kalender "der week
_r1
jj Als niet anders wordt aangegeven
in deze weck ieder H. Mis Gloria,
fredo en heeft de gewone Prefatie.
ONDAG. 12 Juli. Zesde Zondag
pinksteren. Mis: Dominus,
v. d. II. Joannes Gualberlus, 3e v.
g H. Nabor en Felix, Martelaren'
li Prefatie v. d. Allerheiligste Drieëen
Kleur: Groen. In geconsacreerde
j Mis als boven: maar 3e gebed van
Octaaf v. Kerkwijding, 4. v. d. H. H.
«r en Felix, Martelaren.
Ij ons heilig doopsel is in ons gestor
te oude, zondige mensch, d.w.z. de
Kand van zonde hield op in ons; wij
jngen een nieuw leven, nl. het leven
p-nade, wij werden kinderen van God.
jevolglrekking is: Dan ook als kiiulc-
n God leven voor God in gemeen-
met Jesus Christus, onzen Heer.
yell Leven voor God is: Met al onze
jogens en krachten Zijne heilige gebo-
joderhouden. Dat kost moeite, dikwijls
offers. "Want wel ontvingen wij bij
H. Doopsel de heiligmakonde genade
doch niet de voorrechten van den
ten levensstaat; ouze wil blijft ten
[Jo geneigd. Doch de Heer is onze
[hl en onze toevlucht. Daarom roepen
tct Hem om liefde in onze harten, om
irdine in den dienst van God. Hij
ons helpen tegen onze vijanden, (In-
c. Gebed; Graduale; Alleluja-vers),
renal; aan de menigte, die Hem te
volgde, geeft Hij ook ons, die Hom
graag willen volgen in Zijne levens-
j, in Zijne kinderlijke gehoorzaamheid
don H "Wil van Zijnen en onzen Va-
een voedsel nl. de H. Eucharistie
ingelie). Dat maakt ons kraehtig en
om voortdurend te ga^ op de we-
des Heeren, d.w.z. om steeds Zijne hei
en te onderhouden. (Offertorium,
tornmunio). De H. Eucharistie als ons
en onze Spijze, zal ons mei. Christus
enigen voor altijd in den hemel, om
ecu eeuwig danklied te zingen voor
Heer (Communio).
lAAfJDAG, 13 Juli. Mis v d. II
icletus, Paus en Martelaar. Sacer-
Dei. 2. gebed A Cunctis, 3 naar keu
don priester Kleur: Rood.
geconsan-eerde Kei ken: Octaafdag
Kerkwijdingsfeest. Mis Terribilis, 2
v. d H Anacletus. Credo. Kleur:
1 Huis is eer-' Huis des gobeds, zegt
loereu een ieder, die in mijn Huis
gl verkrijgt, wie zoekt vindt en aan
klopt zal worden opengedaan. (Kerkc-
Getijden).
NSDAG, 14 Juli. M i s v. d H Ma r-
linus, Belijder. Os Justi Zie in het
der Heiligen van hel Bisdom Haar-
2 gebed v. d. H. Bonavenlura. Cre-
Kleur: Wit.
H Marcellinus arbeidde met den H.
inus in Óverijsel aan de verspreiding
het H Evangelie onder onze heiden-
voorouders
0EIMSDA6, 15 Juli. Mis v. d H.
aricus, Keizer. Os Justi, 2 géhed A
tlis 3 naar keuze van den priester.
Wit.
Henricus. eerst Hertog van Beie-
lafer koning van Duitschland en
deu Paus tof Keizer gekroond werd
Ï2 te Bamberg geboren en vanaf zijn
opgevoed door den H. Wolfgang,
:hop van Regensburg Zi.in" reehtvaar-
rid, zachtmoedigheid, godsvrucht en
lid blongen uit in zijn bestuur. Hij
erde zich om Gods eer en de uitbrei
de H. Kerk te verzekeren, den
zijn rijk te bevestigen en zijn volk
ikig te maken. Behalve met koninklij-
staatkundige begaafdheden, welke
lot een bekwaam vorst maakten, was
k gesierd met die deugden. welke hem
geplaatst in de rij der Heiligen!
f op zijn kasteel te Grone den 14on
1024, 52 jaren oud, na een regeering
82 jaren.
