kalender "der week _r1 jj Als niet anders wordt aangegeven in deze weck ieder H. Mis Gloria, fredo en heeft de gewone Prefatie. ONDAG. 12 Juli. Zesde Zondag pinksteren. Mis: Dominus, v. d. II. Joannes Gualberlus, 3e v. g H. Nabor en Felix, Martelaren' li Prefatie v. d. Allerheiligste Drieëen Kleur: Groen. In geconsacreerde j Mis als boven: maar 3e gebed van Octaaf v. Kerkwijding, 4. v. d. H. H. «r en Felix, Martelaren. Ij ons heilig doopsel is in ons gestor te oude, zondige mensch, d.w.z. de Kand van zonde hield op in ons; wij jngen een nieuw leven, nl. het leven p-nade, wij werden kinderen van God. jevolglrekking is: Dan ook als kiiulc- n God leven voor God in gemeen- met Jesus Christus, onzen Heer. yell Leven voor God is: Met al onze jogens en krachten Zijne heilige gebo- joderhouden. Dat kost moeite, dikwijls offers. "Want wel ontvingen wij bij H. Doopsel de heiligmakonde genade doch niet de voorrechten van den ten levensstaat; ouze wil blijft ten [Jo geneigd. Doch de Heer is onze [hl en onze toevlucht. Daarom roepen tct Hem om liefde in onze harten, om irdine in den dienst van God. Hij ons helpen tegen onze vijanden, (In- c. Gebed; Graduale; Alleluja-vers), renal; aan de menigte, die Hem te volgde, geeft Hij ook ons, die Hom graag willen volgen in Zijne levens- j, in Zijne kinderlijke gehoorzaamheid don H "Wil van Zijnen en onzen Va- een voedsel nl. de H. Eucharistie ingelie). Dat maakt ons kraehtig en om voortdurend te ga^ op de we- des Heeren, d.w.z. om steeds Zijne hei en te onderhouden. (Offertorium, tornmunio). De H. Eucharistie als ons en onze Spijze, zal ons mei. Christus enigen voor altijd in den hemel, om ecu eeuwig danklied te zingen voor Heer (Communio). lAAfJDAG, 13 Juli. Mis v d. II icletus, Paus en Martelaar. Sacer- Dei. 2. gebed A Cunctis, 3 naar keu don priester Kleur: Rood. geconsan-eerde Kei ken: Octaafdag Kerkwijdingsfeest. Mis Terribilis, 2 v. d H Anacletus. Credo. Kleur: 1 Huis is eer-' Huis des gobeds, zegt loereu een ieder, die in mijn Huis gl verkrijgt, wie zoekt vindt en aan klopt zal worden opengedaan. (Kerkc- Getijden). NSDAG, 14 Juli. M i s v. d H Ma r- linus, Belijder. Os Justi Zie in het der Heiligen van hel Bisdom Haar- 2 gebed v. d. H. Bonavenlura. Cre- Kleur: Wit. H Marcellinus arbeidde met den H. inus in Óverijsel aan de verspreiding het H Evangelie onder onze heiden- voorouders 0EIMSDA6, 15 Juli. Mis v. d H. aricus, Keizer. Os Justi, 2 géhed A tlis 3 naar keuze van den priester. Wit. Henricus. eerst Hertog van Beie- lafer koning van Duitschland en deu Paus tof Keizer gekroond werd Ï2 te Bamberg geboren en vanaf zijn opgevoed door den H. Wolfgang, :hop van Regensburg Zi.in" reehtvaar- rid, zachtmoedigheid, godsvrucht en lid blongen uit in zijn bestuur. Hij erde zich om Gods eer en de uitbrei de H. Kerk te verzekeren, den zijn rijk te bevestigen en zijn volk ikig te maken. Behalve met koninklij- staatkundige begaafdheden, welke lot een bekwaam vorst maakten, was k gesierd met die deugden. welke hem geplaatst in de rij der Heiligen! f op zijn kasteel te Grone den 14on 1024, 52 jaren oud, na een regeering 82 jaren. ONDERDAG. 16 Juli. G e d a c h t e- t a n O. L. Vvnnwv. d Berg Ga r- Mis: G a u d e a m u s. Credo. Prefa- d. H. Maagd (invullen: En U om de Atenis). Kleur: Wit. feestdag is ingesteld tot een ge dag van de verschijning v. d. II Maagd ia aan den H. Simon Stock. Generaal Orde der Carmeïieten, den 16 Juli Omgeven van Engelen verscheen met het scapulier der Carmelorde hand. zeggende: Ontvang mijn diev- zoon, dit scapulier Uwer Orde, als Üvrei mijner broederschap, 't Is het he wn het voorrecht, dat Ik voor U en al de kinderen van den Carmel ver- 'D heb. Wie in dit kleed sterft, zal bt eeuwig vuur bevrijd blijven, liet is token van zaligheid, een behoedmid- gevaren, een onderpand van vrede eeuwig verhond.Deze heerlijke 'lp geldt allen, die in het broederschap 'Scapulier zijn opgenomen. ,R|JDAG. 17 Juli. Mis v: d H. iius. Belijder, Os Justi. 