Het Leidsche fabriekswezen I Leiden heeft zijn opkomst, 'bloei en wel- aan het fabriekswezen te danken. Vóór b'jria zes e6uwen vestigden zioh hier giede velen uit Yperen, die in de laken™ Ljng hun bestaan vonden. Zij verlieten vuü vaderland ten gevolge van de tvvee- kachl en oneenigheid tusscben de bur gers en den adel en kwamen naar Ledden, jfaar zij hunne zaak voortzetten en veel gewin en voordeel aanbrachten. Binnen veinige jaren moest de stad door den toe- fj0ed van hen, die zich op de draperie toelegden, twee keer vergroot worden. Een j,enigte Leidsche poorters, die ambachten handwerken uitoefenden, welke met de aken nering in verband stonden, kregen ,et zoo goed, dat zrij hunne huisgezinnen behoorlijk konden onderhouden, terwijl nenigeen door den grooten afzet van het >idsch fabrikaat tot rijkdom kwam. Wijl de lakens deugdelijk werden vervaardigd, ■waren zij zóó gewild, dat ze vrij algemeen werden gedragen en dagelijks in groote lakken niet alleen naar de verschillende deden in de Nederlanden, maar zelfs naar iet buitenland, ja, naar Oost en West werden verzonden. In Bergen, Brugge, Inlwerpen, Deventer, Kampen, Zwolle en juifen hadden de Leidsche iakenkoopers niiine hallen, waar de door hen vervaar- [igde lakens werden verkocht. Zij, die iUien de dq.or de magistraten van die iledeii aangewezen plaatsen de lakens rilden verkoopen, werden beboet en ooesten voor elke overtreding aan den andsheer 20 schellingen en aan de stad 000 s te enen opbrengen. Ten einde den goeden naam, welken de akennering allerwegen-genoot, te behou- en, waren er keuren en ordonnantiën aslgesteld, waaraan de lakens, hier ter (ede gemaakt, moesten voldoen, en wer- len er jaarlijks door de heeren van het erecht vier keurmeesters (waardijns) ge- ozen, die zich moesten vergewissen, of de akens van eene goede wol waren vervaar- 1 gd en er geene' gebreken in voorkwamen, raarloe zij dadelijks, wanneer de zon cheen, de lakens, wélke geraamd waren, noesten beoordeelen en zoo zij voldeden, an een lood of zegel voorzien. De beste akens, welke van de fijnste wol waven ge naakt, heetten de „puiken". H;erna olgden in cjnaliteit de „volzegelden", de kleinlood", de „haa^aarden". Deze laat- ile soort kon evenwel de looden of zegels net halen, waarom er de zelfkant werd {gescheurd. De allerslechtste lakens waren Ie zoogenaamde „voorwollen", „aarde- yollen" en .derdewollen". De Leidsche lakens werden ter lengte ran 16 el en ter breedte van 2% el of 10/4 emaakt. Nadat zij geverfd waren, werden Bj uitgeTaamd ter lengte van 20 el. Die lier te lande verkocht werden, moesten reder op 16 el gekrompen worden. Het ras voor den verkoop buitenslands ge- ïoonte voor het krimpen 5/4 voor ééne el e geven. Tijdenè den hoogsten bloei der Leidsche Iraperie gingen binnen deze stad dagelijks alm 350 getouwen. Bekent men dat elk [eiouw wekelijks 8 stuks laken kon af- ferken, dan zal het geene verwondering rekken (indien men de heilige dagen en den tijd, dat vanwege de strenge koude In den winter niet kon gewerkt worden, in ermindering brengt), dat binnen één jaar neer dan 47.000 stuks laken werden ver- aardigd, tot geen gering profijt van de akenverkoopers en allen, die met en voor len werkzaam waren. Terecht begrepen de regeerders der stad, dat de lakennering fan groot belang was voor de welvaart larer inwoners. Vandaar dat ^iij, om wade praktijken te voorkomen; strenge traffen, volgens de keur van 1447, hebben lealeld