LENDER der week j
Als niet anders wordt aangegeven
I n deze week iedere H. Mis Gloria
[o Prefatie en Communicantes van
aart.
DAG 24 Mei. Zondag onder
)ctaaf van Hemelvaart.
Ex audi. 2de gebed v. b. Octaaf
,!U, Ivf» art. K'eur: W i t.
lus is van ons heengegaan, maar
I art is steeds bij Hem, spreek* tot
2oekt Hem voortdurend. Zal H j
aschijn van ons afwenden? (Introi-
!en, Hij d:e van zijn heiligen troon
t volkeren hcerscht vergeel ons niet;
t voortdurend voor ons en zal ons
weezen achterlaten: Zijn H. Geest
ons zenden. (Alleluja-vers, Evan
on Communio). Bereiden wij ons,
oils genade gesterkt, welke het On-
0 Offer ons moge verleenen (Stil,re-
oor op de komst van den Goddelij-
oosler, door trouw en oprecht God
jn (Gebed), door een aanhoudend
en beoefening der naasten helde
MD AG 25 Mei. M i s v. d. H. G r e-
s, Paus en Belijder. Statuit. 2de
h. Octaaf; 3de v. d. H. Urbanus.
n Martelaar. Kleur: Wit.
r. Gregorius is een allerkrachtigst
lor geweest van de Investituur, een
ng, waarb j de keizer of koning
e gekozen of benoemde kenke'ijke
id (Bisschop) de teekencn zijner
gheid, ring en slof. overhandigde
nn deze teekenen allereerst wijzen
geestelijke rechtsmacht, had het den
alsof de Bisschop z in gessteVjké
van den keizer ontving,
j als monnik ijverde Hildebrand
;n, maar nog meer toen hij als
■regorius VII den pauselijken troon
Als gevolg van zijn strijd tegen
n -ps li tuur sl'ëtf h.'j in bnHi^^scbnn
stad Salerno. Beroemd zijn zijne
woorden: „Ik. heb de rechtvaavd;e-
emind en het onrecht gehaat, daar-
rf ik in ballingschap."
BDAG 26 Mei. Kr i s v. d H. P h i-
[s V e r i u s, Belijder. Caritas Bei
bod v. li O- tnnf; 3:1e v. d. H Elcu-
Kleur: W i t.
iord met deugden stierf den 2fi Mei
hoogen ouderdom, na een leven van
bare ijver, de H. Pliilippus
groot was m hem de liefde tot God.
•achtier werke deze soms in hem.
[li zichtbaar werd op zijn aangezicht
oh openha&tde aan de klopping van
art. On deze li"< fde duiden de gebe-
t II Mi-
ENS DAG 27 Klei. M i .s v. d. H
d e Eerbiedwaardige. Be
en kerkleeraar In medio. 2de gebed
Oct.; 3de v. d. R. Joannes, Paus en
laar. Kleur: v it
Beda B ne.dactijner monnik in
and. muntte u:t zoowel in heiligheid
geleerdheid. Hat getuigen z'jne vele
riften, welke om hun inhoud reeds
s zijn leven in de kerken werden g--
De titel: Eerbiedwaardige werd hem
tijdens zijn leven gegeven en nog
wordt hij met dezen titel genoem 1.
JDERDAG 28 Mei. Mis v h. O c-
van Hemelvaart. Viri gali-
ils op Hemelvaartsdag) 2de gebed v
Augustinus. B'ss-hon en Belijder.
Wit.
JDAG 29 Mei. Mis v d. Kr a-
M a g (1 a 1 e n a de P a z z i s. Kfaasd
isti 2de gebed v d. dag. (Zie het
v. d. vorigen Zondag). Geen Credo
tie van Hemelvaart, maar de gewone
lunicantes. Kleur: W i t.
