V)MH-K '1- 'ie*'I ld
„W'M... f-li... In ze..Is 'l niet Rij-
kons?"
Zwij-end. rle houden op de heupen. be-
ku-k 7.0 li-.'i .-.e huidige I weetal.
.,lk wisl niet", zei ze loen langzaam,
flat je in zee viscli kon vanpen. die ai ge
bakken was"...
Ha
zeker
I) ij e
gendi
naar
maar
ping
De verlegen Hans.
iih was erg schuchter en verlegen. Op
en dag. uit do kerk komend, bracht
•11 jonge dame naar huis. ldcn vol-
ii dag vroeg zijn vader:
Dracht je gisteren een jonge dame
vader, zei Kans blozend.
Wre was bet?
Ik dacht dat hel Marie Jansen was,
toen we in de Wagenstraat kwamen,
ze het luiis van Mies Boer in.
Maar je kon toeh wel aan haar stem
Nfanatod van ons hecfl wq woord
gesproken.
Aanleg
Man: Vrouw, jo hebt aanleg om
aviatrice te worden.
Vrouw: Waarom?
Man: Bij de minste kleinigheid vlieg
je op.
Onsterfelijkheid.
De meester wou zijn jongens aantoonon,
dat groote schrijvers moer verdiensten heb
ben dun filmacteurs, en deze les was wel
noodig. want onze jeugd is er niet ver van
af om film-celebriteiten als het hoogste te
beschouwen.
Noem mij een groot loo/icelschrijver!
zei de meester.
Shakespeare! sprak een leerling.
Noem een groot filinartisd.
Charley Chaplin.
Wie zal er bet langste leven van die
beiden?
Chaplin!
Waarom dat, Jantje?
Wel.... omdat Shakespeare al dood
is. meester, en Chaplin nog leeft.
Koopman worden.
Vader: Bus jij wilt koopman worden,
Dolft?en*in welke branche?
Adolf: Totale uilverkoop.
Een slimmerd.
Een S'ikluat loopt in de troep, maar, een
kip op den weg ziende, rent hij al wat bij
kan haar na.
De luitenant slom van verbazingeven,
roept daarna:
Hall! Hé daar. halt!
De soldaat en de kip loopen neg harder.
Halt! buldert de luitenant, en de sol
daat die de kip gepakt beeft komt terug
en zegt nijdig legen bet kakelende beest:
Wat Jeelijke pierendief, ik zal je loe
ren weg le loopen. als de luitenant halt
roept.
Optimist en pessimist.
Pa. wat is een optimist en wat is
een pessimist?
Een optimist, jongen, is iemand, die
een lot in do loterij beeft gekoeld.
En een pessimist?
Dezelfde man, als de loterij getrok
ken heeft.
Ook 'n vraag.
Grootvader: Wees nou es slim, Ka-
relfje. Welk ding beeft tanden en bijt toch
nooit.
Kareitje:
Grootvader:"Nou. dat is de kam.
Kareltje: En waarom heeft ie dan al
uw baren afgebeten.
Een vingerwijzing.
Gas! ^die een bijzonder taaien biefstuk'
hoeft gekregen'): Kellnèr, breng me een
gebruiksaanwijzing.
De reden.
Dus jij zou op Vrijdag nooit op
reis gaan? Wal 'n bijgeloof!
Niks geen bijgeloof! Ik krijg des Za
terdags m'n weekloon!
Al bekend.
Vrouwtje (tijdens het middageten):
Mannie, onze buurvrouw heeft me tijdens
het koken een interessant nieuwtje ver
teld....
Man: Ja ik heb 't al geproefd.
De parvenu.
Fotograaf: Zal ik een mooie moment
opname van u maken?
Rentenier: -- Waarom moment-opna
me? Ik heb tijd in overvloed-
Zwakzinnigheid.
Zijn er in uw familie of in die van
nw man wel eens gevallen van zwakzin
nigheid voorgekomen, vroeg de dokter.
Nee, dat niet antwoordde de vrouw
alleen verbeeldt m'n man zich, dat hij
bot hoofd van het gezin is.
