Ingezonden Mededeling
weede Blad
Voensdag 20 Mei 1925
DE HEILIGE PETRUS
GANISIUS.
ET GEHEIM VAN DE ZEE.
De Heilige Theresia
van het kindje Jezus.
„Les trois Soeurs de la Bienheqreuse Pe
tite Thérèso, Marie, Paulina (Mère Prieu-
re) et Góline, qui sont encore au Carmel
de Lisieux, ainsi qua Léonie (qui est k Ia
Visitation) vont cólóhrer dans le silenoe et
la solitude de Ieurs cloitrea la canonisa
tion de leur glorieuse petite Soeur." („De
drie Zustere der kleine zalige Theresia,
Maria, Paulina (Moeder Priorin) en Celi-
na, die nog leven in den Carmel te Lisieux,
en Léonie, die in de Orde der Visitatie is,
zullen de heiligverklaring harer glorieuze
kleine zuster in de stilte en de eenzaamheid
harer kloosters vieren. Red.).
Of zij de „petite voie" van Theresia heb
ben begrepen!
UIT DE LANDBOUWWERELD.
Onlangs is door den Minister van Bin-
nenlandsche Zaken en Landbouw een
Commissie ingesteld, aan welke werd op
gedragen te onderzoeken: of het
mogelijk is ter beperking van den te zwa-
ren belastingdruk de staatsbe
moeiing op het gebied van
den landbouw in te krimpen.
En wel in hoofdzaak ten aanzien van drie
onderdeelen, n.l.r den voorlichtings
dienst, de proefstations en
het landbouwonderwijs. Uit de
rede, door den Minister gehouden bij do
installatie der Commissie, blijkt onomwon
den, dat het de bedoeling is: de uitgaven
voor de drie genoemde takken van staats
dienst sterk in te krimpen. Z.Exc. sprak
nl de hoop uit, dat steun uit de publieke
kas met een belangrijk bedrag kan worden
verminderd. Weliswaar werd hieraan toe
gevoegd: „zonder schade voor deze allerbe
langrijkste bron van volkswelvaart". De
vraag is echter, of dit laatste mogelijk is.
De Voorzitter der Commissie, de heer Haff-
mans, merkte in zijn antwoord terecht op:
„Veel wat op landbouwgebied geschied is
en wordt tot stand gebracht, was en is al
leen mogelijk met regeeringssteun". In de
landbouwpers denkt men er vrij eenstem
mig over. Er is op landbouw reeds vrij
sterk bezuinigd, niet minder dan 25 pet
Dat was, gelijk het Kamerlid, de heer
Weitkamp, eens opmerkte, een effectieve,
een werkelijke bezuiniging, terwijl op de
andere departementen 17 pet. perspec
tivisch werd bezuinigd. Als dan nu nog
moet worden bezuinigd met een belangrijk
bedrag, waar gaat dat dan heen? zoo
vraagt men zich in landbouwkringen af.
Wij zijn het eens met hetgeen de heer
J. de Jong Saakes dezer dagen in „De
Nederlander" schreef: „Wij leven thans in
een tijd, waar zuinigheid op elk gebied
dringende eisch is; een tijd, welke er aan
leiding toe geeft, dat ieder meeroept in het
koor: „beperkt de overheidsbemoeiing".
Een gezonde leus: een koor, dat reeds zes
jaren vroeger had moeten weerklinken
mits zuiver het onderscheid worde gezien
tusschen overheidsbemoeiing en staats
zorg. De overheidsbemoeiing dient te wij
ken, waar dit eenigszins mogelijk is, voor
het particuliere initiatief; de staatszorg ia
en blijft een onafwijsbare taak der regee
ring. Eenerzijds hebben onderwijs en voor-
lfchtig nog veel achterlijkheid te overwin
nen, anderzijds schuift voortdurende voort
schrijdende technische ontwikkeling nieu
we vragen naar voren. De staatszorg
voor den landbouw heeft in alle richtingen
een taak, welke haar ln het bijzonder in
dezen tijd zeer hooge eischen stelt."
Wo zijn het met deze woorden hartgron
dig eens, overtuigd als we zijn, dat iedere
inkrimping op voorlichtingsdienst, onder
wijs en proefstation een groot gevaar is,
riet slechts voor do vitale, de levensbelan
gen van den landbouw, maar ook voor de
volkswelvaart.. We kunnen dan ook onder
schrijven wnt we lazen in het „Overijselsch
I,bld.": „De opdracht van de Commissie
had moeten luiden:
Je. Hoe maken wo voorlichtingsdienst,
onderwijs en proefstationswezen zoo effec
tief mogelijk?
