(missie-klanken.
•woelingen ïn Vlaanderen naar '<U OosT-
Ifust van Engeland waren gefrolcken en
vandaar door de practische Leidsche over
heid bierheen werden gelokt. In Juni
reeda van genoemd jaar werden de eerste*
Vlamingen en Brabanders zoowel uit die
plaats nis uit andere middelpunten der
uitwijkelingen in Engeland hier als poor
ters gehoekt, waarna ze ook rechtstreeks
uit Vlaanderen en Brabant hierheen kwa
men. Dit Jokte tevens zijdespinners uit de
Duitsche grensplaatsen.
Hiermede was een nieuwe periode van
bloei voor de Leidsche nijverheid geopend.
De nieuw aangekomenen werden aanvan
kelijk met vreugde opgenomen, al bleven
op den duur wrijvjngen tusscben hen en
de Leidenaars niet uit. Vroedschap en ge
recht wedijverden evenwel in de zorg voor
hunne personen zoowel als voor hun be
drijven, welke spoedig op de overgeleverde
wijze door op de nieuwe toestanden bere
kende keuren en voorrechten werden ge
regeld.
Gelijk op het einde der dertiende en veer
tiende eeuw de Vlamingen, naar de overle
vering luidde, de oude Leidsche draperie
hadden gevestigd, gaven de immigranten
na dezer ondergang kracht ahn de nieuwe
draperie, daarmede de reeds voor het beleg
aangevangen verandering verder ontwikke
lend.
Helderziende Leidenaars uit dien tijd, zoo
als Jan van Hout en Van der Werf, heb
ben van hun kant die ontwikkeling door
wijs overleg en in overleg met deskundi
gen vastgestelde bepalingen krachtig ge
steund.
Aan het hoofd der nieuwe draperie stel
de de overheid in 1581 vier Vlaamsche
„gouverneurs"; deze hoofdambtenaren
mochten 9 „perssenaars", 9 looders, 5 ,.be-
treckers", 3 wolwaardeerders, 1 prenter en
1 halknecht aanstellen.
Baaien en saaien bleven onder de nieuwe
industrieën de voornaamste plaats inne
men. De saainering, waarvoor in 1583 een
hal werd ingericht, verhief zich weldra tot
de „hoofdneringe" der stad; in 1600 wor
den meer dan 40.000 stuks in de saaihal
behandeld, terwijl, de baamering en die der
fijne slametten en „Belsclie" lakens haar
in beleekenis weinig toegaf. Ook de deken-
industrie, in 1578 uit Duffel hierheen
overgekomen, de fustein- of bombazijnne
ring* de fabricage van cangcanten (draps
changeants), voornamelijk uit Rijssel over
gebracht, werden door nieuwe groepen
van uitgewekenen ingevoerd. Trijpen, caf-
fen (fhvwcolen), vlagge- en kenkendoek volg
den; daarbij voegden zich woldra de lin
nenwevers met die van tafellakens en lij
ken, die in 1602 gezamenlijk 234 getou
wen telden: eindelijk de lint- en passement
werker.?, voornamelijk uit het vervallen
Doornik overgekomen.
Zoo werd Leiden de zetel van een nieu
we grootsche industrieele ontwikkeling,
welke haar opnieuw haren rang van eer
ste Hollandsche industriestad waarborgde.
Met nauwlettende zorg volgde de Leid
sche regeoring die ontwikkeling, voor haar
stad van zooveel belang. Zij hield de nieu
we uitvindingen, de herhaalde wijzigingen
in de fabricage, den toevloed van nieuwe
industrieën naarstig bij met nieuwe keu
ren, nieuwe voorschriften, nieuwe maatre
gelen. Ook regelde zij het gebruik van
nieuwe werktuigen, welke de fabricage
vergemakkelijkten, zooals do door den ver-
nuftigen Voorschotenaar Willem Dirksz,
van Sonneveld uitgevonden passementmo
len. Gelijk alle tijden door werd ook van
deze uitvinding gevreesd dat zij de werk
loosheid zou bevorderen door den handen
arbeid to verminderen, maar de overheid
zag diet beter in en nam den molen in be
scherming.
Bijna do geheele stad was bij de nijver
heid geïnteresseerd.
Tal van kapitaalkrachtige drapeniers
kochten de noodige hoeveelheid wol en
vlas van allerlei herkomst op, dikwijls in
concurrentie met de zich omstreeks 1600
in de Vlaamsche streken zich weder
eenigszins herstellende industrie, welke
echter door de zware licenten op den han
del met onder den vijand liggende streken
aanzienlijk kon worden belemmerd. Ijverig
trachtten dan ook dn Leidsche ifijveren er
voor te zorgen, dat die licenten niet zouden
BESCHRIJVING DER PLAAT.