op het reeden (bereiden) van on- wtle of kwade lakens. Zij, diie z:ch hier- an schuldig maakten, mochten binnen 10 jaar geen 'laken meer vervaardigen én noesten 10 pond boete betalen, terwijl al iet laken, door de waardijns afgekeurd, irerd verbeurd verklaard en 1/8 deel aan len landsheer, 1/3 deel aan de stad werd oerwezen en 1/2 deel op den Blauwen 'een werd verbrand. Opdat er geene oog- uikiug zou plaats hebben, werd bepaald, nol de schout geen recht mocht doen voor- hl bij naar den inhoud dier keur had ge- landeld. Onder de waardijns stonden eenige be- fimblen van minderen rang, door hen op innne verantwoordelijkheid aan t ge- ffbt aanbevolen en door den schout be- Zij waren allen verplicht, een filer voor zoover hem aanging, de keuren '4 ordonnantiën op te volgen en zoo zij 'cstraft met de boeten, door het gerecht en de waardijns op de niet-naleving ge- Hd Meer dan 200 jaren bloe'de de laken- ïi-ring hier ter stede, toen, weinige jaren Voor de belegering der stad, ze in groot herval begon te raken en eindelijk, wijl r gedurende dat beleg zoovele lakenkoo- en handwerkslieden door den honger !Qr®.I)6s' gestorven waren, bijna geheel ^kwijnde. Het zag er dus bij het ontzet ,er stad met hare bronnen van bestaan *wr treurig uit. In een volgend artikel zullen wij de oor- f on van de kwijning der 'eens zoo oeiende Leidsche lakennering nagaan en gelijk vermelden, waardoor zij na het waartoe zij geraakt was, weder Sneefde, U|T OE LANDBOUWWERELD. HiU V8v' Voor ^en Iandbouw een belang- ift- ®UrI0nIs te constateeren. Name- het Duitsche Kalisyndikaat en de L uc'0n eens z^'n geworden, jt We®t» ^at de laatste jaren in den k&- NfJ! I.6 e0n 'e^9 concurrentiestrijd tnsschen het Duitsche en het El- fin Duitschland verloor door u Elzas, waardoor de Elzas- fibe v?)11. tegenover die van het Duit- H|j. ^yudikaat kwamen te staan. De uw voer er natuurlijk wol bii, maar bet was te voorzien, dat te eeniger tijd de twee partijen elkaar zouden weten te vinden. Telkens doken dan ook geruchten op van toenadering, en het vorige Jaar kwam dan ook reeds een regeling tot stand betreffende den afzet op de Ameri- kaansche en Zweedsche markt, 't Was duidelijk, dat het hierbij niet blijven zou, en 7 Mei j.l. is dan ook te Parijs een over eenkomst gesloteh, dio, al draagt zij nog slechts een voorloopig karakter, voor den landbouw van groote beteekenis kan rijn. De overeenkomst, aangegaan voor den tijd van een jaar (tot 80 April '26), beveelt tweeërlei: le staking van den concurren tiestrijd op de internationale markt: 2e gemeenschappelijke propaganda ter be vordering van den afzet. Van den afzet op de internationale markt zal Duitsch- land 70 procent, de Elzas 30 pet. meekrij gen. De verdeeling der buitenlandsche or ders, in genoemde verhouding van 70 tot 80, over de Duitsche en de Elzasser-mij- nen, zal geschieden door een in ons land voor gemeenschappelijke rekening opge richt kantoor. Een der belangrijkste vragen, die zich hierbij voor ons opdoen, is natuurlijk: hoe zal het nu met'de prijzen gaan? Om trent de prijsbepaling is niets overeenge komen, echter is wel besloten, dat dien aangaande overleg zal worden gepleegd. Zooals te begrijpen is. Bestaat er nu bij zondere reden om te vreezen, dat de land bouw het kind vau de rekening zal wor den; dat daarop thans zal worden ver haald wat men in de laatste jaren scha ge leden heeft? Wij moenen, dat dit niet be hoeft te worden gedacht. Ten eerste op