ONDERDAG. 16 Juli. G e d a c h t e-
t a n O. L. Vvnnwv. d Berg Ga r-
Mis: G a u d e a m u s. Credo. Prefa-
d. H. Maagd (invullen: En U om de
Atenis). Kleur: Wit.
feestdag is ingesteld tot een ge
dag van de verschijning v. d. II Maagd
ia aan den H. Simon Stock. Generaal
Orde der Carmeïieten, den 16 Juli
Omgeven van Engelen verscheen
met het scapulier der Carmelorde
hand. zeggende: Ontvang mijn diev-
zoon, dit scapulier Uwer Orde, als
Üvrei mijner broederschap, 't Is het he
wn het voorrecht, dat Ik voor U en
al de kinderen van den Carmel ver-
'D heb. Wie in dit kleed sterft, zal
bt eeuwig vuur bevrijd blijven, liet is
token van zaligheid, een behoedmid-
gevaren, een onderpand van vrede
eeuwig verhond.Deze heerlijke
'lp geldt allen, die in het broederschap
'Scapulier zijn opgenomen.
,R|JDAG. 17 Juli. Mis v: d H.
iius. Belijder, Os Justi. 2 gebed A
3 naar keuze van den priester.
TV i t.
''ERDAG, 18 Juli. II i s v. d- H. C a-
's d e Lel lis. Belijder: Majorem,
v. d. H. Symphorosa en hare ze-
Martelaren. 3 voor den Paus.
*r: Wit.
jl550 geboren was Camillus de Leilis
®op zes-jarigen leeftijd een wees. Een
opvoeding van een vader en een móe-
^tberend, dwaalde hij in zijn jonge
nen van den goeden weg. doch God
jhem weer terug door de vermaning
Gardiaan van een Capucijnen-
waar Camillus als metselaar ar-
Hij was torn 25 jaar. Hij begaf
"•ar Rome en diende in het gasthuis
Jacob, het gasthuis^der onherstel-
Jeheeten, vier jaren de zieken met
tfooten ijver; de geringste en walge-
bedieningen verrichtte hij met
Jtote liefde: dag en nacht waakte hij
«wen en verzorgde hen met de
oplettendheid; hij troostte de lij
denden en stond vooral de stervenden hij
met vermaning en gebed, aUen tot geduld
en onderwerping aan Gods H. Wil opwek^
kend. Aldus wenschte hij de misslagen zij
ner jeugd uit te boeten. Later heef! hij
een orde gesticht van reguliere geestelij
ken, ten dienste der zieken. Hij stierf den
14den Juli 1614 op 65-jarïgen leeftijd.
Lisse. ALB. M. KOK, Pr.
wijl ze met iets bijna spottends naar
hem opzag.
Ja, alle! En toch moet ik u bekennen.
Het is violette.
Niet alleen.
Mogelijk.
Zeker.
Welnu, proheer u dan eens om er
achter te komen.
En als ik het niet vind?
Des te erger voor u. Maar beter dal
het ongeluk niet groot zal wezen.
Maar mademoiselle Hélène, het ongeluk
r.ou onherstelbaar zijn geweest, als graaf
X het daarbij gelaten had, niets had ge
zocht en niet had gevouden: als hij
niet opeens oude- het dansen was blijven
stilstaan, zeggende:
Mademoiselle, u neemt het me toch
•hc-uscli niet kwalijk? Maar ja, u ruikt
naar iodoform.
Eh toen in verwarring gebracht hebt u
Sterk gebloosd. Hij hoeft toen vernomen,
dat u den heelen namiddag hadt doorge
bracht in een kliniek, waar u met uw
kleine aristocratische handen armen en
zieken hadt geholpen. En die sterke lucht,
die zicli niet liet verbergen', was vevoor-
?aakt door verbandwatten, waarmede u.
gen- paar uur voor tafel, een stervende
hadt geholpen.