2e. Hoe doen we dit zoo goedkoop mo
gelijk?" Moge de arbeid der Commissie tot
bevredigende resultaten leiden!
Er is vaak geklaagd, dat er zoo weinig
contact bestaat tusschen Wageningen en
het platteland, d.w.z. tusschen de Land-
bouwhoogeschool of de mannen der land
bouwwetenschap aldaar en den practischen
boer, welke laatste bij een nauwer contact
MIJNHARDT's
Staat-Tabletten .90»
Maag-Tabletten. .75
Zenuw-Tabletten .75»
Laxeer-Tabletten .oo*
Hootdpijn-Tabletten 60.»
Bij Apoth en DrugiitcaA
veel meer van de vorderingen der land
bouwwetenschap zou kunnen profiteered
Er is in deze wel vooruitgang te constatee-
ron en bepaaldelijk mag op Prof. Visser
gewezen worden als een dergenen die de we
tenschap trachten te paren aan de praktijk,
hun kennis en ervaring in dienst willen
stellen van land- en tuinbouw. Op twee
zeer belangrijke zaken heeft Prof. Visser
den laatsten tijd de aandacht der practici
gevestigd. Allereerst op den door hem ge-
construeerden Mol-draineerploeg,
bij welks gebruik de draineerbuizen over
bodig worden. Deze dagen werd met dien
ploeg onder groote belangstelling een do-
mon8tratle gehouden in de provincie
Utrecht, op een perceel weiland te Maar-t-
sen: zeer zwaren kleigrond met natte bo
demgesteldheid. Ook hier, als bij vroegere
demonstratie op zandgrond, bleak de mol-
drainage bruikbaar, al kwam de pro'ef on
der genoemde moeilijke omstandigheden
niet gansch en al tot haar recht. Wie van
den draineerploeg gebruik wenseht fe ma
ken (Prof. Visser heeft zijn vinding ten be
hoeve van den landbouw vrij gegeven), zal
goed doen zich tot dezen hoopleeraar lo
wenden om van diens wenken en „nieuwig
heden", welke aan de vinding nog ?ijn toe
gevoegd, te kunnen profiteeren. De erva
ring met den ploeg toonde in de Haarlem-
mermeerpolder aan, dat 3 H A. land op 8
Meter gedraineerd werd in een tijd van
8 uur, met behulp van 4 man: de bewerking
kwam, met inbegrip van brandstof enz., te
staan op ongeveer 10.per bunder. Bij
buisdraineering bedroegen de kosten pl.m.
f 200,k 250.per bunder, en is na 20
jaren vernieuwing noodig. Wel een enorm
verschil. De mol-drainage heeft in Enge
land bewezen deugdelijk te zijp: de door
den ploeg getrokken hnt-wi 'i^udon jaren
lang stand
Een andere hun. nlartiis.-i werkwijze
dient, volgens Prof. Visser, in ons land een
algemeene toepassing te vinden, nl. het
vlakploegen, dat is: het ploegen
met den keerploeg. Keer- of wentel-
ploeg lp elke ploeg, waarmee men den
grond Beurtelings rechts en links van den
ploegbalk, dus ten opzichte van den akke.
steeds naar één kant, kan omwerken. Hier
door krijgt het land dan een vlakke lig
ging. Wij woonden een demonstratie bij op
lichten grond, te Bennekom, later volgt er
een op zwaren grond. In de heuvelachtigd
streken vindt de keerploeg het eerst in
gang; de gewone ploeg, die den (grond maai
naar één kant omwerkt, is er ongeschikt
Het lijkt vreemd, dat elders in ons land
de keerploeg niet meer wordt gebruikt: mo
gelijk vindt dit hierin zijn oorzaak, dat
veelal deze soort ploeg zwaarder is dan
de gewone ploeg. Evenwel, men heeft
evenals te Bennekom te zien was, ook
lichte keerploegen, Groote voordoelen zijn
er aan verbonden Ten eerste, gelijk we
reeds terloops deden uitkomen, op hellin
gen, waar men dwars op de helling moet
ploegen: met den keerploeg kan na dus
als regel de voor alleen naar beneden ge
wend worden. Tn de tweede plaats kan
het ploegen op akkers, waartoe het gebruik
van den gewonen ploeg dwingt, vermeden
worden. Bij het vlakploegen heeft men min
der tijdverlies, terwijl de wendakkers of
kopoinden niet zoo vast worden ineenge-
trapt. Verder verdwijnen de overbodige
greppels of voren, welke met den gewonen
ploeg ontstaan; ze zijn ook hinderlijk hij
het gebruik van verschillende werktuigen,
als de zaai-, schoffel- en maaimachines,
en verdoe kweekplaatsen van onkruid. Ein-
de'iik vergemakkelijkt de keerploeg het
ftopgon van onregelmatige, zoogenaamd
"erende akkers, en op het zand zal inen op
de vele smalle akkertjes geen hinder meer
hebben van de telkens verspringende voor.
