I KALENDER "DER WEEK I Li N. B. Als niet anders wórdt aangegeven, beeft in deze week iedere Mis Gloria, jnist Credo en heeft de gewone Prefatie. ZONDAG, 9 Augustus. Tiende Zon dag n a Pinksteren. Mis: Cu m C1 a m a r e m. 2g gebed v. d. Overbren ging van de H. Bavo, 3e v. d. H. Romaans. Credo. Prefatie v. d. Allerheiligste Drie eenheid. Kleur: G r o e n. Wat wij hebben danken wij niet, zooals de akelig trotsche Pharizeër meent, (Evan gelie) aan ons zeiven, maar aan den éénen God alle eer en glorie (Alleluja-vers).. Ons passen de nederige gevoelens van den tol lenaar. In het bewustzijn onzer schuld, doeb het hart vertrouw vol tot God verhe ven, moeten wij ons H. Offer brengen (Offertorium). Want dan alleen verwerven wij ons Gods barmhartigheid; maken wij ons deolgenoolon van de hemelsche goede ren (Gebed); geven wij glorie aan Gods H. Kaam (stilgebed) en maken wij ons offer lot een offer van gerechtigheid, dat God van ons zal aannemen (Communio). Als do. tollenaar gaan wij dan gerechtvaar digd naar huis en God zal de afgebeden hulp (Graduale en Postcommunio), welke wij iederen dag noodig hebben, ons niet onthouden. MAANDAG, 10 Augustus. M i s v. d. H. Lauren tins, Diaken en Martelaar: Gonfessio. Kleur: Rood. Tot Paus Sixtus II, op weg naar de ïoartelplaats, sprak de diaken Laurentius: „Waar gaat gij heen, Vader, zonder Uwen zoon? Waar snelt gij heen, heilige pries ter, zonder uwen dienaar?" De H. Sixtus antwoordde: „Ik verlaat U niet, mijn zoon; U wacht nog grooteren strijd voor het ge- Jeof in Christus. Na drie dagen zult gij, de leviet, mij, den priester, volgen". Vandaag vieren wij de vervulilng van dit woord. Laurentius is levend geroos terd. Door zijn wonderlijke standvastig heid bekeerde hij den H. Romaiius, van wien gisteren de gedachtenis is gevierd. DBNSDAG, 11 Augustus. M i s v. d. H.H. Tibur t i us en Susanna, Martelaren: Salus autem, 2e gebed A. Qunctis, 3e -naar keuze v. d. priester. Kleur: Rood. Tibnrtius, door den H. Sebastianus tot bet H. Geloof bekeerd, werd daarom aan geklaagd en veroordeeld om blootsvoets te Joopen over gloeiende kooien. Zich tee ke lend met het teeken des Kruises liep Ti- Lurtius er over, zonder bet minste letsel. Later werd hij onthoofd. "Susanna werd in haar eigen huis ge dood, omdat zij weigerde in het huwelijk te treden met den zoon van Keizer Diocletianus. WOENSDAG 12 Augustus. Mis v. d. H. Clara, Maagd. Dilexisti. Kleur: Wit. De H. Clara, evenals de H. Franciscus, te Assisië geboren, besloot, diep bewogen door de woorden van den H. Franciscus ever de vergankelijkheid van de goederen dezer wereld en de noodzakelijkheid de eeuwige goederen des hemels te verwerven, de wereld te verlaten. Op achttien-jarigen leeftijd verliet zij het ouderlijk huis, ging naar het klooster van de H. Maria te Portiuncula en legde hare kostbare kleede ren af, liet zich het hoofdhaar afsnijden door den H. Franciscus en ontving tot boetekleed een grove pij. Van dien lijd af dagteekent de instelling van de orde van den H. Franciscus, de orde van den tweeden regel genaamd of de orde dei- Clarissen. Omdat de orde zich zoo spel uitbreidde besloot de H. Franciscus een Algemoene Overste of Abdis aan te stellen. Boewei Clara liever wilde gehoorzamen dan gebieden, nam zij toch uit gehoor zaamheid aan den H. Franciscus, het be stuur der nieuwe kloosterfamilie op zich. Tot aan haren dood, 42 jaren lang was zij Abdis; zij stierf 11 Augustus 1153. Reeds in 1255 werd de bulle harer heiligverkla ring uitgevaardigd. DONDERDAG, 13 Augustus. Mis v. d. B. W i g b e r t u s, Belijder. Os Justi. 