Het Leidsche fabriekswezen
I
Leiden heeft zijn opkomst, 'bloei en wel-
aan het fabriekswezen te danken.
Vóór b'jria zes e6uwen vestigden zioh hier
giede velen uit Yperen, die in de laken™
Ljng hun bestaan vonden. Zij verlieten
vuü vaderland ten gevolge van de tvvee-
kachl en oneenigheid tusscben de bur
gers en den adel en kwamen naar Ledden,
jfaar zij hunne zaak voortzetten en veel
gewin en voordeel aanbrachten. Binnen
veinige jaren moest de stad door den toe-
fj0ed van hen, die zich op de draperie
toelegden, twee keer vergroot worden. Een
j,enigte Leidsche poorters, die ambachten
handwerken uitoefenden, welke met de
aken nering in verband stonden, kregen
,et zoo goed, dat zrij hunne huisgezinnen
behoorlijk konden onderhouden, terwijl
nenigeen door den grooten afzet van het
>idsch fabrikaat tot rijkdom kwam. Wijl
de lakens deugdelijk werden vervaardigd,
■waren zij zóó gewild, dat ze vrij algemeen
werden gedragen en dagelijks in groote
lakken niet alleen naar de verschillende
deden in de Nederlanden, maar zelfs naar
iet buitenland, ja, naar Oost en West
werden verzonden. In Bergen, Brugge,
Inlwerpen, Deventer, Kampen, Zwolle en
juifen hadden de Leidsche iakenkoopers
niiine hallen, waar de door hen vervaar-
[igde lakens werden verkocht. Zij, die
iUien de dq.or de magistraten van die
iledeii aangewezen plaatsen de lakens
rilden verkoopen, werden beboet en
ooesten voor elke overtreding aan den
andsheer 20 schellingen en aan de stad
000 s te enen opbrengen.
Ten einde den goeden naam, welken de
akennering allerwegen-genoot, te behou-
en, waren er keuren en ordonnantiën
aslgesteld, waaraan de lakens, hier ter
(ede gemaakt, moesten voldoen, en wer-
len er jaarlijks door de heeren van het
erecht vier keurmeesters (waardijns) ge-
ozen, die zich moesten vergewissen, of de
akens van eene goede wol waren vervaar-
1 gd en er geene' gebreken in voorkwamen,
raarloe zij dadelijks, wanneer de zon
cheen, de lakens, wélke geraamd waren,
noesten beoordeelen en zoo zij voldeden,
an een lood of zegel voorzien. De beste
akens, welke van de fijnste wol waven ge
naakt, heetten de „puiken". H;erna
olgden in cjnaliteit de „volzegelden", de
kleinlood", de „haa^aarden". Deze laat-
ile soort kon evenwel de looden of zegels
net halen, waarom er de zelfkant werd
{gescheurd. De allerslechtste lakens waren
Ie zoogenaamde „voorwollen", „aarde-
yollen" en .derdewollen".
De Leidsche lakens werden ter lengte
ran 16 el en ter breedte van 2% el of 10/4
emaakt. Nadat zij geverfd waren, werden
Bj uitgeTaamd ter lengte van 20 el. Die
lier te lande verkocht werden, moesten
reder op 16 el gekrompen worden. Het
ras voor den verkoop buitenslands ge-
ïoonte voor het krimpen 5/4 voor ééne el
e geven.
Tijdenè den hoogsten bloei der Leidsche
Iraperie gingen binnen deze stad dagelijks
alm 350 getouwen. Bekent men dat elk
[eiouw wekelijks 8 stuks laken kon af-
ferken, dan zal het geene verwondering
rekken (indien men de heilige dagen en
den tijd, dat vanwege de strenge koude
In den winter niet kon gewerkt worden, in
ermindering brengt), dat binnen één jaar
neer dan 47.000 stuks laken werden ver-
aardigd, tot geen gering profijt van de
akenverkoopers en allen, die met en voor
len werkzaam waren. Terecht begrepen
de regeerders der stad, dat de lakennering
fan groot belang was voor de welvaart
larer inwoners. Vandaar dat ^iij, om
wade praktijken te voorkomen; strenge
traffen, volgens de keur van 1447, hebben
lealeld op het reeden (bereiden) van on-
wtle of kwade lakens. Zij, diie z:ch hier-
an schuldig maakten, mochten binnen 10
jaar geen 'laken meer vervaardigen én
noesten 10 pond boete betalen, terwijl al
iet laken, door de waardijns afgekeurd,
irerd verbeurd verklaard en 1/8 deel aan
len landsheer, 1/3 deel aan de stad werd
oerwezen en 1/2 deel op den Blauwen
'een werd verbrand. Opdat er geene oog-
uikiug zou plaats hebben, werd bepaald,
nol de schout geen recht mocht doen voor-
hl bij naar den inhoud dier keur had ge-
landeld.