Econoom
Kapiteiu, ik heb aanleg voor
ziekte. Wat raadt u mij aan om to efeii'.
Ik zou hel goedkoopste maar op
de spijskaart uitzoeken.
Voor overreding vatbaar
Trots bad ze bom gezegd, dal ze niet
eerder met hem trouwen zou voor hij 1(hiq
gulden gespaard had. Na drie maanden
ontmoet zo hem weer en vroeg hem lioe.
veel bij had. -
Drie en veertig gulden zei hij.
Ach. antwoordde ze kleurend.
denk. dat het .bijna genoeg is.
Gelatenheid
Een jonge vrouw ging uit en kocht oen
wie uwen hoed. Aan haar man bekende
dat deze dertig gulden kostte.
Maar hemel nog toe! riep do ont
hutste echtgenoot, dat is toch zonde!
Ja, zei de vrouw, maar die komi
ook op mijn hoofd.
Misverstand
Wat zijn wij de medische wetenschap
toch veel verschuldigd, zei hij. de kr.iut
neerleggend.
Lieve hemel! riep z'n vrouw. Hdt
je den dokter nu nog niet betaald?
VRAGENBUS.
V raag 71. Waar komt het woord kei
zer of koning vandaan?
A n t w o o r dHet woord ,.k e i z e r"
komt van Cesar. Julius Cesar, bet Romeiu-
srlio legerhoofd waar je in de vadorknd-
selin geschiedenis wel eens van gehoord
hebt droeg dien naam. Uit zijn geslacht
sptfolea de eerste kiezqrfi van het Westen,
de Romeinselie keizers, en kregen den
naam van Cesar voor den naam. om aan
le duiden, dat zij waren de Imperators of
Hoofden van don Staat.
Ook het Russisch woord ..Czar ofC.znar"
heeft dezelfde "afleiding.
Het woord „koning" is van Gerraaan-
schen oorsprong. Hel koint van koning, de
man die kan; die de macht heeft. Nu we
(och aan het verklaren zijn van titels, wil
ik er nog een paar andere geven.
„Hertog" beteekont „heervoerder, leger
aanvoerder want herr of lieer is krijgs
man." (Hierop kom ik later eens terug).
Vorst beteekont „de voorste" (nl. in den
oorlog), komt dus met hertog" in betoekenis
overeen, ofschoon op vandaag'de waardig
heid van Vorst groot er is dan van
Hertog"
Graaf beteekont schrijver, komt van een
heel oud woord „gerala" dat die beteekenis
had.
Dijkgraaf schrijver van het ..Dijkcol
lege". Tater werd (le beteekenis van graaf
hier de beteekenis van een rechterlijk amb
tenaar.
Baron hetcekcnl oorspronkelijk man.
R i d (I e r beteekont r u i t e r; de tot rid
der geslagen edelen hadden bet recht te
paard uit te (rekken.
Seigneur komt van Senior is de Oudere,
en in tegenstelling met Junior is (le jon
gere. (Laijtn).
Tk zal jo eens een Franscli aardigheidje
leoren, dan kun je dat eens aan Vader en
moeder opgeven; ik wed, dat zij bet niet
zoo gauw snappen zullen of. ze moesten bij
toeval dal zelfde „grapje" al eens vroeger
gehoord hebben.
Nu dan! Hier is bet zinnetje. Als men
hef hoort, klinkt bet zor.:
Si si sie' sic si sigares, si cent si sie sic
si cent si sigares.
(Si spreekt men kort uit, sie lang).
Wat is dat?
Kijk! Ik zal bet zinnetje schrijven zoo-
als het hoort en zal dan de vertaling laten
volgen, dan is het aardigheidje geleerd.
„Si sis seies seient six eigares, six cent
six seies seient six cent six eigares".
Dit beteekont:
„Als zes sigarenknippertjes zes sigaren
knippen, knippen 600 sigarenknippertjes
606 sigaren.
(Letterlijk is seie en seier: zaag en za
gen, waarvoor wij vertaalden knipper en
knippen).
Do Redacteur.
De volgende week beantwoord ik-
Vraag 72 Wat verstaat men onder ..boy
cot ten"? on waar komt dat woord vandaan?