2 gebed A 3 naar keuze van den priester. TV i t. ''ERDAG, 18 Juli. II i s v. d- H. C a- 's d e Lel lis. Belijder: Majorem, v. d. H. Symphorosa en hare ze- Martelaren. 3 voor den Paus. *r: Wit. jl550 geboren was Camillus de Leilis ®op zes-jarigen leeftijd een wees. Een opvoeding van een vader en een móe- ^tberend, dwaalde hij in zijn jonge nen van den goeden weg. doch God jhem weer terug door de vermaning Gardiaan van een Capucijnen- waar Camillus als metselaar ar- Hij was torn 25 jaar. Hij begaf "•ar Rome en diende in het gasthuis Jacob, het gasthuis^der onherstel- Jeheeten, vier jaren de zieken met tfooten ijver; de geringste en walge- bedieningen verrichtte hij met Jtote liefde: dag en nacht waakte hij «wen en verzorgde hen met de oplettendheid; hij troostte de lij denden en stond vooral de stervenden hij met vermaning en gebed, aUen tot geduld en onderwerping aan Gods H. Wil opwek^ kend. Aldus wenschte hij de misslagen zij ner jeugd uit te boeten. Later heef! hij een orde gesticht van reguliere geestelij ken, ten dienste der zieken. Hij stierf den 14den Juli 1614 op 65-jarïgen leeftijd. Lisse. ALB. M. KOK, Pr. wijl ze met iets bijna spottends naar hem opzag. Ja, alle! En toch moet ik u bekennen. Het is violette. Niet alleen. Mogelijk. Zeker. Welnu, proheer u dan eens om er achter te komen. En als ik het niet vind? Des te erger voor u. Maar beter dal het ongeluk niet groot zal wezen. Maar mademoiselle Hélène, het ongeluk r.ou onherstelbaar zijn geweest, als graaf X het daarbij gelaten had, niets had ge zocht en niet had gevouden: als hij niet opeens oude- het dansen was blijven stilstaan, zeggende: Mademoiselle, u neemt het me toch •hc-uscli niet kwalijk? Maar ja, u ruikt naar iodoform. Eh toen in verwarring gebracht hebt u Sterk gebloosd. Hij hoeft toen vernomen, dat u den heelen namiddag hadt doorge bracht in een kliniek, waar u met uw kleine aristocratische handen armen en zieken hadt geholpen. En die sterke lucht, die zicli niet liet verbergen', was vevoor- ?aakt door verbandwatten, waarmede u. gen- paar uur voor tafel, een stervende hadt geholpen. En toen heeft hij geraden, dat alleen üw lichaam maar op het bal was, erheen gebracht door omstandigheden,- waarte gen ge u niet kondet verzetten; hij heeft geraden, dat uw gedaéhten, verre van de \tereldsche ijdelheden, te vinden waven bij •*en a nu en werkman, dien ge moest ver- 'aten en die foeh na de operatie zoo hevig de koorts had. Ën alles werd opeens licht om hem heen in dien grooten salon, waar hij met groote, vvalging den plicht moest vervullen, dien Je wereld van hem verlangde. Ja, mademoiselle, het ongeluk zou groot, zeer groot zijn geweesL Want dan zou Je arjne graaf X nog in onzekerheid ver- keeren en gij zoudt u thans Comtesse X •kunnen noenn-n en we zouden op onze ar me planeet die drie cherubijntjes moeten missen, die u „moeder*' noemen. Gelukkig voor u, ik herinner me nu de gedachten door u neergeschreven in het album van een onzer wederzijdsche. vrien den. Alles wat heel fijn is, houdt zich ver borgen. Maar ik zal n niet verraden! IN DEN OOGST. Zware wagens, mot een koppel paarden, reden over den steeuweg, hoog beladen met schoven, en den langen later er vast boven over, dat het graan nog oppuilde. De paar denhoeven sloegen vlug op de keien: „klep klap! klap. klep!" en de afhangende hal men reuzolden over de wielen. Maar in den lommer van den kerktoren zat Gust uit te blazen op de triemen van zijn kruiwagen, voorover, met den krui- band los over zijn gestreept hemd. zijn heenen wijd uiteen, en zijn handen tusschen zijn boenen. 