grond van het verleden. Erkend moet worden, en dit is ook meermalen uitge sproken, dat ook in de oorlogsjaren, toen de moeilijkheden vele waren, de kalivoor ziening door het Duitsche Kalisvndieaat op tegemoetkomende wijze is geschied: van een „nemen der boeren" was aller minst sprake: de prijzen waren geenszins „ooriogspri.jzen". In de tweede plaats beeft de kali-industrie er zelf grootelijks belang bij om de prijzen niet op te voe ren, daar zij bedacht moet zijn op een be langrijke vermeerdering van den afzet, waarvoor dan ook gezamenlijk propaganda zal worden gemaakt, 't- Is dan ook met vertrouwen, dat wij afwachten, dat er ge beuren zal. Loopt het anders, dan wo moenen te mogen verwachten, dan is bet om te klagen nog vroeg genoeg. Thans is daarvoor o.i. nog geen reden. De tijd voor excursies is er weer. Ieder jaar nomen ze toe, trekken ook de landbouwers er in den zomer mpcr op uit De fiets, flat heerlijke verkeersmiddel, bin nen het bereik van iedereen, brengt ook jongere en oudere boeren verder van huis, waardoor zij wat meer te zién krijgen, te leoren en te genieten, dan in hun naaste omgeving. Nu is er de aulobus bil geko men ,in vele dorpen heeft men reeds één of meer auto-verhuurders. Dit. nieuwste vervoermiddel geeft nu gelegenheid, ook aan de ouderen, nog wat verder van huis te gaan; gemakkelijk en gezellig, daar men bij .elkaar blijft: én wat langer dan een en kelen dag. Zoo worden thans excursies ge maakt tamelijk ver van honk; naar stre ken, waar men te voren niet kwam; naar een heel ander deel van het land. Men doet er kennis op omtrent de landbouw- toestanden en cultures elders; men ziet werktuigen, gereedschappen, en bewerkin gen, anders dan in eigen streek; door eigen aanschouwing neemt men waar, wat In andere provinciën b.v. op 't gebied van veeveredeling en coöperatie is tot stand gebracht; men spreekt met verschillende menschep, komt in aanraking met nieuwe denkbeelden. Kortom, men ziet en hoort in die paar of in die enkele dagen veel, dat den geest verfrischt en verrijkt, waar mee men vaak ook zijn voordeel kan doen. Laten er daarom in deze en de volgende weken vele zulke reisplannetjes gemaakt worden, 't Gaat niet steeds gemakkelijk in een boerenbedrijf er een paar dagen uit te breken: maar met wat goeden wil van de zijde der huisgenooten kan bet veel tijds wel geschikt worden. Moeder de vrouw zal het haar man wel gunnen, die overigens het geheele jaar door in zijn werk opgaat. Misschien is er ook voor de boerinnen jonge dochters en huisvrou wen wel een dito tochtje, prettig en leerzaam, te organiseeren. De tijd is voor bij, dat men zijn leven lang niet verder komt dan zijn woonplaats, zijn gemeente Vroeger kon het niet anders, en was de behoefte aan kennismaking met andere streken en andere landbouwtoestanden, ook niet zoo groot. Maar er is veel veran derd. omdat ook op landbouwgebied in de laatste kwart-eeuw als 't ware een revo lutie heeft plaats gegrepen. Er heeft zich een landbouwwetenschap ontwikkeld, wel ke ook in de practijk haar zichtbare toe passing heeft gevonden; en de landbouw coöperatie nam hier en daar een vlucht, welke den bezoeker van elders tot bewon dering dwingt. Wij lazen in het Landbouwblad voor de Veenkoloniën de volgende aanhaling van een Nederlandschen dichter uit de 17e eeuw, den Amsterdammer Jan Vos: De dingen die men ziet Zijn méér dan die men hoort; De waarheid merkt men eer Met d'oogen dan met d'ooren. Ook