Maria Magdalena. van dc Floren
ce familie de Pazzi. is door God b\i-
bevoorrecht met een zeer groote
tot God en den naaste. Na een won
iar leven van liefde, boete en lijden,
zii als Carry) el'e fes deri 25 Me», 1007
TER DAG 30 Mei. V i g j 1 c v a n
ksteren. Geboden Vasten
n-thoudingsda_
dezen dag wordt als een herinnering
iet H. Doopsel, dat in de eerste Clir'
e tijden op Pinksiervieilie. even:
aasehza'erdag. op p'eJxtige wijze den
leerlingen werd toegediend, doopwater
jd Geen Introitus. geen Credo. P
van Pinksteren. Men lette ook on de
ld er ui gen in den Canon der H Mis
nar geen doopwater gewijd wordt. In
is: Cum sanc'ifieatus (aangegeven
het einde v. h. MisfornmPer op vigilii
Pinkstdren).
A. M. KOK. Pr.
JANSJE
Nou heb ik er een, kwam de jong:
louw Buuron d'r man vertellen, maar
es. hoe oud ze is!
Ja. wie wee<t, wat jij voor 'n stuk
stbodo gehuurd hebt! 't Kan me niet
'en hoe oud ze is. als ik 's morgens
kantoor, maar niet meer met emmers
water en volle k;tten de trappen op
if moei
meehelpen in de huishouding gin|
•anig de keel uitbangen, maar. alia,
doe je. als je pas getrouwd bent en je
'w zit di'ie maanden lang, zonder meid?
averal, waaT die Duitsche dienstboden
ms gekomen waren, scheen het van 't
e laken 'n pak. De eene sleepte de
lr© mee terug naar de Heimat. En de
audsche meiden begonnen zich natuur-
weer te voelen: do brutale gezichten,
'ooge bonen, de vrije avonden en de
tdpartijen op 't weinige eten waren
m ^cht. Daarom had Leonie gezegd'
'E we zullen 't zoo lang mogelijk zon-
Mcid zien uit te houen." En dat ging
en beginne zóó prachtig, dat ze meer-
aan tafel zei: Wat doet 'n mensch
nhjk met zoo'n mormel in huis? Ze
1 je kostelijke spullen „onderkomen'
tckletsen en bestelen je en 't kost je op
z'n m;nst veertig gulden in de maand.
Maar toen 't buitenwerk, 't fornuis poetsen
en 't vloerzeil-boenen 'n keer of zes was
teruggekomen, als d'r vingers grauw en
hard werden, als meneer zelf z'n schoenen
poetste uit piëteit voor z'n veel jongere
vrouw, dachten ze allebei: 't valt toch niet
mee, je bent er niet voor in de wieg ge
legd, en 't is voor je visite toch ook niet
prettig, als die je telkens midden in je
werk moeien overvallen. Je wordt zoo
langzamerhand 'n echte hu'ssloof. E11
meneer Buuron vond per slot van rekening
dat-ie niet de Technische Hoogeschool ge
volgd had, om cokes uit den kelder naar
boven le slepen. Daar kwam bij, dat de
vriendin van Leonie 'n schat van 'n
dienstbode getroffen had, 'n 1 el bezadigd,
fatsoenlijk me sje van twee en dertig jaar:
.Geloof me. Nietje, zie jij nou ook 'n
beetje ouwere te krijgen, dan heb je geen
gebel en geloop van vrijers aan je deur en
zij hebben meer hart voor je hubliouen.
„Jamaar. zei Nietje, ik ben pas twee en
twintig en dan 'n meid van in de der
tig? Je staat er' als 'n klein kind
tegenover, vooral als ze een groote mond
heeft. En nu was ze ineens binnen komen
vallen, met de mededeeling,. dat ze '1*1 meid
gehuurd had.,., acht en vijftig jaar.
Acht en vijftig, zei Piet Buuron met
schrik en verbazing op 't gezicht, boe ben
je daar toe gekomen?
Ja, dat weet ik eigenlijk zelf niet. Ze
zei tegen me: Mevrouw, ik ben er bijna
zestig, da's driemaal twinti-" maar k ben
ook. we! drie meiden van tw'ntig waard.
