15 ti ilcu rug gnlokt, dwerg ou beer tegelijk i.1 tic gaten lo houden Zeker zon iemand, li - hem in die positie gezien had, niet veel voor zijn leven gegeven hebben Zoo veel te erger voor hem! Waarom moest li ij ook met geesten en spoken den spot drijven? Als Paolo or nu geweest was, zou hij zeker gezegd hebben, dab luj heb aan zijn eigen lichtvaardigheid to danken had. Dei dwerg bleef lachen cn do beer brom men, Do jager nam plotseling een besluit tn legde op den beer aan Pul'! Nooit. had Tony gemist, de beer moest in het hart getroffen zijn, maar hij ging voort met dansen Paf! een twee de schot: 't zelfde resultaat. Was om gek le worden, de beer kwam «1 meer en meer op Tony aan. Dczo wierp nu zijn geweer neer en trok zijn mes Dc beer was nu nog maar twee pas van hem af. Toby steekt toe 't Mos breekt als glas in zijn hand en hot -dier grijpt Tony vast. Tony voelt zijn gloeienden adem in zijn hals..,. Maar neende beer is er niet meer, de dwerg heeft nu Tony te pakken. Hij begrijpt niets meer van den toestand, maar !t. is een feit, do beer is verdwenen, de dwerg- heeft hem te pakken cn hij zou liever met tien beren, dan met één dwerg ie doen hebben Hijgend, afgemat, denkt hij dat zijn laatste uur geslagen is cn. Op dit punt brak Tonny don volgenden Zondag, leen hij dio geschiedenis in te genwoordigheid van Paolo vertelde, zijn verhaal af ..Non", riep deze, ..wat heb ik je gezegd dat je niet met spoken en geesteu moet spotten? Ik wist wel, dat zo zich wreken zouden." ..En toen", riepen de toehoorders er tus- aehen, die met open mond geluisterd hadden. ..En toen?*' zei Tony. ,,Ilc werd wak ker. want alles was maar een droom, ik was in mijn hut in slaap gevallen!" Hij wist 't. De onderwijzer lieeft zijn klas een reken som opgegeven. Alle jongens zitten ijverig te rekenen, behalve Piet, die gedachteloos uit liet open venster staart naar een tegen over de school gelegen huis. Opeens roept do onderwijzer: Wel Piel, wat komt or uit? En Piel antwoord verschrikt: Juf frouw Meier, mijnheer! Het voornaamste. Automobilist: Is er iets stak? Overredone: Gelukkig niet. ïk geloof, dat ik nog heel ben. Automobilist: Ik bedoel u niet, ik be doel natuurlijk den wagen. Goed overlegd. Zeg eens, Jan, roept een student in een bierkneip, hoeveel geld moet je nou van mij hebben? Twee gulden vijf en twintig, ant woordt de kellner. Reken er voor jou een kwartjebij, herneemt de student, en vraag dan aan je patroon of bij er mij drie rijksdaalders bij leent, dan kan hij 'n tientje opschrijven. Dat onthoud ik gemakkelijker. Jongehuwrie redacteur. Het is natuurlijk niets anders dan een veronderstelling, maar zou het ook mogelijk zijn, dat in je kookhoek drukfou ten slaan? In de stijl. Handelsreiziger: Mijnheer, ik bemin uw dochter. Mag ik om uwe toestemming verzoeken? Vader: *t Is het hoste en duurzaamste wat in dat genre kan geleverd worden. VRAGENBUS V a g 4 8. Hoo lang is de Rijn en welke is de langste rivier van de wereld? A n .t woord: Leg dc kaart eens voor je en hoor eens wat ik je hierop te ant woorden heb. De Rijn is heel lang. Van Zwitserland lot Katwijk is een heelc af stand niet waar? Dat is zöowat 1300 K.M ol in uren uitgedrukt 160 uur. Een respec- tahol getal wel? Dc Maas is 810 K.M. dc Schelde lelt haast niet mee. Zij slechte 375 K.M. Denk