deze woorden bevatten een opmer king om bij zijn mede-landbouwers eens te gaan kijken en loeren. In het Noorden, in Westerwolde, brengt thans de ontginningsziekte aan den landbouw groote schade toe. En nu demonstreert men daar op een proefveld, hoe die ziekte kan worden bestreden. Men ziet dan zeer zieke perceelen naast andere, die door flinke compost-aanwending, be- zanding en kopervitriool gezond zijn ge worden. Zoo iets moet men gaan zien. Als men dan waarneemt het schitterend succes b.v. met kopervitriool verkregen, dan ia men op eenmaal overtuigd en ge wonnen; dan komt men ook direct, zoo noodig, tot toepassing. Ik sprak dezer dagen den iieer Gleveringa, landbouwcon- sulent te Zutphen. De man, die met den heer Hudig, een der direoteuren van het Groninger Proefstation, rich beijvert om onze landbouwers, vooral onze zandboeren, te doordringen van de groote beteekenis van den kaiktoestand van den bodem. „Ik zou zoo graag willen" zoo zei de beer Cleveringa „dat al onze boeren nu eens de proefvelden gingen bezoeken; zij zou den dan zien, dat wij door onze bemesting, na gedaan grondonderzoek, inderdaad den toestand beheerschen." Dat klinkt kras, misschien in veler ooren ongelooflijk. Maar zeker is het, dat verschillende proef velden op duidelijke en mooie wijze laten zien, hoe men door een juiste keuze van meststoffen met behulp van grondonder zoek op de zandgronden de opbrengsten in vele gevallen belangrijk kan verhoogen, en verschillende ziekten, als: de ontgin ningsziekte, de Hooghalensche en de Veen koloniale haverziekte, met ^ucces bestrij den. Leiders van excursies uit alle deelen van ons land kunnen we aanbevelen, om zich eens te wenden tot den heer Cleve ringa, die zeker gaarne bereid zal worden bevonden om hij het bezoek van een de- monstralieveld daar, zoo mogelijk, aan wezig te zijn. Mooie veldjes heeft men b.v. te Lunteren (bij Ede) en Warnsvcld (bij Zutphen.) WIJNBEREIDING IN NEDERLAND. Dat ons land tegenwoordig niet behoort tot. de streken waar de wijnbouw plaats heeft, weten we allen; dat zulks echter in 1400 en 1500 wel het geval is geweest, is wellicht niet aan de meeste lezers van dit blad hekend. Een afschrift uit het Archief der Schepenbank van Bergen op Zoom, Register van opdrachten 1506 tot 1517, stelt, ons in kennis met het volgende feit, waaruit maar al te duidelijk blijkt, dat men toen in ons land niet alleen de drui ven teelde, maar ook den wijn bereidde. Dat afschrift luidt als volgt: „Opgedragen int genachte (terechtzit ting) VIII Junii a0 X V° ende neghene (1509). Geertruyd Willems dochter, weduwe wy- len Péter Schuyten met eenen voichde, draecht op Morten Cornelissen een wyn- gaertberch metten wyngaerde daerop staende, met eenen pershuyse, parson, metten gronde ende alle dpr toehehoerlen gestaen ende gelegen buyten de bosch poorte by myns heeren^van Bergen bosch in aider manieren soe dit aldair gelegen is; aan de noortzyde daeraff is "gelegen 's voirs Mertens wyngaerdberch ende erve ende andere." Indien de bereiding, van wijn in deze landen met België incluis een geheel onbe kende zaak ware geweest, boe zoude het dan te verklaren zijn. dat op het platte land men nu uog .algemeen aantreft als opschrift voor de herbergen, wijn- en bier huis. Men kan toch niet aannemen, dat de Fransche wijnen zoodanig verbreid werden dat zij ook op het platteland ingang von den, want heden ten dage vindt men nog algemeen op de uithangborden de aan