No. 205. Een zeer elegante middag ja
pon van blauwe crêpe marocain. Zij be
staat uit drie doelen. Ten eerste een rok,
glad, en nauw van ouderen. Vervolgens
een tuniek, met revers en kraag van witte
toile de soie, vau voren geheel te openen
en met breede strooken geperforecr-
'1 e broderie over het midden en van on
deren. De tuniek wordt in de taille iets
opgehouden door een. ceintuur van de
zelfde stof, gegarneerd met een groote
gesp in het midden. Als derde deel zien
we een tuniek van witte toile de soie, die
onder de blauwe wordt gedragen, c-n van
boven voor den hals eindigt in omgesla
gen punten en gesloten wordt op kleine
knoopjes. Deze witte tuniek vormt een
mooie ondergrond voor de geperforeerde
broderie. Een bijpassend blauwe hoed,
vleeschkleurige kousen en zwarte schoe
nen. Patroon 1.50.
No. 206. Tot haar onontbeerlijke zo
meruitrusting rekent menige vrouw ook
een eenvoudig, geruit mantelcostuum
Het komt een ieder ook zoo dikwijls van
pas! Vooral op koelere dagen als het wat
regenachtig lijkt, of ook 's avonds als men
aens even uit moet, heeft men er werke
lijk pleizier van.
Bovenstaand model is van geruite wol-
jen stof, lichtbeige-grijs met groene rui
len. De mantel heeft een revers en kraag
van bijpassende effen ripszijde, groene
strooken langs mouwen en onderkant en
xlito omboording van de zakkleppen. De
hoed in beige vilt met groene garneering;
kousen lichtbeige én schoenen bruin. Pa
troon 1.57 k».
EEN 1AKJE VOOR DE SLAAPKAMER.
Men breit dit jakje in sephir wol in
uitsluitend rechtsche steken. Begin met
den onderkant van den rug en zet hier
voor steken op tot een lengte van 56 c.M.;
brei 30 c.M. hoogte en meerder daarna
aan eiken kant 15 c.M. voor de mouwen.
Aldus breit men 20 c.M. hoogte. De vol
gende toe heeft 34 c.M. lengte, men kapt
daarna voor den hals 18 c.M. af en breit
de resteerende 34 c.M Voorloopig laat
men nu een der twee helften rusten en
begint de andere, zorgdragende elke toer
aan den kant van den hals met 1 steek
te minderen, tot men weer 20 c.M. opge
schoten is. De mouw heeft nu een breedte
van 40 c.M. en men kapt dus 15 c.M. af.
Men breit nu nog een recht stuk van 30
c.M. hoogte, kapt af en begint het tweede
voorpand. Als ook dat klaar is naait men
de zijden en onderkanten der mouwen te
gen elkaar en garneert vóór- en onder
kant, benevens de mouwen, met bijpassen
de marabont of wolhont.
HANDWERKJES -VOOR DE ZOMER
AVONDEN.
Nu de avonden zacht zijn en het zoo
heerlijk lang licht is, houden wij ons
graag bezig met een gezellig, prettig hand
werkje. In den tuin, zoo wij dien ten
minste bezitten, of op het balkon van onze
kamer, vanwaar wij dikwijls een aange
naam uitzicht op omliggende tuinen heb
ben, kunnen wij zoo heerlijk zitten droo-
men! Eu om nu héél den avond niet soe-
aende en droomende door (e brengen,
dwingen wij onze vaardige vingeis tot het
Aangename, makkelijke werk van een
iraagje naaien en borduren, een jabot ma
ken, een broderie op 'n paar snoezige zak
doekjes aanbrengen enz.
Onder prettig babbelen met onze huis-
^enooten zelfs, vlotten deze werkjes zeer
goed en niets is gezelliger dau al-gen ie ten-
'Je-van-een-mooien-avond iets tot stand te
brengen wat nuttig en practisch is.
Haast is er in den regel voor zulke ge
zéllige ddngsigheidjes niet hij en al vor
deren wij langzaamwij komen er toch
en zitten toch niet heelemaal-niets-te-doenl
Wie kan er niet een aardig kraagje of
jabot gebruiken? Bij wie onzer komen een
paar snoezige, gekleurde batist zakdoekjes
niet goed te pas?
