Ingezonden Mededeling weede Blad Voensdag 20 Mei 1925 DE HEILIGE PETRUS GANISIUS. ET GEHEIM VAN DE ZEE. De Heilige Theresia van het kindje Jezus. „Les trois Soeurs de la Bienheqreuse Pe tite Thérèso, Marie, Paulina (Mère Prieu- re) et Góline, qui sont encore au Carmel de Lisieux, ainsi qua Léonie (qui est k Ia Visitation) vont cólóhrer dans le silenoe et la solitude de Ieurs cloitrea la canonisa tion de leur glorieuse petite Soeur." („De drie Zustere der kleine zalige Theresia, Maria, Paulina (Moeder Priorin) en Celi- na, die nog leven in den Carmel te Lisieux, en Léonie, die in de Orde der Visitatie is, zullen de heiligverklaring harer glorieuze kleine zuster in de stilte en de eenzaamheid harer kloosters vieren. Red.). Of zij de „petite voie" van Theresia heb ben begrepen! UIT DE LANDBOUWWERELD. Onlangs is door den Minister van Bin- nenlandsche Zaken en Landbouw een Commissie ingesteld, aan welke werd op gedragen te onderzoeken: of het mogelijk is ter beperking van den te zwa- ren belastingdruk de staatsbe moeiing op het gebied van den landbouw in te krimpen. En wel in hoofdzaak ten aanzien van drie onderdeelen, n.l.r den voorlichtings dienst, de proefstations en het landbouwonderwijs. Uit de rede, door den Minister gehouden bij do installatie der Commissie, blijkt onomwon den, dat het de bedoeling is: de uitgaven voor de drie genoemde takken van staats dienst sterk in te krimpen. Z.Exc. sprak nl de hoop uit, dat steun uit de publieke kas met een belangrijk bedrag kan worden verminderd. Weliswaar werd hieraan toe gevoegd: „zonder schade voor deze allerbe langrijkste bron van volkswelvaart". De vraag is echter, of dit laatste mogelijk is. De Voorzitter der Commissie, de heer Haff- mans, merkte in zijn antwoord terecht op: „Veel wat op landbouwgebied geschied is en wordt tot stand gebracht, was en is al leen mogelijk met regeeringssteun". In de landbouwpers denkt men er vrij eenstem mig over. Er is op landbouw reeds vrij sterk bezuinigd, niet minder dan 25 pet Dat was, gelijk het Kamerlid, de heer Weitkamp, eens opmerkte, een effectieve, een werkelijke bezuiniging, terwijl op de andere departementen 17 pet. perspec tivisch werd bezuinigd. Als dan nu nog moet worden bezuinigd met een belangrijk bedrag, waar gaat dat dan heen? zoo vraagt men zich in landbouwkringen af. Wij zijn het eens met hetgeen de heer J. de Jong Saakes dezer dagen in „De Nederlander" schreef: „Wij leven thans in een tijd, waar zuinigheid op elk gebied dringende eisch is; een tijd, welke er aan leiding toe geeft, dat ieder meeroept in het koor: „beperkt de overheidsbemoeiing". Een gezonde leus: een koor, dat reeds zes jaren vroeger had moeten weerklinken mits zuiver het onderscheid worde gezien tusschen overheidsbemoeiing en staats zorg. De overheidsbemoeiing dient te wij ken, waar dit eenigszins mogelijk is, voor het particuliere initiatief; de staatszorg ia en blijft een onafwijsbare taak der regee ring. Eenerzijds hebben onderwijs en voor- lfchtig nog veel achterlijkheid te overwin nen, anderzijds schuift voortdurende voort schrijdende technische ontwikkeling nieu we vragen naar voren. De staatszorg voor den landbouw heeft in alle richtingen een taak, welke haar ln het bijzonder in dezen tijd zeer hooge eischen stelt." Wo zijn het met deze woorden hartgron dig eens, overtuigd als we zijn, dat iedere inkrimping op voorlichtingsdienst, onder wijs en proefstation een groot gevaar is, riet slechts voor do vitale, de levensbelan gen van den landbouw, maar ook voor de volkswelvaart.. We kunnen dan ook onder schrijven wnt we lazen in het „Overijselsch I,bld.": „De opdracht van de Commissie had moeten luiden: Je. Hoe maken wo voorlichtingsdienst, onderwijs en proefstationswezen zoo effec tief mogelijk? 