kondiging van „wijn", die toch hier door geen enkelen boer, met uitzondering van den rijken boerenstand in Groningen, wordt gedronken. Veel meer ligt het voor de hand, dat al gemeen in de meer hoog gelegen streken van Noord- en Zuid-Nederland wijn werd geperst uit zelf gewonnen druiven. Trou wens in het werk over plantengeograp'i ie van A. Griesbach „Die Vegatation der Erde", kan men vinden, dat de grens van den wijnbouw vroeger liep van Zuid-En- geland over België en Nederland, verder over Pruisen tot de Russische Oostzoe- provincie. Zoowel rondom Arnhem als rondom Berlijn had wijnbouw plaats en vooral de eerstgenoemde plaats was zeer gunstig gelegen voor die teelt, de beschut ting tegen de koude Noordelijke winden toch was een waarborg voor goede rijping. De ontwikkeling in de lente staat voor die plaats ook thans gelijk met die van meer zuidelijk gelegen streken en de kastanje- boomen staan te Arnhem even spoedig "'n 't blad als b.v. te Königswinter aan den voet van het Zevengebergte. Het Rijndal tusschen Bonn en Coblenz ligt veel zuide lijker, maar de bergen loopen van Noord naar Zuid, zoodat zij vöor gure noorde lijke winden weinig beschutting aanbieden. Toch wordt daar thans nog veel wijn ver bouwd tegen de bergen, maar de druiven- stokken vinden in het verwerend gesteen te een krachtigen en door hen gewild en bodem. En iets anders valt tegen die steile hellingen ook al niet te verbouwen. Toen de verkeersmiddelen beter werden, werden de Fransche wijnen meer en meer over de noordelijke streken verspreid en moesten de inlandsche producten' het wel dra afleggen, daar die in prijs daarmede niet op den duur konden concurreeren, vooral niet daar de teelt in koude zomers veelal mislukte en de gronden aan andore gewassen, rogge boekweit, later de aard appels en de tabak, meer konden opbren gen. In 't algemeen .neemt men wel aan, dat de betere verkeersmiddelen oorzaak zijn van het verdwijnen van deze inheemse he teelt, en dat niet de schuld ligt aan een wijziging van het klimaat, dat de vroegere zomers niet warmer waren dan tegen woordig; maar dan wordt daarmede toch niet verklaard, hoe het komt dat tegen woordig bijna "nergens meer de druiven te gen muren zonder glasbedekking rijp worden, dat dit alleen in bijzonder warme zomers nog wel het geval is. Het klimaat zal wel geen wijziging heb- ben ondergaan, maar zoude de oorzaak ook eensdeels hieraan moeten worden toe geschreven, dat de jaargetijden een weinig versohoven zijn? In de meeste gevallen toch krijgt men eerst na nieuwjaar de grootste koude en duurt het lang, voordat de winter met zijn nasleep voor goed af scheid heeft genomen. Een schoone Mei maand behoort tot de zeldzaamheden en wanneer eiüCtenyit o» «rrrrer 'a aangebro ken, dan wordt die veelal door een lang durige regenperiode afgewisseld, terwijl in 't begin van September,reeds nachtvorsten optreden. Gewoonlijk volgt na 't midden van September een tamelijk lang aanhou dende en hooge warmte, soms tot 't begin van November. De meeste planten nog ln vollen groei zijnde, worden in 't begin van September door do dan vaak optredende nachtvorsten zeer gestoord en het gevolg bij de druif zal wel zijn, dat de vruchten niet of onvol doende rijp worden .Indien het toch waar was, dat de druif ook in vorige eeuwen nimmer tegen muren rijp werd, waar die toch bij uitsluiting geplant werd om de vruchten voor 't dessert in aanmerking te doen komen, dan had die teelt niet