kalender der week I Als niet anders wordt aangegeven [leeft in deze week iedere H. Mis Gloria 0 Credo en de Prefatie van Kerstmis. Z0NB6S3» 14 Juni. Zondag onder e( octaaf van H. Sacra- 1 e n t s d a g. 2e Zondag na Pinksteren ](Iis: Fact u s e s t. 2 gebed v. li. Oc- ,taaf v. H- Sacramentsdag, 3c v. d.JS.. Ba- Igjlius. Geen Sequens. Kleur: Wit. Door een voortdurend herhalen van de groote levenslessen, welke de Leeraar der gaarheid, de gioolo Menschenkenner, Christus, en Zijne Apostelen hebben, nage laten tracht de H. Kerk het in ons door ;aen H. Geest uitgestorte genadeleven lot ijjloei te brengen. Vandaag wijst zij ons op de liefde, 'het eerste en voornaam ste gebod in de Wet. Uit liefde heeft de Deer ons verlost van den geQslelijken jood en ons geschonken het bovennatuur lijk zieleleven. (Introitus-Epislel). Om dat leven te voeden wil Hij zelf onze Spijze zijn in het Allerheiligste Sacrament en hoezeer verlangt Hij dat wij die Spijze nut- tigenl (Evangelie). Geven wij toch gehoor aan dien liefdevollen aandrang door als oo» aanzittenden aan den Goddelijken liefde- i0 maaltijd Zijn huis te vullen! Daar zullen wij genezen worden van onze gebreken (Graduale, Alleluja-vers, Offertorium); jaar zal ons gebed verhoord worden geef ons uwe altijddurende liefde (Ge- 'j!( lied); daar zullen wij leeren zingen het lied der liefde voor Hem, die zoo goed ons is (Commimio)daar ook zul len wij leeren beoefenen de zoo heerlijke daadwerkelijke naastenliefde, waartoe de Apostel ons in het Epistel opwekt. MAANDAG, 15 Juni. ,5e dag on er het octaaf v. b. Aller- eiligst Sacrament. Mis: Ci- iavit. (als op H. Sacramentsdag) 2e ge- bed v. d. H.H. Vitus, Modestus en Cres- K ientia, Martelaren, 3 Concede (ter eere in Maria). Kleur W i t. DINSDAG, 16 Juni. 6e dag onder et octaaf v. h. H. Sacrament. Mis als gisteren, 2e geb. Concede, 3 vóór Kerk of- Paus. Kleur: W i t. WOENSDAG, 17 Juni. 7 e dag o n- jer het octaaf v. h, H. Sacra- ent. Mis als gisteren. DONDERDAG, 18 Juni. Octaafdag i n - hel Allerheiligste Sa fer amen t. Mis: C i b a v i t. 2e gebed d. H. Ephrem, 3e v. d. H.H. Marcus en Harcellianus, Martelaren. De Sequens: üauda Sion wordt in alle H. H. Missen iebeden. Kleur: W i t. Met Engelenspijze hebt Gij uw volk ge leed en Brood van den hemel hebt Gij ra gegeven. Alleluja (Kerke!Get.). VRIJDAG, 19 Juni. Feestdag van bet Allerheiligst Hart - van es u s. Mis: M i s e r e b' i t u r. (Zie in iet Misboek achter de maand'Mei). 2e ge- icd (alleen in stille .H.H. Missen! v. d. H. fuliana de Falconieri. Maagd. Prefatie v. i. H. Kruis. Kleur: W i t. Wie zou hot liefhebbend Hart van Jesus geen wederliefde schenken? Wie der ver asten niet naar Jesns' Hart verlangen eri doorboorde Hart vrfbr altijd zijn verblijf kiezen? (vrij -.naar de Kerkelijke [etijden). ZATERDAG. 20 Juni. Mi s v. d. Al- er h e i l i g s t e M a a g d M a i a op Saterdag: Salve (Zie onder de Votiefmis- vgn Maria van Pinksteren tot den Adveiit) 2 gebed v. d. H. Silvcvius, Paus en Martelaar, 3 v. d. H. Geest, 4 voor den Pans. Geen Credo. Prefatie v, d. H. Maagd (invullen: En om de, Vereering) Kleur: Wit. Lisse. ALB. M. KOK. Pr. kerbske met 1 altaartje, 'n commiiniohank- 3? en 6 zitbanken, juist plaats genoeg voor 36 menschen, dus veel te klein. 