2e gebed v. d. H.H. Hyppoïytus en Gassianus, Martelaren, 3e A. Cunctis. Kleur: W i t. VRIJDAG, 14 Augustus. Vigiliedag y a a M a r i a's ten Hemelopne ming. Geboden Vasten en Onthoudings dag. Mis v. d. H. Werenfridus, Belijder; Justus uit Palma. (Zie in het Eigen der Heiligen van het Bisdom van Haarlem). 2e gebed v. d. Vigilie, 3e v. d H. Eusebius. Sleur: W i t. -Ook is geoorloofd de H. Mis v. d. V i- gilie: Vultiun tmim. Geen Gloria. 2e ge bed v. d. H. Werenfridus, 3e v. d. H. Euse- bius. Kleur: Paars. "De H. Werenfridus woonde te Wervers- boef (Werenfridus-hoeve) in Noord-Hol land en te Eist (in de Betuwe), waar hij het geloof verkondigde, evenals te Wester voort, alwaar hij overleed. Men wilde hem daar ook begraven, maar de bewoners van Eist berustten daar niet in, omdat Weren fridus had verlangd te Eist begraven te worden. Om de kwestie op te lossen plaat ste men het lijk in een boot, welke men drijven liet. Stroomopwaarts dreef de boot naar den oever van Eist. ZATERDAG, 15 Augustus. Feestdag van Mar i a's ten Hemelopne ming. Te v i een als Zondag. Mis: Gaudeam u s. Credo. Prefatie van de Allerheiligste Maagd. (Invullen: En U om de (en Hemelopneming). Kleur: W i t. Maria is opgenomen ten Hemel; de En gelen verheugen zich en 'lofprijzend zege- Ben zij den Heer! Trek ons, O allerheiligste Maagd; mogen wij toch na U komen en wandelen in den geur uwer deugden! Efcse. ALB. M KOK, Pr. Zuid-Amerika. Op een (lag kreeg ik een hitnoodiging, een grooten farmer te be keken. Ik kwam en hij vroeg me, of ik 'hel beste paard uit zijn stoeterij wou uit zoeken en meenemen. Ik dacht, dat hij 't Biet meende, een uur lang moest bij rede- •eeren, vóór ik begreep, dat bet werkelijk was en dat hij or op stond, -dat ik zijn beste paard zou nemen. Zulke bewon deraars vindt men niet eiken dag) De rij school der cavalerie van Argentinië bood mij een plaats als leeraar aan, maar ik dankte, ik blijf bij het circus. En nu will u mij wel verontschuldigen, C J. Maks (de bekende circusschilder) wacht op mij oan mij te schilderen). Mr. Ryan, de vader van Burke (Rvan en Burke, de on geloof elijke behendige rek- w er kers)' heeft geen praatgrage natuur. Hij zat stil voor zich uit te staren en zoo nu en dan liet hij een woordje los. Well, I'm born in the business. ik was in alle groote circussenik heb mijn armen, mijn polsen, mijn vingers, mijn beenen, mijn ribben, mijn sleutelbeen gebroken.... de dokter werd tenslotte zóó njdig.„wat heb ik er aan jou te genezen? Je breekt 't tóch maar weer!"