2e. Hoe doen we dit zoo goedkoop mo gelijk?" Moge de arbeid der Commissie tot bevredigende resultaten leiden! Er is vaak geklaagd, dat er zoo weinig contact bestaat tusschen Wageningen en het platteland, d.w.z. tusschen de Land- bouwhoogeschool of de mannen der land bouwwetenschap aldaar en den practischen boer, welke laatste bij een nauwer contact MIJNHARDT's Staat-Tabletten .90» Maag-Tabletten. .75 Zenuw-Tabletten .75» Laxeer-Tabletten .oo* Hootdpijn-Tabletten 60.» Bij Apoth en DrugiitcaA veel meer van de vorderingen der land bouwwetenschap zou kunnen profiteered Er is in deze wel vooruitgang te constatee- ron en bepaaldelijk mag op Prof. Visser gewezen worden als een dergenen die de we tenschap trachten te paren aan de praktijk, hun kennis en ervaring in dienst willen stellen van land- en tuinbouw. Op twee zeer belangrijke zaken heeft Prof. Visser den laatsten tijd de aandacht der practici gevestigd. Allereerst op den door hem ge- construeerden Mol-draineerploeg, bij welks gebruik de draineerbuizen over bodig worden. Deze dagen werd met dien ploeg onder groote belangstelling een do- mon8tratle gehouden in de provincie Utrecht, op een perceel weiland te Maar-t- sen: zeer zwaren kleigrond met natte bo demgesteldheid. Ook hier, als bij vroegere demonstratie op zandgrond, bleak de mol- drainage bruikbaar, al kwam de pro'ef on der genoemde moeilijke omstandigheden niet gansch en al tot haar recht. Wie van den draineerploeg gebruik wenseht fe ma ken (Prof. Visser heeft zijn vinding ten be hoeve van den landbouw vrij gegeven), zal goed doen zich tot dezen hoopleeraar lo wenden om van diens wenken en „nieuwig heden", welke aan de vinding nog ?ijn toe gevoegd, te kunnen profiteeren. De erva ring met den ploeg toonde in de Haarlem- mermeerpolder aan, dat 3 H A. land op 8 Meter gedraineerd werd in een tijd van 8 uur, met behulp van 4 man: de bewerking kwam, met inbegrip van brandstof enz., te staan op ongeveer 10.per bunder. Bij buisdraineering bedroegen de kosten pl.m. f 200,k 250.per bunder, en is na 20 jaren vernieuwing noodig. Wel een enorm verschil. De mol-drainage heeft in Enge land bewezen deugdelijk te zijp: de door den ploeg getrokken hnt-wi 'i^udon jaren lang stand Een andere hun. nlartiis.-i werkwijze dient, volgens Prof. Visser, in ons land een algemeene toepassing te vinden, nl. het vlakploegen, dat is: het ploegen met den keerploeg. Keer- of wentel- ploeg lp elke ploeg, waarmee men den grond Beurtelings rechts en links van den ploegbalk, dus ten opzichte van den akke. steeds naar één kant, kan omwerken. Hier door krijgt het land dan een vlakke lig ging. Wij woonden een demonstratie bij op lichten grond, te Bennekom, later volgt er een op zwaren grond. In de heuvelachtigd streken vindt de keerploeg het eerst in gang; de gewone ploeg, die den (grond maai naar één kant omwerkt, is er ongeschikt Het lijkt vreemd, dat elders in ons land de keerploeg niet meer wordt gebruikt: mo gelijk vindt dit hierin zijn oorzaak, dat veelal deze soort ploeg zwaarder is dan de gewone ploeg. Evenwel, men heeft evenals te Bennekom te zien was, ook lichte keerploegen, Groote voordoelen zijn er aan verbonden Ten eerste, gelijk we reeds terloops deden uitkomen, op hellin gen, waar men dwars op de helling moet ploegen: met den keerploeg kan na dus als regel de voor alleen naar beneden ge wend worden. Tn de tweede plaats kan het ploegen op akkers, waartoe het gebruik van den gewonen ploeg dwingt, vermeden worden. Bij het vlakploegen heeft men min der tijdverlies, terwijl de wendakkers of kopoinden niet zoo vast worden ineenge- trapt. Verder verdwijnen de overbodige greppels of voren, welke met den gewonen ploeg ontstaan; ze zijn ook hinderlijk hij het gebruik van verschillende