2 bokjes aan weerszijden onder de pannen als sa- cristie en bij,sacristie met altaar en biecht stoel. Vervolgens 2 schoollokalen in hout met wat banken, een slaapzaal met 13 redden en een huisje voor den knecht. Schoolboekjes, sehoolbehoeften en leer middelen als platen en kaarten ontbra ken zoo goed als geheel. En toch moet het onderwijs eoncurreeren, met dat der Gou- teóiements-Holl.-Cftin. Lag. Scholen. Baarbij*18 interne jongens, die tezamen maar 'n schijntje betaalden,' en waarvan de meesten geheel ten onzen laste tot liet m verschaffen van kleeden toe: en de salaris van Catechist en Ghineesche onder la wijzer. Ziedaar de missie, zooals wij haar moes- ten overnemen. Had de vorige posfoor nog een flink salaris per maand van het gouvernement, hij zijn overplaatsing ging mee en het Gouvernement geeft" ons niets, tenzij de vergadering voor een be perkt aantal dienstreizen. Is het wonder, dat Mgr., de Apost. Prefect al spoedig,met ide handen in liet haar zat? Wij zijn slechts Van een kleine Congregatie en van.een pas [opgerichte Holl. Provincie, 't Is onze eer de eigen, en Holl. Missie, doch giften er voor vloeien maar al te schaarsch binnen, wals da maandelijkscbe lijst in ons [Maandschrift. „De Vriend der H.H. Har ten" onder het hoofdje: „Voor de Missie [v'an Mgr. Herckenrath" aangeeft, gemid deld 50 a 75 gulden pgr jnaand. terwijl j(de gewone uitgaveen per maand pl.m. J 500.bedragen. Ons gespaarde kapi taaltje is nu verdwenen. Mgr. heeft reeds leening moeten aangaan, want er moet gewerkt worden, Rome zond ons daarvoor, doch kan ons uit de inkomsten van het [Genootschap tot Voortplanting des Ge- loofs slechts een kleine aalmoes per jaar Menken. Hebben we ons best gedaan? Is er in de e Waanden van ons verblijf hier met Gods mup en genade reeds iets tot stand ge- vacht? Oordeelt, lezers, die steeds zoo vol alangsteliing en liefde met de uitbreiding van Jesus' Liefderijk op aarde meeleeft n zooveel eerbied hebt voor het zorgen en. jvoegen der Missionarissen, hetzij deze orken in de verstijvende koude van bef hooge Koorden of onder de gloeiende zon van don Evenaar. Nauwelijks aangekomen is Mgr.. zijn dienstreizen begonnen om kennis te nemen van zijne nieuwe Missie, terwij] wij het sehoone ambt van onderwij zer gingen vereenigen met priesterlijken arbeid. Ais aangewezen hoofd der school moest ik aanstonds inlichtingen gaan in winnen aangaande het onderwijs in Indië, en het aanschaffen van boekjes en leer middelen. Onschatbare hulp inoch in on dervinden van de Eorw. Fraters van Pa- ding en de Eerw. Broeders van Huiber gen te Siiigkawang, welke laatsten mij zelfs' hun geheele leerplan met opmerkin gen zonden en verscheidene boekjes. Mijnheer en Mevr. Raaijmakers, onderwij zers aan de Gouvernements II. Ch. School van Pankaïpinang hielpen ons met raad en daad. Spoedig kon ik overgaan tot hel bestellen. Mgr. gaf van zijn armoede, wat bij kon. Naar Holland werd geschreven om oude schoolplaten en kaarten en niet zonder succes. Ik wil de bescheidenheid der goede geefsters, schoolzusters, niet» schenden door namen te noemen, maar betuig haar hierbij nog eens onzen inni.g- sten dank. Mogen ook de andere school besturen iets van afgekeurde leermidde len voor ons afzonderen, voor ons en onzo nog spoedig op te richten scholen, zijn het schatten. Onze Paters te Ginncken, Kloos ter der H.H. Harten, zullen zich gaarne met hot overzenden belasten. De Cbinee- sche ouders stellen vertrouwen in