En toen heeft hij geraden, dat alleen
üw lichaam maar op het bal was, erheen
gebracht door omstandigheden,- waarte
gen ge u niet kondet verzetten; hij heeft
geraden, dat uw gedaéhten, verre van de
\tereldsche ijdelheden, te vinden waven bij
•*en a nu en werkman, dien ge moest ver-
'aten en die foeh na de operatie zoo hevig
de koorts had.
Ën alles werd opeens licht om hem heen
in dien grooten salon, waar hij met groote,
vvalging den plicht moest vervullen, dien
Je wereld van hem verlangde.
Ja, mademoiselle, het ongeluk zou groot,
zeer groot zijn geweesL Want dan zou
Je arjne graaf X nog in onzekerheid ver-
keeren en gij zoudt u thans Comtesse X
•kunnen noenn-n en we zouden op onze ar
me planeet die drie cherubijntjes moeten
missen, die u „moeder*' noemen.
Gelukkig voor u, ik herinner me nu de
gedachten door u neergeschreven in het
album van een onzer wederzijdsche. vrien
den. Alles wat heel fijn is, houdt zich ver
borgen.
Maar ik zal n niet verraden!
IN DEN OOGST.
Zware wagens, mot een koppel paarden,
reden over den steeuweg, hoog beladen met
schoven, en den langen later er vast boven
over, dat het graan nog oppuilde. De paar
denhoeven sloegen vlug op de keien: „klep
klap! klap. klep!" en de afhangende hal
men reuzolden over de wielen.
Maar in den lommer van den kerktoren
zat Gust uit te blazen op de triemen van
zijn kruiwagen, voorover, met den krui-
band los over zijn gestreept hemd. zijn
heenen wijd uiteen, en zijn handen tusschen
zijn boenen.
't Was een zware vracht, die op zijn krui
wagen lag, en aan weerskanten hingen de
korenaren tot in 't zand.
Hij had den Meester niet gehooid, die
juist uit school kwam en vriendelijk op
zijn schouder klopte. Gust verschrok,
draaide zijn kop om, en werd nog roo-
der tot achtre in zijn haar, lijk een kwa-
jorgen, die betrapt wordt op krieken te
stelen.
De Meester keek hem een stond minzaam
in de oogen, zei geen woord, on wees dan
met zijn kin naar de kerk. Gust begreep,
knikte dan en zij: „Ja!"
„Ik heb het gedacht", zeido Meester.
Door het venster van de school had hij
Gust verscheidene keeren zien voorbijrij
den met zijn vollen kruiwagen, en telkens
was hij blijven adem scheppen vlak voor
de kerkdeur, iedereu koer met zijn gezicht
naar de kerk, en zijn handen te zamon
tusschen zijn beenen, of hij aan 't bidden
was.
,,'k Heb het gedacht, Gust. 'k Heb u
heel den dag doende gezien met het bin
nenhalen van uwen oogst. Ik kon u van
als ge bij mij in de school zat En 'k peins
de in mijn eigen: Gust bedankt Onzen Lie
ven Heer voor iedere lading van zijn
ocgst!"
Gust lachte: „Rechtuit gesproken.- Moes
ter, 'k zou eigenlijk lust hebben om met
elke vracht de kerk binnen te rijden, door
den middengang, tusschen de stoelen door,
tot op 't koor, ja vlek bij den outer waar
Onze Lieve Heer woont En daar mijn
kruiwagen eens opschudden en zeggen:
Dank U, Heer, voor mijn oogst! Gij hebt
hem laten groeien en.... Maar alla, 'k
houd mij in en doe het hier voor de deur.
Hij zal het ginder ook wel hooren!"
Gust trok een halm uit een schoof, stak
haar in zijn mond en knabbelde er op.
Want zijn oudste dochterken Mieken
kwam hem tegengegaan met in haar
hand een boterham waar de pruimenspijs
een vingerdik op lag.