Wat heeft zoo'n blaag van twintig voor
ondervinding in 't leven. Snoepen, liegen
en straatloopen, dat doen ze. Maar 'n
mensch van mijn leeftijd is een en al
serieuzigheid. Nou toen heb ik maar in
eens doorgekapt, want ik dacht: a's ik te
kieskeux-ig ben en n et gauw decideer,
neemt 'n ander zo misschien voor m'n neus
weg. Ze liet al zoo iets doorschemeren:
Mevrouw, zei ze ik moet weten waar af
en waar aan, want de mevrouwen lekken
vinger en duim naar me. En nou komt ze
overmorgen.
Hoe heet ze?
Jan.5 je.
'n Jansje van acht en vijftig, 't zal
mij ben'euwen, wal dal uithaalt. Ze kon je
grootmoeder wol zijn.
Ik zal ze d'r gang laten gaan, nam
Leonie zich voor, 'n mensch van zoo'n
leeftijd is natuur! jk gewend, zelfstandig
le werken; ik zal ze niet op de vin erS
kijken.
En Jansje deed haar plechtige intrede
in 't jonge huishouden van Mevrouw Buu
ron. Ze droeg katoen, dat voorspelde al
iels goeds. Maar, wie in 's heme'snaam,
was de eerste geweest, die de vrouwe] .ike-
drétgonder-figuur van de acht-en-vijftig-
jarige dienstbode ..Jansje'' gedoopt had?
Piet Buuron had zich voorgesteld 'n goed
aardig vrouwtje in z'n hu:s te krijgen, 'n
grijzend mensch je, dat d'r boterhammen
in d'r kopje koffie „sopte", omdat d'r lan
den de. korstjes niet meer verslaan konden
en die 's avonds aks d'r werk af was, met
d'r voeten op 'n warme stoof knusjes in
de keuken zat, die 't werk wél langzaam
maar keurig deed. En daar stond me 'n
kurassier voor hem, donker van uitzicht,
met 'n paar zwarte oogen en zwart knevel
dons op d'r bovenlip. Ziezoo, zei ze, na
dat ze d'r slaapkamei'tje geïnspecteerd en
va-stgesteld had, dat de onderlagen van d'.r
bed versterkt moesten worden, nou zullen
we es zien, wat er hier zoo voor me te doen
valt. Ze trok in de keuken de deuren van
de kast en de aanrecht open, inspecteer
de den inhoud, bekeek de alluminium-
pannen van binnen en van buiten, gooide
het ovendeurtje van het' fornuis open;
vroeg naar de zeemenlappen, den poëts-
rommcl, de vegers en de dweilen en zei
toen: Mevrouwtje, ja, ik zeg maar
„Mevrouw-tje", want u komt in vergelij
king met mijn, pas kijken, we mollen goed
welen, wat wc aan mekaar hebben, U in
uw „dippertemente" en ik in de mijne, u
in 't sclun en „d'uishouwskamer", ik in de
keuken.
Da's goed, Jansje, zei Leonie, als je
de boel maar goed onderhoudt, ik ben erg
op orde en netheid gesteld.
Mevrouwtje, dat hoeft u mijn niet te
zeggen, ik ben acht en vijftig.... en uT
vroeg ze, neerblikkend op 't tenger f guur-
tje van Nietje Buuron.
Ik. twéé en twintig antwöffedde deze
en 't klonk bijna of ze haar excuus daar
voor aanbood.
Twee en twintig? Oohociioch, wat zult
u nog veel motte leeren. Als 11 dertig jaar
zuit zijn, dan zult u zeggen: wat 'een snot-
meid was ik tien jaar gelejen. Nou, dan
hoef ik u niet te vertellen, hoe u daar
over zult denken as u zoo oud is als ik.
Ik heb al wat huishouwens ongelukki
zien worden, allemaal door eigenwijzig-
heid. As ze mijn m'n gang hadden laten
gaan, zou 't er anders uit -gezien hebben.
Kom ik zal maar es gaan aanpakken. De
buitenboel mot 'n flinke beurt hebben, de
buitenboel is 't oog van 't huis, én de
buren motten zien, dat „Jansje" hier in
dienst is".
De buitenboel! vroeg Nietje verwon
derd, die is gisteren pas gedaan door de
werkster van Mevrouw Rassers."