Onder de waardijns stonden eenige be-
fimblen van minderen rang, door hen op
innne verantwoordelijkheid aan t ge-
ffbt aanbevolen en door den schout be-
Zij waren allen verplicht, een
filer voor zoover hem aanging, de keuren
'4 ordonnantiën op te volgen en zoo zij
'cstraft met de boeten, door het gerecht
en de waardijns op de niet-naleving ge-
Hd
Meer dan 200 jaren bloe'de de laken-
ïi-ring hier ter stede, toen, weinige jaren
Voor de belegering der stad, ze in groot
herval begon te raken en eindelijk, wijl
r gedurende dat beleg zoovele lakenkoo-
en handwerkslieden door den honger
!Qr®.I)6s' gestorven waren, bijna geheel
^kwijnde. Het zag er dus bij het ontzet
,er stad met hare bronnen van bestaan
*wr treurig uit.
In een volgend artikel zullen wij de oor-
f on van de kwijning der 'eens zoo
oeiende Leidsche lakennering nagaan en
gelijk vermelden, waardoor zij na het
waartoe zij geraakt was, weder
Sneefde,
U|T OE LANDBOUWWERELD.
HiU V8v' Voor ^en Iandbouw een belang-
ift- ®UrI0nIs te constateeren. Name-
het Duitsche Kalisyndikaat en de
L uc'0n eens z^'n geworden,
jt We®t» ^at de laatste jaren in den k&-
NfJ! I.6 e0n 'e^9 concurrentiestrijd
tnsschen het Duitsche en het El-
fin Duitschland verloor door
u Elzas, waardoor de Elzas-
fibe v?)11. tegenover die van het Duit-
H|j. ^yudikaat kwamen te staan. De
uw voer er natuurlijk wol bii, maar
bet was te voorzien, dat te eeniger tijd
de twee partijen elkaar zouden weten te
vinden. Telkens doken dan ook geruchten
op van toenadering, en het vorige Jaar
kwam dan ook reeds een regeling tot
stand betreffende den afzet op de Ameri-
kaansche en Zweedsche markt, 't Was
duidelijk, dat het hierbij niet blijven zou,
en 7 Mei j.l. is dan ook te Parijs een over
eenkomst gesloteh, dio, al draagt zij nog
slechts een voorloopig karakter, voor den
landbouw van groote beteekenis kan rijn.
De overeenkomst, aangegaan voor den tijd
van een jaar (tot 80 April '26), beveelt
tweeërlei: le staking van den concurren
tiestrijd op de internationale markt: 2e
gemeenschappelijke propaganda ter be
vordering van den afzet. Van den afzet
op de internationale markt zal Duitsch-
land 70 procent, de Elzas 30 pet. meekrij
gen. De verdeeling der buitenlandsche or
ders, in genoemde verhouding van 70 tot
80, over de Duitsche en de Elzasser-mij-
nen, zal geschieden door een in ons land
voor gemeenschappelijke rekening opge
richt kantoor.
Een der belangrijkste vragen, die zich
hierbij voor ons opdoen, is natuurlijk:
hoe zal het nu met'de prijzen gaan? Om
trent de prijsbepaling is niets overeenge
komen, echter is wel besloten, dat dien
aangaande overleg zal worden gepleegd.