Dag Meester!.... Vader!" zei Mie
ken, en ze beet smakelijk door den boter
ham da^ de pruimenspijs in haar neus
gaten kroop.
De Meester bezag de vinnige oogskens,
en de blozende kaken van het jong: ..En
wat hebt ge toch aHemaal gezonde kinde
ren, Gust! Voor die moogt ge Onzen Lie
ven Heer ook wel bedanken."
„Óf ik dat doe, Meester. Dat kunt
ge denken. Ik heb geen wagens of paarden,
ik boer maar stillekens aan, maar ik ver
dien, Goddank, toch genoeg om vrouw en
kinderen goed den kost te geven. Ik kan
verdragen, dat andere menschen meer heb
ben dan ik, en groote schuren vol stape
len
Gust ruischte een aar uit, blies het kaf
weg en pikte de korreltje uit zijn hand
op.
„Een dingen gaal mij niet, Meester,
'k Vrees maar dat ik later, ten eeuwigen
dage, met 'nen kruiwagen mijn oogst zal
binnenhalen. En dat zou toch niet heele-
maal rechtvaardig zijn."
f,Watte?" vroeg de Meester.
„Wel ja. dat als ik sterf, ik ook met
"nen kruiwagen verdiensten bij de schuur
van den Hemel zal aankomen, en andere
menschen daar met wagens en koppels
paarden zullen binnenrijden."
„Peinst ge dat gemeend, Gust?"
„Peinzen wel niet, doch ik betrouw
het spel maar half en half. Daar zijn hier
op ons parochie menschen, die alle dagen
naar de Mis kunnen gaan, en te Commu
nie. Zullen die niet zwaarder geladen zijn
dan ik, mei mijn werk op den akker en op
de hofstee? Daar zijn ginder die Zusters,
waar ons Mieken hij naar school gaat, en
die alles laten hebben om hier bij vreem
de menschen school te doen.Van u wil
ik niel-s zeggen, anders zoudt ge zuur
zien.... En onze Pastoor! Als die gewild
had, die zou een ander baantje gehad heb
ben, en rijk en rustig geleefd. En die is
bier bij ons komen wonen en die blijf! tot
hij dood gaat, om ons naar den hemel te
leiden, en voor niets anders. De menschen
zullen allen met 'nen zwaarderen last naar
den hemel rijden dan ik. Ik zal daar weer
aankomen met mijn kruiwagentje. Meent
ge dat ook niet Meester?"
Neen, Gust. dat meen ik niet. Gij kunt
daar zooveel oogst binnen brengen als de
andere menschen, want alles is daar ge
legen aan de liefde lot God. waarmee wij
onze zaken doen. Als gij zaait en maait, en
kruit en dorst, maar dat doe! om God, uit
Liefde voor Hem, en omdat Hij in u in
uwen stand gezet heeft, en de Pastoor en
elkeen zpllen dik beloond worden op één
voorwaarde: dat zij al hun werk doen ui!
liefde tol God. Leggen zij veel liefde in
schooldoen en spreken en Biechl hooren,
en Mis doen en de rest. dan wordt hun
kar zoo zwaar geladen als uw kruiwagen
En anders, ja, anders weegt uw vracht
zwaarder!"
„Aardig!" mompelde Gust, en hij trok
zijn kruiband in zijn nek.
..Luister", rei de Meester, ..Mieken
hebt gij gebeden, eer gij uw boterham at?"
..Ja ik. Meester!" zei de kleine en ze
lachte mei haar mondje vol pruimenspijs-
„Hemel dan, Gust, dan telt elke heet
voor den Hemel, manlief, dan eet dat kind
ter eere van God, net 'lijk elke kruiwagen
van u telt voor den hemel. Is dat niet
schoon? Elk in zijn staat, moot alles doen
ter eere van God.... Als gij dan één
schoof verdiensten opleet, legt God zelf er
wel tien bij. Als ge wilt, zult ge met een
zwaren wagen nog niet toekomen voor den
Hemel. Zoo is het!"