werktuigen, als de zaai-, schoffel- en maaimachines, en verdoe kweekplaatsen van onkruid. Ein- de'iik vergemakkelijkt de keerploeg het ftopgon van onregelmatige, zoogenaamd "erende akkers, en op het zand zal inen op de vele smalle akkertjes geen hinder meer hebben van de telkens verspringende voor. Er zijn verschillende hoofdvormen van den keerploeg. AVe kunnen hierover niet uit weiden. Men wende zich om nadere inlich tingen tot het Institu i' Tl V'**or le Wageningen. DE HEILIGVERKLARING. )e Romeinsche correspondent van de sbd" meldt. faar de postulator der Jesuieten in- e het proces van den Z. Petrus Canisius Jpdeelt, zal de nieuwe Heilige bij de ftf- diging van de bulle der Sanctificatio Donderdag ook worden uitgeroepen als :kleeraar. DE CANISIUS FEESTEN IN NEDERLAND. aar wij van officieele zijde vernemen, en wegens de afwezigheid van H H. de Bisschoppen en vele gezaghebben- geestelijken en leeken, die te Rome de ligverklaring van den Zaligen Petrus lisius bijwonen, geen groote openbare [telijkbeden ter eere van den Heilige e week in Nederland worden gevierd, luisterrijke viering in ons land zal in as. najaar, vermoedelijk in de eerste t van September plaats hebben. Behal- net het houden van triduums en kerke- e plechtigheden zal zij gepaard gaan de onthulling van een standbeeld des Canisius in zijn geboorteplaats, de uni- jife'tsstad Nijmegen, de uitgave van een enkboek en andere feestiviteiten. De ns der feesten zal nog worden verhoogd, r de tegenwoordigheid van drie Kardi- en der H. Roomsche Kerk H.H E E. fl (Weenen), Bertram (Breslau) en mlte (Keulen) die met het Door- itig Episcopaat van Nederland de Ca- usfeesten komen voorzitten. „Tijd" FAMILIELEDEN VAN DEN HEILIGE [aar wij vernemen zullen bij de plech- leid der heiligverklaring van den geluk ken Petrus Canisius in den St. Pieler tome, in de tribune der familieleden van heilige plaats nemen: Mr. A. Baron i Wijnbergen en familie, BaTon Van der jden van Doornenburg en familie, Ba- van Dorth tot Medier en familie. „Tijd* Pauselijke onderscheiding. loor Z. H. den Paus is benoemd tot of- er in de Orde van den H. Gregorius den oten de heer Mr. J. Wierdels te Nij- ren, voorzitter van het Canisius-Coinité. IN DEN LEERSCHOOL VAN DEN H. PETRUS CANISIUS. [et heugelijk gebeuren van Petrus Ga- ius' heiligverklaring vestigt de blijde dacht van geheel Katholiek Nederland dezen bij uitstek grooten vaderlander, vervult ons aller harten met een fiere Ligdel fen heeft er ooit over geklaagd, dat Ne land zijn groote mannen niet waardig it te eeren. Of deze klacht gegrond is niet: van Petrus Canisius mag zij in nen deele geldenl Vaar onze Moeder de Kerk dezen groo- Nederlandschen Apostel heilig ver- art, zullen wij dien wijd-befaamden zoon l Nederland weten te eeren op eene wij- volmaaktelijk passend bij den géést' en bedoeling, die de Kerk bij een heilig- klaring bezielt: zij schenkt ons in Pe- 3 Canisius, naas een machtige voorspre- en beschermer, een boven alles navol- swaardig voorbeeld. Velnu: den H. Petrus Canisius aan Nederlandsche Katholieken beter lee- kenuen, is: hem openbaren in zijn oonste glorie, is: hem bereiden de chtbaarsto en hem» meest welgevallige e der navolging. )it doel beoogt de door eenige Paters Sociëteit van Jesus bezorgde feest-uit- re „In de Leerschool van den H. Petrus lisius", waarop wij bij dezen gaarne de idacht vestigen. )it feest-boek doet ons den H. Canisius FEUILLETON. door ANDRé SAVIGNON Geautoriseerde vertaling (Nadruk verboden) I. Da brief. loen ik binnentrad, vond ik twee man- die met m'n oom aan tafel zaten. Daar heb je die kleine neef van me, i bij, en wees me aan met z'n vinger. Maar de twee onbekenden waren zoo &P in 'n vrij rumoerig gesprek gewik- W, dat zij op die voorstelling