Zooals te begrijpen is. Bestaat er nu bij
zondere reden om te vreezen, dat de land
bouw het kind vau de rekening zal wor
den; dat daarop thans zal worden ver
haald wat men in de laatste jaren scha ge
leden heeft? Wij moenen, dat dit niet be
hoeft te worden gedacht. Ten eerste op
grond van het verleden. Erkend moet
worden, en dit is ook meermalen uitge
sproken, dat ook in de oorlogsjaren, toen
de moeilijkheden vele waren, de kalivoor
ziening door het Duitsche Kalisvndieaat
op tegemoetkomende wijze is geschied:
van een „nemen der boeren" was aller
minst sprake: de prijzen waren geenszins
„ooriogspri.jzen". In de tweede plaats
beeft de kali-industrie er zelf grootelijks
belang bij om de prijzen niet op te voe
ren, daar zij bedacht moet zijn op een be
langrijke vermeerdering van den afzet,
waarvoor dan ook gezamenlijk propaganda
zal worden gemaakt, 't- Is dan ook met
vertrouwen, dat wij afwachten, dat er ge
beuren zal. Loopt het anders, dan wo
moenen te mogen verwachten, dan is bet
om te klagen nog vroeg genoeg. Thans is
daarvoor o.i. nog geen reden.
De tijd voor excursies is er weer.
Ieder jaar nomen ze toe, trekken ook de
landbouwers er in den zomer mpcr op uit
De fiets, flat heerlijke verkeersmiddel, bin
nen het bereik van iedereen, brengt ook
jongere en oudere boeren verder van huis,
waardoor zij wat meer te zién krijgen, te
leoren en te genieten, dan in hun naaste
omgeving. Nu is er de aulobus bil geko
men ,in vele dorpen heeft men reeds één
of meer auto-verhuurders. Dit. nieuwste
vervoermiddel geeft nu gelegenheid, ook
aan de ouderen, nog wat verder van huis
te gaan; gemakkelijk en gezellig, daar men
bij .elkaar blijft: én wat langer dan een en
kelen dag. Zoo worden thans excursies ge
maakt tamelijk ver van honk; naar stre
ken, waar men te voren niet kwam; naar
een heel ander deel van het land. Men
doet er kennis op omtrent de landbouw-
toestanden en cultures elders; men ziet
werktuigen, gereedschappen, en bewerkin
gen, anders dan in eigen streek; door eigen
aanschouwing neemt men waar, wat In
andere provinciën b.v. op 't gebied van
veeveredeling en coöperatie is tot stand
gebracht; men spreekt met verschillende
menschep, komt in aanraking met nieuwe
denkbeelden. Kortom, men ziet en hoort
in die paar of in die enkele dagen veel,
dat den geest verfrischt en verrijkt, waar
mee men vaak ook zijn voordeel kan doen.
Laten er daarom in deze en de volgende
weken vele zulke reisplannetjes gemaakt
worden, 't Gaat niet steeds gemakkelijk in
een boerenbedrijf er een paar dagen uit
te breken: maar met wat goeden wil van
de zijde der huisgenooten kan bet veel
tijds wel geschikt worden. Moeder de
vrouw zal het haar man wel gunnen, die
overigens het geheele jaar door in zijn
werk opgaat. Misschien is er ook voor de
boerinnen jonge dochters en huisvrou
wen wel een dito tochtje, prettig en
leerzaam, te organiseeren. De tijd is voor
bij, dat men zijn leven lang niet verder
komt dan zijn woonplaats, zijn gemeente
Vroeger kon het niet anders, en was de
behoefte aan kennismaking met andere
streken en andere landbouwtoestanden,
ook niet zoo groot. Maar er is veel veran
derd. omdat ook op landbouwgebied in de
laatste kwart-eeuw als 't ware een revo
lutie heeft plaats gegrepen. Er heeft zich
een landbouwwetenschap ontwikkeld, wel
ke ook in de practijk haar zichtbare toe
passing heeft gevonden; en de landbouw
coöperatie nam hier en daar een vlucht,
welke den bezoeker van elders tot bewon
dering dwingt.
Wij lazen in het Landbouwblad voor
de Veenkoloniën de volgende aanhaling
van een Nederlandschen dichter uit de
17e eeuw, den Amsterdammer Jan Vos:
De dingen die men ziet
Zijn méér dan die men hoort;
De waarheid merkt men eer
Met d'oogen dan met d'ooren.