„Zoo, dan is de werkster van Me
vrouw Rassers 'n smeerpoes, compelemen-
ten van mijn. Kijk die kozijnen er een5 uit
zien, die moeten es met 'n lekker „sip
sopke" worden afgedaan"..
Met zeepsop? Maar ..Jansje'', de
steenhouwer heeft me gewaarschuwd, dal
er nooit met zep aangekomen mag worden,
dan worden ze vettig.enkel water met
zand."
Mevrouw, u is zoo gezegd nog 'n
kind in vergelijking met mijn hoe lang
ben u getrouwd?
Aaudierhalf jaar? Da's wel lang ge
noog, om te leeren, hoe je 'n aarepel schil
len mot."
Jansje telde op d'r vangers: Yeelien jaar
met m'n eersten man, zeven en 'n half jaar
met m'n tweede man en as ik „ja" gezegd
bad, was ik al zes maal voor den derden
keer getrouwd, maar ik kan ze niet meer
i zien die slikmosselen. As u meegemaakt
had, wat i k meegemaakt heb, zou u zeg
gen: Jansje, ga je gang, as jij denkt, dat
je de steenen kozijnen properder krijgt
met „sipsop" as met water en zand
fiejat!"
Nietje zei dien avond, toen Piet van z'n
kantoor kwam: „Ik geloof, dat ze heel erg
zelfstandig is." „Zoo" zei Piet,,, dat kan
ook z'n goeie zijde hebben. Ik zal er gaan
vragen, hoe het baar hier bevalt." Toen-ie
in de keuken kwam zat Jansje breed-uit
achter de tafel met 'n bord soep voor z 1,
waarin 'n paar groote stukken vleesch
verdronken lagen: „Zoo, Jansje, kun je hel
hier nog al stellen?"
„KVat m ij n' aanbelangt meneer, ik
kan 't overal stellen", antwoordde ze, na '11
vlijtig geblaas over d'r dampenden lepel
vol soep.
„Heeft Mevrouw al gegeten?" vroeg
Piet, met gemotiveerde verbazing, hel
boordevolle bord soep monsterend.
Nee, meneer, nog niet, we gaan over
'n kwartiertje eten, maar ik ben alvast be
gonnen, ziet u, dan hoeft u er straks niet
togen op le zien, me te bellen, as u aan
tafel zit. Ze'slurpte met d'r beide ellebogen
op tafel gesteund ijverig door terwijl ze
verder praatte. De meeste mevrouwen vin
den 't naar de dienstboden van d'r eten ie
roepen,, om 'n klickie saus of 'n pietsie
groenten of zoo. Ziet u, daar hoeft u zich
xnet mij niet voor te geneeren. Ik zorg wel,
dat ik eerst m'n natje en m'n droogje ge
had heb." Ze stond op, nam 'n diep bord
uit de kast, ging naar het fornuis, prikte
een van de grootste runderlappen uit de
pan aan d'r vork en scheen er zich niet in
t minst 0111 te bekommeren, dat de heer
des huizes haar op de vingers keek: „Eerst
eten, zeggen ze bij ons" grinnikte Jansje,
terwijl ze de aardappelen boven den goot
steen afgoot.
Ja maar, waagde Piet, als u zoo n
keer of drie, vier achter elkaar de deksels
van de potten en pannen oplicht, voor dat
wij bediend ziju, gaat *t lekkere van t
eten af.
- 't Lekkere d'r af? Hi, hi, hi, hi, laat
me niet lachen, 't lè-iè-lè-kere, d'r ai! Heb
u verstand van
Ja, zeker, daar heb je bijvoorbeeld de
aardappele, as je de deksel er afneemt, ko
men ze nooit zoo bloemig op tafel.
- Meneertje laat nou naar je kijken!
As hier in de keuken al de aarepels bij
mekaar lage, die ik al in m'n leven gekookt
heb, dan stikten wij er hier met ons twee
tjes in! De mannen zifn toch allemaal een
der, die willen verstand yan alles hebben.