echter niet dat dc Mijn de langste is van Europa's stroomen. Zoek Rusland eens op! De Wolga is 3580 K.M. De Douau (zoek op!) 2860 K.M.; do Djepr (zoek op!) 2025 K.M. Dit zijn dc langste rivieren van Europa, maar buiten Europa hebben we nog rivieren, waarbij ouzo Rijn een dwergje is. De Nijl, die door Egypte stroomt (zoek op!) is maar liefst 6150 K.M. Hoeveel uur is dat? (Van deze rivier en van liet Nijldal zal ik later eens een artikel schrijven). Vraag 49. Wie is de oprichter van de vereeniging „Het Roode Krui-s"? Antwoord: De grootste stool tot oprichting der vereeniging „Het Roode Kruis" ging uit van dr. Henri Duraiït te Conève. Als dokter had hij den oorlog meege maakt in Italië in 1859 en wat hij daar meemaakte en zag aan ellende en smart en oorlogswee, beschreef hij in een boek: ..Herinnering aan Solfcrius". Hierin gaf li ij een hartroerende beschrijving van het vroesclijk lijden der gekwetsten op liet slagveld. Dit boek werd in alle talen ver taald en in alle landen gelezen cn naar aanleiding daarvan gingen de regeeringen hervormingen invoeren voor den genees kundigen dienst bij het leger en werd van dien stonde af aan moor zorg besteed aan de gewonden, gekwetsten, verminkten en dooden, die achterbleven op het slagveld. Waarom de vereeniging juist dien naam koos is duidelijk meen ik. Denk eens aan lijden (kruis) en bloed (rood) en.... je snapt het verhand zoo. Deze vereeniging zendt ambulances uit met kundige doktoren aan het hoofd, ge holpen door verplegers en verpleegsters, rt»rwijl ze levens zorgt voor goede kleeding, versnaperingen, lectuur en het schrijven van brieven enz. en», voor de zieken en V<-wonden, onverschillig of het vriend of vijand is. Het is dus een zegenrijke instelling, die aller steun verdient, omdat zij hulp ver strekt aan allen, die in smarten en pijnen neerliggen, en hulpbehoevend zijn acliler- geWeven. V r a a g 5 0. Wat zwaard van Da moelos" hoofd? A n f w o o r clMen dat hem liet zwaard va het hoofd hangt, als hom een groot gevaar dreigt. De oorsprong van dit gezegde is :ls volgt: Togen Dionvsius, tiran van Siracusa, .-oemde oen zijner vrienden, Damocles ge- heelen. het geluk, waarvan do vorst ge noot. ..Zoo, sprak do koning, vind je het geluk van mij zoo groot en hen ik zóó te benijden? Dan zal ik. je eens proefonder vindelijk bewijzen, hoe het eigenlijk met mijn geluk gesteld is". En de tiran deed Damocles aan tafel plaats nemen, waarop 'de heerlijkste spijzen en dranken opgédisehf. wnren. Of Damocles zich ook lekker voel de maar?toevallig zag hij omhoog ri:.... daar zag hij een scherp zwaard ïfci.ven zijn hoofd hangen en nog wel aan een zijden draad. We? was zijn genot. Het is nu duidelijk, d:.i uluiu.U'iid dreigopd .ar de belee- beteekent „liet hangt boven zijn zegt van iemand Damocles hoven kenis lieeft als het zwaard dat boven Da- modes' hoofd hing. De volgende week behandel ik de voe gende vragen: Vraag 51. Waar wonen de langste en de kleinste menschen? Vraag 52. Wat het eekent de verzenen tegen de prikkels slaan? Vraag 53. Waar hangt cle belangrijkheid van een rivier van af. D e R e d a c t e u r. HOE HET PIET VERGING. door Oom Wim. I Hoor nu eens Mor mijn jongen! Be ter oppassen in school of en dit zeg ik "voor de allerlaatste keer en als laatsto waarschuwing of binnen veertien da gen