zoo lang kunnen stand houden en was men daarvan al lang teruggekomen. Er wordt ln ons land nog heel wat aan druiventeelt gedaan, vooral op buitenplaat sen, en als handelsartikel in de streek van Zuid-Holland, „het Westland geheeten, maar bijna uitsluitend onder glas, nergens in de open lucht dan tegen goed beschut gelegen muren op het zuiden, en dan toch in geen geval om er wijn uit te bereiden. Een andere meer aanneembare oorzaak van het verdwijnen uit Zuid- en Noord- Nederland van den wijnstok in het open veld voor de bereiding van wijn, zoo goed, zoo overvloedig en zoo gewaardeerd, zal wel gelegen zijn in het volgende. Ten tijde der Fransche overheersching onder Lode- wjjk IX deed deze vorst al de wijnstokken in de Nederlanden uitroeien om het, mono polie alleen te behouden voor Frankrijk. Karei V beproefde den wijnbouw weder in 't leven, te roepen, doch zijne vele oorlogen deed alles mislukken. Filips II kon aan "dien tak van nijverheid ook niet den vroe- geren rijkdom hergeven. Van af het einde van 1500 gedurende de godsdienstoorlogen werden de provin ciën zoodanig door de legers doorloopen, dat de landbouwers niet in staat waren, zich aart de vreedzame en. rustige druiven- kweek te wijden. De nog overgebleven stam men werden door de soldaten uitgerukt om er de bivakvuren mede aan te leggen. Zoodoende werd de druivenkweek ver waarloosd. In 1604 begon men opnieuw hier en daar, maar niet moer in de Kempen, waar de druiventeelt eenmaal zoo bloeide. Op 7 Nov. 1659, bij het vredesverdrag der Pyreueën tusschen Frankrijk, Oosten rijk en Spanje, werd de druiventeelt in de Nederlanden verboden. In 1672 werden door de Franschen de nog overblijvende wijnstokken uitgeroeid en overstroomden zij, om zoo te zeggen, het land met Fran schen wijn, waardoor alle verdere concur rentie onmogelijk werd. In de zuidelijke Nederlanden (thans België) werd aan wijnbereiding vroeger heel wat gedaan. We vinden vermeld, dat in de (waalfde eeuw de heuvels van Diest met wijngaarden waren overdekt. In 1521 bestonden er in die heerlijkheid nog 79 Op ditzelfde tijdstip, van de twaalfde tot de zestiende eeuw, vond men wijnvelden te Leuven, Wezemaal, Holsbeek, Aarschoo', Langdorp, Hersolt', Miselbroek, Zoutmaal, Dorenberg, Hogenaschberg en op de TTnnd, te Testelt, Sichem, Averbode, Tongerloo, Deurne. Wvneghem, Santhoven, Sinte Catharina-Waver, enz. Als verdere historische bijzonder heden vonden we opgeteekend het navolgende In 1258 kocht de Abdij van Averbode dp wijngaarden van Testelt In 128Ó waren de heuovels van Hooi en Luik met wijnstokken bezek Do wijngaar den bedcklen de boorden der Maas van Hcei tot Maastricht. In 1312 waren er beroemde wijnvelden te Testelt. toebeboorendo aan famil'ön, wier namen nog hunnen oorsprong der grondbezitting aanduiden. In 1341 verkocht Lodewiik van Bert- hout zijne gronden aan^de ingezet en on van Kpt-rhergen, mol de bepaling.er bij, deze 'n wijnbergen te herscheppen. In 1363 stelde de commandant vin TW- kevoort een wiinpers uaact. die dpr Abdij van Averhode onder Testelt. Ir, '1480 plantte gemelde Abdij een uit gestrekt druivenveld te Sitfard-J.ummcn De ingezetenen van Testelt betaalden een ton wijn als vergoeding voor het gebruik der druivenpers van de Abdij Beurtelings witten en ronden wijn. In 1409 verkochten de heeren van Veter- ghem hunne wijnvelden van Heverlee. In 1421 waren de hoogten rondom Meehelen met wijnstokken beplant, toebe- hoorende aan