't Was een zware vracht, die op zijn krui wagen lag, en aan weerskanten hingen de korenaren tot in 't zand. Hij had den Meester niet gehooid, die juist uit school kwam en vriendelijk op zijn schouder klopte. Gust verschrok, draaide zijn kop om, en werd nog roo- der tot achtre in zijn haar, lijk een kwa- jorgen, die betrapt wordt op krieken te stelen. De Meester keek hem een stond minzaam in de oogen, zei geen woord, on wees dan met zijn kin naar de kerk. Gust begreep, knikte dan en zij: „Ja!" „Ik heb het gedacht", zeido Meester. Door het venster van de school had hij Gust verscheidene keeren zien voorbijrij den met zijn vollen kruiwagen, en telkens was hij blijven adem scheppen vlak voor de kerkdeur, iedereu koer met zijn gezicht naar de kerk, en zijn handen te zamon tusschen zijn beenen, of hij aan 't bidden was. ,,'k Heb het gedacht, Gust. 'k Heb u heel den dag doende gezien met het bin nenhalen van uwen oogst. Ik kon u van als ge bij mij in de school zat En 'k peins de in mijn eigen: Gust bedankt Onzen Lie ven Heer voor iedere lading van zijn ocgst!" Gust lachte: „Rechtuit gesproken.- Moes ter, 'k zou eigenlijk lust hebben om met elke vracht de kerk binnen te rijden, door den middengang, tusschen de stoelen door, tot op 't koor, ja vlek bij den outer waar Onze Lieve Heer woont En daar mijn kruiwagen eens opschudden en zeggen: Dank U, Heer, voor mijn oogst! Gij hebt hem laten groeien en.... Maar alla, 'k houd mij in en doe het hier voor de deur. Hij zal het ginder ook wel hooren!" Gust trok een halm uit een schoof, stak haar in zijn mond en knabbelde er op. Want zijn oudste dochterken Mieken kwam hem tegengegaan met in haar hand een boterham waar de pruimenspijs een vingerdik op lag. Dag Meester!.... Vader!" zei Mie ken, en ze beet smakelijk door den boter ham da^ de pruimenspijs in haar neus gaten kroop. De Meester bezag de vinnige oogskens, en de blozende kaken van het jong: ..En wat hebt ge toch aHemaal gezonde kinde ren, Gust! Voor die moogt ge Onzen Lie ven Heer ook wel bedanken." „Óf ik dat doe, Meester. Dat kunt ge denken. Ik heb geen wagens of paarden, ik boer maar stillekens aan, maar ik ver dien, Goddank, toch genoeg om vrouw en kinderen goed den kost te geven. Ik kan verdragen, dat andere menschen meer heb ben dan ik, en groote schuren vol stape len Gust ruischte een aar uit, blies het kaf weg en pikte de korreltje uit zijn hand op. „Een dingen gaal mij niet, Meester, 'k Vrees maar dat ik later, ten eeuwigen dage, met 'nen kruiwagen mijn oogst zal binnenhalen. En dat zou toch niet heele- maal rechtvaardig zijn." f,Watte?" vroeg de Meester. „Wel ja. dat als ik sterf, ik ook met "nen kruiwagen verdiensten bij de schuur van den Hemel zal aankomen, en andere menschen daar met wagens en koppels paarden zullen binnenrijden." „Peinst ge dat gemeend, Gust?" „Peinzen wel niet, doch ik betrouw het spel maar half en half. Daar zijn hier op ons parochie menschen, die alle dagen naar de Mis kunnen gaan, en te Commu nie. Zullen die niet zwaarder geladen zijn dan ik, mei mijn werk op den akker en op de hofstee? Daar zijn ginder die Zusters, waar ons Mieken hij naar school gaat, en die alles laten hebben om hier bij vreem de menschen school te doen.Van u wil ik niel-s zeggen, anders zoudt ge zuur zien.... En onze Pastoor! Als die gewild had, die zou een ander baantje gehad heb ben, en rijk en rustig geleefd. En die is bier