ben je op kostschool. Dan is alle ge plaag uit; dat is rust in huis cn vree op school en dan.... zul je moeion,.waar jo nu van gehoorzamen niet welen wil. Be grepen! Ja vader! Denk er "nu om en nu ga naai school. Het is meer dan lijd en ik ver wacht voor je (o laat komen volstrekt geen klacht meer. Piet ging heen en was vaders verma ning vergelen, voor -hij in school was. Vader ging aan zijn werk: slapte tiet kantoor binnen, vanwaar hij het vrije overzicht had over liet personeel, dat zich repte wat liet kon: Vader was kruidenier cn zijn zaak bloeide dermate, dat bij met recht voor zijn zoon een goede opvoeding eischte temeer daar hij finantiëel ertoe in staat was. En.... en dit gaf voorat den doorslag de vader van Piet wist maar al wel en de harde ondervinding had hem dit geleerd dat men zonder kennis en ont wikkeling zelfs in dit vak niet vooruit kon komen. „Piet moest en zou loeren cn.... niet de harde leerschool van zijn vader dood maken „deze woorden waren zoo dikwijls al tot Piet gezgd, en ook nu weer herhaal de zijn"vader deze woorden nog eens voor zich, terwijl hij nog even zijn heele getob uit vroegere jaren de revue liet passeeron en bij zich zelf nog eens naging, hoeveel hom ontbrak aan verstandelijke ontwikke ling, toen hij in het vak kwam. Hij was met zijn elfde jaar van school genomen en kende ampertjes lezen en schrijven on van rekenen net zooveel, dat hii oen een voudig oplellingsko kon maken. Wat vader op het oogeublik wist. had hij hoofdzake lijk zich zelf geleerd in de weinige vrije uren, die hem restten. En juist, daarom wilde Ijij niet. dat Pief donzelfden weg opging. Hij zou Piet een flinke, degelijke burgeropvoeding geven. Hij zou zijn eenigen zoon laten sludeeren tot zestien jaar; dan pas zou hij hii hem ïi: de zaak komen cn later aan het hoofd geplaatst worden van dit bedrijf, dat hij met zoovele opofferingen gebracht had lol dien bloei on tot die hoogte, waarop de zaak thans stond. Zoo redeneerde vader voort, terwijl Piet op zijn dooie gemak nanslcnterde en net op het nippertje, do school binnentrad. Een minuut later, had hij -liet, hek (liclitgcvon- don en was rechts om keer kunnen gaan*, na negenen werden geen leerlingen meer toegelaten. Piot zit met zijn gedachten elders. Het werk wordt slordig gemaakt: de antwoor den zijn .verward en verkeerd en getuigen van cr-Jiiet-hij-zijn: in één woord *1 is met Piet weer mis en het leidt geen twijfel of Enfant terrible. Liesje: „Grootma, sluit u uw oogen eens." „Waarom, nvn Liesekindje?'' „Moeder zei gisteren, als grootmoeder do oogen toe doet, dan krijgt Liesje een nieu we póp." Parvenu. Gast (tot een parvenu): „Waar is uw oude knecht gebleven?" Parvenu:' „O, die lieeft met de Gham- pagnekurken welke hij bij mij verzameld lieeft.'een lenoleumfnlmek opgericht." Hij begreep 't. Barones: „Is mijnheer thuis?" Bediende: „Meneer dc baron is in* dc bibliotheek." Barones: „Nu, maak mijnheer dan gauw wakker, want er is bezoek." Een verzuchting. „Eigenaardig hè, hoe ouder we worden, hoc minder of we geven om de dingen, d^e ons in onze jeugd zoo aantrekkelijk sche nen." In stijl gebleven. Mama (zeven uur in den avond): „Kom, Elsje, 'l is tijd naar je bedje to gaan. Al de kleine vogeltjes liggen al in hun nestjes lo slapen." Elsje (den volgenden morgen half vijf): „Mammie, 