... Maar ach je houdt van je vak, omdat 't nu eenmaal je leven is.het is maar een kwestie van in training blijven.... ik ben nu 56 jaar ik ben ook opgetreden met hel circus Parish voor de Spaansehe koninklijke familie. Koning Alfons heeft me zelf gecomplimenteerd. Mr. Bradburvy stond in den stal, met Lizzy de olifant. Lizzy moest leeren op een tobbe slaan. Dezen morgen deed ze het voor de vierde maal. Brav, I.izzv, brav! Lizzy is verschrikkelijk sentimenteel Zoo gauw zij geprezen wordt, wordt 't haar te machtig en geeft ze aqua. Groote licha men herbergen soms teedere harten. Mr. Bradburry was al gauw klaar voor een interview. Bij was van geslacht op ge slacht uit de circuswereld. Zijn groot ouders van vaderskant hadden een circus. Zijn grootouders van moederskant beza ten het groote Russische circus Sa le mon skv. Ik zelf word a.s. 15 Aug. 55 jaar. Ik ben altijd een temmer van groote dieren geweest. Hier treed ik op met kameelen, zebra's, olifanten en een lama. Ieder dier heeft een eigen karakter. Niet de directeur, maar het dier is mijn broodheer. Naar liet dier gaat dus mijn grootste belangstelling en liefde uit. AVeel u, wat ons verschrikke lijk veel kwaad gedaan heeft? Dat boek van Jack London! Zeker, Jack London heeft aan héél veel wantoestanden een ein de gemaakt. Maar hij beeft alles over één kam geschoren en ontkent, dat er héél veel temmers en dresseurs zijn, die nooit 'n dier slaan, die enkel en alleen met liefde en ge-» d uldkunnen bereiken, wat het publiek te zien krijgt. Ik voel mij heek-maal geen die rentemmer, maar een professor voor oen klas. 't Eene beest is begaafder, dan :t an der. Vaak werden me andere betrekkingen aangeboden, maar ik sterf voor m'n vak. Ik heb de werkelijke beroepseer, die op komt voor de dieren, de directie, de colle ga's en het publiek! Ik kom, tijdens de voorstelling, niet langer dan twintig mi nuten in de arena. Maar daarvoor ben ik dag en nacht, trouw en toegewijd in <ïe weer. Mons. Ryss, de onbeschrijfelijk handige goochelaar, kwam nu naast, me zitten. Clown Belling oefende in do arena rnet zijn muilezel. Artisten, die' vrij waren, vermeidenzich met .de' loopoefeuingen van hun kindje, het groote circus was een en al huiselijkheid Mons Ryss is geboortig uit Dordogne. Hij is voor de derde maal in iHoüand en houdt van het Nederlandsche publiek, om (lat het aardig, correct en beleefd is. Hij is niet uit een circusgeslacht. Zijn vader was boekdrukker en hij ra,eest bij een schrïjwerker in de leer Maar bij had op de kermis Robcrt-Houdin, den grooten Franschen goochelaar gezien en hij wou en hij zou dat worden. En bij werd het. Zijn „Kastelein des Duivels" is een onbe grijpelijk raadsel. Maar vanavond en morgenmiddag heeft hij weer wat nieuws Dan gaat hij geboeid in bet wa'or en zal onder water in brand vliegen! Hij is nu dertig jaar in 't vak en het verveelt hem nooit, om de illuzie der wonderen. Heeft heel Europa gezien efi trad op voor wijlen koning Leopold, Félix Faure, Loubet, Sar- reaut. én in Biarritz privé voor koning Al pbons. Bij Hagenbeek roemt bij de groote collegialiteit. Was u ook in den oorlog? Maïs je suis Francais, j'ai deux foi fiat mon Verdun! Ryss verdween, brahht me een glas Chartreuse, het eigen brouwsel, dat uitste kend smaakt Een zeehond speelde met een grooten kaatsbal en kon er niet ge noeg vaD krijgen. Een neger oefende sal to's. Herr Ankner, te paard, poseert inden uitgang voor C. I. Meks. Lily Strepetow vraagt 't woord. Het eer ste wat zij, rai't grooten trots zegt, is: Ge boren im StaJl! Haar