bij ons komen wonen en die blijf! tot hij dood gaat, om ons naar den hemel te leiden, en voor niets anders. De menschen zullen allen met 'nen zwaarderen last naar den hemel rijden dan ik. Ik zal daar weer aankomen met mijn kruiwagentje. Meent ge dat ook niet Meester?" Neen, Gust. dat meen ik niet. Gij kunt daar zooveel oogst binnen brengen als de andere menschen, want alles is daar ge legen aan de liefde lot God. waarmee wij onze zaken doen. Als gij zaait en maait, en kruit en dorst, maar dat doe! om God, uit Liefde voor Hem, en omdat Hij in u in uwen stand gezet heeft, en de Pastoor en elkeen zpllen dik beloond worden op één voorwaarde: dat zij al hun werk doen ui! liefde tol God. Leggen zij veel liefde in schooldoen en spreken en Biechl hooren, en Mis doen en de rest. dan wordt hun kar zoo zwaar geladen als uw kruiwagen En anders, ja, anders weegt uw vracht zwaarder!" „Aardig!" mompelde Gust, en hij trok zijn kruiband in zijn nek. ..Luister", rei de Meester, ..Mieken hebt gij gebeden, eer gij uw boterham at?" ..Ja ik. Meester!" zei de kleine en ze lachte mei haar mondje vol pruimenspijs- „Hemel dan, Gust, dan telt elke heet voor den Hemel, manlief, dan eet dat kind ter eere van God, net 'lijk elke kruiwagen van u telt voor den hemel. Is dat niet schoon? Elk in zijn staat, moot alles doen ter eere van God.... Als gij dan één schoof verdiensten opleet, legt God zelf er wel tien bij. Als ge wilt, zult ge met een zwaren wagen nog niet toekomen voor den Hemel. Zoo is het!" Gust zijn oogen gingen al wijder en hel derder open: ..Ja. schoon; daar krijgt 'ne mensch moed. bij!" Hij stond op, schoof den kruiband aan de triemen, speekte in zijn handen en rood voort: „Meester, vriendlief, gij hebt er zelf hii mij al een schoof bijgelegd. Laat Onzen Lieven Heer mei de andere nog maar klaar komen! Vooruit.... Nu zou 'ne mensch nog meer lust krijgen om de kerk in "te rijden!" DE BOER EN DE AOVOCAAT. Een böertje in blauwen kiel klotsklost op z'n witgeschuurde klompen door de straten der stad. Voor elk „gesloten" huis blijft hij een wijle slaan, spelt met veel moeite het naambordje en gaat hoofd schuddend weer verder. Opeens maakt hij een armbeweein ge lijk Columbus toen hij zijn ei had uitge vonden, of zooals Archimedes toen hij de ontdekking van zijn hydrostatische wet met den uitroep: „Heureka!" (ik hem 'm!) begroette. Ziezoo, eindelijk! zegt het boerkc, strompelt op zijn klopnende klompen do vier arduinen trappen van een heeren- huis op en haalt met een rul- de bel over. Haast op hetzelfde oogenhlik staat do portier in livrei voor hem. Ben jij meneer de advocaat? vraagt het verbaasde boertje, want hij ziet gouden biezen op het portiersjasje. Nee, beste man, meneer de advocaat is nog deftiger dan ik; die is niet zoo gauw hij de deur Hij zal nog wel een half uurtje op zich laten wachten; daar zijn nog meer cliënten in de wachtkamer. Kom maar mee, ik zal je waarschuwen, als je aan de beurt bent. Nauwelijks "heeft de huisknecht de straatdeur dichtgedaan, of ons hoertje zet zijn klompen in een hoekje en volgt op z'n bestopte purperen sokken den portier naar de wachtkamer. Voor den vierden keer rinkelt de elec- trische bel. Nu is liet je beurt, komt de huis knecht zeggen; ik zal jc voorgaan. Ben jij meneer de advocaat? Hum! mompelt het kereltje binnensmonds, die vent heeft lieclemaal geen goud aan z'n vost, zooals die meneer die de deur open deed. Zoo vriendje, zet je hier eens op je gemak lieer en vertel me 'ns wat je zoo al graag van me zou weten. Meneer, ik kwam eens hier om goe den raad bij je te halen. Zoo, zoo! Zeker in proces gewikkeld. In een proces? De hemel beware me. Dan