Bambout Boone. Daar wa ren er op den Fenningpoel. bij den muien, In 1439 verkocht Boone zijne wijngaarden van Koebergen, recht over de galg gele gen. Op 17 Juli 1472 verlpendc hertog Karei van Bouïgondië aan zijn goede stad Gent een octrooi voor zes jaren, van 6 stuivers per ton op den wijn, voortgebracht te Meehelen en omstreken. De reden was, dat de wijnopbrengst zooveel beloofde in Bra bant, dat de inkomsten op het Mechelsch bier onbeduidend waren geworden. Nie mand dronk nog hier in Brabant. In de vijftiende eeuw dronken de herto gen van, Bourgondië aan hun tafel geen anderen wijn dan die kwam uit hunne planteriien van Brussel, Leuven en Aar- scbnt. Dit geschiedde niet, omdat die groo te hertogen zich geen vreemden wijn kon den verschaffen, Brugge toch was de sta pelplaats voor 't Noorden van de Fransche wijnen, maar het was dp faam, die hunne eigen wijnen verkregen hadden. Zoo noemde men den wijn van Leuven zelfs den miraculenzen wijn, omdat hij de eigenschap bezat den buikloop te genezen. Karei de Stoute dronk dan ook bij voor keur dien wijn. In Brussel werd de Leuvensche poort zelfs wijngaardpoort genoemd. Te Joos-ten oode vond men de wijnvelden. In 1400 was de Leuvensche wijn door geheel Europa vermaard, rondom die stad zag men niets dan wijnvelden. Keizer Karei voerde dan ook alom voor rijn tafel den wijn van Leuven mede. Het was, zegï men", 3e laatst© wijn dien hij dronk in het klooster van St. Just. In 1476 was de overvloed van druiveni zoo groot, dat al d© inwoners van Avct-' bode met de 80 geestelijken van d© Abdij moesten medewerken aan den pluk en aan d© pers. In 1501 ging men over tot de meting van de wijngaardvelden van Averbode. Do grootste haalde 888 roeden en dio van den abt 299 roeden, in het geheel 2199 roeden; Maar op 28 Maart 1557 werden ze totaal door de vorst vernield. En niet nlloon in Averbode, maar eveneens in de Abdij van Tongerloo, onder Testelt, te Langdorp, Wolfsdorp en Herstelt. In die dagen brand de ook de wijnpers af van Testelt. die op veel grooteren voet werd herbouwd. In 1539 was de wijn onder Aarsi hoï zoo overvloedig, dat men hem een oord van het stuk verkocht, liet octrooirecht medebegrepen .Langdorp en omstreken le verden 1800 amen (tonnen) op. In 1540 was de wijnoogst zoo schoen ca goed, dat de wijn den smaak had van rhum. De jaren 1542, 1543, 1544 waren echler zeer slechte wijnjaren, toen had n.l. een ziekte de wijnstokken aangetast, waardoor men eenige roeden druiven noodig had om een pot slechten wijn te verkrijgen, dien men voor 24 deniers verkocht. De wijn der heerlijkheid van Aerschoofc' droeg den naam van Landolium en werd met acht gulden het vat verkocht. De bovenstaande bijzonderheden omtrent d© wijnbereiding in Zuid-Nederland von-> den we medegedeeld in een geschrift van den geestelijke Buning, die op 79-jarigen leeftijd in 1889 te Gent overleed. Gedurende vele jaren van zijn geestelijk leven had hij zicli uit liefhebberij op do teelt van wijndruiven toegelegd. In den Iuien van de Paters Jezuïeten van de residen tie van Lier, had hij ongeveer een hoe-* tare met wijnstokken beplant. Door onop-» houdelijke zorg was het hem gelukt, ron den en witten wijn te bereiden, die* in 1849' op de landbouwtentoonstelling to Meehelen het gouden eere-metaal mocht verwerven^ De witte wijn kon om zijn verdiensten gemakkelijk opwegen tegen dien van Tours de roode wiju tegen die van Bar. Een uittreksel uit dat geschrift vonden wij