LENDER der week j Als niet anders wordt aangegeven I n deze week iedere H. Mis Gloria [o Prefatie en Communicantes van aart. DAG 24 Mei. Zondag onder )ctaaf van Hemelvaart. Ex audi. 2de gebed v. b. Octaaf ,!U, Ivf» art. K'eur: W i t. lus is van ons heengegaan, maar I art is steeds bij Hem, spreek* tot 2oekt Hem voortdurend. Zal H j aschijn van ons afwenden? (Introi- !en, Hij d:e van zijn heiligen troon t volkeren hcerscht vergeel ons niet; t voortdurend voor ons en zal ons weezen achterlaten: Zijn H. Geest ons zenden. (Alleluja-vers, Evan on Communio). Bereiden wij ons, oils genade gesterkt, welke het On- 0 Offer ons moge verleenen (Stil,re- oor op de komst van den Goddelij- oosler, door trouw en oprecht God jn (Gebed), door een aanhoudend en beoefening der naasten helde MD AG 25 Mei. M i s v. d. H. G r e- s, Paus en Belijder. Statuit. 2de h. Octaaf; 3de v. d. H. Urbanus. n Martelaar. Kleur: Wit. r. Gregorius is een allerkrachtigst lor geweest van de Investituur, een ng, waarb j de keizer of koning e gekozen of benoemde kenke'ijke id (Bisschop) de teekencn zijner gheid, ring en slof. overhandigde nn deze teekenen allereerst wijzen geestelijke rechtsmacht, had het den alsof de Bisschop z in gessteVjké van den keizer ontving, j als monnik ijverde Hildebrand ;n, maar nog meer toen hij als ■regorius VII den pauselijken troon Als gevolg van zijn strijd tegen n -ps li tuur sl'ëtf h.'j in bnHi^^scbnn stad Salerno. Beroemd zijn zijne woorden: „Ik. heb de rechtvaavd;e- emind en het onrecht gehaat, daar- rf ik in ballingschap." BDAG 26 Mei. Kr i s v. d H. P h i- [s V e r i u s, Belijder. Caritas Bei bod v. li O- tnnf; 3:1e v. d. H Elcu- Kleur: W i t. iord met deugden stierf den 2fi Mei hoogen ouderdom, na een leven van bare ijver, de H. Pliilippus groot was m hem de liefde tot God. •achtier werke deze soms in hem. [li zichtbaar werd op zijn aangezicht oh openha&tde aan de klopping van art. On deze li"< fde duiden de gebe- t II Mi- ENS DAG 27 Klei. M i .s v. d. H d e Eerbiedwaardige. Be en kerkleeraar In medio. 2de gebed Oct.; 3de v. d. R. Joannes, Paus en laar. Kleur: v it Beda B ne.dactijner monnik in and. muntte u:t zoowel in heiligheid geleerdheid. Hat getuigen z'jne vele riften, welke om hun inhoud reeds s zijn leven in de kerken werden g-- De titel: Eerbiedwaardige werd hem tijdens zijn leven gegeven en nog wordt hij met dezen titel genoem 1. JDERDAG 28 Mei. Mis v h. O c- van Hemelvaart. Viri gali- ils op Hemelvaartsdag) 2de gebed v Augustinus. B'ss-hon en Belijder. Wit. JDAG 29 Mei. Mis v d. Kr a- M a g (1 a 1 e n a de P a z z i s. Kfaasd isti 2de gebed v d. dag. (Zie het v. d. vorigen Zondag). Geen Credo tie van Hemelvaart, maar de gewone lunicantes. Kleur: W i t. Maria Magdalena. van dc Floren ce familie de Pazzi. is door God b\i- bevoorrecht met een zeer groote tot God en den naaste. Na een won iar leven van liefde, boete en lijden, zii als Carry) el'e fes deri 25 Me», 1007 TER DAG 30 Mei. V i g j 1 c v a n ksteren. Geboden Vasten n-thoudingsda_ dezen dag wordt als een herinnering iet H. Doopsel, dat in de eerste Clir' e tijden op Pinksiervieilie. even: aasehza'erdag. op p'eJxtige wijze den leerlingen werd toegediend, doopwater jd Geen Introitus. geen Credo. P van Pinksteren. Men lette ook on de ld er ui gen in den Canon der H Mis nar geen doopwater gewijd wordt. In is: Cum sanc'ifieatus (aangegeven het einde v. h. MisfornmPer op vigilii Pinkstdren). A. M. KOK. Pr. JANSJE Nou heb ik er een, kwam de jong: louw Buuron d'r man vertellen, maar es. hoe oud ze is! Ja. wie wee<t, wat jij voor 'n stuk stbodo gehuurd hebt! 