ouders hadden een groot Sibe risch circus, het grootste van Azië. Zij groeide op, te midden van steppenpaavden Op 'n dag sloeg zij op ho). Het razende beest snelde de tent uit, die aan den rand van Ukutsk opgeslagen was en voerde zijn bereidster in de wildernis. Haar ouders zochten haar zes dagen lang. Het doode paard vonden ze. Zij zelf werd midden in het woud door Mongolen verpleegd. Toen zij genezen was, nam zij het werk weer op Zag heel Siberië en Japan. In 1912 gaf zij een groote voorstelling in Mantsjoerije voor de heele Tsarenfamilie. De Tsaar complimen(eerde haar persoonlijk en gaf haar een broche met briljanten en robijrien Nog steeds bewaart zij dit geschenk. Toen zij bij Schumann in Berlijn was, brak de oorlog uit. De paarden werden gerequi- reerd en zij werd bijna drie jaar lang ge ïnterneerd. Eindelijk wist zij naar Zweden te vluchten en kwam bij het ciccus Orlan do. Daar kreeg zij het beste paard van stal en trainde het en haarzelf, want tij dens de in tempering verloor zij alle ge oefendheid in drie daggen. Toen zij in Stokckholm de oudp bekende stallucht weer rook, werd zij wild van ge luk. Het circus Orlando bood baar een con tract van twee jaar. Dat is een groote zeld zaamheid. Daarna kwam zij bij Schumann in Kopenhagen. In 1918 ging zij naar Hetsingfors, maar heel Finland was in op roer en zij vluchtte met één paard. Daar zij dit paard niet over de grens moeht ne- ■aen, hield zij zich volle drie dagen schuil in ren hosch, totdat 't baar gelulde naar Stockholm te komen. De oorlog had het circus barer ouders uiteen geslagen, maar ook is zij sindsdien het spoor der ouders zélf verloren. Nu be zit zij weer twee paarden: Tscherkess en Cossak. Holland bevalt haar zeer; hef zijn hier aangename menschen. Toen kwam do beurt aan Clown Belling. Zijn grootvader had een circus en was de beroemde Frederick Belling. Zijn vader, Tom Belling was de uitvinder van August de Domme. Clown Belling trad al op van zijn 9e jaar. Achtereenvolgens was hij jongleur te paard, jockey, voltigeur, pan- tomimist, trampolinspringer, dresseur van honden en muilezels altijd komisch. Van vader op zoon zijn we altijd clowns. Is uw zoon ook clown? Ik heb geen zoon. Maar mijn broer Clemens in Amerika beeft er drie. Twee van hen zijn goede kinderen. Maar de derde. Deugde de derde zoon niet? Hij heeft geen clown willen worden! Hij is decoratieschilder. Mijn broer heeft er veel verdict van! Clown Belling bcheerschtzeven talen. Kent Rusland, Engeland, Amerika, Ita lië, Frankrijk, Duitschlaid, Spanje en Por tugal. Van Holland houdt hij veel: het is er 2oo zindelijk, zuiver en rein. Hij is eens met een circus naar Sovjet Rusland ge weest, daar hebben ze toen erg honger ge leden. In Kopenhagen is hij bijna doodge schoten. Hij liep 's avonds met zijn vrouw op straat, toen oen dame haar revolver op hom leegschoot. Zij meenden haar (on trouwen) echtegenoot te zien. De 3 Ajax zijn Hongaren. Door den oor log werkloos geworden electriciens, drie vrienden, die zich dag aan dag -oefenden, tot zij „Zahn und Kraft Equilibristen" werden Met het circus Beketow gingen zij naar Athene Dat was een hel. Dag en nacht uitputtende hitte. En als je inkoopen deed in de stad. Ajax