ons onderwijs, zoodat zelfs in den loop van liet schooljaar het leerlingen lal is aange groeid tot meer dan 100, verdeeld in 4 klassen, nl. een voorklas, een le, 3e en 5c klas. De 3e en 5e klas zijn bijna geheel Katholiek, PaaschZaterdag heb ik nog 2 jongens gedoopt en van de ic klas verlan gen reeds verschillende kinderen Katholiek te worden, maar durven het nog niet aan hunne ouders vragen, die op godsdienstig gebied zeer onwetend en onverschillig zijn. Maar ik heb het vaste vertrouwen, dat door de machtige hulp van O. L. Vr. Voorspreekster der Zeevarenden, ook dat zal'veranderen, als wij na het goed aan- leeren der falen, zelf met de menschep, over godsdienst kunnen praten. Uitbrei ding van school en kerk met Juli is 'n drin gende eisoh om in staat te zijn het nieuwe schooljaar in Sept. met een nieuwe voor klas te beginnen. Wij hopen dan 'n 140 leerlingen Ie; tellen. Mag ik niet terecht spreken van een bloeiende statie, als ik denk aan de toekomst van al die leerlin gen? Doch we hebben slechts enkele meisjes op. school, de Chineezen houden niet van coeducatie. En wat kan op den duur een Missie doen zonder Katholieke meisjes en bruiden en huismoeders? Dat zag Mgr. c-nmiddellijk, en hij haastte zich, naar Holland te schrijven ora Zusters, en lof en dank aan God. hij mocht slagen. Met Aug. mogen wij 8 Zusters van 't Godde lijk Kind Jesus (De Voorzienigheid, Moe derhuis te Amsterdam) in Muntok ver wachten. Mgr. is aanstonds begonnen, het. huis, dat hij in Muntok voor weinig geld gekocht had en bestemd voor zijn residen tie en kerk, in te richten lot klooster voor de Zusters, pensionaat en meisjesdag school. De kapel blijft echter voorloopig Parochiekerk: met Kerstmis werd zjj vol gens het plan op. den avond onzer aan komst gevormd, in gebruik genomen. Voor de oprichting van een jongens- en meisjesschool te Manggar op 't groote tineiland Billiton, werden plannen ge maakt. die, als het eenigszins gaat, met Aug. of Sept. a.s. moeten uitgevoerd wor den, Wijl het. onkweeken dei' jeugd tot ijverige en degelijke Katholieken hef best kail geschieden, als zij onttrokken worden aan hef heidensch milieu en gewend wor den aan godsdienslpractijk, moeten ook meer jongens interna ten worden opgericht. Mgr. is dus bezig met plannen voor het bouwen van een kerkje in Pankaïpinang, dp hoofdplaats van Baneka. en daar later, als wij ook Onderwijs-Broeders kunnen kriigen, een internaat mof Holl. Chin. Lac- School op te richten. Hebben we bevoegde en door dp regeering erkende onderwijs krachten, dan kunnen wij ook 011 goede gronden subsidie voor onze scholen aan vragen. die dan niet met recht kan ge weigerd worden. Belangstellende lezers, terwijl ik bezig was U te ontvouwen, wat in 8 maanden in onze Missie tot sland kwam, heb ik tege lijk onze plannen voor de toekomst ont huld. Maar. zult U zeggen, hoe durft Mgr. het aan, als reeds zijn spaarpotje ver snoept is, eqn reis en eerste onkoslen? wat kan II een leening helpen van 10000 gul den. die U toch weer terug moet geven? Is Mgr. niet roekeloos, moest hij niet de. tering naar de nering zetten? Ik vraag II, lezers: ..En dan de zielen maar laten verloren gaan, die ook geroepen zijn tof het Rijk van Jesus' H. Hart, -onzen Lief- dekoning. ook vrijgekocht door onmetelijk lijden, ook kinderen van denzelfden Vader in den Hemel en onze broeders? Zullen