't Kan me niet 'en hoe oud ze is. als ik 's morgens kantoor, maar niet meer met emmers water en volle k;tten de trappen op if moei meehelpen in de huishouding gin| •anig de keel uitbangen, maar. alia, doe je. als je pas getrouwd bent en je 'w zit di'ie maanden lang, zonder meid? averal, waaT die Duitsche dienstboden ms gekomen waren, scheen het van 't e laken 'n pak. De eene sleepte de lr© mee terug naar de Heimat. En de audsche meiden begonnen zich natuur- weer te voelen: do brutale gezichten, 'ooge bonen, de vrije avonden en de tdpartijen op 't weinige eten waren m ^cht. Daarom had Leonie gezegd' 'E we zullen 't zoo lang mogelijk zon- Mcid zien uit te houen." En dat ging en beginne zóó prachtig, dat ze meer- aan tafel zei: Wat doet 'n mensch nhjk met zoo'n mormel in huis? Ze 1 je kostelijke spullen „onderkomen' tckletsen en bestelen je en 't kost je op z'n m;nst veertig gulden in de maand. Maar toen 't buitenwerk, 't fornuis poetsen en 't vloerzeil-boenen 'n keer of zes was teruggekomen, als d'r vingers grauw en hard werden, als meneer zelf z'n schoenen poetste uit piëteit voor z'n veel jongere vrouw, dachten ze allebei: 't valt toch niet mee, je bent er niet voor in de wieg ge legd, en 't is voor je visite toch ook niet prettig, als die je telkens midden in je werk moeien overvallen. Je wordt zoo langzamerhand 'n echte hu'ssloof. E11 meneer Buuron vond per slot van rekening dat-ie niet de Technische Hoogeschool ge volgd had, om cokes uit den kelder naar boven le slepen. Daar kwam bij, dat de vriendin van Leonie 'n schat van 'n dienstbode getroffen had, 'n 1 el bezadigd, fatsoenlijk me sje van twee en dertig jaar: .Geloof me. Nietje, zie jij nou ook 'n beetje ouwere te krijgen, dan heb je geen gebel en geloop van vrijers aan je deur en zij hebben meer hart voor je hubliouen. „Jamaar. zei Nietje, ik ben pas twee en twintig en dan 'n meid van in de der tig? Je staat er' als 'n klein kind tegenover, vooral als ze een groote mond heeft. En nu was ze ineens binnen komen vallen, met de mededeeling,. dat ze '1*1 meid gehuurd had.,., acht en vijftig jaar. Acht en vijftig, zei Piet Buuron met schrik en verbazing op 't gezicht, boe ben je daar toe gekomen? Ja, dat weet ik eigenlijk zelf niet. Ze zei tegen me: Mevrouw, ik ben er bijna zestig, da's driemaal twinti-" maar k ben ook. we! drie meiden van tw'ntig waard. Wat heeft zoo'n blaag van twintig voor ondervinding in 't leven. Snoepen, liegen en straatloopen, dat doen ze. Maar 'n mensch van mijn leeftijd is een en al serieuzigheid. Nou toen heb ik maar in eens doorgekapt, want ik dacht: a's ik te kieskeux-ig ben en n et gauw decideer, neemt 'n ander zo misschien voor m'n neus weg. Ze liet al zoo iets doorschemeren: Mevrouw, zei ze ik moet weten waar af en waar aan, want de mevrouwen lekken vinger en duim naar me. En nou komt ze overmorgen. Hoe heet ze? Jan.5 je. 'n Jansje van acht en vijftig, 't zal mij ben'euwen, wal dal uithaalt. Ze kon je grootmoeder wol zijn. Ik zal ze d'r gang laten gaan, nam Leonie zich voor, 'n mensch van zoo'n leeftijd is natuur! jk gewend, zelfstandig le werken; ik zal ze niet op de vin erS kijken. En Jansje deed haar plechtige intrede in 't jonge huishouden van Mevrouw Buu ron. Ze droeg katoen, dat voorspelde al iels goeds. Maar, wie in 's heme'snaam, was de eerste geweest, die de vrouwe] .ike- drétgonder-figuur van de acht-en-vijftig- jarige dienstbode ..Jansje'' gedoopt had? Piet Buuron had zich voorgesteld 'n goed aardig vrouwtje in z'n hu:s te krijgen, 'n grijzend mensch je, dat d'r boterhammen in d'r kopje koffie „sopte", omdat d'r lan den de. korstjes niet meer verslaan konden