Vraag 73. Wat beleekenf: Aan den arm
der Hermandad ontkomen? Tk vond dit in
Je krant en vader wist ook niet. wat liet
ne teek ent
De Redacteur.
HOE HET PIET VERGING
door Oom Wim.
IX.
Den volgenden morgen kwam vader.
Dal liij ernstig keek. had Piet verwacht.
En dal Piet een danig standje zou krijgen.,
had hij ook verwacht, maar dat vader geen
enkel woord van afkeuring sprak, beloofde
niet veel goeds voor Inter.
Zoo Piel. bet is dus zoover gekomen,
dat je bier weggestuurd wordt, zooals men
dat een booswicht of dief zou doen Hel
is mooi, zeer mooi en je moeder en ik be
ieven wel pleizier van onzen Piet, dat moet
ik zeggen. En nu gaan we heen en naar
huis en zullen daar samen bespreken wat
ons nu le doen staat. Begrepen?
Ja vader! Ik kou 'I hier niet harden.
Sssl! niets zeggen! Teder'woord, dat
je zegt. is le veel. Iemand, die zoo handelt,
hoeft alle recht van spreken verloren. Be
grepen? En nukom
En.... na afscheid genomen te hebben
•tan den Perfect en na dank gebracht te
hebben voor de moeite en zorgen aan Piet
gedaan, gaan ze heen.
Piet heeft niet den moed nog eens om te
kijken, of vader loc te spreken. Zonder te
spreken, gaan beiden naast elkaar voort en
stappen in den èserslvolgenden trein, die
vader en zoon te Rotterdam weerom bren
gen zal.
Onder den heeïen weg is tussclien vader
en zoon geen woord gewisseld. Vader sprak
wel met de medereizigers cu Piet wist niets
beters te doen, dan stil van uit bet hoekje
naar buiten te kijken en.... kon. trots
alles, juichen bij de gedachte, dat hij naar
huis ging: naar zijn moedertje, dieen
dit wist bij van buiten, die hem met vrien
delijkheid en liefde tegemoet zou treden en
hem allang vergaven had.
Daar boldert de trein over de lange be
kende brug en daar ligt bel heerlijke Rot
terdam, waar hij zijn vriendjes liad en zijn
moeder en waar hij gespeeld had langs de
groote, groote haven en de schepen mocht
zien aankomen en uitvaren, wat altijd voor
liéra een genot was geweest en waarvoor
hij gaarne alle kostscholen cadeau bad wil
len geven.
Eindelijk thuis!
Met kloppend hart; hoogroode kleur van
aandoening en zenuwachtigheid en met
veerkracligon tred treedt hij Linnen on
werpt zich in de armen zijner moedor en
verbergt schreiend zijn gelaat in den zak
doek, alsof liij zich zelf klein vindt voor
een jongen, die al zoo ver van buis is ge
weest.
- Maar mijn Piet, waarom heb je dat
gedaan, zegt moeder, terwijl ze hem slree-
lend door zijn baren gaal, waarom heb je
vader en mij zooveel vedriet kunnen aan
doen?
Ik bad nog wel zoo'a goeie hoop, dat je
braaf zondt oppassen en goed je best zoudt
doen en nil (lit. Neon mijn lieve jongen,
dat had ik niet gf dacht; nu ben je me danig
tegengevallen.
Maar moeder, ik bad u gezegd, dat
ik niet graag ging en vader wist dit ook.
Ik kon daar niet blijven. Ik was-bang en
verveelde me Ik dacht aan liuis; aan U en
aan rnijn vrienden en toen was het me te
moede, alsof liet dak me op 't hoofd viel;
ik had geen rust meer noch duur; ik kon
niet slapen en op 't laatst kon ik niet loe
ren ook: ik had heimwee. En nu ben ik
blij; rui ben ik weer bij TT. Ik wil alles doen,
als ik maar niet meer weg hoef. Ik wil bij
U blijven: altijd hier bij U; hier in Rotter
dam
.Ta. goeie Piet. dal is goed gezegd en
lier vau je. dat je bij" mij wilt blijven, maar
dat zal vader niet willen. Je bent nog te
jong om bier in de zaak te komen. Een
kruideniertje van dertien jaar is alleen
goed voor loopjongen, en dat zal niet gaan.