Gust zijn oogen gingen al wijder en hel
derder open: ..Ja. schoon; daar krijgt 'ne
mensch moed. bij!"
Hij stond op, schoof den kruiband aan
de triemen, speekte in zijn handen en rood
voort: „Meester, vriendlief, gij hebt er zelf
hii mij al een schoof bijgelegd. Laat Onzen
Lieven Heer mei de andere nog maar
klaar komen! Vooruit.... Nu zou 'ne
mensch nog meer lust krijgen om de kerk
in "te rijden!"
DE BOER EN DE AOVOCAAT.
Een böertje in blauwen kiel klotsklost
op z'n witgeschuurde klompen door de
straten der stad. Voor elk „gesloten" huis
blijft hij een wijle slaan, spelt met veel
moeite het naambordje en gaat hoofd
schuddend weer verder.
Opeens maakt hij een armbeweein ge
lijk Columbus toen hij zijn ei had uitge
vonden, of zooals Archimedes toen hij
de ontdekking van zijn hydrostatische wet
met den uitroep: „Heureka!" (ik hem 'm!)
begroette.
Ziezoo, eindelijk! zegt het boerkc,
strompelt op zijn klopnende klompen do
vier arduinen trappen van een heeren-
huis op en haalt met een rul- de bel over.
Haast op hetzelfde oogenhlik staat do
portier in livrei voor hem.
Ben jij meneer de advocaat? vraagt
het verbaasde boertje, want hij ziet gouden
biezen op het portiersjasje.
Nee, beste man, meneer de advocaat
is nog deftiger dan ik; die is niet zoo
gauw hij de deur Hij zal nog wel een
half uurtje op zich laten wachten; daar
zijn nog meer cliënten in de wachtkamer.
Kom maar mee, ik zal je waarschuwen, als
je aan de beurt bent.
Nauwelijks "heeft de huisknecht de
straatdeur dichtgedaan, of ons hoertje zet
zijn klompen in een hoekje en volgt op
z'n bestopte purperen sokken den portier
naar de wachtkamer.
Voor den vierden keer rinkelt de elec-
trische bel.
Nu is liet je beurt, komt de huis
knecht zeggen; ik zal jc voorgaan.
Ben jij meneer de advocaat? Hum!
mompelt het kereltje binnensmonds, die
vent heeft lieclemaal geen goud aan z'n
vost, zooals die meneer die de deur open
deed.
Zoo vriendje, zet je hier eens op je
gemak lieer en vertel me 'ns wat je zoo
al graag van me zou weten.
Meneer, ik kwam eens hier om goe
den raad bij je te halen.
Zoo, zoo! Zeker in proces gewikkeld.
In een proces? De hemel beware me.
Dan hen je misschien genoodzaakt
iemand een proces aan te doen.
In de versie verte niet. daarvoor ver
staan ik en de buren ons te goed.
Dat doet me werkelijk genoegen.
Doch ga je misschien trouwdn en kom je
om je huwelijksvoorwaarden te bespre
ken?
Kun je begrijpen! Ik ben al vijftien
jaar getrouwd en ik heb met vrouwlief
geen andere voorwaarde gemaakt dan
onze schaapjes van kinderen goed te hoe
den en zoo mogelijk op 't droge te bren
gen
Jc bent 'n puik van 'n man en va
der. Maar je wil misschien je teslament
maken.
Wat denk je wel? Ik zit er warmp
jes bij, maar wat ik heb is voor mijn jon
gensha hal
vNu goed! Maar wat kom je hier dan
doen, als je geen proces hebt, als je ge
trouwd bent en geen testament wilt ma
ken? vraagt de geleerde een beetje kor
zelig.
Nou, meneer, ik moet zeggen, dat ik
zóóveel van je wijze raad gehoord heb,
dat ik zelf ook eens 'n goeden raad van
je wou hebben en nog wel schriftelijk,
anders is het te gauw vergeten, zie ja.
Schriftelijk?