wij, zonder hulp, hef volgend jaar kun nen, wat we nu zouden 'uitstellen? Bij de liefde van Jezus voor de zielen onzer broeders, geen uitstel, nu de oogst te rijpen staat, 't Is geen roekeloosheid in een dringende zaak op Gods liefdevolle Voorzienigheid te bouwen. Zij zal harten weten te treffen, te ontvlammen, die bij hun gebed den aalmoes naar vermogen voegen, harten van weduwen en armen, die hun penningske, harten van rijken, die, schatmeesters van het fortuin, dat God hen schonk, rijkelijk offeren van hun overvloed, ondanks de benauwdheid en onzekerheid der tijden. Ik doe dan een beroep op U, goedwil lende lezers, die, dankbaar voor de sehoone gave van het H. Geloof, dat God U schonk zonder eenige moeite van Uw kant, met innig medelijden die duizenden arme heidenen beschouwt, voor wie de hemel zich wellicht nooit ontsluiten zal. Ik doe een beroep op uw gebed, opdat Gods genade lichte over onze plannen en de harten onzer Chineesjes neigen tot het Geloof. Ik dóë een beroep op Uwe milddadigheid en vraag met vertrouwen Uwe gaven groot of klein. Mgr. hoopt met een kapitaal van 50.000 gulden de eerste moeilijkheden te kunnen overwinnen. "Willen de lezers, willen mijn mede-Paro chianen van de Mon-Pèrekerk te Leiden, ja willen allen gezam'elijk niet een - gedeel te van die som bijeenbrengen? De Redactie zal met vreugde die gaven voor deze nieuwe Missie in ons eigen Nederlandsch Indië verantwoorden; en ik twijfel ook niet, of de energieke leider der Leidsche Missie-actie, kap. P. J. Simons, Oude Vest 223 té Leiden, zal gaarne gif ten in ontvangst nemen. Anderen wel licht zullen mij liever zelf hun gaven schenken of door middel van mijn dier bare Ouders (adres J. Meijer, Damlaan 37, te Leidschendam). Weet ik hun adres, een dankbrief zal niet uitblijven. Zoo ga dan, vanuit de armoedige pas torie te Sambong, Banka, mijn artikeltje de wereld in onder de zegen der H. H. Harten en de toestemming mijner geeste lijke Overheid, om harten te ontvlammen lof bidden, lijden en offeren. Zoo de- Redactie mijn juist niet letter kundige stukjes zal willen opnemen, wil ik gaarne van tijd tot tijd eens met IT, lezers, over onze Missie en haar vorde ringen komen spreken, en nu dank ik U bij voorbaat voor Uw aalmoes, maar meer nog voor uw offers, lijden, kruisjes en gebed. Sambong, eiland Bangka N. O. I. Beloken Paschen, 19 April 1925. P. ISFRIDUS MEIJER, S.S.C.C. RIVIERBOEVEN. Kapitein Stanton zat in verlegenheid. Zijn wereldsche bezittingen bestonden in de kleeren, die hij aan had en zijn be deesde voorstellen tol de juffrouw, bij wie hij in de kost was, om hunne kleine reke ning te vereffenen, totdat hij iets „om handen" had, hadden geen ander resultaat dan dat hem de deur .werd gewezen. Het was een koude, triestige dag mot een scherpen wind. Zonder eenig vast plan sloeg hij een westelijke richting in. Hij zwierf rond tot dat de stralen breeder en ook schooner werden, doch hier kon hij het ook niet aangenaam vinden en zijn water-instinct dreef hem zuidwaarts naar dc rivier. Een man in een zwarten ulster met een deukhoed op, keek hem scherp aan toen hij voorbij ging. Zonder dat hij het wist was kapitein Stantoii al sedert eenige minuten door dit individu gevolgd. De man aarzelde een oogenblik en verhaastte daarop zijn stap en stootte Stanton aan. Je bent zeker op dc riviër thuis niet? vroeg hij bij wijze