Ook deze woorden bevatten een opmer
king om bij zijn mede-landbouwers eens
te gaan kijken en loeren.
In het Noorden, in Westerwolde, brengt
thans de ontginningsziekte aan
den landbouw groote schade toe. En nu
demonstreert men daar op een proefveld,
hoe die ziekte kan worden bestreden. Men
ziet dan zeer zieke perceelen naast andere,
die door flinke compost-aanwending, be-
zanding en kopervitriool gezond zijn ge
worden. Zoo iets moet men gaan zien.
Als men dan waarneemt het schitterend
succes b.v. met kopervitriool verkregen,
dan ia men op eenmaal overtuigd en ge
wonnen; dan komt men ook direct, zoo
noodig, tot toepassing. Ik sprak dezer
dagen den iieer Gleveringa, landbouwcon-
sulent te Zutphen. De man, die met den
heer Hudig, een der direoteuren van het
Groninger Proefstation, rich beijvert om
onze landbouwers, vooral onze zandboeren,
te doordringen van de groote beteekenis
van den kaiktoestand van den bodem. „Ik
zou zoo graag willen" zoo zei de beer
Cleveringa „dat al onze boeren nu eens
de proefvelden gingen bezoeken; zij zou
den dan zien, dat wij door onze bemesting,
na gedaan grondonderzoek, inderdaad den
toestand beheerschen." Dat klinkt kras,
misschien in veler ooren ongelooflijk.
Maar zeker is het, dat verschillende proef
velden op duidelijke en mooie wijze laten
zien, hoe men door een juiste keuze van
meststoffen met behulp van grondonder
zoek op de zandgronden de opbrengsten
in vele gevallen belangrijk kan verhoogen,
en verschillende ziekten, als: de ontgin
ningsziekte, de Hooghalensche en de Veen
koloniale haverziekte, met ^ucces bestrij
den. Leiders van excursies uit alle deelen
van ons land kunnen we aanbevelen, om
zich eens te wenden tot den heer Cleve
ringa, die zeker gaarne bereid zal worden
bevonden om hij het bezoek van een de-
monstralieveld daar, zoo mogelijk, aan
wezig te zijn. Mooie veldjes heeft men
b.v. te Lunteren (bij Ede) en Warnsvcld
(bij Zutphen.)
WIJNBEREIDING IN NEDERLAND.
Dat ons land tegenwoordig niet behoort
tot. de streken waar de wijnbouw plaats
heeft, weten we allen; dat zulks echter in
1400 en 1500 wel het geval is geweest, is
wellicht niet aan de meeste lezers van dit
blad hekend. Een afschrift uit het Archief
der Schepenbank van Bergen op Zoom,
Register van opdrachten 1506 tot 1517,
stelt, ons in kennis met het volgende feit,
waaruit maar al te duidelijk blijkt, dat
men toen in ons land niet alleen de drui
ven teelde, maar ook den wijn bereidde.
Dat afschrift luidt als volgt:
„Opgedragen int genachte (terechtzit
ting) VIII Junii a0 X V° ende neghene
(1509).
Geertruyd Willems dochter, weduwe wy-
len Péter Schuyten met eenen voichde,
draecht op Morten Cornelissen een wyn-
gaertberch metten wyngaerde daerop
staende, met eenen pershuyse, parson,
metten gronde ende alle dpr toehehoerlen
gestaen ende gelegen buyten de bosch
poorte by myns heeren^van Bergen bosch
in aider manieren soe dit aldair gelegen
is; aan de noortzyde daeraff is "gelegen
's voirs Mertens wyngaerdberch ende erve
ende andere."
Indien de bereiding, van wijn in deze
landen met België incluis een geheel onbe
kende zaak ware geweest, boe zoude het
dan te verklaren zijn. dat op het platte
land men nu uog .algemeen aantreft als
opschrift voor de herbergen, wijn- en bier
huis. Men kan toch niet aannemen, dat de
Fransche wijnen zoodanig verbreid werden
dat zij ook op het platteland ingang von
den, want heden ten dage vindt men nog
algemeen op de uithangborden de aan
kondiging van „wijn", die toch hier door
geen enkelen boer, met uitzondering van
den rijken boerenstand in Groningen,
wordt gedronken.