vroeg -boter. De winkelier knikte van ja. Ajax bleef wachten. Er kwam niets. Zoo ging het in vele winkels. Eindelijk kwamen winkels, waarin men van neen schudde. Ajax ging weg. De winkelier keek ver baasd. Ajax kwam zonder-boter thuis. In Athe ne zijn ja en nee net andersom. Toe- en afwenken óók. Hij is ook in Egypt? geweest, in Alexan drië en Cairo. Daar is bet mooi. Carl Kühlmorgen is de aanvoerder der 9 Lias. Dat zijn 3 broers, 2 zusters 4 vrien den. In 1921 waren zjj de eerste Duilsehe troep in Parijs. Tijdens den oorlog waren ze in Rusland en werden daar-geïnterneerd Zi.i kennen heel Europa en half Afrika Volgens hun zeggen, geven zij het hoogste v/at in de acrobatie gepresteerd kan wor den. Na den oorlog traden zij ook op in hol Ie én 2e sovjet-staatscircus. Zij zijn fa natieke watersportlui en hebben een pracb tig eigen zeiljacht. Zij houden van Bol land, omdat er zooveel water is. En: *t is er rustig en- ordelijk. Zoo-.ls Mr. Bryan de man is van de gebruker armen en boenoD, zijn zij de troep der orrlveilingen, verstui kingen en der gescheurde spieren. Never mind! Zij stammen uit een oude circus-fa milie en houden van hel beroep. Uitoenloopend en -overeenkomstig al deze verhalen. Zij toonen allemaal karak ter en dat neemt altijd inJ „N. C-rt." DE SCHOLLETJES. Het toeval w ide, dal zij dol veel van visch hield, gebakken, wel te verstaan, en dan: zeovisch. Dalzelfde zegenrijke loeval bracht voort, dat hij verzot was op visschen, en deze sport dan ook ijverig beoefende. En, toeval li gsfe van alle toevallen! Hij had een afkeer van hel hengelen in sloolen en vaarten, en wierp sleeds z'n angel uit in zee. Hij 'was rentenier. Een ander had voor hem de schaapkens pp liet droge gebracht: een oom, die heel z'n bezige leven had gesleten tc midden van boter en kaas. moest, toen hij den han del er aan meende te ge\en. om zijn 'natste levensdagen te hefteden met het opmaken vnn d enorme rente van z'n kapitaal, zeer tegen z'n zin liet lijdelijke met het eeuwige verwisselen. Zijn neef. Rcinier Jansen, eenigé bloedverwant en erfgenaam, weende bitlere tranen. Daar het echter niet zeker is. dat hij op weg naar het sterfhuis wer kelijk te veel aan Bacchus geofferd had, kunnen het evengoed krokodillen- a's je- nevortranen geweest zijn. Wat er zij, Jansen maakte een pracht promo lie* Hij bracht hel verder dan de referen daris van het departement, waar hij als eerzaam klerkje zijn t jrl zoekt trachtte te bi ML-en. Deze toch moesf zich var? lijd tal tijd de moeile getroosten, zijn departement met een bezoek lo voroeren; Jansen zag daar geheel van af: h j verzocht en ver kreeg eervol ontslag uit zijn bei rekking „onder dankbetuiging voor de bewezen diensten". Jansen was oen „joviale kaerel". Dal zeiden alle klerken van zijn voormalige afdeeling. Hij had dan ook veel vrienden Maar lioen hij een maal rustend burger was, vond hij, dat hij het in de keuze van zijn kennissen ietwat hoogerop moest zoe ken. En aan zijn stamtafel in ,.De Kroon" vond hij, wat zijn hart begeerde: Een jongeling van veertig, die het ijverig bij elkaar gebrachte geld van z'n vader poogde op te maken, wat hem maar ten deele ge lukte. daar er ten eerste een aanzienlijke hoeveelheid was, en