sc-hermen te kijken, b.v. in zijn dualiteit van lid van liet Algemeen College van Toezicht, Bii-land en Advies voor bet Rijkslueht-e.n-opvoedijigswozei). Ook zal zeer stellig het feit. dat liii sinds 1910 belast was met de geestelijke verzor ging der Pcolostantsclie vornleogdon iu het Rijksopvoedingsgesticht alhier en daf.hij voorzitter is goweosf van den Lei dcc hen Voogdijraad, zijn Hik oj» meerder© interne aangelegen beden, zijn Uvcnwoordb- d"»ui- temen'. betreffende, zeer liebl»eii verruimd. En zoo zul de heer Scliokking, naar mvin bescheiden turning, als hoofd van or.- Tu- stit e-wezen best een goed figuur maken, waarbij de wenscb zij «evooed. dat zijn gezondheidstoestand hein in staat zal stel len. zijn volledig© werkkracht te ont plooien. Nóg een tweede bewindsman mag in dit Leidsche orgaan wel even nader worden herdacht; mr. dr. Kooien, de nieuwe minis ter van Arbeid. Was zijn voorganger al' zoodanig een zoon van Leiden, hij is nu meerdere jaren onze afgevaardigde ge weest. Hel heeft indertijd bij de invoering der Evenredige Vertegenwoordiging, wel eenige moeite cekosl om den lieer Koobm uit Grave hierheen over te planten, maar de genen. die darr loen huu schouder© onder hebben gezet, hebben hun moeite ruim schoots beloond eezien. Leidens afgevaar digde. die later zijn mandaat telkens onbe streden hernieuwd zag. werd niet alleen oen zeer gezien Kamerpresident, maar nu ook minister, 'jetgeen bewijst, dat hij met terdaad de „right man in de riehl place" was. Was de heei Kooien liet aan zijn functie als voorzitter van ons Lagerhuis verplicht, op politiek gebied zich wat te rug te trekken, zoodat hij niet als spreker meende te mogen optreden, hij was toch al tijd gaarne bereid in kiesvergaderingen te verschijnen (Woerden en Leidon hebben het nog kort geleden ervaren) tn dan een kort woord van opwekking tot de kiezers •te richten. Ook hem zijeen vruchtbaar optreden aan het Bezuiderihout (daar 'is ji.1. zijn de partement) toegevrenscht Zoo juist schrijvende over hot Knmer- presidium, dacht ik eraan, dat de voorzit ter van een onzer Kamers nis zoodanig niet aan eenig debat (discussie over TOgeling van werkzaamheden daargelaten) mag deelnemen. Wil lrij bij eenige cedaehten- wisseling als afgevaardigde hel woord voe ren. dan moet hij den voorzit terszetel ver laten. de leiding tijdelijk aan een ander overgevend. Deze "maatregel is getroffen om des lo beter te doen uitkomen, dat de voor zitler boven alle partijen behoort te staan en het debat zoo onpartijdig mogelijk be hoort le leiden. Dit is ongetwijfeld voor treffelijk. 't Gebeurt niet vaak. dat voorzitters van hun recht om als gewoon lid le gaan «pre ken v bruik maken.-Re .sinds eenig-u' PjJ overleden K hik.i uuMeggcv o-, de lp-,-, i'., IE.k.. die veertig jaar Op de tribun© hc.it gearbeid, vvopudo liet al dien tijd sle. i.ts eenmaal bij, Hel was onder hel tvveed-o mi. nisleric-fleeiuskerk, toen president Van Rees de oppositie aanvoerde legen niiii!si(-r van Goldlsloin in een Indische ctfiiversM- quaeslie. Voorheen morst ieder argevaardiM© spreken slaande tusschen de groene ban ken. waarheen zich dus ook oen als spre ken* optredende voorzitter had te begeven, voor die getogen beid de p'aats innemend© van eeu ander lid, want een open zitplaati phu-bt er niet ie wezen. Later (een goede twintig jaar geledon) kwam hierin ter Tweede Kamer in zoover verandering, dat er nia-,1 de tafel van het bureau der Ka- mor oen >p roek plaats werd gemaakt, waar ieder lid kan gaan slaan als hij daaraan de voorkeur geeft hoven spreken vanaf z jn eigen tibials. Tn de Eerste Kamer is nog altijd geen ispreekjba.ils aanwezig en blijft dus het spreken van al liet eigen bankje besten digd. •Al was hel vroeger vergeleken hij nu erg rustig bij de BinnenKof&che debatten, er kwamen toch ook wei eens pittige mo menten voor. Zoo heeft genoemde journa< lis*t s's jongmensch nog bijgewoond, dat eeu miirsler aan de regoe rings la fel ('t wa» de lieer Van Doorn) midden in do discus.