Ja, schriftelijk als het eventjes kan,
want ik kan lezen en mijto vrouw nog be
ter dan ik.
Zoo! Als ik je goed begrijp moet ik
je rand voor de toekomst geven.
Juist!
En waarop moet die betrekking heb
ben?
Dat maakt niks uit: 'I kan me niks
schelen.
De advocaat lachte om den zonderlingen
cliënt.
Maar weet je ook, dat goede raad
duur is? Een tientje!
Goeie raad is nooit te duur. Je staat
bekend als een knap raadsman ik vraag
je dus voor 'n tientje schriftelijken gooien
raad
Als je dan even wachten wilt.
De rechtsgeleerde neemt een vel blanco
papier en schrijf! er een paar woorden
op. Daarop vouwt hij het dicht en reikt
die bel boertje over met de woorden:
Ziezoo, vriendje, die raad zal je wel
eens goed van pas komen. Volg hem dan
op!
Kort en bondig.Gauw verdiend,
'gauw geschreven, gauw gelezen. Hoeveel
ben ik schuldig?
Zooals gezegd: een tientje!
Het hoertje steekt zijn raad in den bin
nenzak van z'n kiel, haalt z'n linnen geld
zakje voor den dag en telt den advocaat
tien pop voor mot de woorden:
Als je raad me werkelijk goed is, heb
ik de beste ruil gedaan.
Het manneke gaat vergenoegd naar
huis. Even voor vijven landt hij bij moe
der de vrouw aan en valt puffend in zijn
rieten leunstoel neer.
Hé vrouw, 'n zware dag, maar 'n
gooien dag gehad! Een tientje is wel veel
geld, maar toch ook géén geld voor een
gooien raad, Een bakkie koffie heb ik wel
verdiend.
Nu was het gras, dat al 'n dag of drie
geleden gemaaid was, onderhand als liooi
geworden. Terwijl de boor daar zoo echt
tevreden zijn koffie slurpt en zijn pijpje
rookt, komt Frits de knecht binnen.
Dag vrouw, dag baas. Hel hooi is
zoo droog, dat 't in je vingers kraakt. Als
we 't vanavond 'ns invoeren?
Dezen avond nog inhalen? Maar Frits
krijg je t in je bovenkamer? Wanneer
krijg ik de koeien gemolken en dc haas is
veel Ie moe van z'n wandeling naar de
stad. Morgén komt er weer 'n dag!
Jullie goed, mij goed! Maar d'r zitten
schaapjeswolken in de lucht: Vannacht
kan 't regenen, morgen zal 'I regenen. Ver-
dei- de paarden hebben den heelen dag op
stal gestaan-en morgen moet ik stroo naar
de stad brengen!
Regen? schettert de vrouw, regen
met Oostenwind? Waar is je verstand?!
Het weer is zoo vast als je stijfkop. Trou
wens, vandaag komen we toch niet klaar
en dan moeien we morgen opnieuw aan
den slag en blijft hel stroo toch in de
schuur. Ik heb 't in de galen: je wil mor
gen naai* de ganzenkermis!
Hel boertje heef! de herrie zwijgend
aangehoord Opeens voelt hij z'n beenen
kriebelen van vermoeidheid. Dat brengt
hem de stad en "goeden raad voor den
geest
Domkop! mompelt hij binnensmonds,
ik weel niet of ik hooi of stroo moet kie
zen. Waarom heb ik dan mijn goeien raad?
Zwijgt allebei! dondert hij met een vuist
slag op de tafel. Nu is de advocaat aan
liet woord. Heb ik dan voor niks m'n tien
pop betaald? En heel gewichtig haalt hij
het verfrommelt papier voor den dag.
Trees lees!
De boerin ontvouwt het papier en leest
haspelend en stotterend:
Stel niet uit.tot morgen. wat
gij heden. kunt doen!
Zie je wel, daar hebben we 't, roept
de hoer Iriompheerend uit. En nu als de
bliksem den wagen ingespannen! Knechten
en meiden, alles aan 't werk!