en die 's avonds aks d'r werk af was, met d'r voeten op 'n warme stoof knusjes in de keuken zat, die 't werk wél langzaam maar keurig deed. En daar stond me 'n kurassier voor hem, donker van uitzicht, met 'n paar zwarte oogen en zwart knevel dons op d'r bovenlip. Ziezoo, zei ze, na dat ze d'r slaapkamei'tje geïnspecteerd en va-stgesteld had, dat de onderlagen van d'.r bed versterkt moesten worden, nou zullen we es zien, wat er hier zoo voor me te doen valt. Ze trok in de keuken de deuren van de kast en de aanrecht open, inspecteer de den inhoud, bekeek de alluminium- pannen van binnen en van buiten, gooide het ovendeurtje van het' fornuis open; vroeg naar de zeemenlappen, den poëts- rommcl, de vegers en de dweilen en zei toen: Mevrouwtje, ja, ik zeg maar „Mevrouw-tje", want u komt in vergelij king met mijn, pas kijken, we mollen goed welen, wat wc aan mekaar hebben, U in uw „dippertemente" en ik in de mijne, u in 't sclun en „d'uishouwskamer", ik in de keuken. Da's goed, Jansje, zei Leonie, als je de boel maar goed onderhoudt, ik ben erg op orde en netheid gesteld. Mevrouwtje, dat hoeft u mijn niet te zeggen, ik ben acht en vijftig.... en uT vroeg ze, neerblikkend op 't tenger f guur- tje van Nietje Buuron. Ik. twéé en twintig antwöffedde deze en 't klonk bijna of ze haar excuus daar voor aanbood. Twee en twintig? Oohociioch, wat zult u nog veel motte leeren. Als 11 dertig jaar zuit zijn, dan zult u zeggen: wat 'een snot- meid was ik tien jaar gelejen. Nou, dan hoef ik u niet te vertellen, hoe u daar over zult denken as u zoo oud is als ik. Ik heb al wat huishouwens ongelukki zien worden, allemaal door eigenwijzig- heid. As ze mijn m'n gang hadden laten gaan, zou 't er anders uit -gezien hebben. Kom ik zal maar es gaan aanpakken. De buitenboel mot 'n flinke beurt hebben, de buitenboel is 't oog van 't huis, én de buren motten zien, dat „Jansje" hier in dienst is". De buitenboel! vroeg Nietje verwon derd, die is gisteren pas gedaan door de werkster van Mevrouw Rassers." „Zoo, dan is de werkster van Me vrouw Rassers 'n smeerpoes, compelemen- ten van mijn. Kijk die kozijnen er een5 uit zien, die moeten es met 'n lekker „sip sopke" worden afgedaan".. Met zeepsop? Maar ..Jansje'', de steenhouwer heeft me gewaarschuwd, dal er nooit met zep aangekomen mag worden, dan worden ze vettig.enkel water met zand." Mevrouw, u is zoo gezegd nog 'n kind in vergelijking met mijn hoe lang ben u getrouwd? Aaudierhalf jaar? Da's wel lang ge noog, om te leeren, hoe je 'n aarepel schil len mot." Jansje telde op d'r vangers: Yeelien jaar met m'n eersten man, zeven en 'n half jaar met m'n tweede man en as ik „ja" gezegd bad, was ik al zes maal voor den derden keer getrouwd, maar ik kan ze niet meer i zien die slikmosselen. As u meegemaakt had, wat i k meegemaakt heb, zou u zeg gen: Jansje, ga je gang, as jij denkt, dat je de steenen kozijnen properder krijgt met „sipsop" as met water en zand fiejat!" Nietje zei dien avond, toen Piet van z'n kantoor kwam: „Ik geloof, dat ze heel erg zelfstandig is." „Zoo" zei Piet,,, dat kan ook z'n goeie zijde hebben. Ik zal er gaan vragen, hoe het baar hier bevalt." Toen-ie in de keuken kwam zat Jansje breed-uit achter de tafel met 'n bord soep voor z 1, waarin 'n paar groote stukken vleesch verdronken lagen: „Zoo, Jansje, kun je hel hier nog al stellen?" „KVat m ij n' aanbelangt meneer, ik kan 't overal stellen", antwoordde ze, na '11 vlijtig geblaas over d'r dampenden lepel vol soep. „Heeft Mevrouw al gegeten?" vroeg Piet, met gemotiveerde verbazing, hel boordevolle bord soep monsterend. Nee, meneer, nog niet, we gaan