van inleiding. Stanton maakte een scherpe bocht en keek den onbekende scherp aan. Als je iemand vindt, die er meer op thuis is, dan zal ik je bedanken indien je hem aan mij voorstelt, hernam hij. Ken je den lagerwal? informeerde de ander. Ik heb op allerlei schepen gediend, die geregeld langs dien vervloekten dijk voeren. Dc vreemdeling knikte goedkeurend. Ik verbeeld me, zei bij, dat je den weg weet, ook zonder loods, is het ni^t? Ik kan den ,weg ruiken, als 't noodig is. Maar wat wil je nu eigenlijk? Het kan zijn, dat ik een baantje voor je héb.. Je ziet er niet florissant uit. Hoor eens, zei Stanton, baantje of geen baantje, je hebt je niet met mijn zaken te bemoeien. Goed, goed, hou je kalm, zri de man in den regenjas. Laten we een borrel drin ken en verder spreken. Dat vond Stanton goed. Nu, zei de man, zoodra ze in een café waren aangeland, laat ons nu de zaak bespreken. Zeer goed, mijnheer, zei Stanton, op wien de warmte van de cognacgroc een verteerenden invloed had uitgeoefend. Mag ik vragen wie u is? Mijn naam is Rawson, Alfred Raw- son. antwoordde de ander. Ik heb een erg eenvoudig karweitje voor je en je kunt zelf je gage bepalen. De waarheid is, dat ik een beetje verlegen zit: ik en een paar vrienden hebben een klein jacht liggen be neden aan den lagerwal en wij waren juist van plan om naar Boulogne te zeilen, toen ongelukkig op het laatste oógenblik dje man, die het vaarwater kent, ziek werd ep niet in staat was met ons over te -sicked. Zou jij nu zijn plaats willen innemen? Stanton tikte de asch van zijn sigaar. Wat biedt u, mijnheer? Wel, daar bet slechts kort duurt en ik zoo spoedig mogelijk wil vertrekken, wil ik het stellen op 200 gulen, behalve de reiskosten. Dat is goed betaald, zei Stanton, en ik ben je man, tenminste als -het jacht groot genoeg is voor dezen tijd van het jaar. En wanneer vertrekken wij? Hoe staat het met het getij! Ik zou gaarne zoo spoedig mogelijk willen ver trekken. Kapitein Stanton dacht even na. Als u om half elf van ..avond aan boord zijt, dan zakken wij met de eb af en als de wind in dezen hoek blijft staan zijn wij morgenochtend in Boulogne. Goed, zei Rawson, dat treft uit stekend. Vergeet het niet: de „Amerelia". Hier is alvast zestig gulden, ingeval je iets noodig mocht hebben. Stanton stond met het bankbiljet in de hand en keek naar 's mans breede scnou- ders, terwijl hij door de glazen deur ver dween. Plotseling schoot liet hem te bin nen, dat onder zijn riem te veel ruimte was en derhalve schoot hij weldrp een schaft huis binnen. Na zich te goed te hebben gedaan, stak hij een pijp op en ging de courant lezen. Er was een zaak, die hem interesseerde, namelijk een bankdiefstal, waarbij vier of vijf man ongeveer een half millioen hadden weten machtig te worden. Een persoon was reeds gearresteerd, docii de anderen waren nog op vrije voeten en een belooning van 5000 gulden was uit geloofd voor hem, die hun gevangen neming bewerkstelligde. De voornaamste schurk was de kasier van de bank, Masson genaamd, wiens signalement vrij nauw keurig werd opgegeven. Speciaal werd de aandacht gevestigd op het feit, dat hij twee toppen aan de vingers van de rechterhand miste. Stanton las dit alles op zijn dooie gemak en daarop ziende, dat hij nog een paar uur tijd had, ging hij een dutje doen. Om kwart over tien stond kapitein Stanton, gewikkeld