len tweede zijn a-pi- raties niet hoogor gingen dan 's avonds in „de Kroon" de heele .zaal op ,een rondje Ie onthalen. David Rijkens was a's geknipt voor Jansen. Hij hield namelijk van hengelen, maaralleen in zee! Dies togen de spoi (broeders er meer malen gezameljk op uit.... zonder tot op heden ook maar één visch je thuis te „Rein!.Rein!Rein dan toch!!!" Ken flinke por in z'n lenden zette kracht bij aan dit geroep. „Ja, waf is d'r?" ,,'f Is vier uur!" „Zoo? Blij toe. Zullen hopen dat 'I nog later wordt." „Maar Rein dan toch! Je zou gaan vis schen met Rijkensl" „O ja? Nou, als hij liever alleen gaal, ik heb d'r niks op tegen." „Wie zegt je nou, dat ie liever alleen gaat? Toe schiet nou op! Dadelijk is ie bier, en dan moet ie weer wachten... Maar Rein!Hoe heb ik 't nou!" Rein scheen het in MoTpheus' armen veiliger te .vinden dan aan den zeekant. Een nieuwe por was noodig, hem weer lot de werkelijkheid te brengen. „Au mensch! Waar is dat toch altijd voor noodig! Je breek! me m'n ruggegraaf nog 'ns!" „Dan ga je maar in een wagentje, langs de deur als „een ongelukkige rentenier) die z'n ruggegraat gebroken heeft! Als je dan nou maar opstaat! Zie je, daar heb jt 't! Daar is Rijkens! Nou kan die natuurlijk weer een uur op je wachten!" Inderdaad verkondde de bel met een verontwaardigd tingelen, dal er iemand dc heele straat wenschle wakier te maken Jansen kioop brommend van onder de warme dekens vandaan. „Zeg, dat moet je 'm toch eens verte1- len, dat ie niet zoo hard: bellen moet", klaagde z'n ega. ..Re buren sproken d'r schande van." „Maling aan de buren!" bromde hij „Zeg me maar liever, waar m'n sokken zijn!" „Zou je je pantoffels maar niet even aantrekken en opendoen, anders belt ie nog eens." ..Maar ik kan loch niet zoo, in m'n..." „Tu k dan je jas aan!" ..Die is toch te kort! Dan ze je loch nog „Goeie hemel! Wat zijn die mannen toch onhandig! Trek vlan eerst je pan talon aan!" „Waar is dat dekselse lie ding dan? Ileb jij natuurlijk weer verlegd T i n gel i ngeli ngelin gcli ng ..Heer in den hemel! Schiet toch op! Dadelijk denken ze nog, dat er brand is!" „Kom d*ï dau uit en" help me zoeken! Dal ligt maar in bed te cominaudecicn Nijdig stond ze op. ..Jij kunt ook nooit wat vinden! Hoe vaak zeg ik je niet, vouw 'm op en leg 'm op je stoel, dan komt ie ook niet mei kreukels en loop je len minste niet voor schandaal over straal." Dat doe ik toch altijd? Ik vouw 'm al tijd op.' „Zeg, hoe heb ik \i nou?, Laat je mij nou alleen zoeken?Dat gaal daar maar kalm dr bij zitten Sla 'ns op van dien stoelDacht jk 't niet?!Daar is me die suflert er waarachtig op gaar: zitten! Hu r!Gauw nou maar!" Een oogenbük later stond Rijkens n dc voorkamer. Alle duivels! Wal aal je'me wachten, zeg!" ...Jij gnnl 'n mensch nog niets een den tijd om uit bed te komen! Met je geluil" „Schiet nou maar op, want 't is al ball vijf!" „Een oogenblikjci geduld. Ik ben zoo klaar." „Pak je d'r maar goed in, want 'l is frisehjes!" „Zeg, je hebt toch zeker „En of!" Rijkens klopte op z'n binnen zak. „Een heele flesch!' „SM Stil toch! Denk om m'n vrouw!" Een uurlje. laler waren ze aan 't strand, 't Was al lang en breed licht. „Toch nog koud, zeg!" huiverde Jan sen. „Zullen we