'f is tijd om op te slaan. Al de kleine vogeltjes zijn al op en de mama's van de vogeltjes ook." Erin gevlogen. Man ((huiskomend van paling-peuren): Ziezoo vrouwtje, ik heb een mooie vangst; de knecht komt er aanstonds mee hier! (Eenige oogonblikken later komt de knecht en overhandigt een pak met de woorden): Er was geen levende paling meer voorradig, dus heb ik maar gerook te meegebracht!! Verbeterd. Advertentie: „Prils, keer terug lot je bedroefde vrouw. De piano te verkocht cn ik heb me een kookboek aangeschaft." Oud genoeg. Dorpsburgemeester: „Zoo, zoo, Nel is, on hoe olul is nu je vader al?" Nelis: „Ruim 82 jaar, meneer de burge meester." Burgemeester: „82 jaar? Maar dan loopt hij kittig, hoor." Nelis: „Joa als io 't nou nog niet kon, dan loert ie 't nooit meer!" Waarschijnlijk. Dokier: Onlangs heb ik oen uiterst gevaarlijke heenbreuk genezen; later werd mijn patiënt hardlooper. Heer: Zeker toen u met de rekening kwaamt? Het luie jongetje. Moeder, ik wou dat ik de Seine was. Waarom? Die volgt haar weg zonder uit haar bed te gaan! Voor en na het huwelijk. Zij: Je brengt nooit meer eens choco lade voor me moe, zooals je vroeger wel deed vóór wc getrouwd waren. Hij: Dat is zoo.maar heb jij wel 's gehoord van een visscher, die aas aan een viseh. gaf, 4óen-ie !m gevangen had? De aanhouder winf. Dagbladrepor terEn, mijnheer, waaraan wijt u het gelukkige feit. dat U 100 jaar oud goworden bont? Do honderdjarige: Ik heb nooit ge rookt, geen alcohol gebruikt, en ben altijd in alles matig geweest. Dagbladreporter: Goed, mijnheer, maar een oom van mij heeft net zoo ge leefd eu is toch maar vijftig jaar geworden. De honderd-jarige: Ja, hij heeft hot niet lang genoeg vol gehouden! Ten einde raad. Wim: Vadertje, mag ik in dei Vader: Neen, Wim, nou niet 'J regent; je zou kou vatten en dood g* Wim: Hè vadertje, ik vind T jn;^ leuk in den regen! Vader: Kijk eens. Hier mooi boekje, dat vader voor je kocht: „Hoe moet ik leven?" zegt de druk werkende man. Ga dat eens stil zitten lezen. Wim gaat gehoorzaam zitten lezen, een poosje: Pappie, luister es hier staal;. Zog mij mot wien gij omgaat en ik s eJ zeggen wie gij zijt. Is dat waar? J> oi nou een brave jongen met een stouten gen omgaat, is dan de bravo jongen omdat hij mol een stouten jongen oini Of is de stoute jongen dan braaf onidi niet een braven jongen omgaat? 01 l de stoute dan braaf en de brave stout' als ze dan wéér samen spelen Vader: - Wim.... Ga in Godst! maar wat spelen in den Tegen! Gepast antwoord. In een gevangenis, bekend golioorigheid komt con buitenjongen, eens andermans koiebn heeft uitgeooi naast een horlogedief te zitten. Do jo: klopt aan den celmuur en vraagt: laat is 't?" waarop do ander- antwo „Melkenslijd!" Vreesslijk abuis! A.: Hoe kom jo zoo.ineens getroc w B.: Wel, onlangs wilde ik bij oen vccaat gaan, en bij vergissing kwam op 'n huwelijksbureau terecht; en zóó het, gebeurd! Concurrentie. Onderwijzer: Hoo noemt men bet iemand altijd van een ander kt spreekt en Op allerlei manleren zijn tracht te bekladden? Leerling: Concurrentie, meester. cr volgt straf cn.nablijven is de bood schap. Nu was „nablijven" voor Piet zelf zoo'n groote straf niet; integendeel soms vond ie liet leuk. Dikwijls toch had hij ge zelschap en in dergelijke gevallen vond ie het fijn. Dat