Nee, hoor, meneertje, laat u dat maar aan
Jansje óver, dne kou u moeder wel zijn.
mot es denken, ik hen al acht en vijftig. Ga
u maar gauw naar d'itisbouwskamer en
bemoei u maar met uw vrouwtje, hè. hè,
hè, da's verstandiger dan uw neus 111 de
poften en pannen te steken.
Maar, ik wou toch wel es graag zeg-
gen...
- Nee, zeg u nou niks-, hier is mijn dip
per tement. Terwijl ze dat zei, maakte ze
de keukendeur open, wees met haar vork
de gang in, en, toen Piet met gauw d'r
dringende wenseh vervulde, duwde ze hem
t^gen z'u elleboog, wel nog lachend, maar
met zulk 'n zaohten drang, dat-ie niet an
ders kon doen dan heengaan.
Zeg es, wat heb jij eigenlijk voor 'n
exemplaar gehuurd? yrfieg-ie aan Nietje,
ze lijkt wel 'n provoost-geweldige! En ze
haait, eerst de' vette saus en de runderlap
pen en de bloemigMe aardappelen uit de
potten en pannen, ga maar es even kijken.
Och, laat ze d'r gang gaan. Ar 1 iede
re meid mankeert x\al" zei Nietje, die ook
al, zonder het te willen bekennen, 'n zwaar
hoofd had in d'r moederlijke meid. 't Groo
te omvangrijke „Jansje' beschouwde 't
jonge huishouden van Mevrouw Buuron
als 'n terrein, waarop haar geroutineerd
heid veel had recht te zetten. Dat jonge
stel verstond, volgens haar, de kunst om
te leven nog niet. Daarom zei ze 's avonds
toen ze naar d'n in-Onderlagen-verstrekte
bed ging: Mevroliwtje en nou blijft u
morgen ochtend maai' eens lekker lang lig
gen. Ik breng u thee met 'n beschuit, en,
als u beneden komt, is alles kant en klaar.
U doet verstandig als u niet te laat op
blijft zitten, da's slecht voor de gezondheid.
Dank je voor de belangstelling, zei de
heer des huizes, maar ik ben gewend
's avonds laat m'n kranten te lezen.
Da's heel slecht voor de oogen, laat u
dat door 'n mensch van ondervinding ge
zegd zijn. Ik heb es gediend bij.En hier
ging Jansje op '11 stoel bij de tafel zitten,
begon 'n verhaal op te disschen van de fa
milies, bij wie ze gediend had en dat ver
tellen werd 'n stortbui van woorden over
gebeurtenissen, die den heer des huizes
gruwelijk de keel uithingen.
Jansje, waarschuwde hij vaderlijk,
,zou je nu niet gaan slapen, 't is morgen
voor jou weer vroeg dag, je zult slaap te
kort komen."
Ja meneer, ik ga, maar op mijn leef
tijd, komt 'n mensch niet gauw slaap le
kort. Mensehen net as van uw leeftijd, die
pas komen kijken, ja. die motten ruim
rust nemen. Da's vanwege de stofw: .fi
ling... ja, ja, ik heb van geleerdheid ook
verstand, ik heb n'et voor niks twee en
een ha 'f jaar bij dokter Derksen "ediend
Ik weet wat „oraejoopattie" is, en wat
„allepattie" is, och. as je acht en vijftig
jaar geworden bent. dan
Wel te rusten, Jansje.
Ik ga meneer ik zeg. as je acht
en vijfti? bent. leer je de wereld van alle
kanten kennen en de menschen, ik hoef ze
maar even aan te kijken, dan
Slaap wel, Jansje.
Ja. meneer, ik hoor wel. dat u zeg
gen wilt, dat ik naar bed mot gaan. maar
u kunt niet gclooven meneer, wat je eigen
lijk op je twintigste ja/.r, nog voor 'n snol-
neus bent, as je op rimeren leeftijd bent,
dan zie je dat pas in. dan begrijp je pas.
Piet Buuron was opeftsuroneen, 'bad z'n
krant weggesmeten en foeterde:
Ga je nou eindelijk of ga je niet?