Zijn vrouw wilde nog wat tegensputte
ren, maar werd overdonderd door:
Heb ik dan voor niks m'n tientje ge
offerd. Alles aan 't werk ph gauw!
De boer springt op van zijn stoel en
steekt dapper mee de handen uil de mou
wen. Vóór de schemering invalt, is het
hooi droog en veilig itf de schuur.
De schaapjeswolken hielpen den goeden
raad in hef gelijk stollen, want denzelfdor*
nacht nog begon het te genen en dat
duurde meer dan een week lang. De oogst
van de andere hoeren was bedorven. Al
leens ons boertje had z'n schaapjes, in dit
geval z'n hooi op het droge.
Ons boertje maakte voortaan den raad
van dm advocaat tot z'n vasten lecfrege'
En hij voer er wel bij.
HET FAMILIESTUK
door P. HYANCINTH HERMANS.
Ze had haar vaste darren in de week
voor het huishoudelijke naaiwerk, maar
op allerlei ongeregelde tijden kwam ze ook
hel huis binnenvallen als een bijbehooren-
de figuur in het familieleven
Oorspronkelijk was ze de huisnaaister,
maar in den loop der jaren waren haar
nog allerlei andere functies in het gezins
leven toegevallen.
Zij zelf stond alleen op de wereld als
„vieille fille", maar zij werd beschouwd als
een stuk van de familie hij allen, waar ze
aan huis kwam.
In den loop der jaren was die kring al
nauwer en kleiner geworden, mot hel ge
volg, dat zij zich al hechter aansloot bij do
enkelo familie, die hgar nog restte
Daar was zc dan ook tot een onmisbaar
factotum uitgegroeid.
Op haar vaste dagen hield zo hel ver-
stelgoed bij. Dan kwam ze na do Mis van
tienen als een kleine zwarte figuur do
huiskamer hinnengfschoven, zotte voor de
tuindeuren het smalle tafeltje neer. waar
op de naaimachine word opengosteld, en
de werkdag werd geopend met een gezel
lig nieuwspraatje, dat menig Maandag-»
ochtendblad in belangrijkheid overtrof
Dan speelde de zon zomcrsch-pralend
over het frissche groen der aancengerijde
stadstuintjes, de vogels kweelden en kwet
terden, en uit de open vensters der achter
uitkomende kamerwoningen klonk dovroo-
lijke zang der jonge huismoeders, dio wel
gemoed voor de dampende tobbe de groote
Maandagwnseh begonnen.
De elfnursche koffio geurde appetijtelijk
de kamer door en schiep rond de pratende
en werkende vrouwen een sfeer van tevre
den behaaglijkheid.
Telkens kwam, aangelokt door de gezel
ligheid en blij dal ze weer een boodschap
had, de dienstmeid binnen met hot hoekje
van den kruidenier, of om te informeeron.
wat de slager dien dag brengen moest, of
dat de schoenmaker gevraagd had, „of er
niels (e belasten was."
In den namiddag verscheen op het ta
feltje naast de zwarte machine hot tradi
tionele naaisterbittertje, dat rood in liet
slanke glnskclkje bloeide als een fonke
lende robiin in het zomersehe zonnelicht
En in den avond, onder de wijding van
de vallende schemering, zong Mietje, die
ook prefecte van de Congregatie was, bij
het accompagnement der rettelende naai
machine allerlei bupsche con-regalielied-
jes, waar de kinderen in koor bij in vielen.
Op andere dagen, als er niet dringend
naaiwerk was, ging Mietje mot de kinde
ren wel naar bet Park of de Diergaarde,
soms mocht ze jaarrekeningen betalen in
groote magazijnen, waar ze om haar deftig
in 't zwart als „mevrouw" werd toegespro
ken.
Nog op velerlei andere manieren wenl
Mietje's assistentie ingeroepen. Als er een
zieke was in huis, was zij de vertrouwde
verpleegster, als mijnheer en mevrouw eens
voor een paar dagen de stad uit gingen,
bleef zij bij do kinderen.