over 'n kwartiertje eten, maar ik ben alvast be gonnen, ziet u, dan hoeft u er straks niet togen op le zien, me te bellen, as u aan tafel zit. Ze'slurpte met d'r beide ellebogen op tafel gesteund ijverig door terwijl ze verder praatte. De meeste mevrouwen vin den 't naar de dienstboden van d'r eten ie roepen,, om 'n klickie saus of 'n pietsie groenten of zoo. Ziet u, daar hoeft u zich xnet mij niet voor te geneeren. Ik zorg wel, dat ik eerst m'n natje en m'n droogje ge had heb." Ze stond op, nam 'n diep bord uit de kast, ging naar het fornuis, prikte een van de grootste runderlappen uit de pan aan d'r vork en scheen er zich niet in t minst 0111 te bekommeren, dat de heer des huizes haar op de vingers keek: „Eerst eten, zeggen ze bij ons" grinnikte Jansje, terwijl ze de aardappelen boven den goot steen afgoot. Ja maar, waagde Piet, als u zoo n keer of drie, vier achter elkaar de deksels van de potten en pannen oplicht, voor dat wij bediend ziju, gaat *t lekkere van t eten af. - 't Lekkere d'r af? Hi, hi, hi, hi, laat me niet lachen, 't lè-iè-lè-kere, d'r ai! Heb u verstand van Ja, zeker, daar heb je bijvoorbeeld de aardappele, as je de deksel er afneemt, ko men ze nooit zoo bloemig op tafel. - Meneertje laat nou naar je kijken! As hier in de keuken al de aarepels bij mekaar lage, die ik al in m'n leven gekookt heb, dan stikten wij er hier met ons twee tjes in! De mannen zifn toch allemaal een der, die willen verstand yan alles hebben. Nee, hoor, meneertje, laat u dat maar aan Jansje óver, dne kou u moeder wel zijn. mot es denken, ik hen al acht en vijftig. Ga u maar gauw naar d'itisbouwskamer en bemoei u maar met uw vrouwtje, hè. hè, hè, da's verstandiger dan uw neus 111 de poften en pannen te steken. Maar, ik wou toch wel es graag zeg- gen... - Nee, zeg u nou niks-, hier is mijn dip per tement. Terwijl ze dat zei, maakte ze de keukendeur open, wees met haar vork de gang in, en, toen Piet met gauw d'r dringende wenseh vervulde, duwde ze hem t^gen z'u elleboog, wel nog lachend, maar met zulk 'n zaohten drang, dat-ie niet an ders kon doen dan heengaan. Zeg es, wat heb jij eigenlijk voor 'n exemplaar gehuurd? yrfieg-ie aan Nietje, ze lijkt wel 'n provoost-geweldige! En ze haait, eerst de' vette saus en de runderlap pen en de bloemigMe aardappelen uit de potten en pannen, ga maar es even kijken. Och, laat ze d'r gang gaan. Ar 1 iede re meid mankeert x\al" zei Nietje, die ook al, zonder het te willen bekennen, 'n zwaar hoofd had in d'r moederlijke meid. 't Groo te omvangrijke „Jansje' beschouwde 't jonge huishouden van Mevrouw Buuron als 'n terrein, waarop haar geroutineerd heid veel had recht te zetten. Dat jonge stel verstond, volgens haar, de kunst om te leven nog niet. Daarom zei ze 's avonds toen ze naar d'n in-Onderlagen-verstrekte bed ging: Mevroliwtje en nou blijft u morgen ochtend maai' eens lekker lang lig gen. Ik breng u thee met 'n beschuit, en, als u beneden komt, is alles kant en klaar. U doet verstandig als u niet te laat op blijft zitten, da's slecht voor de gezondheid. Dank je voor de belangstelling, zei de heer des huizes, maar ik ben gewend 's avonds laat m'n kranten te lezen. Da's heel slecht voor de oogen, laat u dat door 'n mensch van ondervinding ge zegd zijn. Ik heb es gediend bij.En hier ging Jansje op '11 stoel bij de tafel zitten, begon 'n verhaal op te disschen van de fa milies, bij wie ze gediend had en dat ver tellen werd 'n stortbui van woorden over gebeurtenissen, die den heer des huizes gruwelijk de keel uithingen. Jansje, waarschuwde hij vaderlijk, ,zou je nu niet gaan slapen, 't is morgen voor jou weer