Denk maar eens goed na. wat je worden
wil. Iets moet je* worden. Of loeren of wer
ken! Een van de twee blijft over. En tus
sclien die twee zul je kiezen moeten. Denk
er nu eens goed óver en weet wel wat je
zegt: want vader is bedroefd en erg boos.
En hij heeft gelijk, schoon gelijk! Met
lanterfanten en niksdoen komt men niet
vooruit. Dénk daaraan mijn jongen! En nu
zal ik gaan zien, of de meid hot eten klaar
beeft, want je vader en jij zult zeker wel
honger hebben: na zoo'n reis smaakt een
aardappeltje met een lekker stukje vleeseh
wel, hé Piet?
Dat zou ik meenen moesje! Ik zal'bij
U wel lekker eten en bet zal me smaken
neer en ik zal weer vroolijk worden en flui
ten en zingen als het kanarietje in de kooi.
Goed mijn jongen! Wees blij en
vroolijk en eet naar hartelust. Tk ben ook
blij, dat ik jo weer bij me liebl, al moest
ik eigenlijk boos op je zijn. Hel buis was
zonder jou net uitgestorven: bet was er
zoo leeg: wij misten iet.?. Doch.... vóór
rlles moeten we joiuv geluk en jouw toe
komst op bet oog hebben en alle eigen
belang en eigenliefde op zij zeilen
En nu geen woord meer daar over. Mor
gen zeg je vader wat je wil en dan is alles
weer goed.
Ik zal bij mijn eigen nog eens- goed
le rade gaan en dan zal ik bet zeggen.
Werken wil ik, maar niet leoren.
ak
De moeder zweeg en dacht na. Zij wist
wel beter. Als hij maar eenmaal ondervon
den had, dat bij in andersmans dienst ook
liet „Luilekkerland" niet gevonden had en
dat werken van 's morgens tot 's avonds
ook niet zou meevallen, dan zou eu dat
voelde moeder als bij ingeving hij wel
vragen om naar de kostschool te gaan en
dan zou hi.i de schade van nu wel inhalen.
En do moedor zag goed; zooals wij zullen
zien iiï het verloop van ons verhaal.
(Wordt vcryolgd.)
De slimme Vink.
Een vinkje, zorgeloos en vrij,
Vloog rond in veld en gaard,
En bosch en beemd en weit
't Was de moeite waard.
Zij kende geen verdriet en leed,
En honger ook nocli dorst;
Zij vond do tafel steeds gereed,
Net als een prins of torst.
De vrijheid is 't groolst geluk,
Van 'n vogeltje, hoe klein;
Want mist ie dezen grooten schat,
Dan is zijn vreugde been.'
Ons vinkje dan. ei hoor nu eens.
r 't Gebeurde deze week
Zag in 'n boom, 'n heel vreem ding!
„Waarop dat nu toch leek?"
„Ha!" dacht 't vinkje zorgeloos,
Ik moet eens nader zien.
't Lijkt, 'n nette, groote doos,
Met zaadjes veel, wel tien!
En met zij eet, daar vliegt flap dicht,
het deurtje van die doos,
En zit ons vinkje zónder lichf,
Te kijken, droef en boos.
Zij zit gevangen in de val.
Die Tiet daar beeft gezet.
En nu is zij d'n vrijheid kwijt,
En weg is alle pret.
Daar komt de valsche Piel al aan,
En lacht met grooten mond:
Hij vindt zich zelf 'n heele kraan
En springt van vreugd in 't rond.
't Vinkje is lïeel droef te moe,
En tiereliert geen lied,
Maar peinst slechts om weer Vrij
te zijn:
Te foppen onzen Piel!
„Eureka" roept 't vinkje uit,
„Daar valt 'h middel mé in:
,,'k Log me'neer en hou me dood.
„Dat 's vast, een goed begin.
En Piet kijkt toen heel oven maar,
Naar 't vinkje in de val.
En roept dan uit: „wat zie 'k daar?
„Dat is toch al te mal!"