ternau- ffnood antwoordden met een paar in baard gemompelde woorden. Ze spra- i nu eens Fransch, dan weer Bretonsoh om den haverklap kwam dezelfde naam ..Vader Mengham" over de lippen, rgezeld van 'n paar krachtige vloeken, ik was te bedeesd, om zonder dat men 8 daarvoor uitnoodigde, aan tafel te an zitten en m'n soep te eten, die m'n 10 in mijn bord had gescheptl Noch- nam niemand notitie van mij en nie- ind ook dacht aan eten in de opwinding woede, die de gewitte beschotten In 1 vertrek, waar ons maal werd opge- ■K deden trillen. Eindelijk dreunde geweldige vuistslag op tafel en degeen ;a ze Corsen noemden, verklaarde, dat een Hef d|ng voor over had, als hij vervloekte Mengham op den bodom :hm!L ï-30*10 zee zag Hggen, op zestig ron en me^ een moIensteen van centenaars aan z'n hals. n.I. kennen in de verborgen schoonheid van zijn innigst zieleleven, gelijk die te bloeien staat in zijn „Belijdenissen" en zoo meni ge andere uiting vjn zijn heerlijk innorlijk Zich hiermede meer vertrouwd maken, wil evenveel zeggen als in een zoo innig en persoonlijk mogelijk contact treden met den nieuwen Nederlandschen Heilige. Het zal ons niet alleen vervullen met den diep- sten eerbied voor zijn hooge persoonlijk heid, maar in ons hart tevens het verlan gen doen kiepaen en rijpen: Petrus Cani sius ook de eere der navolging te schen ken. Hierbij echter vinden wij zeker den besten gids in den Heilige zelf, uit wiens werken in bovengenoemde feest-uitgave de meest godegen geestelijke lessen en op wekkingen verzameld werden. De kernge zonde beginselen van deugden en volmaakt heid daarin ontwikkeld, brachten Canisius zelf tot een zoo hooge heiligheid, en mogen ook on3 tot richtsnoer dienen in ons geestelijk leven. Hier immers is niets wat als te hoog en te verheven ons zou kunnen afschrikken, want Canisius weet zijn gees telijke beginselen en inzichten zóó eenvou dig te ontwikkelen en zóó bevattelijk voor te stellen: dat zij voor iederen staat en stand begrijpelijk, aantrekkelijk en naleef- baar zijn op den weg tot grooter deugd, ja, tot de heiligheid! Moge dan heel Katholiek Nederland „In de Leerschool van den H. Petrus Canisius' gaan, en aldus dit boek er veel toe bijdra gen: dat de in-katholieke en echt-kerke- lijke geest van onzen nieuwen vaderland- schen Heilige meer en meer vaardig wor de over de Katholieke Nederlanders der 20ste eeuw. Aan de uitvoering van dit 500 blz. groo te inhoudrijke feestboek zijn geen zorgen en kosten gespaard. Op groot royaal 8o. in twee kleuren gedrukt met den prachtige „Federzug-Antiqua", rijkelijk met sierlet ters getooid van den ter goeder faam be kenden Ietterkunstenaar S. H. de Roos, versierd met fraaie illustraties en gebon den in een statigen linnen stempelband: vormt het een Feest-uitgave in den waren zin des woords. Ondanks een zoo kostbare uitvoering werd de prijs echter toch uitermate laag gehouden en tot 1 Juli a.s. op slechts 3.90 gesteld (porto niet inbegrepen). Waar dan de „Leerschool van don H. Petrus Canisius" voor een zoo groot mogo- lijken kring van Katholieke Nederlanders openstaat en toegankelijk is: moge deze feest-uitgave dan ook de eereplaats van „Huisboek" verwerven in alle katholieke gezinnen van Canisius-vierend Nederland! Bestellingen zijn te richten aan: St. Wil- librordus-College te Katwijk aan den Rijn, St. Canisius-College te Nijmegen, Jezuïe ten-College te Maastricht, en aan Gsbr. v. Aelst, Drukkers-Uitgevers, O. L. Vr. Kade 1011 te Maastricht. Na 1 Juli wordt de prijs tot 5.verhoogd. OSCAR HUE S.J. CANISIUS EN DE MAAGDENBURGER CENTURIATOREN. Over den heiligen Petrus Canisius als bestrijder tegen de ketterij, ontvingen wij de volgende bijdrage van een Pater Jezuiet. De hoofden der nieuwe leer te Maagden burg hadden, in