Veel meer ligt het voor de hand, dat al
gemeen in de meer hoog gelegen streken
van Noord- en Zuid-Nederland wijn werd
geperst uit zelf gewonnen druiven. Trou
wens in het werk over plantengeograp'i ie
van A. Griesbach „Die Vegatation der
Erde", kan men vinden, dat de grens van
den wijnbouw vroeger liep van Zuid-En-
geland over België en Nederland, verder
over Pruisen tot de Russische Oostzoe-
provincie. Zoowel rondom Arnhem als
rondom Berlijn had wijnbouw plaats en
vooral de eerstgenoemde plaats was zeer
gunstig gelegen voor die teelt, de beschut
ting tegen de koude Noordelijke winden
toch was een waarborg voor goede rijping.
De ontwikkeling in de lente staat voor die
plaats ook thans gelijk met die van meer
zuidelijk gelegen streken en de kastanje-
boomen staan te Arnhem even spoedig "'n
't blad als b.v. te Königswinter aan den
voet van het Zevengebergte. Het Rijndal
tusschen Bonn en Coblenz ligt veel zuide
lijker, maar de bergen loopen van Noord
naar Zuid, zoodat zij vöor gure noorde
lijke winden weinig beschutting aanbieden.
Toch wordt daar thans nog veel wijn ver
bouwd tegen de bergen, maar de druiven-
stokken vinden in het verwerend gesteen
te een krachtigen en door hen gewild en
bodem. En iets anders valt tegen die steile
hellingen ook al niet te verbouwen.
Toen de verkeersmiddelen beter werden,
werden de Fransche wijnen meer en meer
over de noordelijke streken verspreid en
moesten de inlandsche producten' het wel
dra afleggen, daar die in prijs daarmede
niet op den duur konden concurreeren,
vooral niet daar de teelt in koude zomers
veelal mislukte en de gronden aan andore
gewassen, rogge boekweit, later de aard
appels en de tabak, meer konden opbren
gen.
In 't algemeen .neemt men wel aan, dat
de betere verkeersmiddelen oorzaak zijn
van het verdwijnen van deze inheemse he
teelt, en dat niet de schuld ligt aan een
wijziging van het klimaat, dat de vroegere
zomers niet warmer waren dan tegen
woordig; maar dan wordt daarmede toch
niet verklaard, hoe het komt dat tegen
woordig bijna "nergens meer de druiven te
gen muren zonder glasbedekking rijp
worden, dat dit alleen in bijzonder warme
zomers nog wel het geval is.
Het klimaat zal wel geen wijziging heb-
ben ondergaan, maar zoude de oorzaak
ook eensdeels hieraan moeten worden toe
geschreven, dat de jaargetijden een weinig
versohoven zijn? In de meeste gevallen
toch krijgt men eerst na nieuwjaar de
grootste koude en duurt het lang, voordat
de winter met zijn nasleep voor goed af
scheid heeft genomen. Een schoone Mei
maand behoort tot de zeldzaamheden en
wanneer eiüCtenyit o» «rrrrer 'a aangebro
ken, dan wordt die veelal door een lang
durige regenperiode afgewisseld, terwijl in
't begin van September,reeds nachtvorsten
optreden. Gewoonlijk volgt na 't midden
van September een tamelijk lang aanhou
dende en hooge warmte, soms tot 't begin
van November.
De meeste planten nog ln vollen groei
zijnde, worden in 't begin van September
door do dan vaak optredende nachtvorsten
zeer gestoord en het gevolg bij de druif
zal wel zijn, dat de vruchten niet of onvol
doende rijp worden .Indien het toch waar
was, dat de druif ook in vorige eeuwen
nimmer tegen muren rijp werd, waar die
toch bij uitsluiting geplant werd om de
vruchten voor 't dessert in aanmerking te
doen komen, dan had die teelt niet zoo
lang kunnen stand houden en was men
daarvan al lang teruggekomen.
Er wordt ln ons land nog heel wat aan
druiventeelt gedaan, vooral op buitenplaat
sen, en als handelsartikel in de streek van
Zuid-Holland, „het Westland geheeten,
maar bijna uitsluitend onder glas, nergens
in de open lucht dan tegen goed beschut
gelegen muren op het zuiden, en dan toch
in geen geval om er wijn uit te bereiden.