Hij huilt en snikt en vindt 't naar,
Begrijpt er heel niets van.
Wat heeft ie aan 'n dooie vink,
Die nooit meer fluiten kan?
Hij grijpt ze fluks en werpï ze weg,
Ver weg in 't natte gras
En toen, werd 't vinkje levend, zeg?.
Of Piet beteuterd was!
Daar vliegt ze boven Pietjes hoofd
En tiereliert van pret:
Ze lacht om uit en hem belooft
Ze beterschap, 'k wed.
En Piet gaat heen met Ieege (loos,
Naar huis toe op 'n draf:
En is wis kwaad en heel erg boos:
-En 't vinkje zingt....- tot straf.
Oom Wim.
Ware liefde gaai nooit verloren.
Er was eens een arme, zoo arm dal bij
niets bad om zijn achtste kind te kleeden.
Ook voor de zeven anderen bad hij ternau
wernood het noodige. Op een zekeren dag
hoort bij mot gebroken hart aan, boe zij
hem allen woeneud om brood vragen. Hij
verlaat zijn huis. Zonder te weten, waar-
been, gaat hij aan bet loopen rechP voor
zich uit. Hij loopt een geheel en dag lang
midden door een bosch. Eensklaps, bij het
vallen van den avond, komt hij hij een
roorershol. Do kapitein van de roevers, een
stoere kerel met oen valscli gezicht, boort
eenig gedruisch. Aanstonds verlaat hij de
spelonk en met donderende stem zegt hij:
./Wie zijt gij en wat wilt ge?"
„Mijnbeer." antwoordt do man. terwijl
l ij op zijn knieën valt, „ik ben een onge
lukkige. Ik doe niemand kwaad. Ik ben
mijn huis uitgegaan om mijn arme kin
deren niet le liooren vragen om brood, ter
wijl ik hun niets kan geven."
De kapitein werd getroffen door zulk
ren ramp en gaf hem te eten. Daarop gaf
bij hem een welvoorziene beurs en een
paard en zeide tot hem:
„En nu. ga naar uw huis terug en als
uw achtste kind ter wereld komt. laat mij
hel dau weten: want ik wil zijn peetoom
De bedelaar liet bel zich geen tweemaal
zeggen. Hij ging naar huis terug, zoo te
vreden en opgeruimd, dat bij behoefte ge
voeld.'. om zijn hart eens uit (e storten.
„Wat zullen mijn kinderen gelukkig
zijn", zeide bij.
Toen hij binnenkwam, had God hem liet
achtste kind geschonken. Aanstonds gaat
liij terug naar het roovershol. Hij vertelt
aan dén rooverlioofdman wat er is voorge
vallen. Den volgenden avond, zoo beloofde
deze, zou bij naar de kerk komen, om zijn
woord gestand te doen. Zoo deed hij ook,
en. niet tevreden met hel pas geboren kind
ten doop te houden, gaf hij bet nog een
beurs vol goud bij zijn vertrek.
Eenige, maanden later sterft de kleine
en gaat naar den liemê.1. De H. Petrus, die
bij den poort stond zegt tot hem: „Kom
maar binnen".
„Ik kom er niel in. of mijn peetoom-,moet
meegaan," zegt de kleine.
„En wie is uw peetoom??" vroeg de
Heilige.
„Een rooverlioofdman", sprak bel kind.
„Nu, dan zal ik u binnenlaten, maar uw
peetoom niet", zeide de H. Petrus.
Het kind gaat zitten voor de poort. Droe
vig. met bet hoofd tussclien de handjes,
zat het daar.
De H. Maagd komt voorbij en vraagt
hom: „Wat doet gij daar, mijn kind?"
„Ik kom er niet in zonder mijn peetoom!
En die komt er niet in", roept do H,
Petrus.
„En waarom niet?" vraagt de Moeder
des Heeren.
,,'t Is een roover."
„Ja, dan is het onmogelijk."
De kleine valt neer op zijne beide knieën
en vouwt zijn kleine handen samen. Hij
weende zoozeer, dat dc Moeder van Barm
hartigheid medelijden kreeg met zijn smart.