Op verjaardagen, die als huiselijke fees
ten werden gevierd, wanneer vrienden en
verwanten Ie middag en ten avond misbe
zoek kwamen, was Mietje do oppersrhenk-
Mer en bediensfor. on ging zij oppermach
tig in de achterkamer over de kristallen
karaffen met dranken en de doozen met
gebakjes en soezen.
Als er i"'li eerste TI Communie was of
oen bruilof) dan was Mietje de officieel©
majordomus van liet feestende huis. dio
voor den goeden gang van zaken zovde.
Op den Sinl Nicolnasavond was 't MieOe
die in alle geheimen was ingewijd, en als
het traditioneel© .oude en nieuwe" werd
gevierd zat natuurlük Mietje medn aan in
den huiseliiken kriiv En op den Nieuw
jaarsmorgen was Miolie weer het allereer
ste present om den menschen, tot wie zij
zoo hecht I "hoorde. ..veel heil en zegen"
toe te wensclien.
Zoo had Mie» ie. ofschoon alleen op de
wereld, toeh familie te over.
Het kamertje, waar ze woonde in de
stille ziisfraat. was in den loon dor jaren
een heel familiemuseum geworden
Alles wn| hij de familie overbodic raak
te. het oude dat tegen nieuw werd verwis
seld, sleepte Mietje mee naar haar ka
mertje.
De gordiinen voor haar vensters <lo
lamp aan het plafond, hel kleed over liaar
tafel, liet karpet op den grond, de leun
stoel, waarin zij zat, de schilderijen aan
den wand, 't waren voor haar allemaal
herinneringen go word en aan do famines,
waar zij haar dagen had
Het petroleumstel in haar keukenkast,
de nikkelen theepot on het eomfóortje^ hot
porseleinen servies, en vóór alles de boel-
den van Maria, Sint Joseph en van don
II Dominions, die als on een altaartje niet
'T',maakfe bloemen en kandelaars vriende
lijk geschikt stonden en hef lage eommo'i...
kastje, 't waren alle dankbaar aanvaardde
geschenken geweest op hare allengskens
tot een hoog cijfer aangroeiende verjaar
dagen.
En om baar heen in een niet Ie tellen
serie van goedkoope lijstjes hingen de
portretten van alle kinderen, die ze klein
had gekend en groot had zien worden, wier
baby,goed ze had genaaid, wier uitzet vaak
ze had verzorgd," waaronder enkele ook,
die ze schreiend me! eigen handen had
af«"legd on hel doodsbed.
Een enkel groot feest heeft ze gevierd
in haar leven, en dal was toen ze veertig
iaren geprofest was als lid van de Derde
Orde
Toen had ze 's avonds laat lhuisk'»mand
van een naaidag, heel haar kamertj" ge
sierd gevonden met fecsfgroen in de hoe
ken, met slingers om deur en venslors. met
bloemen op tafel, en haar commodekastje
opgetooid als een feostaltaar
Don anderen morgen was haar van alles
gebracht geeworden. taarten, dranken en
opgemaakte sehotolc. en heel den dag
door was haar familie, die tncli geen fa
milie van haar was. haar komen compli
menteoren.
De kanariepiet, die altijd de eenzaam
heid van het kleine kamertje met haar deel
de, had heel den dag zijn hoogste lied uil-
gezongen, verrast om hot. ongewone stem-
menrumoer om zieli heen.
Op een goeden avond, kort na het feest,
was zij tot in haar ziel bedroefd op haar
stille kamertje gekomen.
De mevrouw, waar zij 't langst en het
laatst gekomen vlas. was in enkele dagen
plotseling ziek geworden en dien avond
laat overleden.
Hulpeloos had de oude Mietje aan liet.
krnnkebed gestaan en angstig het lieve
leven zien wegglippen.
Biddend voor den stervende zag zij zelf
heel haar leven hier in dit huis als in pa
norama voor haar zieleoogcn voorbijschuif
ven.