Een andere meer aanneembare oorzaak
van het verdwijnen uit Zuid- en Noord-
Nederland van den wijnstok in het open
veld voor de bereiding van wijn, zoo goed,
zoo overvloedig en zoo gewaardeerd, zal
wel gelegen zijn in het volgende. Ten tijde
der Fransche overheersching onder Lode-
wjjk IX deed deze vorst al de wijnstokken
in de Nederlanden uitroeien om het, mono
polie alleen te behouden voor Frankrijk.
Karei V beproefde den wijnbouw weder in
't leven, te roepen, doch zijne vele oorlogen
deed alles mislukken. Filips II kon aan
"dien tak van nijverheid ook niet den vroe-
geren rijkdom hergeven.
Van af het einde van 1500 gedurende
de godsdienstoorlogen werden de provin
ciën zoodanig door de legers doorloopen,
dat de landbouwers niet in staat waren,
zich aart de vreedzame en. rustige druiven-
kweek te wijden. De nog overgebleven stam
men werden door de soldaten uitgerukt
om er de bivakvuren mede aan te leggen.
Zoodoende werd de druivenkweek ver
waarloosd.
In 1604 begon men opnieuw hier en
daar, maar niet moer in de Kempen, waar
de druiventeelt eenmaal zoo bloeide.
Op 7 Nov. 1659, bij het vredesverdrag
der Pyreueën tusschen Frankrijk, Oosten
rijk en Spanje, werd de druiventeelt in de
Nederlanden verboden. In 1672 werden
door de Franschen de nog overblijvende
wijnstokken uitgeroeid en overstroomden
zij, om zoo te zeggen, het land met Fran
schen wijn, waardoor alle verdere concur
rentie onmogelijk werd.
In de zuidelijke Nederlanden (thans
België) werd aan wijnbereiding vroeger
heel wat gedaan. We vinden vermeld, dat
in de (waalfde eeuw de heuvels van Diest
met wijngaarden waren overdekt. In 1521
bestonden er in die heerlijkheid nog 79 Op
ditzelfde tijdstip, van de twaalfde tot de
zestiende eeuw, vond men wijnvelden te
Leuven, Wezemaal, Holsbeek, Aarschoo',
Langdorp, Hersolt', Miselbroek, Zoutmaal,
Dorenberg, Hogenaschberg en op de TTnnd,
te Testelt, Sichem, Averbode, Tongerloo,
Deurne. Wvneghem, Santhoven, Sinte
Catharina-Waver, enz.
Als verdere historische bijzonder heden
vonden we opgeteekend het navolgende
In 1258 kocht de Abdij van Averbode
dp wijngaarden van Testelt
In 128Ó waren de heuovels van Hooi en
Luik met wijnstokken bezek Do wijngaar
den bedcklen de boorden der Maas van
Hcei tot Maastricht.
In 1312 waren er beroemde wijnvelden
te Testelt. toebeboorendo aan famil'ön,
wier namen nog hunnen oorsprong der
grondbezitting aanduiden.
In 1341 verkocht Lodewiik van Bert-
hout zijne gronden aan^de ingezet en on van
Kpt-rhergen, mol de bepaling.er bij, deze
'n wijnbergen te herscheppen.
In 1363 stelde de commandant vin TW-
kevoort een wiinpers uaact. die dpr Abdij
van Averhode onder Testelt.
Ir, '1480 plantte gemelde Abdij een uit
gestrekt druivenveld te Sitfard-J.ummcn
De ingezetenen van Testelt betaalden een
ton wijn als vergoeding voor het gebruik
der druivenpers van de Abdij Beurtelings
witten en ronden wijn.
In 1409 verkochten de heeren van Veter-
ghem hunne wijnvelden van Heverlee.
In 1421 waren de hoogten rondom
Meehelen met wijnstokken beplant, toebe-
hoorende aan Bambout Boone. Daar wa
ren er op den Fenningpoel. bij den muien,
In 1439 verkocht Boone zijne wijngaarden
van Koebergen, recht over de galg gele
gen.