Welnu, allemaal genoegelijke artikeltj s
om zelf in verloren oogenblikjes te maken!
In kraagjes zijn aardige modellen, die
ge versieren kunt met fijne plissée's of een
borduurmotiefje. Wit batist is altijd erg
gewild, hoewel wij tegenwoordig ook
citroen-geel en zacht-rose zien. Op een
donkere japon of robe-tinique mist een
kraag of jabot zijn effect niet. Donkere
kleedingstukken vragen er belist om!
De moderne jabot, bestaande uit een
smal front-stuk, omlijst - door een fijne
pl:ssée of /net smalle lingerie-plooitjes be-
stikfen volant kunt ge zelf maken. Heel
aardig is daarbij een bijpassend kraagje
en manchetjes te vervaardigen, zoodat ge
een mooi garnituurtje hebt.
Zakdoekjes van fijn batist in zachte tin
ten of van zijden voile of crêpe de chine
zijn dankbare artikeltjes, waarvan ge veel
genoegen en weinig werk. zu'.t hebben. Er
is ook weinig materiaal voor noodig; de
hoeveelheid stof voor zulk een doekje is al
heel miniem en voor garneering js de een
voudigste broderie in bijkomende Bleur
uiterst chic.
WISPELTURIGHEID.
Een vrouw, die er altijd op ait is veran
deringen aan haar kleeding of M-
huis aan te brengen, is geen geluk voor
haar omgeving.
Immers, het rustelooze zoeken nan: ie',
anders, brengt een sfeer van onvoldaanheid
in het gezin. Er moet van een vrouw rust
en blijheid uitgaan,, dan zal heel het gezin
deze vreugde deelen.
Modern zijn in kleeding en in de inr'ch-
ting van: onze woning is niet verkeerd. Het^
getuigt hoe wij kind-van-onzen-tijd zijn.
Maar hyper-modern zijn is dwaas. Als het
ééne mode-snufje weer verdrongen wordt
door het andere en wij geen tijd hebben
5 worden verlicht, opdat niet de Vlaamsche
industrie-centra zich weder zonden ver
heffen en de hierheen geëmigreerde Vla
mingen aanleiding zouden vinden zich we
der naar hun geboortestreek te begeven.
Dit was nu wel niet erg mooi van onze
voorvaderen, maar we moeten op het voet
spoor van professor Blok (het ga hem be
stendig wel in zijn emeritaat) het kwade,
zoowel als hof goede vermelden.
De aangekochte wol werd aangeschaft
door de industrieelen, die weefgetouwen be
zaten. en dan kwamen er aan te pas: vellen-
wasschers, vellenplooters of -scheerders,
wolkammers en kaarders, spinners en
spinsters, ketenscheerders, twijnders, we
vers, vollers, conroyers, ververs, kalanders,
pakkers, enz. Vrouwen en kinderen (de
laatste tot den leeftijd van zes en zeven
jaren reeds; er was toen nog geen sociale
wetgeving!) namen in grooten getale deel
aan dezen arbeid.
Behalve deze allen waren ook nog bij
de industrie geïnteresseerd de talrijke am
bachtslieden, die de noodige werktuigen
maakten: rietmakers, getouwmakers, wiel-
niakers, schietspoelmakers, kam- en kaar
de-makers enz. enz. Zij vormden de over-
groote meerderheid der bevolking; volgens
een ongave uit 1634 niet minder dan 8/9
van het geheele aantal bewoners.
Zoo groot was in het midden der 17de
eeuw de vraag naar Leidsofe fabrikaat,
dat werk naar elders moest worden ge
zonden, weshalve de vluchtelingen uit de
door den dertigjarigen oQidog geteisterde
Dujtsche streken hier hoogst welkom waren.
De stad was wel te klein voor al die men-
schen, maar daarvoor waren de utbrei-
dingen weer goed, waaraan dan ook door
de overheid, naar we hier al eens uiteen
zetten, ijverig werd gearbeid.
Inmiddels naderden de tijden van stil
stand en verval, waarover een volgende
maal
AJO.
^5!.—
NAAR EEN NIEUWE MISSIE
EN WAT WIJ ER VONDEN.
Onze Missie.
H
Ten tweede: wat vonden we hier bij onze
aankomst?