vroeg dag, je zult slaap te kort komen." Ja meneer, ik ga, maar op mijn leef tijd, komt 'n mensch niet gauw slaap le kort. Mensehen net as van uw leeftijd, die pas komen kijken, ja. die motten ruim rust nemen. Da's vanwege de stofw: .fi ling... ja, ja, ik heb van geleerdheid ook verstand, ik heb n'et voor niks twee en een ha 'f jaar bij dokter Derksen "ediend Ik weet wat „oraejoopattie" is, en wat „allepattie" is, och. as je acht en vijftig jaar geworden bent. dan Wel te rusten, Jansje. Ik ga meneer ik zeg. as je acht en vijfti? bent. leer je de wereld van alle kanten kennen en de menschen, ik hoef ze maar even aan te kijken, dan Slaap wel, Jansje. Ja. meneer, ik hoor wel. dat u zeg gen wilt, dat ik naar bed mot gaan. maar u kunt niet gclooven meneer, wat je eigen lijk op je twintigste ja/.r, nog voor 'n snol- neus bent, as je op rimeren leeftijd bent, dan zie je dat pas in. dan begrijp je pas. Piet Buuron was opeftsuroneen, 'bad z'n krant weggesmeten en foeterde: Ga je nou eindelijk of ga je niet? Ja meneer, 't. is sehando. Jat ik u zoo lang uit de slaap heb eehouen. maar ik wil do menschen altijd iets leeren ziet u, 'n oud mensch hoeft veel mem* meegen Ykt affijn, daar zal ik u morgen nog wel een iets over vertellen. Wat in 't vat is, ver zuurt niet, hé, hé, hé, hé! Ik lach maar er om, 'n mensch kan er toch moeilijk mee schreeuwen! Kom, nou ga ik toch wc- n- lijk naar bed. Wel te rusten mevrouw wel te rusten meneer. Piet Buuron liet zich languit op de di van vallen: „Dat monsterachtig verstan dige individu moet er uit! Als die me nog één dag opvoedt, kunnen ze rae naar Mee- renb 'rg brengen. Morgen op d'r nuchtere maag zal ik '1* aan d'r verstand brengen, dat ik zóóveel routine niet vei'dv^n kan Die acht en vijftig jaar verpletteren ie!" Ja maar, ze is nog geen vier en twin- j.jrr :u hu's: dat durf ik haar niet te zeggen, hoor, klaagde Nietje. Dan zal ik hef doen. besliste Piet. En. den volgenden morgen toen het ko- lossn'e Jansie de th-*~ - KosctinPen bracht, stond-io al van top tot (een ge- klood in de kleine hall op de eerste verdie ping: Jansje, compliment van mevrouw en ook van mij, maar wij hebben al gemerkt, dat we nooit met jou zullen k nen on- schieten. Met m ij n kan anders iedereen op schieten, meifeer, as je acht en vijftig.... Behalve wij. En waax'-m niet, as ik vragen mag? Jij bent te verstandig, te gerouti neerd, te w ij s, le flink, t groot en te oud. Ik zou over veertien dagen maar vertrek ken. 'k Had er a! zoo'n beetje 'n voorge voel van, omdat jongelui van twee en twintig jaar eigenlijk nog niet goed weten, wat ze willen. Maar dit weten we toch heel zeker Nou. zooals u verkiest, maar je zal er reuzen veel sp:jt van hebben. HOLMES TE GLAD, Ik beb een man gekend, die Sherlock Holmes te glad af was. Het was een klein, onbeduidend mannetje, maar zoo slim als eeri rat. De geschiedenis is vreeselijk ingewik keld. Tocb zal ik beproeven ze u duidelijk le maken. Laat ik maar met het volgende tooneel beginnen. Zoodra de deur geopend werd verscheen Sherlock Holmes in zijn gewoon jaquette costuum. Met een oogopslag overzag bij bet heele vertrek. Eèn cel met naakte wanden: de afmetingen waren 3 bij 4 meter; een ta fel, een bed, op welks voeteinde de gevan gene gezeten was, verder een smal getra lied vensier en een stoel. t Was daarheen, dat de beroemde de fectieve terstond zijn schreden richtte, zonder een oogenbltk zijn blik van hel ge laat zijns tegenstanders af te wenden: dhavop ging hij zitten. In dien tijrl bad de gevangenbewaanl r de deur der cel gesloten, doch bleef in de gang staan om zoo spoedig mogelijk te hulu te