Op 17 Juli 1472 verlpendc hertog Karei
van Bouïgondië aan zijn goede stad Gent
een octrooi voor zes jaren, van 6 stuivers
per ton op den wijn, voortgebracht te
Meehelen en omstreken. De reden was, dat
de wijnopbrengst zooveel beloofde in Bra
bant, dat de inkomsten op het Mechelsch
bier onbeduidend waren geworden. Nie
mand dronk nog hier in Brabant.
In de vijftiende eeuw dronken de herto
gen van, Bourgondië aan hun tafel geen
anderen wijn dan die kwam uit hunne
planteriien van Brussel, Leuven en Aar-
scbnt. Dit geschiedde niet, omdat die groo
te hertogen zich geen vreemden wijn kon
den verschaffen, Brugge toch was de sta
pelplaats voor 't Noorden van de Fransche
wijnen, maar het was dp faam, die hunne
eigen wijnen verkregen hadden.
Zoo noemde men den wijn van Leuven
zelfs den miraculenzen wijn, omdat hij de
eigenschap bezat den buikloop te genezen.
Karei de Stoute dronk dan ook bij voor
keur dien wijn.
In Brussel werd de Leuvensche poort
zelfs wijngaardpoort genoemd. Te Joos-ten
oode vond men de wijnvelden. In 1400 was
de Leuvensche wijn door geheel Europa
vermaard, rondom die stad zag men niets
dan wijnvelden.
Keizer Karei voerde dan ook alom voor
rijn tafel den wijn van Leuven mede. Het
was, zegï men", 3e laatst© wijn dien hij
dronk in het klooster van St. Just.
In 1476 was de overvloed van druiveni
zoo groot, dat al d© inwoners van Avct-'
bode met de 80 geestelijken van d© Abdij
moesten medewerken aan den pluk en aan
d© pers.
In 1501 ging men over tot de meting
van de wijngaardvelden van Averbode. Do
grootste haalde 888 roeden en dio van den
abt 299 roeden, in het geheel 2199 roeden;
Maar op 28 Maart 1557 werden ze totaal
door de vorst vernield. En niet nlloon in
Averbode, maar eveneens in de Abdij van
Tongerloo, onder Testelt, te Langdorp,
Wolfsdorp en Herstelt. In die dagen brand
de ook de wijnpers af van Testelt. die op
veel grooteren voet werd herbouwd.
In 1539 was de wijn onder Aarsi hoï
zoo overvloedig, dat men hem een oord
van het stuk verkocht, liet octrooirecht
medebegrepen .Langdorp en omstreken le
verden 1800 amen (tonnen) op.
In 1540 was de wijnoogst zoo schoen ca
goed, dat de wijn den smaak had van
rhum.
De jaren 1542, 1543, 1544 waren echler
zeer slechte wijnjaren, toen had n.l. een
ziekte de wijnstokken aangetast, waardoor
men eenige roeden druiven noodig had
om een pot slechten wijn te verkrijgen,
dien men voor 24 deniers verkocht.
De wijn der heerlijkheid van Aerschoofc'
droeg den naam van Landolium en werd
met acht gulden het vat verkocht.
De bovenstaande bijzonderheden omtrent
d© wijnbereiding in Zuid-Nederland von->
den we medegedeeld in een geschrift van
den geestelijke Buning, die op 79-jarigen
leeftijd in 1889 te Gent overleed.
Gedurende vele jaren van zijn geestelijk
leven had hij zicli uit liefhebberij op do
teelt van wijndruiven toegelegd. In den Iuien
van de Paters Jezuïeten van de residen
tie van Lier, had hij ongeveer een hoe-*
tare met wijnstokken beplant. Door onop-»
houdelijke zorg was het hem gelukt, ron
den en witten wijn te bereiden, die* in 1849'
op de landbouwtentoonstelling to Meehelen
het gouden eere-metaal mocht verwerven^
De witte wijn kon om zijn verdiensten
gemakkelijk opwegen tegen dien van Tours
de roode wiju tegen die van Bar.
Een uittreksel uit dat geschrift vonden
wij in het West-Vlaamsche maandblad
voor Hofbouw en Bieënteelt.
In het begin van dit opstel deelden wij
mode, dat ook in Noord-Nederland wijn
bouw voor de wijn bereidingplaats had.