in het West-Vlaamsche maandblad voor Hofbouw en Bieënteelt. In het begin van dit opstel deelden wij mode, dat ook in Noord-Nederland wijn bouw voor de wijn bereidingplaats had. Nadere bijzonderheden zijn ons daarom-* trent niet bekend; die er moer van weef, zal ons verplichten daarvan in dit blad mededecling te doen. De heuvels lauws den rechter Rijnoever van Arnhem tot Rh on en en lartgs de boorden van den IJsel be oosten eerstgenoemde stad,, komen ons voor zeer geschikt te zijn voor do druiven teelt. Al ware het niet van eenig handels belang, dan zoude een proefneming bij goede bemesting op enkele gedeelten, zno- als Grebbeberg, Runo enz., toch wel eenig© aanbeveling verdienen; het lijkt ons waar schijnlijk dat in ieder geval rijpe druiven uit de open lucht geregeld eiken zomer ge plukt zonden kunnen worden, zonder ge-* bruikmaking van eenige- beschutting. ALLERLEI Dorpskermis. „Vidi" schrijft in ..De Morgen": Het was lang geleden, dat ik een kennis gezien had; mijn herinneringen rhiavr.-ui fonkelden als de trompet of möodharino-* n'ca, welke ik er kroeg. Daar was: de draaimolen, waarop d© houten paarden wezenlijk huppelden - u de leeuwen werkelijk brieschfon: waar achter met spiegels en goud on-en s:crde "^gevels hol mysterie der niuz.'ok ronkte, weemoedige iriuz fik met, aandoen lijke uitha'en en van smart sidderende inn molo's; mar.vhmuz'ek met prachtig h i1-* baarsche uitbundigheden van tromm Is en bazuinen: uitdagende chnsmuz'ek mot harls'ochielijke rhylmon en h'andcnrl van gevoel. Daar was: de hich'sohommcl, clio telkens opveerde lot halverwege den hemel, w;,ar-t in helden zaten, halfgoden, die n;ot w- den weggeslingerd door de onstuimige kracht, maar kalm het kleine menschjeshevoag on 'er zich aanschouwden. Daai" was: het hoofd van Jut, de clectr!-* seermaehine, de nogat-krameu me' heli vele zHverp^p'or en de aanos, de schiet tent, de... laat ik maar ophouden, het was een lawine van hor!"v">T,:nrron. Nu heb ik onlangs weer een kornvs ge-* zien, een heel eenvnnd'^ dorpskermis, maar a', wat een ontgoocheKrt'g! Niet dat de kermis is veranderd, maar m:jn zelf, mïin nu zoo criticasterige zelf Die paarden, wat een onmogelijk© blokken hout zijn dal; en de leeuwen bruis len niet. ze hebben nooit gebruld en zo zul-» len nooit brullen; het huppelen i.s maar een, eenvoudig trucje en de muz'ek, groo'" he mel wat een muziek! Achter de solum ig© bespiegelde schotten staè-t een draa'o "reT, ord'nair en zarn'kerig z'n versleten d^m-en, af te rammelen. Het orgel word! ged'cuiirl door een man in een' vui'e boezeroen, dirt zicht- en hoorbaar pru'mt en spuugt Dat was het mvster'e. he' "'ar/end-melo-Hscli© mysterie, waarin ik eens had geloohl. En die halfgoden m de ten hemel r'e'n gerende schommels, het waren lompe hoe-*1 renk'nke'S in dood-o-din'aire aan touwen Slingerende houten hakken Hel s nog <-n, gevaarlijk "bédrijf ook. want je hoor! el van onge'ukken mei d!o l-mme dingen D© pohtie moest het verbieden. De kramen stonden daar heel onhyg'<H nïsch in het stof van auto's en moio-TieU sen en de pruben, die er worden gekn-hfo schaadden bepaald de economische wol-* vaart der i)c»ror:j- Zoo redeneerde mijn' versland en het heeft verselr ikkcü ik go-* lijk. Maar nog even heb ik in het mysterie geloofd, toen daar een kle'ne pop van eeii meisje met een vies. nat dotje rubber eeiil immense paarse wolk, een heuselijk llicht^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5