Onze missie, genoemd de Apostolische
Prefectuur van Bangka en Billiton, be
staat uit verschillende groepen eilanden,
waarvan Bangka en Billiton de grootste
zijn. Bangka is pl.m. het derde deel van
Nedeidand. Billiton het zevende deel. Om
Bangka en om Billiton liggen verschillen
de eilandjes. Dan krijgen we de Riouw- en
de Lingga-Archipel en de Poelan Toed-
joek, wear top nog behooren de Naloena-,
de Anqmhas, de Zeeroovers en de Tambe-
lan-eilanden. Op die noordelijke eilanden
zullen we voorloopig wel niet komen. Er
wonen wel mensehen genoeg, maar meest
Mohammedanen, waarvan de bekeering
schier onmogelijk is, als O. L. Heer geen
wonderen doet. Blijven dus Bangka, Billi-
ton-Riouw en Lingga te zamen met een
bevolking van pl.m. 350.000 zielen, waar
van ongeveer 100.000 Chineezen. Op de
bekeering van die laatsten moeten we ons
toeleggen. De anderen zijn allemaal Mo
hammedanen, Slammen, zooals "we hier
zeggen. Alleen in Belinjoe is nog een klei
ne stam heidensche Inlanders, de z. g.
Orang lom.
'I Is hier een oude Missie, de eerste
statie dateert van 1854 te Soengei-Slan
opgericht door Pastoor Claessens tus-
schen de mijnkoelies. Maar wijl dit een
vlottende bevolking is, waren er nu eens
veel dan weinig Katholieken. Wegens ge
brek aan personeel heeft daarna de missio-
neeving 10 jaar stilgestaan, kwam slechts
nu en dan een pater Jezuiet de statie be
zoeken. Éindelijk in '912 werd geheel Su
matra. enz., Toegewezen aan de
Gapucjjnen, en kwam zich weer eon
vestigen te Soengei-Slan. Maar
mijnen raakten daar uitgeput, de
sche bevolking verplaatste zich en k
zag P Renngius O. C. zich genoo
z'n internaatje te verplaatsen» Ka
zoeken vond hij in Sambong de mfefl
bereid, de missionarissen te ontvan
kinderen naar hun school te zendet
daar zitten Ave nu 8 Iv.M. van Pad
nang en 1 K.M. van do kom der kaj
Sambong, en de schooljongens kon
grooten getale, sommigen zelfs eoa
loopens ver.
Vertrouwende op Missie-verslage:
gcgeA'en inlichtingen, vertelde ik iD
afscheidspreek te Leiden, dat er
hoofdstatie was met hulpkerkjes op
ka, en een kerkje te Manggar op Bi li
Dit laatste is nieuw en in goeden
Katholieken pl.m. 700. Helaas, hoe
ook, is die voorstelling toch nog org
dreven. Registers ontbraken, maar
onderzoek zijn we zoover, dat Ave in
geheele Missie op z'n allerhoogst 40)
tholieken kunnen tellen, waarvan si li
'n 130140 Chineezen. De overigen
tiseerende of niet-pralctiseerende Bui i
nen en Indo's Hot is op?a i
hoeveel Hollanders', reeds na betrel
korten tijd alle geloofsvurigheid
en een allesbehalve slichtend vooi
worden voor de Inlandsche bevolkins
dië is als de pest yoor ongehuwde
lui, vooral als zij, Avat dikwijls het
is, geplaatst worden in de buitenhei d
gen, d.w.z. buiten Java, en buiten de G
te steden, waar kerken zijn. De 2 h I
van Soengei-Slan en Blinjoe zijn
waarloosd jaren lang en nu onbruü 1
En wat is er dan in Sambong? *n
beginnende statie, die dringend roep 11
uitbreiding. Wij vonden een wel oude,
groote houten (half vermolmde)
met 8 vertrekken en vertrekjes»
vlakte 10 maal 12 Meter, alles
vloers, geen zolder, juist groot gem
3 paters en 1 broeder. Er bij een
goedar.g, badkamer. Dan een
|ttfUo6j[
^9
om ons me' °<m van al die dingen op ons
gemak te voelen. Als wij geen tüd hebben
ons te hechten aa.n onze meubels- en het
milieu steeds van aanzien verandert. 7Ae,
dat is wispelturigheid.
ANNIE M M.
DE VROUW IN DE KEUKEN.
Nu, geachte lezeressen, veel over koken
en braden te praten, zal, met het warme
weer, allicht bij u in geen goede aarde val
len. Ik heb gedacht dat, als wij samen
eens eenige koude gerechten en salades
bereidden, dit beter door u ontvangen zou
worden.
Het is te lang geleden dat wij tezamen
eens koude gerechten hebben bereid.