maar eerst niet..." „Ik ben 't roerend met je eens! Een good begin is 't halve werk." Rijkens diepte een glaasje zonder voel uit een van z'n zakken op, en daarna kwam de flesch voor den dag. Jansen smakte met de lippen. „Hè, hè. Dat verwarmt je door e.n door!" „Zeg dat wel. Zullen we d'r nog maar niet eentje". „Welja!" laeiile Jansen. „D'r zit nog ge noeg onder de kurk„ is 't niet?" „Man, je staat versteld, hoeveel glaas jes d'r uit die flesch gaanl En toch ge makkelijk, zo» plaü" ..MaarehZouden we niet 'ns „Ja, wacht even! Ik ook nog eentjel Ziezoo. De visch moet toeh eerst zwem men, voor we ze kunnen vangen?" Ten laatste stonden ze op een golfbreker, geduldig to wachten, tot er een vischje wilde bijten. Maar of deze hei nog te vroeg vi nden voor '1 ontbijt, of «lat ze wielen, dal hel de beide vrienden waren, die op hen loerden, ze vertikten het, «jm toe te huppen „Jonge jonge! Wat duurt da' lang!'* zuchtte Ju; -en. ,.Heb j-j al beo!, Rijkens?"' „Ik? Welnee! 't Is wel belabberd zeg als je daar zoo'n lijd Maat tc wachten „Jk word er ten minste «lijf van Hoe deuk je d'r over, kameraad, zullen we nog maar niel 'ns..." „Da's goed! Ecu mensch moet toch wal d«/en voor tijdverdrijf," Dc flesch kwam weer voor den dag Dan gingen ze weer ssclien", Zoo j>-> --«•«•£■ den twee yur onoer aangename afwisse ling. „Zouden we nou maar nel 'ns gaan rusten?" sieide Rijkens voor. „Goed. Mijn beencD worden, ten m;nMe aardig stijf. Laien we maar naar 't strand gaan." „Maar eerst nog 'n verwarming! An ders kom ik niet in bewoging." Even later Magen ze langnil in 't zand. De flesch, die ai aardig wal lichter gewor den was, werd voor 't gemak maar niet meer weggeborgen. Ondanks de mislukte vischvangsl vod den beide vrienden zi li vtooiijk ge si eind. Rijkens. de ongetrouwde, werd zelfe poë tisch ..Wal een geno? fe Fe! focS, too vroeg aan hel strand! Vooral als *1 'Bonnetje zoo lekker schijnt. Kijk »ne trof een schift»* ring op' 't waterl" Jansen keek 'm 'n weinig verbaasd aan. De zon zat sinds een kwartier schuil achter dikke wolken! „Zog! M'n beste vriend Ben Je niet een beetjeIk zie heclemaal geen zonne- schijn!" - j „Wat kan jij slecht tegen een glaasje, zeg! Je blik is al heelemaal bencveldl" „Noen maar! Ik eleoht er tegen kunnen? Wedden dat ik die heele flesch Maar Rijkens greep de «itgésloken hand. „Nee! Nee! Ben je bevroren?! Je mocht t' 'us winnen! Dau Weef d'r voor mij niks overl" „Nou, laten we dan broederlijk dcelen." „Kalmpjes aau Jansou! Nog ééntje, en dan gaan we weer visschen, hoor!" „Natuurlijk! Maar niet zoo schielijk opa staan! Da's nooit goed voor je maag." Zoo bicven ze nog een half uurtje ligcon slechts af en toe even oprijzend, om nog 'ns „broeder ijk" te deelen. „Wat maakt die ochtendlucht je slape rig, hè!'kwam het droomerig van Rij kens' lippen. Hij kreeg geen anlwoonl. Verbaasd zag hij naar z'n vriend Die lag in oen zoe'e sluimering. „Hé! Zeg!" porde hij 'm op. ..Noem je dat vissehen?" „Wal? O!.JawolLaat ie nog maar even wachten Die kerel staal al tijd te luien of d'r brand is „Heila! Word 'ns wakker! Waar raas kal je nou over?!AVe moeten gaan vis schen!" ,,Ja! IIou je maar kalm! Ik moet 'm toch eerst opzoekon!Laat ie dun maar alleen gaan!" Rijkens keek een uogcnbhk verbaasd naar z'n sportbroed. r Toen gaf hij 'm een zet, dat hij omrolde, my! z'n neus in 't zand. Proestend ontwaakte hij. ,He)a! Wat lig jij te slaan! Je sliep ge loot ik, is 't niet? 