hen je misschien genoodzaakt iemand een proces aan te doen. In de versie verte niet. daarvoor ver staan ik en de buren ons te goed. Dat doet me werkelijk genoegen. Doch ga je misschien trouwdn en kom je om je huwelijksvoorwaarden te bespre ken? Kun je begrijpen! Ik ben al vijftien jaar getrouwd en ik heb met vrouwlief geen andere voorwaarde gemaakt dan onze schaapjes van kinderen goed te hoe den en zoo mogelijk op 't droge te bren gen Jc bent 'n puik van 'n man en va der. Maar je wil misschien je teslament maken. Wat denk je wel? Ik zit er warmp jes bij, maar wat ik heb is voor mijn jon gensha hal vNu goed! Maar wat kom je hier dan doen, als je geen proces hebt, als je ge trouwd bent en geen testament wilt ma ken? vraagt de geleerde een beetje kor zelig. Nou, meneer, ik moet zeggen, dat ik zóóveel van je wijze raad gehoord heb, dat ik zelf ook eens 'n goeden raad van je wou hebben en nog wel schriftelijk, anders is het te gauw vergeten, zie ja. Schriftelijk? Ja, schriftelijk als het eventjes kan, want ik kan lezen en mijto vrouw nog be ter dan ik. Zoo! Als ik je goed begrijp moet ik je rand voor de toekomst geven. Juist! En waarop moet die betrekking heb ben? Dat maakt niks uit: 'I kan me niks schelen. De advocaat lachte om den zonderlingen cliënt. Maar weet je ook, dat goede raad duur is? Een tientje! Goeie raad is nooit te duur. Je staat bekend als een knap raadsman ik vraag je dus voor 'n tientje schriftelijken gooien raad Als je dan even wachten wilt. De rechtsgeleerde neemt een vel blanco papier en schrijf! er een paar woorden op. Daarop vouwt hij het dicht en reikt die bel boertje over met de woorden: Ziezoo, vriendje, die raad zal je wel eens goed van pas komen. Volg hem dan op! Kort en bondig.Gauw verdiend, 'gauw geschreven, gauw gelezen. Hoeveel ben ik schuldig? Zooals gezegd: een tientje! Het hoertje steekt zijn raad in den bin nenzak van z'n kiel, haalt z'n linnen geld zakje voor den dag en telt den advocaat tien pop voor mot de woorden: Als je raad me werkelijk goed is, heb ik de beste ruil gedaan. Het manneke gaat vergenoegd naar huis. Even voor vijven landt hij bij moe der de vrouw aan en valt puffend in zijn rieten leunstoel neer. Hé vrouw, 'n zware dag, maar 'n gooien dag gehad! Een tientje is wel veel geld, maar toch ook géén geld voor een gooien raad, Een bakkie koffie heb ik wel verdiend. Nu was het gras, dat al 'n dag of drie geleden gemaaid was, onderhand als liooi geworden. Terwijl de boor daar zoo echt tevreden zijn koffie slurpt en zijn pijpje rookt, komt Frits de knecht binnen. Dag vrouw, dag baas. Hel hooi is zoo droog, dat 't in je vingers kraakt. Als we 't vanavond 'ns invoeren? Dezen avond nog inhalen? Maar Frits krijg je t in je bovenkamer? Wanneer krijg ik de koeien gemolken en dc haas is veel Ie moe van z'n wandeling naar de stad. Morgén komt er weer 'n dag! Jullie goed, mij goed! Maar d'r zitten schaapjeswolken in de lucht: Vannacht kan 't regenen, morgen zal 'I regenen. Ver- dei- de paarden hebben den heelen dag op stal gestaan-en morgen moet ik stroo naar de stad brengen! Regen? schettert de vrouw, regen met Oostenwind? Waar is je verstand?! Het weer is zoo vast als je stijfkop. Trou wens, vandaag komen we toch niet klaar en dan moeien we morgen opnieuw aan den slag en blijft hel stroo toch in de schuur. Ik heb 't in de galen: je wil mor gen naai* de ganzenkermis! Hel boertje heef! de herrie zwijgend aangehoord Opeens voelt hij z'n beenen kriebelen van vermoeidheid. Dat brengt hem de stad en "goeden raad voor den geest Domkop! mompelt hij binnensmonds, ik weel niet of ik hooi of stroo moet kie zen. Waarom heb ik dan mijn goeien