was een gelegenheid (e meer om, achter Mijnheer zijn rug' kattekwaad uit te halen en (le hoeken en schriften to verleggen en te verbergen en dc kastjes der andore klasgenoot en, die dèh volgen den morgen dit zouden bemerken, wat natuurlijk groote stoornis en wanorde zou brengen. En daarop had hel Piet juist ge- mund. In hol verzinnen van dergelijke flauwe aardigheden, was onze vriend haantje de voorste; in het ijverig' doorwerken en af maken van zijn werk, kwam ie achteraan gesloft; vandaar die vele klachten en dat i erhaald schobblijven En zoo kwam liet, dat Piet dien zelfden voormiddag we,er moest nablijven. Dat er oen standje van zijn vader volgen zon, daar was hij wel een beetje bang voor, maar dat dp bedreiging werkelijkheid zou worden en dat hii naar kostschool zou moeten, daar had hij allerminst aan ge dacht. Zoo Piet, waar kom jij vandaan? Van school, vader. - Van school? En liet is al bij éénen Heb je moeten schoolblijven? Ja vader. En waarom? Ik had niet opgelet en daarom.... Schei maar uit! De maat is vol. Aan alle geduld kómt een eind. Vandaag veer tien dagen hen je weg. Dan is je rijk hier uit. Jo gaat naar kostschool. En of je nu hoog of laag springt.... jo gaat. Van-, daag schrijf ik nog naar de Overste der School. Dan zal ik eens zien of we een flinke jongen of een straatslijper en deug niet zullen maken van onzen Piet. Begre pen? Ja vader! Dan i/3 liet goed. Ga onder mijn oogen uit! Ga je boterham oten en weg naai school. Kom je om A uur niet dadelijk thuis, kom ik ie met de stok halen en dan zullen we verder samen Fransch spreken Begrenen? Ja vader! Als vader sprak van „Fransch spreken", wist Piet wel hoe laat liet was en uit wel- jken hoek den wind waaide. Dan was het verstandig en heel verstandig ook, zoo weinig mogelijk tegen te pruttelen cn.... te meer, daar Piet nu wel gemerkt had, dat het vader ernst was en dat hij naar kostschool moest: iels wat Piet vveeselijk vond en waar hij altijd tegenopgezien had als tegen een berg. Hoe kon het anders? Was hij niet het eenige "zoontje en de lieveling van zijn moeder? (Wordt vervolgd.) REISHERINNERINGEN. IV. Willebroeck. Aan het station gekomen moesten we nog eenigen tijd wachten, welke wij be steedden om onze cadeaux nog eens extra in te pakken. Nog een oogenblik wachten en daar kwam de (rein al in 't zicht en stopte spoedig. Oom Honneró hielp ons bij het instappen. Het oogenblik van scheiden was daar. Nog een flinke handdruk en „tot wederziens oom" en.... daar volde het ijzeren stoomnaard weer heen. Zoolang wij konden, tuurden we in de richting waar we eenige maar zeer genoegelijko dagen onzer vacanfio hadden doorgebracht. Toen Axel aan ons oog ontrokken was. blikten we nog maar steeds naar buiten, om toch maar de eenvoudige, maar tyniseho bloeding der boeren en „het land van Axel" goed in ons op le nemen. Wo kregen na Axel nog twee stations. Dit waren de laatste oogenblikken, die wij nog in Zeeuwsch Vlaanderen vertoefden. Eindelijk passeerden wo de grens en re den nu op Belgisch grondgebied. Onze trein hield 'stil bij het grensstation Clinge, alwaar onze pakjes en koffers door de commiezen werden nagezien, hetgeen visita tie genoemd wordt. Dat liep vlug en goed van stapel. Toen do Belgische reizigers waren ingestapt, viel mij dadelijk iets op. Tot daar toe was