in een oliejas, aan den waterkant, juist op het punt de „Ame relia" aan te roepen, toen een kleine jol uit de duisternis naar voren schoot. Je bent op tijd, kapitein, riep Raw- son's stem. Uitstekend. Sftfnton stapte in de jol en roeide bin nen eenige minuten naar een sierlijk jacht. Welkom aan boord, schipper, zei Rawson. Dit is mijn vriend, waarvan ik je sprak, Barker. Stanton sloeg zijn hand aan zijn pet cn liep naar de kajuit. Twintig minuten later zakten zij de ri vier af. Kapitein Stanton liet - de deur open, opdat zoo noodig zij een handje zou den kunnen helpen. De mannen in de ka juit schenen erg vroolijk en spraken voort durend met elkander, doch zoo zacht, dat Stanton er geen woord van kon verstaan. Mijl na mijl werd afgelegd en Stanton, met één oog gericht op de rivier en één op de kajuit, stuurde werktuigelijk en daar het jacht uitstekend naar zijn roer luisterde, had hij niet veel te doen. Plotseling zag hij echter iets, dat hem terstond tot vol bewustzijn bracht en hij staarde scherp vooruit om beter te kunnen zien. De twee mannen, Rawson en Borker, speelden kaart en vermoedden niet, dat een paar scherpe oogen op hen waren ge richt, Kapitein Stanton keek en wreef zich de oogen en keek nog eens en toen raadde hij terstond de geheele toedracht. Hij nam de sigaar uit den mond en wreef zijn" han den, intusschen met zijn knieën sturende. Ben je koud, schipper? vroeg Bar ker. Nog al, mijnheer, antwoordde Stan ton. Goed, dan wil ik wel even het roer vasthouden, dan kan je je even warmen. Hoe moet ik het houden? Juist als het nu is, mijnheer, dank u. En bedaard stapte hij de kajuit binnen en lief de deur dicht vallen. Een cognacje, kapitein, dat zal je goed doen. Stanton duwde de schuif op de deur en kwam iets dichterbij. Neen, dank je, mijnheer Masson, zei hij, ik drink niet met dieven. Met een vloek sprong de man op, stak de hand in den zak en haalde er een re volver uit. Stah.ton maf den afstand mot zijn oogen, doch verroerde zich niet. Waf bedoel je? vroeg Rawson. Is dat de een,of .andere streek? Wie is Masson? Tot eenig antwoord wees Stanton op de hand, die op de tafel rustte, in het volle lamplicht. De man keek er naar en begreep wat hij bedoelde! want hij werd een weinig blee- ker, docb.de revolver zakte geen duim. Wel, zei hij. Wel, zei.Stanton kalm. Begrijp je, dat je je nu in een ge vaarlijke positie bevindt? In bet geheel niet, antwdordde Stan ton. Rawson scheen verlegen. Nu, geloof ik, dat het veiligste is, dat ik je maar doodschiet. Dan wordt je zeker gehangen, brom de Slanlon. Denk jij nou, waar je niets van de rivier kent, dat je zonder mij er uitkomt? Je hebt mij noodig, anders zit je morgen zeker achter slot en grendel, Dat is waar, maar ik zal je dwingen, 'ons te brengen waar wij wezen willen. Je handen op. Langzaam gingen kapitein Stanton's handen in de hoogte en vervolgens wierp hij als de bliksem zijn pet in het gelaat van den man tegenover hem en bukte. Een flikkering. een knal volgde en het vol gende oogenblik lag Masson, alias Raw son, op zijn rug- op den vloer met Stanton boven op hein en in het bezit van don pistool. Er werd aan de deur gebonsd doch zij ging niet open .Stanton rees overeind en liep achteruit naar de deur. Houd je kalm, zei hij, als er gescho ten moet worden, zal ik het wel doen. Daarop opende hij de deur en riep Barker. Deze kwam