raad? Zwijgt allebei! dondert hij met een vuist slag op de tafel. Nu is de advocaat aan liet woord. Heb ik dan voor niks m'n tien pop betaald? En heel gewichtig haalt hij het verfrommelt papier voor den dag. Trees lees! De boerin ontvouwt het papier en leest haspelend en stotterend: Stel niet uit.tot morgen. wat gij heden. kunt doen! Zie je wel, daar hebben we 't, roept de hoer Iriompheerend uit. En nu als de bliksem den wagen ingespannen! Knechten en meiden, alles aan 't werk! Zijn vrouw wilde nog wat tegensputte ren, maar werd overdonderd door: Heb ik dan voor niks m'n tientje ge offerd. Alles aan 't werk ph gauw! De boer springt op van zijn stoel en steekt dapper mee de handen uil de mou wen. Vóór de schemering invalt, is het hooi droog en veilig itf de schuur. De schaapjeswolken hielpen den goeden raad in hef gelijk stollen, want denzelfdor* nacht nog begon het te genen en dat duurde meer dan een week lang. De oogst van de andere hoeren was bedorven. Al leens ons boertje had z'n schaapjes, in dit geval z'n hooi op het droge. Ons boertje maakte voortaan den raad van dm advocaat tot z'n vasten lecfrege' En hij voer er wel bij. HET FAMILIESTUK door P. HYANCINTH HERMANS. Ze had haar vaste darren in de week voor het huishoudelijke naaiwerk, maar op allerlei ongeregelde tijden kwam ze ook hel huis binnenvallen als een bijbehooren- de figuur in het familieleven Oorspronkelijk was ze de huisnaaister, maar in den loop der jaren waren haar nog allerlei andere functies in het gezins leven toegevallen. Zij zelf stond alleen op de wereld als „vieille fille", maar zij werd beschouwd als een stuk van de familie hij allen, waar ze aan huis kwam. In den loop der jaren was die kring al nauwer en kleiner geworden, mot hel ge volg, dat zij zich al hechter aansloot bij do enkelo familie, die hgar nog restte Daar was zc dan ook tot een onmisbaar factotum uitgegroeid. Op haar vaste dagen hield zo hel ver- stelgoed bij. Dan kwam ze na do Mis van tienen als een kleine zwarte figuur do huiskamer hinnengfschoven, zotte voor de tuindeuren het smalle tafeltje neer. waar op de naaimachine word opengosteld, en de werkdag werd geopend met een gezel lig nieuwspraatje, dat menig Maandag-» ochtendblad in belangrijkheid overtrof Dan speelde de zon zomcrsch-pralend over het frissche groen der aancengerijde stadstuintjes, de vogels kweelden en kwet terden, en uit de open vensters der achter uitkomende kamerwoningen klonk dovroo- lijke zang der jonge huismoeders, dio wel gemoed voor de dampende tobbe de groote Maandagwnseh begonnen. De elfnursche koffio geurde appetijtelijk de kamer door en schiep rond de pratende en werkende vrouwen een sfeer van tevre den behaaglijkheid. Telkens kwam, aangelokt door de gezel ligheid en blij dal ze weer een boodschap had, de dienstmeid binnen met hot hoekje van den kruidenier, of om te informeeron. wat de slager dien dag brengen moest, of dat de schoenmaker gevraagd had, „of er niels (e belasten was." In den namiddag verscheen op het ta feltje naast de zwarte machine hot tradi tionele naaisterbittertje, dat rood in liet slanke glnskclkje bloeide als een fonke lende robiin in het zomersehe zonnelicht En in den avond, onder de wijding van de vallende schemering, zong Mietje, die ook prefecte van de Congregatie was, bij het accompagnement der rettelende naai machine allerlei bupsche con-regalielied- jes, waar de kinderen in koor bij in vielen. Op andere dagen, als er niet dringend naaiwerk was, ging Mietje mot de kinde ren wel naar bet Park of de Diergaarde, soms mocht ze jaarrekeningen betalen in groote magazijnen, waar ze om haar deftig in 't zwart als „mevrouw" werd