-,i© verbolgen zijn gouden snuifdoos voor zich m.cnvierp. Een ander niiuisier, dr. A. Vro- lik. weigerde aan de Kamer stukken over te leggen, welke hij in zijn portefeuille bij zich had, wijl difarmede aan de rechten van liet uitvoerend gezag zou worden te kort gedaan. Een dergelijk stout optreden van eeu minister van Porlog Forstuer vm DamLenoy), dat bijna op ren duel uitliep, stond hem ook voor den geest. Eenmaal rustic op den heer Van Reenen de taak om door tactvol optreden oen duel te v©m hinderen tusschen den ouden heer De Bie- berslcin Uogalla Zawadsky en den Liin- burg-t-ben a"ge\aard:gde Van Wintcl-slio- ven. Duelleeren. wie zou er 1111 neg aan den ken? Do tijden zijn wel wal veranderd! Een moeilijk oogenblik had president Duller! te doorslaan toen. bij de heftig© liiseus-.icn in 1880 over het ontwerp tot uitvoering van de Schoolwet-Kappeyne, de heeren Witgens en Franson v. d. Putto j>ersoonlijk met de heflfgslo gebaren tegen over elkander slondvnr Uit dit voorval kan men tevens nog c-ènigszins afleiden, met welke warmte de schoolstrijd toen werd ge voerd. Ziehier nog oen'andere scène uil den goeden ouden tijd, nog wel voorgevallen In •een avondzitting, welke zich in den regel door groote kalmte onderscheidt. Was iu Februari 1860 bij de behan deling dor begroeting van Financiën. De Noöl'd-Binbanlselio afgevaardigde dr. D© Poorter viel toen dm minister Van Boss© scherp aan. De vorm zijner rede was zeer pikant: hij maakte in don geest een voor den miivster niet vermakelijke spoorrei.» door tiet land. Be lieer Yun Rosse werd hij <lio. gelegenheid zoo woedend, dat hij met gebalde vuisten op de tafel sloeg en ten slotte den spreker den rug toekeerde. Tets dergelijk» deed (le overigens zoo ge moedelijk© minister Pierson later ook een.» "tegenover een lid. dat hem persoonlijk aan viel, over welke onwellevendheid Z.Èxo. evenwel amende honorable deed. Van v i*on (lelijkheid gesproken, do hoer Flout van Soetcrwoude verwelkomde in *t voorjaar van 1861 eon minister, die een blauwen Maandag aan het hoofd van Bui- tenraiidsche Zaken stond, mei de woor- d©n: ..pour savolr quolquc oho-e. il faot 1'avoir appris. om iets te welen, moei men het geleerd hebl»on Men ziel. 'I is vroeger ook niet 1 tijd om en vree geweest op liet Binnenhof Men kon liet elkaai; ongezouten zeggen, z i hel dan dat de vorm gekuist was. Een in sier lijken vorm gegoten hatelijkheid pleegt echter gevoeliger lo wezen dan oen lomp heid waarover men do schouders kan op halen waarmede ik in tusschen niet zeg gen wil, dat men tegenwoordig in ons par lement lomp zou wezen! Het zij verre. AJO. STEKKEN IN AUGUSTUS. Hoewel het voorjaar de tijd is, dat do meeste gewassen gestekt worden, is toch de maand Augustus een uitstekende maand om te stekken en dan vooral voor diegenen, die slechts over gebrekkige hulpmiddelen beschikken. Wil men in 'I voorjaar succes hebben met het stekken van verschillende dingen, dan moet men minstens over oen warmen bak beschikken, beter nog is een kas. Mn ar nu kan men de meest uitePnloopende ge wassen, met succes, van stek, kweeken, als men alleen maar con stukje glas cn een kistje heeft. Nu, dat heeft iedereen, dus kan ieder liefhebber nu ook werkelijk liefhebberen. Om te beginnen met rozen, nu. dat eigenlijk ieders werk niet, eigenlijk had den we (lie dus tot het laatst moeten be waren. om den moed niet te ontnemen. Als regel kan men wel zeggen, dat d© kleinbloemig© rozen, zooals trosroosjes en treur- en klimrozen heel goed gestekt kun nen worden; met de groolbloemige rozen loopt hot meestal op mislukking uit. Men snijdt rozenstok van het bout, dat in dezen zomer gegroeid is en ter lengt© van 20 a 25 c.M. Van le voren heeft men een bakje klaar gemaakt met losse luchtige, dos niet tc zware grond en bovenop een laagj» zand van eenige (3 a 5) c.M. Hierin wor den do stekken zóó (liep gestoken, dut slechts het vierde deel boven den grond uitsteekt. De slek kan men tiet besie hij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 9