Daarom acht ik het in 't geheel niet over
bodig om nn« eens mavonnaise-saus en
gelei te behandelen^als eerste vereischte
voor koude gerechten én salades.
Als men mavonnaise-saus wil maken,
doet men 3 eierdooiers in een sleenen
kom, doet" er een greepje zout op en een
weinig peper, en roert de eierdooiers met
een gardje tot een klont. Als roerende giet
men er dan druppelsgeAvijze een weinig
azijn bij, totdat men een stijf papje ver
krijgt. Daarna giet men er al roerende
slaolie hij, die men onder het roeren met
een straaltje bij de dooiei's giet, zoo ongc-.
veer V\ flesch. Nu weder al roerende een
weinig azijn. Dan kan men al roerende er
nog Yi flesch slaolie op gieten. Proef nu
of de mayonnaise zuur genoeg is. Is dit
niet het geval, dan kan men er een bpetje
citroensap door roeren.
Om gelei te- maken voor koude vleesch-
gerechten neemt men 1 liter vleesehbouil-
lon of met water verdunde vleeschjus
(zonder vet). Men doet de bouillon in een
schoon pannetje voegt er een gesneden ui,
een struikje seldery en wat pieterselie bij,
tAveé, in een weinig waterpot schuim ge
klopte eiwitten en 8 lood in water geweek
te bladgelatine. Men zet het pannetje op
een zacht vuur, of een klein ga spit je en
roert met een houten lepel in de bouillon
tot de gelatine gesmolten is. Men laat het
dan stil aan den kook komen. Als het even
doorkookt, zet men het pannetje aan den
kant van het fornuis. Men bindt nu een
schoon en goed heel servet om de pooten
van een omgekeerde keukenstoel, die men
op tafel legt, zet onder het servet een gla
zen nf steenen kom, giet nu de kookend
heete gelei in het servet en laat de gelei
in de koin loopen. Men zet de gelei op een
koele plaats om koud te laten worden.
Zure gelei behandelt men even zoo. Al
leen neemt men in plaats van bouillon
half water en half azijn. Er is een saus
Avelke in keukenterm genoemd wordt:
Chaude-froid! Dat is mayonnaise, waarin
men een weinig opgeloste gelatine klopt.
De opgeloste gelatine moet bijna koud zijn;
anders schift de mayonnaise.
Wij zullen nu beginnen, dames, met een
paar Hollandsche salades te Jiereiden.
Ga r ïi a 1 en-mayonnai se.
Schik V: pond gepelde garnalen in hot
midden van oen langwerpigen schotel. Be
dek ze met mayonnaise, schik om de gar
nalen blaadjes sla en leg dan vierendee-
len van twee hardgekookte eieren op de
blaadjes, drie vierde partjes aan beide
kanten van den sclio 1*1 en een aan heide
einden.
Aardappelsalade.
Wasch 10 aardappelen goed schoon en
laaf ze mol de schil gaar koken. Schil de
aardappelen daarna af en li^Jc ze fijn of
snij ze aan dieele kleine stukjes. Roert er
een schepje mayonnaise door en zet do
aardappelen in het midden van een lang
werpigen schotel. Bedek ze met mayon
naise, en leg ér een rand fijn gehakte
«vgurken om heen en dan een rand fijn
gehakte uien.
Huzarensalade.
Daarvoor neemt men een stuk koude
roastbief en snijdt deze aan kleine dobbel
steentjes, zcz met de schil gekookte en
daarna afgeschilde aardappelen, 3 uien, 6
augurken en 2 zure appelen snijdt men
aan heele kleine dobbelsteentjes. Men
mengt nu alles dooreen met een schep
mayonnaise, maakt er een langwerpige bal
van en legt deze in het midden van een
schotel. Men bedekt de salade met een dik
ke laag mayonnaise, legt er slablaadjes om
heen, met vicrde-parljes harde ei ere
aan den ton van den schotel ei
waaier gesneden augurk. Dunne
roaestbief legt men ruitsgewijze
mayonnaise n in ieder ruitje een
capperfje. Wij rei n n mn, dames,
courant te bewaren. Wij zullen dai
volgende kee.- nog eenige smakelijke;
gerechten bereiden.
L. G. Rïj
PATRONEN NAAR MAAT.
Papieren patronen op maat gen
kunnen besteld worden onder 'oeza
of bijvoeging van hef bepaalde b
plus 15 ceni pono, aan het Complnii
Patrons. Molenstraat 48 B. Den Haai
maten op ie gevpn volgens on lersi*
iee.k',n