Zij gaat lieen en komt kort daarna terug
met een gouden beker. Zij geeft hem den
kleine en zegt tot hem: „Ga naar uw peet
oom en zeg tol hem, dat hij dezen beker
vuile met tranen van berouw. Dan alleen
kan hij in den hemel binnengaan, met li.
Neem nu uw zilveren vleugelkens en vlieg
heel netjes naar bom toe.
De roover sliep op een rots met bet ge
weer in de eene, den dolk in de andere
hand. Toen hij wakker werd, zag bij tegen
over zich, op een bundeltje bout 'n schoon
kind zitten.
't Had een wit pakje aan. zilveren vleu
gels, die den grond bestraalden en een
gouden beker in de hand.
De booswicht wrijft zicli de oogen eens,
hij meent le droomen. Doch hel kind zegt
liom: ,,'t Is geen droom, geloof mij; ik ben
uw petekind". En het vertelt hem alles,
wal er is gebeurd.
Onder dit verbaal ging bet hart van den
dief open als een granaatappel. Zijn oogen
veranderden in fonteinen van tranen. Zóó
hevig was zijn smart, zóó levendig zijn be
rouw. dat zij als dolken zijn hart doorsta
ken en dat hij op hetzelfde oogenblik stierf.
Toen nam 't kind den beker boordevol
mede en vloog met de ziel van zijn peetoom
naar den hemel. Beide kwamen er binnen.
God geve dat wij er ook allen eenmaal
worden ontvangen.
Dina Rolirev, 9 jaar.
Wie niet wil hooren, moet voelen.
't Had pas één nacht goed gevroren.
Piet Donkers, een jongen van elf jaar,
vroeg den volgeuden morgen aan zijn va
der of bij mocht ga'an schaatsenrijden. Hij
bad met zijn verjaardag een paar fonkel
nieuwe schaatsen gekregen on hij wou ze
wel eens graag probecren. Maar wat viel
dat tegen, inplaats van toestemming te ge
ven, verbood zijn vader het hem. En hij
bad nog wel vrij dien (lag. Eenigen tijd.
daarna ging vader naar zijn werk. Pas
was bij weg of Piet pakte zijn schaatsen
cd ging er ook van door. Op een eenzamen
weg, ver van zijn buis, bond bij de schaat
sen aan zijn voeten, en ging voorzichtig
hot ijs op. Hij schaatste een eindje en
dacht bij zichzelf: „Ach ja, wat gaat dat
jovel. Maar opeens! wat is dat. krak! krak!
gaat bet en eer dat bij wist wal er gebeur
de was bij reeds door liet ijs gezakt. Help,
help! Hij spartelde mot armen en boenen
en gilde dat 't verschikkelijk was. Een
klein jongetje en oen meisje die 'n eindje
verder op den weg straks hem angstig had
den gadegeslagen kwamen nu ónder luid
hulpgeroep aanloopen. Een boer die juist
naar zijn winterrogge was gaan kijken,
kwam op 't hulpgeroep aanloopen en
bracht met eigen levensgevaar den kleinen
waaghals op bet droge. Hij herkende Piet
aan zijn kleeren, want (le jongen had zijn
bewustzijn verloren. Goddank woonde de
boer niet veraf. Hij wikkelde Piet in zijn
eigen jas en liep toen vlug naar de boerde
rij. De twee kinderen volgden hom op den
\oel. In de boerderij aangekomen vroeg d,
hoer aan ben of zij den dokter wilden waar.
schuwen. De kinderen gingen onmiddellijk
been. Onderwijl trok de boerin Piet clroge
kleeren aan en legde hem op een malraa
dicht bij liet vuur. Nu kwam hij weldra bij.
De boerin gaf hem een kop warme melk,
hij dronk ze gretig uit. Aeli wat deed ken
nel goed. Onderwijl was do doktér binnen
gekomen, hij onderzocht Piet. Deze lial
een zware longontsteking opgedaan. Ru.,1
en warmte zouden hem wel weer licht
maken. Picl's ouders waren onderwijl ook
gewaarschuwd, wat schrokken zij Ion
zij bet lijkbleeke gezicht van hun zoontji
zagen. Lang duurde het eer Piet beter was
Ja 'l was al voorjaar. Door zijn eigen
schuld had hij heel den winter aan gepj
ijsvermaak meer. kunnen deelnemen. Hi,
bad zich zelf gestraf. Want: „Wie niet wi!
hooren, moet voelen." Pigf,
Wie niel hooren wil, moet voelen.