Ja meneer, 't. is sehando. Jat ik u zoo
lang uit de slaap heb eehouen. maar ik
wil do menschen altijd iets leeren ziet u,
'n oud mensch hoeft veel mem* meegen Ykt
affijn, daar zal ik u morgen nog wel een
iets over vertellen. Wat in 't vat is, ver
zuurt niet, hé, hé, hé, hé! Ik lach maar er
om, 'n mensch kan er toch moeilijk mee
schreeuwen! Kom, nou ga ik toch wc- n-
lijk naar bed. Wel te rusten mevrouw wel
te rusten meneer.
Piet Buuron liet zich languit op de di
van vallen: „Dat monsterachtig verstan
dige individu moet er uit! Als die me nog
één dag opvoedt, kunnen ze rae naar Mee-
renb 'rg brengen. Morgen op d'r nuchtere
maag zal ik '1* aan d'r verstand brengen,
dat ik zóóveel routine niet vei'dv^n kan
Die acht en vijftig jaar verpletteren ie!"
Ja maar, ze is nog geen vier en twin-
j.jrr :u hu's: dat durf ik haar niet te
zeggen, hoor, klaagde Nietje.
Dan zal ik hef doen. besliste Piet.
En. den volgenden morgen toen het ko-
lossn'e Jansie de th-*~ - KosctinPen
bracht, stond-io al van top tot (een ge-
klood in de kleine hall op de eerste verdie
ping:
Jansje, compliment van mevrouw en
ook van mij, maar wij hebben al gemerkt,
dat we nooit met jou zullen k nen on-
schieten.
Met m ij n kan anders iedereen op
schieten, meifeer, as je acht en vijftig....
Behalve wij.
En waax'-m niet, as ik vragen mag?
Jij bent te verstandig, te gerouti
neerd, te w ij s, le flink, t groot en te oud.
Ik zou over veertien dagen maar vertrek
ken.
'k Had er a! zoo'n beetje 'n voorge
voel van, omdat jongelui van twee en
twintig jaar eigenlijk nog niet goed weten,
wat ze willen.
Maar dit weten we toch heel zeker
Nou. zooals u verkiest, maar je zal er
reuzen veel sp:jt van hebben.
HOLMES TE GLAD,
Ik beb een man gekend, die Sherlock
Holmes te glad af was. Het was een klein,
onbeduidend mannetje, maar zoo slim als
eeri rat.
De geschiedenis is vreeselijk ingewik
keld. Tocb zal ik beproeven ze u duidelijk
le maken. Laat ik maar met het volgende
tooneel beginnen. Zoodra de deur geopend
werd verscheen Sherlock Holmes in zijn
gewoon jaquette costuum.
Met een oogopslag overzag bij bet heele
vertrek. Eèn cel met naakte wanden: de
afmetingen waren 3 bij 4 meter; een ta
fel, een bed, op welks voeteinde de gevan
gene gezeten was, verder een smal getra
lied vensier en een stoel.
t Was daarheen, dat de beroemde de
fectieve terstond zijn schreden richtte,
zonder een oogenbltk zijn blik van hel ge
laat zijns tegenstanders af te wenden:
dhavop ging hij zitten.
In dien tijrl bad de gevangenbewaanl r
de deur der cel gesloten, doch bleef in de
gang staan om zoo spoedig mogelijk te
hulu te komen snellen.
Sherlock Holmes zat geheel in het duis
ter. terwijl de gevangene geheel verlicht
werd door de lichtstralen, die door bet ge
traliede venster vielen.
De beide mannen zagen elkander aan
Het duel begon.
„Mijnheer Binocle, moet ik mij aan u
voorstellen?"
„Neen, ik ken u. Ge zijt Sherlock Hol
mes."
..All right En u kent ongetwijfeld het
doel van mijn bezoek."
„Ja, u zijt hier gekomen om van mij te
vorkrijgen, goedschiks of kwaadschiks, de
enveloppe, die het geheim bevat, het ont
zettende geheim, waarvan afhangt de eer
van den graaf, van den mai-kies, van het
lid der academie en die van den ouder-
seci'etaris van het ministerie van Land
bouw."