het doodstil in den trein geweest, en geen woord gewisseld tegen de medereizigers. Doch toen dc trein het station Clinge verlaten had, werd het drukker in den trein eu soms moest men den huik van 't lachen wel vasthouden, an ders, geloof het vast, Icwam je er zonder tehuis aan, want die Belgen zijn me gas ten! Grappen maken en lachen. De tegen stelling in dezen korten tijd was groot! Na het pas verlatene station, passeerden we er nog twee, en nu volgde het stadje St. Nicolaas. Ook hier was het volop drukte en gewoel van belang. Hier moesten wo, om de reis voort te zetten, een andere trein nemen en hadden daardoor een half uur oponthoud, zoodat ik mijn oogen eens goed den kost kon geven. Opeens zegt mijn broertje Henri: „Emile, kijk eens ginder, wat is dat, dat daar zoo blinkt?" Ik keek in de aangewezen richting en zag op een hoogen toren een beeld in de zon schille ren. Ik moest hem van zelf het antwoord schuldig blijven doch mijn vader, die liet gehoord -had, vertelde ons toen, dat het beeld was van 0. L. Vrouwe, en wel 4 a 5 M. hoog was. Hij zeide ook. dat het stadje St. Nicolaas geheel Katholiek was. Eindelijk konden we weer 'instappen, 't Was een gedrang, een geschreeuw, ge roep en gelach, zooals ik op' goe,n enkel vaderlandseli station gehoord of gezien had. 't. Was trouwens nu ook oen bijzon dere dag, want 'l was in St. Nicolaas een groote marktdag. Nu, we haddci\ in ieder geval- toch een fijn platasje. Daar gaf dc stationschef sein lot vertrek en daar gin gen we. Het merkwaardigste wat nog op deze reis (e zien was, is de spoorhrug-over de Schelde lui Tempts, welke 700 .M lang is en mij deed denken aan don vaderland- schen bodem, bij Moerdijk. Na een klein uurtje rijdens, arriveerden we te Wille broeck. Tante Maria en tante Louise waren aan het station 'om ons op te wachten. Met deze tantes wandelden wij naar het huis van grootmoeder. Wat waren wij al len blij, die goede grootmoeder in den besion welstand le kunnen begroeten. Na ons verfrisclit cn gegeten te hebben, brach ten we den dag kalm door. want 't was al fe Iaat om nog uit te gaan. Emile Duym. (Wordt vervolgd.) Pleun en Teun. Ei- waren eens twee kinderen, Pleuntje en Teuntje. Zij hadden vacanlie, en moch ten van moeder op een dag aan vader eten gaan brengen. Moeder zei. jullie mogen vooral niet lang weg blijven. Dus, onder weg niet blijven spelen. De kinderen be loofden to gehoorzamen. Zoo gingen zij weg, maar waren nog maar 'n klein eind je op weg en daar zagen zij een veld met mooie bloemen slaan. Pleun zei tegen Teun „kom, laten wij die bloemen gaan pluk ken"! Maar toen zei Teun, zouden wij dat wel doen. je weet wat moeder gezegd lieeft. Toeli deden zij het en toen zij weer verder wilden gaan, kwam er een groolo onweersbui opzetten en het begon hard te regenen. Pleun en Teun werden erg hang en liepen hard naar vader toe, waar zij druipnat en veel te laat aankwamen. Va der had reeds geruimen tijd gewacht, en was erg boos op dc kinderen, toen zij vertelden, dat zij onderweg bloemen had den gepinkt. Zij beloofden beterschap aan vader, die nu tegen hun zeï: welnu, geef mij dan elk een zoen en jij op deze knie on jij op de ander, en dan gaan jullie weer gauw naar moeder" terug, en belooft ook haar voortaan gehoorzaam to zullen zijn. Dat deden zij ook. moeder vergaf