Piet was een ondeugende jongen. Hij
luisterde nergens naar. Op een keer stond
hij boven aan de trap. Moeder was ben?
den. Ze dacht al, wat blijft Piet toch Lm?
veg, bij haalt zeker weer iets uit. Piet
haalde ook wat uit. Maar, wat! Wel, lij
had zijn paardje dat niet erg sterk
een touw om den nek gebopden. Bruintje
moest eerst beneden zijn. Hij bond lid
touw ook boven aan een balk vast. Maai
liet paard viel zoo hard beneden op i!i
gang, dat het kapot ging. Nu hing het touw
slap. Piet wou juist langs het "touw naai
beneden glijden toen moeder kwam kijken
wal or gebeurd was, want ze had Bruto
ije hooren vallen. Ze keek naar Piet. Piel
Piot! riep ze. niet doen jongen. Pas
ga gewoon naar beneden. Piet gleed tod
naar beneden en of zijn moeder al
Piet. schei toch uit, dadelijk val je, ii
luisterde er niet naar. Hij kwam, te vallei
en bezeerde z'n hand. En toen vader lliuu
kwam kreeg hij nog een pak slaag op 3ci
l oop (oo. En Piel is nu ereheel veranderd
Ri'-a Hew.
Wie niet hooien wil, moet maar voelen
Moeder muls leefde met tien kinderlip
in een hoekje van den zolder. Hun vadei
was twee jaar geleden gestorven. De kind*
ren waren nog al tamelijk groot. Moéklei
bad hun op zekeren keer verteld van
groote kat met glinsterende oogen. He
had bun vader ook opgegeten. Zij moclite
r.iet van den zolder afkomen. Allemaa
luisterden ze naar dien raad, behalve Piet
je*- 's Nachts, toen iedereen sliep.
Pietje van den zoldertrap af naar beneden
Daar kwam zij in de kamer, waar de pro
visiekast op een kiertje openstond. Zij gin?
er in snuffelen en bemerkte dat op de
vensle plank een heerlijke tulband si
Zij sprong op den plank en begon er sma
kelijk van te eten. Toen zij zich te good co-
daan had. ging zij weer naar den zolder
terug en begon daar verder den nachl
door te brengen. Den veleenden morgen '1H
zij niets bemerken
Toen de dienstbode 's morgens in 'I'
kast keek. zag zij dat er van (le tulband
een stuk af was. Dat moest vast een mui*
gedaan hebben. De kat werd geroepen
móest 's. nachts bij de kast de wacht bon
den. 's Avonds ging Pietje weer naar do
provisiekast. Maar pas bad zij de den!
geopend of de kat sprong op haar toe. Zij
werd vau kop tol staart opgepeuzeld. Toe"
de moeder 's morgens bemerkte dat Pieti'
er niel was ging zij overal zoeken. Zij zoeli'
(lag en nacht naar haar kind. Eindelij!
vond zij haar in den gang van het hui'
liggen, 's Morgens vertelde zij aan al !i»e
kinderen liet droevige ongeluk. Aliened
beloofden zij niet ongehoorzaam te zijn. F"
alle negen muizekindertjes hielden woord
Dina Rohrey.
Wie weet dit?
In welke plaats van Noord-Holland
hebben de menschen nooit genoeg?
Antwoord: In Opmeer.
Allerlei.
L
Kleine Hans zag voor bet c-erst van*®
leven een slang van een klein soort. IE
ma! riep bij uit: Daar kwispelt een sta®1*
en er zit geen bond aan.
II.
G rooi moe, ik ben gisteren gevalle®"
ik bleef aclit uur bewusteloos.
Zoo Piet, ik schrik £i' van, waar v®
je dan?
Ik viel in slaap. Grootmoe!
Anlhonia Slravrt-
steilen 31,