komen snellen. Sherlock Holmes zat geheel in het duis ter. terwijl de gevangene geheel verlicht werd door de lichtstralen, die door bet ge traliede venster vielen. De beide mannen zagen elkander aan Het duel begon. „Mijnheer Binocle, moet ik mij aan u voorstellen?" „Neen, ik ken u. Ge zijt Sherlock Hol mes." ..All right En u kent ongetwijfeld het doel van mijn bezoek." „Ja, u zijt hier gekomen om van mij te vorkrijgen, goedschiks of kwaadschiks, de enveloppe, die het geheim bevat, het ont zettende geheim, waarvan afhangt de eer van den graaf, van den mai-kies, van het lid der academie en die van den ouder- seci'etaris van het ministerie van Land bouw." „Juist „Ik veronderstel, dat u gekomen zijt, mij in ruil daarvoor een ellendig sommetje aan te bieden?" „Geen ellendig sommetje, maar twee duizend franken." Binocle trok minachtend de schoudei's op „Wilt u dan vierduizend franken?" vroeg de detective. „Luister, hernam SherlockHolmes, ik zal open kaart met u spelen. Ik beb op dracht tot 20 duizend franken te gaan, doch geen cent meer. Bedenk, voegde bij er bij, toen de andere een weigerend ge baar maakte, dat er slechts één persoon is, die de enveloppe als wapen gebruiken kan: dat is de kolonel, doch die zal de en veloppe niet in zijn bezit krijgen." „En waarom niet?" „Omdat wij ze eerder zullen hebben." „Ik weiger ze aan u te vei'koopen." „Welnu, waarde heei\ zei Sherlock opstaande, ge zult zonder n,oodzaak 20 duizend franken verliezen." De gevangene lachte, daarop kwam er een spottend licht in diens oogen. „Het is waar, zei hij, de enveloppe is hier. Gij zijt Sherlock Holmes, de beroem de detective pn ik ben maar Binocle, een arme man. Welnu, mijn waarde he°r Holmes, met al uw bekwaamheid zult u de enveloppe niet vinden en u zult mij niet kunnen beletten ze den kolonel te doen toekomen." Bij deze woorden had Sherlock Holmes een revolver voor den dag gehaald en richtte ze op den gevangene. „Geen beweging, meneer Binocle." „Wees bedaard! Ik zal de enveloppe niet verscheuren, daarvoor is ze veel te kostbaar." Op het roepen van den detective ver scheen de gevangenbewaarder en ont ving een bevel. Eenige oogenblikken later traden een commisaris van politie en twee agenten de cel binnen. De gevangene, die zich niet bewogen had, werd eerst gegrepen, daarna begon een uiterst nauwkeurig onderzoek. Laten we hier nog even wat verhalen. Zooals wij gezegd hebben ,ging het om een enveloppe, die werkelijk in het bezi van den gevangene was. Aan deze enve loppe hechtte de politie eeiv boogc waarde. Men zal zich herinneren, dat de cel 3 bij 4 meter was; de muren waren naakt, ho» meubilair bestoud uit een bed, een tafel en oen stoel, een waschkom en een emmer. Welnu, de muren werden onderzocht, afgekrabd: liet plafond eveneens, do vloer werrl opgebroken Men zaagde het hout van hot bed, van de tafel en van den stoel in duizend klei ne stukjes De waschkom en emmer wer den gebroken. Het bed werd openge scheurd en doorzocht. In de cel werden de voorwerpen, al konden ze slechts een korrel bevatten, aan een nauwkeurig on derzoek onderworpen, de kleeren van deu gevangene, dc roeden van het bed, het slot vau de deur, de staven van het venster, alles werd nagespoord. En Binocle zelf werd nog nauwkeuriger onderzocht dan de galeiboeven op de galeien. Men vond niets. .Sherlock Holmes schuimbekte. Binocle glimlachte spottend. Eindelijk werd bet onderzoek gestaakt en gingen de politiedienaren heen Men bracht den gevangene in een an der lokaal en gaf hem andere kleeren. Maar dit is voor ous van geen belang. We zullen hem aan zijn toilet laten en Sher lock Holmes