hun dit wel en Pleun en Teun waren voorlaan ge hoorzame kinderen. Pim Verhuist. Snoeplust gestraft. De drie zoontjes van den politieagent Willoms zijn zeer ondeugende hengels. Ze hooien Jan. Piet en Frans. Zo zijn altijd eender bekleed cn zijn haast even groot. Bij hen thuis, op dc liooge kast, sIl drie potten met ingemaakte pruimen, oen keer toen Mama met de meid naai groentenmarkt ging, zagen zij de schoon. Zij hadden er dikwijls beg, naar slaan kijken, maar de kast wat hoog, dat zij er niet hij konden, doen ze? Pa zal nog wel slapen wam was' van morgen nog niet te zien gei Gauw samen afgesproken wat zij zoi doen. Piet was de slimste. Hii stelde plan voor, dat de anderen goed voi Jan, die de sterkste was, zou bok staan, Frans zou op zijn rug klhuni". eindelijk Piet, die dan op dc' kast klauteren. Toen hij eindelijk op do .zat begon, hij lekker te smullen en alles en jullie niets." Toen werden Jan en Frans h schudden hem de vuist en hieven' luid geschreeuw aan, dat vader ba: kwam loegeloopen, in de meening. zijner lievelingen een "ongeluk had ii gen. Je begrijpt de verbazing van pafl (ie schrik der knapen. De heide scb we es Henen hard weg! Maar Piet dat wat anders. Van schrik liet hij dor, uit zijn handen vallen, terwijl hij-deal r.olc afstjet. die voor pan a z'n voelen duizend stukken neerviel. En de rost do geschiedenis? Wel dood eenvoud® kreeg zijn zin. Hij kreeg alles en wo! klappen en de anderen niets. 13. Onwedcr. Een drukkende hitte had reeds di lang aangehouden. Geen windje rilsoH' do bladeren der boomen. Onboww stond het haantje op den toren naar Oosten te staren. Vinken en musscbeo ten met uitgespreide wieken on open 1 jes op lakken en daken smachtende t een druppel water, om hun brand» dorst to lesschen. Do arbeid in bol was onuitstaanbaar; deuren en vod; bleven open.... Doch zie! er kwam' andering in de lucht, 't Haantje dra' naar alle kanten, totdat ze eindelijk ii Noorden bleef staan. Alles wat leeMj de lucht zocht een schuilplaats schuren, hagen en dakpannen. In de v rommelde reeds den donder. Dikke 'pakten zich samen en 't werd zoo (tó «als in de nacht. Knot'- 4e V len doorkliefden de lucht, gevolgd ratelende donderslagen tot plftts de f dikke druppels vielen, als sein lol stortbui en zoo geweldig, dat het leek; of hel met bakken uit de lucht viel ruimen tijd hield dit kletteren en scjr ren aan doch langzaam dreef de bui' en brak het zonnetje door de wolkon t die van lieverlede in Oostelijke riek' "ei-dwenen. En de menschen heradem weer on traden naar builen en ad® met volle teugen de frissche lucht in, mensch en dier en plant nieuwe krv schonk en lust. Cor Tiid Avond. De bloemekens zijn nu gaan slapck Ze nijgen haar kelkjes teer. En over de moede aarde, Daalt stil de schemering neer. Do vogelkons in do hoornen, Ze zingen nu niet meer: Ze (luiken diep hun kopkenS In warme veerkens neer. En de zilveren sterren nu komen, Heel stille aan den trans: Beschijnen do sluim-rende aarde Met zachten, witten glans. En alle gcdvuisch is verdwenen, Niéts, dat de stilte meer stoort: Nog even liet klokje van 't kloos Voor avondgebéd, wordt gehoord- En menschen en bloemen cn voog En allen nu sluimeren zacht: En over de rustende aarde. Daalt stille de zachte nacht.- ttrij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 12