hard aanloopen en bevond zich met zijn neus tegen het ver keerde eind van een revolver, waarop hij het noodig oordeelde te blijven staan. Ga daar naast liggen, zei Stanton, op Masson wijzende. De. man gehoorzaamde. Wat ga je deen? vroeg liijr- Natuurlijk 5000 popjes opduiken, zei Stanton bedaard, do,or jullie over te leve ren aan de politie. Nu blijf jullie daar stil liggen en ga ik aan bet roer; ik laat de deur open. Denk er om, ik ben erg zenuw achtig met vuurwapenen en ik geloof, dat als een van jullie slechts één vin ver roert, het schot wel eens kon afgaan. En zoo gebeurde het, dat in den vroe gen morgen een jacht op zij kwam bij een havenpolitieboot en om assistentie ver zocht. Een paar man kwamen terstond over en kapitein Stanton, blauw van de kou, overhandigde de beide gevangenen. Vier uur later was hij 5000 gulden rijker. DE BERENJAGER. (Een spookgeschiedenis.) Tony was een jongen uit de bergen, hij was lenig en levendig in zijn bewegingen, had e<m zeker oog cn een vaste hand. Zijn gezicht, dat van wilskracht en gehardheid getuigde, werd passend omlijst door een vollen baard, die tot zijn borst reikte. Op zijn rechterwang had hij diepe litteekens, daarin gekrabd door een- zwarten beer, dien hij in zijn armen had doodgedrukt Het kostuum van Tony was altijd hetzelf de: behalve des Zondags en op feestdagen drceg hij een pet van ottervel, een linnén kiel. om het middel met een leeren riem vastgemaakt, een zwarte broek èn gffooÖB laarzen. Hij droeg altijd een lange kara# bijn bij zich en had een groofc jachtmeè tusschen zijn gordel steken. Op een Februari-avond verliet Tony da hut, die hij op een plateau bewoonde, en} begaf zich op den eirgen weg, die tus schen de rotsen door naar het börgwoudi voerde: bij had -de sporen van een beer ontdekt, en dacht er over hem in zijn hol te verrassen De sneeuw viel in dichte vlokken, do lucht was erg donker, de jager moest al zijn aandacht inspannen om den weg to: herkennen, toch had de streek geen enkel geheim voor hem, met gesloten oogen had Tony zijn weg kunnen vinden. Hij was dapper, Tony, niet alleen dat hij beren en wolven niet vreesde, maar hij Gtak zelfs den gok met geesten cn spoken. En toch wist iedereen, dat er spoken in de bergen ronddwaalden, vooral als 't stormde en sneeuwde. Als men dat onder werp in tegenwoordigheid van den beren- jager aanroerde, haalde hij de schouders op en liet een ongeloovig lachje hooren, dat de dappere' lui van de vlakte be schaamd moest maken. Toen een van dezen Tony eens vroeg, of hij nog nooit een spook ontmoet had op zijn nachtelijke tochten antwoordde li ij, dat deze alleen in de verbeelding van vreesachtige lui bestonden, en dat, als hij er een ontmoette, zijn karabijn het wel op een afstand zou houden. Bovendien verzekerde hij, dat. als hij er eens een mach tig werd, hij het vel zou meebrengen, om iedereen te laten zien, hoe zoo'n dier er "Uitzag. Paolo, de veldwachter, die org be. sehaatftd gemaakt scheen door die woor den, verklaarde, dat den een of anderen dag de spoken zich wel eens op Tony zojj* den wreken. Na meer dan een uur flink te hebben doorgestapt stond de berenjager stil om te luisteren 't Kwam hem. voor, als hoor de hij dichtbij zich onderdrukt gesnik De sneeuw viel nog steeds. Tony zocht zijn veldfleseh op en nam een Binken slok om zich te wannen. Hij naderde het hol van