volgen. Deze trad zijn woning binnen, vond daar een brief van den kolonel, die hem uitnoodigde spoedig ten zijnent te komen. Nu zouden we bier wel kunnen meedee- len.. wie de kolonel "was, doch daarvoor zouden we een geheeïen jaargang van dit blad noodig hebben We zullen daarom maar volstaan met mede te deelen. dat dit heerschap de enveloppe teeon el' prijs in het bezit wilde hebben. Toen hij den brief vond, aarzelde de detective geen oogenblik. Eenige oogen blikken later trad bij bij den kolonel bin nen en word zeer hartelijk ontvangen ,Ga zitten, waarde heer Sherlock", zei de kolonel. En vlug voegde hij er bij: ..lk wilde u-wel eens sproken over die. beruch te enveloppe, die 11 zoo vruchteloos ge zocht hebt." „Hoe? Weet gij dat?" „Wel ja, en ik kan u ook deze geheim zinnige 'geschiedenis ophelderen." „Werkelijk", stamelde de detective, on danks zijn buitengewone koelbloediglo id zeer verwonderd. .Niets is eenvoudiger. Kom even hij mij. als ge wilt." De kolonel had zich voor een lessen.'ir gez' t, greep een stuk papier en potlood. Naast hem staande, zag Slikerlock op merkzaam toe. „Ziehiei*, zei de kolonel, een rechthoek teekenend, de cel van den gevangene. U opende-de deur en zonder uw oogen vnn hem af te yenden om elke beweging van hel gelaat gade te slaan, begaaft ge u hierheen, naar den eenigen stoel, die in het donker stond tegenover don gevan gene." „Dat.is zoo" „Welnu, vervolgde do kolonel, 11 ging toch, ik zal het u (nonen, opdat ge mij he ler hegrijpen zuil Hierna ging de kolonel, den djfnetive achter den lessenaar staan lalmde, naar een stoel, die bij de deur van het vertrek geplaatst was; daarop een beweging ma kende, alsof hij wilde gaan zitten, ver volgd ehij: „Ge naamt daar plaats, vol gens uw gewoonte de panden van uw jas uit elkander houdende." „Hè!" riep Sherlock Holmes uit. „Wel ja, zei de kolonel, de enveloppe lag met den met lijm besmeerden kant bo ven op den stoel. Ge hebt ze aldus onder de panden van uw jas verborgen gehouden en vervolgens weggedragen. E11 nu hebt gij ze bij mij gebracht. Mijn hartelijken dank!" Dit zeggende trok de kolonel handig de enveloppe van den broek van Sherlock Holmes en voor deze van zijn bewonde ring bekomen was, had gene de deur, waarbij hij stond, geopend en snelde heen, na den sleutel aan den buitenkant omge draaid te - hebben. Hij was 't Onderwijzer: „Wie van jullie kan me nog 'n huisdier noemen? 't Heeft borstelig baar, heeft 'n hekel aan water, houd van vuil en eet alles wat men 't toewerpt. Wel, Karel- tje?" Karei (verlegen): „Ik ben 't, meneer. maar ik zal 't nooit meer doen." 'n Verschil. Jonge man (opstaande): Kom heoren, ik moet naar buis: 't is twaalf uur, m'n vrouwtje zit met smart op me te wacblen Oude beer: De mijne met den bezem. Raak. In oen gezelschap, waarin zich de be kende humorist Saphir bevond. \%as ook een opgeblazen, ijdel, maar bekrompen landjonker tegenwoordig. Deze had het druk over zijne menschenkennis. „Tk zie het met een oogopslag, wat an deren van mij denken", zei hij. Algemeene verbazing volgde op die koene uiting tot Saphir het stilzwijgen verbrak met de woorden: ..Dat moet voor u al zéér onaangenaam zijn, mijnheer." In drift. Vader (tot zoon): „Begrepen, Doll", die omgang met Truus van Bergen moet "it zijn, jullie bent allebei nog tc jong om to trouwen." Dolf: „Maar vader, u is toch óók vroeg getrouwd!" Vader (opbruisend): „Kroot jij dan iedere 'ommiteit nadoen?!" Mooi gezegd. Dichterlijk-aangelegd-professor in do plant- en dierkunde: „De leeuwerik ts eenigermate hit sneeuwklokje onder de vogels."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 13