het jaar 1560, in den vorm van centuriën, of tijdvakken van honderd jaar, geestelijke jaarboeken uit gegeven, getiteld Centuriën van Maagden burg. De libellen verborgen onder een bijtende spotternij de trouwelooste lasteringen. Zij vervalschten alle geschiedkundige feiten ten voordeele van het protestantis me, en berokkenden veel kwaad aan do zielen der geloovlgen. De H. Paus Pius V besloot den voortgang dier ergerlijke dwa lingen te stuiten, en beval Canisius den Centuriatoren te wederleggen. Het eerste gedeelte dier wederlegging verscheen in 1561. De moedige kampvechter droeg het aan Zijne Heiligheid op, die op eene schit terende wijze de verdienste van den schrij ver prees. Pius V gaf hem zijn apostolï- schen zegen, en overlaadde hem met gees telijke gunsten. Baronius, die door zijn© talenten en geschiedkundige werken zich het Romeinsche purper had waardig ge maakt, zeide, toen hij van het werk van Canisius sprak: „Het is de vrucht der wachtwaken van den zeer geleerden en godvruchtigen Canisius. Volgens den ge leerden Kardinaal, bewees dit werk over tuigend de dwaasheid, onhandigheid. trouwloosheid der ketters. Het tweede deel verscheen in 1577. De beroemde kardinaal sprak er insgelijks met grooten lof van, zeggende: dat de eerwaarde vader Cani sius, wiens lof in alle ckrlstemnonden was, het met zijn gewone godsvrucht, sierlijk heid en geleerdheid had samengesteld. Een andere prins der Kerk, Hosius, was niet minder duidelijk, toen hij van hetzelfde werk sprak: Het komt mij voor, zeide hij, dat de antwoorden zoo nauwkeurig zijn ge schreven, dat zij niets te wenschen overla ten. Canisius had zich voorgenomen nog een derde deel uit te geven, maar de tijd ontbrak hem er toe. En wanneer men zijne aanhoudende werkzaamheden, de reizen en bezigheden van allerlei aard, die hem door den Paus, door de vorsten en gene raals der orde werden opgedragen, in aan merking neemt, dan moet men verbaasd staan hoe hij nog don tijd vond, om zich aan geleerde studiën over te geven. Toen Gregorius XIII hem als afgezant naar den bisschap van Salzburg, naar den hertog van Beljeren en andere vorsten van Duitschland zond, zeide hij hem: ,.Ik ver lang, dat gij mij bijstaat, om den wensch, dien lk koester, te verwezenlijken, name lijk om dat land te hulp te komen; ik weet, dat ik volkomen op uwe bekwaamheid en geleerdheid kan vertrouwen. Nadat Cani sius aan de bevelen van Gregorius XIII voldaan had, werd hij naar Rome ontbo den, om de zaken betreffende de stichting van het dultsche kollegie te regelen. Het was de zevende maal, dat hij de reis naar do eeuwige stad ondernam. Hij keerde weldra naar Duitschland terug, om den eersten rijksdag van Ratisbon bij te wonen. Vandaar begaf hij zich, op dringend ver langen van Willem, kleinzoon van den hertog van Beijeren naar Landshutt, waar hij, op bevel van den generaal der orde, Albert, hertog van Fürstenberg. moest spreken. Hij was er niet lang of bij ont ving van den Paus bevel, den bisschop van Brescia naar de samenkomst van Neuren berg te vergzellen. En ofschoon die samen komst werd uitgesteld, verminderden daar om de bezigheden van Canisius niet. De bisschoppen van Bazel, Constant en Lau sanne, hadden Gregorius XITI het gevaar doen opmerken, waarin zich het geloof in bet katholiek Zwitserland bevond. De Paus belastte, met vaderlijke teederheid, den bisschop van Verceil, zijnen nuntius in Duitschland, met die zaak; hij gelastte hem de getrouwe landstreken van Zwitserland te doorreizen, om deze in zekerheid te stel len tegen de besmetting der ondeugd en het gift der valsche leerstellingen. Nadat de nuntius oplettend den staat van zaken had onderzocht, schreef hij den H. Vader, dat het eenige middel, om het Katholiek geloof in die landen te