den lieer: spoe dig, binnen een paar minuten zeker, zou hij het bejst binnen zijn bereik hebben, als het ten minste niet was uitgegaan voor een kleine nachtelijke wandeling, zooals beren dat dikwijls doen Plotseling stond Tony andermaal stil, spitst© de ooren zijn hart klopte sneller. Nu vergiste hij zich niet. iemand had ge sproken. dichtbij heip, ja. die stem had zelfs zijn naam genoemd, gedempt, als kwam 't geluid uit den grond. Ik heb gezegd, dat Tony moedig was, maar nu voelde hij toch wel een beetje angst. Verduiveld! Je hoort je 's nachts niet met doffe stem in de bergen bij je naam roepen zonder een beetje angst te voelen; alleen aan zooiets deuken zou iemand kippenvel bezorgen. «Wie roept nio daar?" riep Tony, zijn best doende zijn stem krachtig te doen klinken Die hem riep was blijkbaar een grap penmaker, want hij- gaf. geen antwoord en Tony vervolgde zijn weg Iets verderop draaide de weg scherp naar links, 't Was daar een nauwe pas sage, zonder uitzicht. Toen de jager de bocht naderde, hield hij zijn karabijn klaar Juist-op dien hoek hield hij een derde maal stil. JEen zware stap, begeleid door een dof gebrom, liet zich hooren. Voor den drommel, dat- was dc beer. Tony was er zeker van. hij zou nu niet met een onbekenden vijand of ccn verv schijning te doen krijgen, maar met eo.n wezen van vleesch en been. waarmee hij 't al dikwijls te doen had gehad en steeds met succes. Het dier naderde snel, zonder te aar zelen Op dertig pas van den jager hield het plotseling stil De sneeuw viel niet meer en do lucht begon wat op le klaren. Tony legde aan Hij richtte op den kop. De beer ging op zijn aebterpooten. staan, Tony richtte nu op het hart. Maar hij schoot- niet Wat hij zag was zoo wonderbaar, zoo ongelooflijk, dat 't ïyij noodig schijnt den lezer te verzekeren, dat al wat ik hem ver tel de waarheid is,- de zuivere waarheid, opgeteekend uit den mond van den jager zelf, zonder er een woord aan toe te voe gen. Plotseling zag hij dan, in plaats van den beer, waarvan geen spoor was over gebleven, een afschuwelijken dwerg, ge heel in 't. groen gekleed, die in zijn hand een brandende lantaarn droeg on hem bij zijn naam riep met een stem. die veel luid van het knerpen van een deur met ver roeste scharnieren, ,,Tony. .yTony. .y. ,y. .y!" %Hij zag er boosaardig uit die dwerg. Eerst stond de jager verstomd, niet- we tend of hij vooruit of achteruit zou gaan, maar na een oogenblik van aarzeling legde hij zijn geweer weer aan, dat hij had la ten zakken, cn riep tot den dwerg: ,,Laat ine voorbij, leelijk mormel, of ik schiet." De dwerg brak in een schaterlach uit. Tegelijk hief hij zijn lantaarn oq en kon Tony zijn trekken onderscheiden. Eenige roode vlokken haar hingen in wanorde onder zijn groene muts uit, zijn neus was lang en smal, zijn mond liep van het eeue oor naar het andere, men zag er twee groote tanden uilsteken als de slagtanden van een verscheurend dier De bedreiging van Tony scheen hem lol te doen, want hij bleef maar lachen. Tony wist geen raad. In zijn angst her haalde hij zijn bedreiging, toen een ge brom achter hem. hem dood omzien. Daar zag hij een grootcn 'beer, die op zijn aeh- lerpooten stond te springen of hij 1 en quadrille danste. Tony stond tyssclven twee vuren, hij nam stelling tegen een rots en trachtte.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 11