„Juist
„Ik veronderstel, dat u gekomen zijt,
mij in ruil daarvoor een ellendig sommetje
aan te bieden?"
„Geen ellendig sommetje, maar twee
duizend franken."
Binocle trok minachtend de schoudei's
op
„Wilt u dan vierduizend franken?"
vroeg de detective.
„Luister, hernam SherlockHolmes, ik
zal open kaart met u spelen. Ik beb op
dracht tot 20 duizend franken te gaan,
doch geen cent meer. Bedenk, voegde bij
er bij, toen de andere een weigerend ge
baar maakte, dat er slechts één persoon
is, die de enveloppe als wapen gebruiken
kan: dat is de kolonel, doch die zal de en
veloppe niet in zijn bezit krijgen."
„En waarom niet?"
„Omdat wij ze eerder zullen hebben."
„Ik weiger ze aan u te vei'koopen."
„Welnu, waarde heei\ zei Sherlock
opstaande, ge zult zonder n,oodzaak 20
duizend franken verliezen."
De gevangene lachte, daarop kwam er
een spottend licht in diens oogen.
„Het is waar, zei hij, de enveloppe is
hier. Gij zijt Sherlock Holmes, de beroem
de detective pn ik ben maar Binocle, een
arme man. Welnu, mijn waarde he°r
Holmes, met al uw bekwaamheid zult u
de enveloppe niet vinden en u zult mij niet
kunnen beletten ze den kolonel te doen
toekomen."
Bij deze woorden had Sherlock Holmes
een revolver voor den dag gehaald en
richtte ze op den gevangene.
„Geen beweging, meneer Binocle."
„Wees bedaard! Ik zal de enveloppe
niet verscheuren, daarvoor is ze veel te
kostbaar."
Op het roepen van den detective ver
scheen de gevangenbewaarder en ont
ving een bevel.
Eenige oogenblikken later traden een
commisaris van politie en twee agenten
de cel binnen.
De gevangene, die zich niet bewogen
had, werd eerst gegrepen, daarna begon
een uiterst nauwkeurig onderzoek.
Laten we hier nog even wat verhalen.
Zooals wij gezegd hebben ,ging het om
een enveloppe, die werkelijk in het bezi
van den gevangene was. Aan deze enve
loppe hechtte de politie eeiv boogc waarde.
Men zal zich herinneren, dat de cel 3 bij
4 meter was; de muren waren naakt, ho»
meubilair bestoud uit een bed, een tafel
en oen stoel, een waschkom en een emmer.
Welnu, de muren werden onderzocht,
afgekrabd: liet plafond eveneens, do vloer
werrl opgebroken
Men zaagde het hout van hot bed, van
de tafel en van den stoel in duizend klei
ne stukjes De waschkom en emmer wer
den gebroken. Het bed werd openge
scheurd en doorzocht. In de cel werden
de voorwerpen, al konden ze slechts een
korrel bevatten, aan een nauwkeurig on
derzoek onderworpen, de kleeren van deu
gevangene, dc roeden van het bed, het slot
vau de deur, de staven van het venster,
alles werd nagespoord. En Binocle zelf
werd nog nauwkeuriger onderzocht dan
de galeiboeven op de galeien.
Men vond niets.
.Sherlock Holmes schuimbekte.
Binocle glimlachte spottend.
Eindelijk werd bet onderzoek gestaakt
en gingen de politiedienaren heen
Men bracht den gevangene in een an
der lokaal en gaf hem andere kleeren.
Maar dit is voor ous van geen belang. We
zullen hem aan zijn toilet laten en Sher
lock Holmes volgen.
Deze trad zijn woning binnen, vond
daar een brief van den kolonel, die hem
uitnoodigde spoedig ten zijnent te komen.
Nu zouden we bier wel kunnen meedee-
len.. wie de kolonel "was, doch daarvoor
zouden we een geheeïen jaargang van dit
blad noodig hebben We zullen daarom
maar volstaan met mede te deelen. dat dit
heerschap de enveloppe teeon el' prijs
in het bezit wilde hebben.