handhaven, be stond om er een kollegie van de orde der sociëteit van Jesus op te richten. Grego rius vond dien raad goed, en beval bij de stichting van het kollegie van Freiburg tevens een geestelijk inkomen te voegen, dat in de behoeften van het personeel zou kunnen voorzien. Maar wat gebeurde er? De naam alleen van Jesuiet en de aankon diging van een kollegie brachten de ket ters op de been; weldra werden zij woe dend, en deden overal dreigende stemmen booren; zij stelde de Jesuieten onder de af schuwelijkste gedaanten voor, en ver scheurden hen door laster en spotzucht. Die duivelsche listen bleven niet zonder uit werking. De Freiburgers, alhoewel op recht aan de Kerk gehecht, toonden zich vijandig gezind jegens de Jesuieten, die men bun onder zulko verschrikkelijke kleuren had afgeschilderd; zij weigerden hardnek kig om een kollegie in hunne stad te laten oprichten. DE ZUSTERS VAN DE HEILIGE. Pastoor H. Wijting, uit Hoogerheido, schrijft aan „De Tijd". In correspondentie zijnde met de Eerw. Overste van den Carmel te Lisieux, heb ik haar gevraagd (wijl onze Carmélitassen 't niet wisten), welke ZusteTa van de H. The resia van het Kindje Jezus nog leefden en of zij meegingen naar Rome met haar Edfrw. Rector, die mij gezegd had, dat hij reeds 13 Sept. in Rome zou zijn. Ik ontving heden van haar het volgend antwoord: een onder z'n invloed bracht 'n dood- sche stilte heerschte er onmiddellijk in 't vertrek dat ik, in z'n gelaat, tegelijker tijd iets schrikaanjagends en fantastisch moest ontdekken. Twee lange minuten keek hij ons aan zonder zich te bewegen. De stilte was zoo beklemmend dat ik mij herinner de mat ten van de stoelen te hooren kraken. En daarna voelde ik dat men rondom mij kalmer ademde. Ik hief het hoofd op en keek rond. De deur was weer gesloten: de man was verdwenen. Eeuwig en altijd, die kerel, bromdo Corsen, terwijl m'n oom met een wanho pig gebaar, z'n armen ophief. En het gesprek, dat aanvankelijk zoo rumoerig was, werd fluisterend voortgezet Twee uur te voren had de sloep „Onze L. V. v. Lourdes" mij naar Lampaul ge bracht, waar ik de „Zeemeeuw" zou vin den, die elk jaar gedurende het mooie jaargetijde in de buurt van Ouessant kruiste. Mijn moeder had mij toever trouwd aan mijn oom Prigent, die kapi tein was op de „Zeeumeeuw", om mij, meer als volontair dan als scheepsjongen aan boord te nemen, want zij was heele- maal niet zeker van mijn zeemansroeping, en was van oordeel geweest, dat een proeftijd van enkele weken onder zulke gunstige omstandigheden, mijn besluit zou vergemakkelijken, of lk inderdaad lust had om te gaan varen en dat wel met vol doende kennis van zaken. Alles was hier nieuw voor mij, want ik was op 't land geboren, en tot nu toe zel den of nooit in do gelegenheid geweo-t zee lui te ontmoeten. Voor den torsten keer van m'n leven kon ik zo thans in levend»; lijve aanschouwen, en beter dan op do plaatjes in m'n boeken. Ik herinnerde mu niet ooit m'n oom Prigent gezien te heb ben. Maar ik was heel gauw vertrouwelijk met hem, twee of drio kleine vriendelijk heden die hij me bewees, gaven me een kijk op zijn ware karakter dat goedhar tig was, ondanks z'n ruwen toon en z'n norsch gezicht. Hij had een verweerde, roode gelaatskleur, stijlstaande haren, en had de gewoonte aldoor op z'n zwart snorretje te bijten, alsof hij daarmeo z'n sombere gedachten wou verdrijven. Want hij zag er altijd uit, of hij zich zelf be klaagde. Hij was een man van in de veer tig, een stevige kerel, vierkant als een deur. Ofschoon een beetje minder lang,was Corsen nog zwaarder gebouwd en nog veel gespierder. In z'n gezicht, dat bolrond was, en gewoonlijk lachte, en ovcrspikkeld met kleine roode vlekjes, schitterden twee groene oogen, die tusschen kleurlooze