'I Is maar goed, dal je niet getrouwd bent, anders sloeg je jio vrouw bont en blauw!" ,.lk slapen! Ik ben klaar wakker!" ver ontwaardigde Rijkens. ,.lk zit al een uur tegen je te pree ken, maar je wilt niet wakker worden." „Ga nou door! Als ik m'n nogen dicht doe, d«-nk jij maar Ui roet dat ik slaap Maai oh ik heb zoo'n akeligensm :.ik m n mond D»1 Cooyraans is toch wel goed?" „Die Cooymans? Uitstekend! Maai .als je liever wat anders hebt Eu uil een van z'n onmetelijke binnen zakken kwam een andere flesch, van ie s kleiner formaat, te voorschijn. „Ouwe klare! Hoe vind ji zoo icU?" „Kerel! Jij denkt toch overal aan! Voor uit. laat proeven" Natuurlijk was ven glaasje daartoe niet voldoende, en een derde wie noodig, om dcu smaak te bewaren. „Zeg. Rijkens!... Rijkens Daar slaapt me die vent waarachtig al weer... Hei! „Ja, wat is d'r?F* „O, je wordt nou ten min Mc vlugger waker. Hoeveel visch hebben we al?- „Visch?!Visch?!...* Niet dal ik weet „Goeie genade!" riep Jansen plotseling uit. ,,'t is al half een! We moeten naar huis!" „Naar huis?.... En de visch dan?" „Tja!...' Jansen krabde zich beden kelijk achler 'i oor. „Zonder \i*ob duif ik dezen keer niet thuis te komen Dan zwaait er wat!..." „Laten we eerst nog maar 'nsVind je niet?... Dat heldert je geest op „Natuur ijk! Woont er nog? „Nou 't-lö haast op Maar een stuk of twee zullen we d'r nog wel uitkrijgen." Rijkens keek bedachtzaam naar Jansen, terwijl deze de laatste ouwe klare naar binnen wipte. „Zeg, daar krijg ik 'n idee! 't Is voor jou natuurlijk beroerd oin zonder viSch thuis te komen. Als we "ns naar een viscn- winkel gingen..." Jansen scholen de tranen n «le oo.en. „Rijkens! M'n beste vriend! Als ik jou niet had!" „Jansen! Ik weet dal ik wederkeorig op jou kan rekenen! We zijn elkaar trouw 'ut in den dood". Ontroerd drukten de vrienden elkaar de hand. Toen kwamen ze moeizaam over eind. „Wat word je toch moe van dat vis schen, hèV meende%Jaiiscn. ..Ik kan haast niet meer op m'n beenen staan." „En hceren, wat zal 't w» /.on - De ni:i- kelier kwam bandenwr jvend i aar voren. ..Een paar lekkere sclmlleijes. Vind ,o niet, Jansen?" ..Ja, maar goed vet!'' De winke'ïer kende z'n Pappenheimers. „Wil'en de hceren Ok zal ik ze in pakken?'' „Waltl.i f? Inpakken alu. iijk; Of ncoDoe ze maar zoo in m'n bun... Neem jij d'r ook 'n paar, Rijken-." De ischkonpman keek hef tweetal huogs-t verbaasd aan. Toen haalde hij de schou ders op. „Zona - II w;|! Maar ral ik er ten minste met een papiertje..." ..Ben je mal. -kerel! Habatia! Vsch in con papiertje! Hahaha!!a Hoofd,ehuddend k «k hij het zwaaiende tweetal na. ..Die hebben d'r al vroeg Ljc.vun! E«':i uur, en nou al in de olie!'' niompc'dc bij. „Kijk 'ns vrouwtje! Nou hebben we 'us wal gevangen! Neem dc bunnetjes maar mee mar de keuken. Rijken-, jij blijft ze ker «*ten. hè? Je hebt 'l wel verdiend Een bi'Witjt wout den maaltijd?" Als een fuiie kwam ze even later bin- i nenstorim n.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 11