Toen hij den brief vond, aarzelde de
detective geen oogenblik. Eenige oogen
blikken later trad bij bij den kolonel bin
nen en word zeer hartelijk ontvangen
,Ga zitten, waarde heer Sherlock", zei
de kolonel. En vlug voegde hij er bij: ..lk
wilde u-wel eens sproken over die. beruch
te enveloppe, die 11 zoo vruchteloos ge
zocht hebt."
„Hoe? Weet gij dat?"
„Wel ja, en ik kan u ook deze geheim
zinnige 'geschiedenis ophelderen."
„Werkelijk", stamelde de detective, on
danks zijn buitengewone koelbloediglo id
zeer verwonderd.
.Niets is eenvoudiger. Kom even hij
mij. als ge wilt."
De kolonel had zich voor een lessen.'ir
gez' t, greep een stuk papier en potlood.
Naast hem staande, zag Slikerlock op
merkzaam toe.
„Ziehiei*, zei de kolonel, een rechthoek
teekenend, de cel van den gevangene. U
opende-de deur en zonder uw oogen vnn
hem af te yenden om elke beweging van
hel gelaat gade te slaan, begaaft ge u
hierheen, naar den eenigen stoel, die in
het donker stond tegenover don gevan
gene."
„Dat.is zoo"
„Welnu, vervolgde do kolonel, 11 ging
toch, ik zal het u (nonen, opdat ge mij he
ler hegrijpen zuil
Hierna ging de kolonel, den djfnetive
achter den lessenaar staan lalmde, naar
een stoel, die bij de deur van het vertrek
geplaatst was; daarop een beweging ma
kende, alsof hij wilde gaan zitten, ver
volgd ehij: „Ge naamt daar plaats, vol
gens uw gewoonte de panden van uw jas
uit elkander houdende."
„Hè!" riep Sherlock Holmes uit.
„Wel ja, zei de kolonel, de enveloppe
lag met den met lijm besmeerden kant bo
ven op den stoel. Ge hebt ze aldus onder
de panden van uw jas verborgen gehouden
en vervolgens weggedragen. E11 nu hebt gij
ze bij mij gebracht. Mijn hartelijken dank!"
Dit zeggende trok de kolonel handig de
enveloppe van den broek van Sherlock
Holmes en voor deze van zijn bewonde
ring bekomen was, had gene de deur,
waarbij hij stond, geopend en snelde heen,
na den sleutel aan den buitenkant omge
draaid te - hebben.
Hij was 't
Onderwijzer: „Wie van jullie kan me nog
'n huisdier noemen? 't Heeft borstelig baar,
heeft 'n hekel aan water, houd van vuil en
eet alles wat men 't toewerpt. Wel, Karel-
tje?"
Karei (verlegen): „Ik ben 't, meneer.
maar ik zal 't nooit meer doen."
'n Verschil.
Jonge man (opstaande): Kom heoren,
ik moet naar buis: 't is twaalf uur, m'n
vrouwtje zit met smart op me te wacblen
Oude beer: De mijne met den bezem.
Raak.
In oen gezelschap, waarin zich de be
kende humorist Saphir bevond. \%as ook
een opgeblazen, ijdel, maar bekrompen
landjonker tegenwoordig. Deze had het
druk over zijne menschenkennis.
„Tk zie het met een oogopslag, wat an
deren van mij denken", zei hij.
Algemeene verbazing volgde op die koene
uiting tot Saphir het stilzwijgen verbrak
met de woorden:
..Dat moet voor u al zéér onaangenaam
zijn, mijnheer."
In drift.
Vader (tot zoon): „Begrepen, Doll", die
omgang met Truus van Bergen moet "it
zijn, jullie bent allebei nog tc jong om to
trouwen."
Dolf: „Maar vader, u is toch óók vroeg
getrouwd!"
Vader (opbruisend): „Kroot jij dan iedere
'ommiteit nadoen?!"
Mooi gezegd.
Dichterlijk-aangelegd-professor in do
plant- en dierkunde: „De leeuwerik ts
eenigermate hit sneeuwklokje onder de
vogels."