Nadere bijzonderheden zijn ons daarom-*
trent niet bekend; die er moer van weef,
zal ons verplichten daarvan in dit blad
mededecling te doen. De heuvels lauws den
rechter Rijnoever van Arnhem tot Rh on en
en lartgs de boorden van den IJsel be
oosten eerstgenoemde stad,, komen ons
voor zeer geschikt te zijn voor do druiven
teelt. Al ware het niet van eenig handels
belang, dan zoude een proefneming bij
goede bemesting op enkele gedeelten, zno-
als Grebbeberg, Runo enz., toch wel eenig©
aanbeveling verdienen; het lijkt ons waar
schijnlijk dat in ieder geval rijpe druiven
uit de open lucht geregeld eiken zomer ge
plukt zonden kunnen worden, zonder ge-*
bruikmaking van eenige- beschutting.
ALLERLEI
Dorpskermis.
„Vidi" schrijft in ..De Morgen":
Het was lang geleden, dat ik een kennis
gezien had; mijn herinneringen rhiavr.-ui
fonkelden als de trompet of möodharino-*
n'ca, welke ik er kroeg.
Daar was: de draaimolen, waarop d©
houten paarden wezenlijk huppelden - u
de leeuwen werkelijk brieschfon: waar
achter met spiegels en goud on-en
s:crde "^gevels hol mysterie der niuz.'ok
ronkte, weemoedige iriuz fik met, aandoen
lijke uitha'en en van smart sidderende inn
molo's; mar.vhmuz'ek met prachtig h i1-*
baarsche uitbundigheden van tromm Is en
bazuinen: uitdagende chnsmuz'ek mot
harls'ochielijke rhylmon en h'andcnrl van
gevoel.
Daar was: de hich'sohommcl, clio telkens
opveerde lot halverwege den hemel, w;,ar-t
in helden zaten, halfgoden, die n;ot w- den
weggeslingerd door de onstuimige kracht,
maar kalm het kleine menschjeshevoag
on 'er zich aanschouwden.
Daai" was: het hoofd van Jut, de clectr!-*
seermaehine, de nogat-krameu me' heli
vele zHverp^p'or en de aanos, de schiet
tent, de... laat ik maar ophouden, het
was een lawine van hor!"v">T,:nrron.
Nu heb ik onlangs weer een kornvs ge-*
zien, een heel eenvnnd'^ dorpskermis,
maar a', wat een ontgoocheKrt'g! Niet dat
de kermis is veranderd, maar m:jn zelf,
mïin nu zoo criticasterige zelf
Die paarden, wat een onmogelijk©
blokken hout zijn dal; en de leeuwen bruis
len niet. ze hebben nooit gebruld en zo zul-»
len nooit brullen; het huppelen i.s maar een,
eenvoudig trucje en de muz'ek, groo'" he
mel wat een muziek! Achter de solum ig©
bespiegelde schotten staè-t een draa'o "reT,
ord'nair en zarn'kerig z'n versleten d^m-en,
af te rammelen. Het orgel word! ged'cuiirl
door een man in een' vui'e boezeroen, dirt
zicht- en hoorbaar pru'mt en spuugt Dat
was het mvster'e. he' "'ar/end-melo-Hscli©
mysterie, waarin ik eens had geloohl.
En die halfgoden m de ten hemel r'e'n
gerende schommels, het waren lompe hoe-*1
renk'nke'S in dood-o-din'aire aan touwen
Slingerende houten hakken Hel s nog <-n,
gevaarlijk "bédrijf ook. want je hoor! el
van onge'ukken mei d!o l-mme dingen D©
pohtie moest het verbieden.
De kramen stonden daar heel onhyg'<H
nïsch in het stof van auto's en moio-TieU
sen en de pruben, die er worden gekn-hfo
schaadden bepaald de economische wol-*
vaart der i)c»ror:j- Zoo redeneerde mijn'
versland en het heeft verselr ikkcü ik go-*
lijk.
Maar nog even heb ik in het mysterie
geloofd, toen daar een kle'ne pop van eeii
meisje met een vies. nat dotje rubber eeiil
immense paarse wolk, een heuselijk llicht^