wimpers een fosforesseerenden glans hadden van katoogen, z'n haar was ge kruld als een schapevacht, en ook zijn vingers waren behaard, zoo zelfs dat zo deden denken aan de grove pluizen van een zeker soort aloés. Maar de „dwerg" van het gezelschap was Calais, wiens hoofd toch bijna tot aan de balken van do zoldering reikte, Calais die 'n zak met graan met gestrekte armen had opgelicht Nauwelijks hadden zij een aanvang go- maakt met het eten van hun koud-gswor- den soep, toen de deur opnieuw open ging en de geheimzinnige man zonder een woord te spreken, de gelagkamer binnen trad en met z'n gezicht naar ons toe, Lij het raam plaats nam. nmaannnuHKimi !1 "NV- r ^lokten, de gesprekken Ondank.-» m'n hevige nieuwsgierigheid durfde ik hem slechts verscholen te be gluren, want ik hnd het govoel, dat, wan neer mijn blikken per ongeluk do zijne zou den kruisen, een onweerstaanbare macht mij bij den hals grijpend als een schroef mij op m'n stoel had rondgedraaid. Mot geopende mond als oen dwaas en stom van verbazing, zou ik dan hebben zitten staren naar dat toornig gezicht, dat, wóedendo blikken uitstraalde, blikken zoo scherp, dat ze wel glas leken te kunr-en snijden. Gelijkend op een zware klok leek z'n hoed het hoofd in te drukken dat hij be dekte; men zou gezegd hebben, dat de twee zware, grijze wenkbrauwen waarop die hoed steunde, hem belette tot op z'n kin neer te zakken; van achteren kwamen dikke haarvlokken te voorschijn, die rust ien op de kraag van z'n jas. Hij had een bijzonder blanke huid, was met zorg go- schoren en z'n neus was zuiver geteekend, terwijl z'n lange knevel neerviel langs z'n sterke onderkaak. Z'n kleeding bestond uit een lange zwarte jas en een grijze broek, die in plooien om z'n magere, maar gespierde beenen hing on in z'n hand droeg hij een stevige wandelstok, waarom een gesneden slang zich slingerde, Een rood geruite zakdoek hing uit den zak van z'n jas. Eenige minuten lang bleef hij j.us zoo aanzitten staren Toen pIoTseline, terwijl i.'J z'n stok zwaaide en de amen over el kaar kruiste, barstte hij los in een naag van woede, men ver buiten moe.s'. kun nen booren. t Ze hebben gezegd, dat ik een Deze verweusching hield blijkbaar alles in: alles was er mede gezegd en er hoefde geen woord meer bijgevoegd. Ze werkte zelfs kalmeerende: de woede scheen wat te bedaren, do gezichten klaarden op, en de drie vrienden begonnen, luidkeels lachend, grappen te verkoopen, met die ongeloof lijke gemakkelijkheid om terstond hun moeilijkheden te vergeten, die zoowel kin deren als zeelui eigen is. Want Corsen was zonder eenigen twij fel een zeeman evenals Galais,wiens vrouw de herberg hield, waar wij bijeenzaten, een waterrat was als m'n oom Prigent, die kapitein was van de „Zeemeeuw". En nou genoeg, besloot Calais, over die rare Yogel. Bravo, voor die vogel, viel Corsen bij, op m'n woord, een mooie merel. De uitbarsting van lachen deed de zaal nog daveren, toen de deur zachtjes een weinig geopend werd. M'n hart stond stil van schrik. In de schaduw van het voor portaal, een weinig achter den drempel van de herbergdeur, vertoonde zich iets ongewoons en toch was 't maar een man. Hij stond daar onbeweeglijk zonder een woord te uiten, de armen over elkaar gekruist, het lichaam een weinig achter over gebogen, in een dreigende houding. Ik kon slechts duidelijk z'n grooten hoed ondersoheiden, die tot over z'n ooren getrokken was, en de schittering van twee met bloed beloopen oogen. Vergeleken bij mijn oom en diens twee vrienden, leek z'n gestalte klein. En zonder twijfel wka 't door dit con trast tusschen deze kleine gestalte en de geweldige energie die z'n geheele wezen uitstraalde ba bij zijn verschijnen ieder-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5