toegespro ken. Nog op velerlei andere manieren wenl Mietje's assistentie ingeroepen. Als er een zieke was in huis, was zij de vertrouwde verpleegster, als mijnheer en mevrouw eens voor een paar dagen de stad uit gingen, bleef zij bij do kinderen. Op verjaardagen, die als huiselijke fees ten werden gevierd, wanneer vrienden en verwanten Ie middag en ten avond misbe zoek kwamen, was Mietje do oppersrhenk- Mer en bediensfor. on ging zij oppermach tig in de achterkamer over de kristallen karaffen met dranken en de doozen met gebakjes en soezen. Als er i"'li eerste TI Communie was of oen bruilof) dan was Mietje de officieel© majordomus van liet feestende huis. dio voor den goeden gang van zaken zovde. Op den Sinl Nicolnasavond was 't MieOe die in alle geheimen was ingewijd, en als het traditioneel© .oude en nieuwe" werd gevierd zat natuurlük Mietje medn aan in den huiseliiken kriiv En op den Nieuw jaarsmorgen was Miolie weer het allereer ste present om den menschen, tot wie zij zoo hecht I "hoorde. ..veel heil en zegen" toe te wensclien. Zoo had Mie» ie. ofschoon alleen op de wereld, toeh familie te over. Het kamertje, waar ze woonde in de stille ziisfraat. was in den loon dor jaren een heel familiemuseum geworden Alles wn| hij de familie overbodic raak te. het oude dat tegen nieuw werd verwis seld, sleepte Mietje mee naar haar ka mertje. De gordiinen voor haar vensters <lo lamp aan het plafond, hel kleed over liaar tafel, liet karpet op den grond, de leun stoel, waarin zij zat, de schilderijen aan den wand, 't waren voor haar allemaal herinneringen go word en aan do famines, waar zij haar dagen had Het petroleumstel in haar keukenkast, de nikkelen theepot on het eomfóortje^ hot porseleinen servies, en vóór alles de boel- den van Maria, Sint Joseph en van don II Dominions, die als on een altaartje niet 'T',maakfe bloemen en kandelaars vriende lijk geschikt stonden en hef lage eommo'i... kastje, 't waren alle dankbaar aanvaardde geschenken geweest op hare allengskens tot een hoog cijfer aangroeiende verjaar dagen. En om baar heen in een niet Ie tellen serie van goedkoope lijstjes hingen de portretten van alle kinderen, die ze klein had gekend en groot had zien worden, wier baby,goed ze had genaaid, wier uitzet vaak ze had verzorgd," waaronder enkele ook, die ze schreiend me! eigen handen had af«"legd on hel doodsbed. Een enkel groot feest heeft ze gevierd in haar leven, en dal was toen ze veertig iaren geprofest was als lid van de Derde Orde Toen had ze 's avonds laat lhuisk'»mand van een naaidag, heel haar kamertj" ge sierd gevonden met fecsfgroen in de hoe ken, met slingers om deur en venslors. met bloemen op tafel, en haar commodekastje opgetooid als een feostaltaar Don anderen morgen was haar van alles gebracht geeworden. taarten, dranken en opgemaakte sehotolc. en heel den dag door was haar familie, die tncli geen fa milie van haar was. haar komen compli menteoren. De kanariepiet, die altijd de eenzaam heid van het kleine kamertje met haar deel de, had heel den dag zijn hoogste lied uil- gezongen, verrast om hot. ongewone stem- menrumoer om zieli heen. Op een goeden avond, kort na het feest, was zij tot in haar ziel bedroefd op haar stille kamertje gekomen. De mevrouw, waar zij 't langst en het laatst gekomen vlas. was in enkele dagen plotseling ziek geworden en dien avond laat overleden. Hulpeloos had de oude Mietje aan liet. krnnkebed gestaan en angstig het lieve leven zien wegglippen. Biddend voor den stervende zag zij zelf heel haar leven hier in dit huis als in pa norama voor haar zieleoogcn voorbijschuif ven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 11