Er zijn verschillende hoofdvormen van den
keerploeg. AVe kunnen hierover niet uit
weiden. Men wende zich om nadere inlich
tingen tot het Institu i' Tl V'**or le
Wageningen.
DE HEILIGVERKLARING.
)e Romeinsche correspondent van de
sbd" meldt.
faar de postulator der Jesuieten in-
e het proces van den Z. Petrus Canisius
Jpdeelt, zal de nieuwe Heilige bij de ftf-
diging van de bulle der Sanctificatio
Donderdag ook worden uitgeroepen als
:kleeraar.
DE CANISIUS FEESTEN IN
NEDERLAND.
aar wij van officieele zijde vernemen,
en wegens de afwezigheid van H H.
de Bisschoppen en vele gezaghebben-
geestelijken en leeken, die te Rome de
ligverklaring van den Zaligen Petrus
lisius bijwonen, geen groote openbare
[telijkbeden ter eere van den Heilige
e week in Nederland worden gevierd,
luisterrijke viering in ons land zal in
as. najaar, vermoedelijk in de eerste
t van September plaats hebben. Behal-
net het houden van triduums en kerke-
e plechtigheden zal zij gepaard gaan
de onthulling van een standbeeld des
Canisius in zijn geboorteplaats, de uni-
jife'tsstad Nijmegen, de uitgave van een
enkboek en andere feestiviteiten. De
ns der feesten zal nog worden verhoogd,
r de tegenwoordigheid van drie Kardi-
en der H. Roomsche Kerk H.H E E.
fl (Weenen), Bertram (Breslau) en
mlte (Keulen) die met het Door-
itig Episcopaat van Nederland de Ca-
usfeesten komen voorzitten. „Tijd"
FAMILIELEDEN VAN DEN HEILIGE
[aar wij vernemen zullen bij de plech-
leid der heiligverklaring van den geluk
ken Petrus Canisius in den St. Pieler
tome, in de tribune der familieleden van
heilige plaats nemen: Mr. A. Baron
i Wijnbergen en familie, BaTon Van der
jden van Doornenburg en familie, Ba-
van Dorth tot Medier en familie. „Tijd*
Pauselijke onderscheiding.
loor Z. H. den Paus is benoemd tot of-
er in de Orde van den H. Gregorius den
oten de heer Mr. J. Wierdels te Nij-
ren, voorzitter van het Canisius-Coinité.
IN DEN LEERSCHOOL VAN DEN
H. PETRUS CANISIUS.
[et heugelijk gebeuren van Petrus Ga-
ius' heiligverklaring vestigt de blijde
dacht van geheel Katholiek Nederland
dezen bij uitstek grooten vaderlander,
vervult ons aller harten met een fiere
Ligdel
fen heeft er ooit over geklaagd, dat Ne
land zijn groote mannen niet waardig
it te eeren. Of deze klacht gegrond is
niet: van Petrus Canisius mag zij in
nen deele geldenl
Vaar onze Moeder de Kerk dezen groo-
Nederlandschen Apostel heilig ver-
art, zullen wij dien wijd-befaamden zoon
l Nederland weten te eeren op eene wij-
volmaaktelijk passend bij den géést' en
bedoeling, die de Kerk bij een heilig-
klaring bezielt: zij schenkt ons in Pe-
3 Canisius, naas een machtige voorspre-
en beschermer, een boven alles navol-
swaardig voorbeeld.
Velnu: den H. Petrus Canisius aan
Nederlandsche Katholieken beter lee-
kenuen, is: hem openbaren in zijn
oonste glorie, is: hem bereiden de
chtbaarsto en hem» meest welgevallige
e der navolging.
)it doel beoogt de door eenige Paters
Sociëteit van Jesus bezorgde feest-uit-
re „In de Leerschool van den H. Petrus
lisius", waarop wij bij dezen gaarne de
idacht vestigen.
)it feest-boek doet ons den H. Canisius
FEUILLETON.
door ANDRé SAVIGNON
Geautoriseerde vertaling
(Nadruk verboden)
I.
Da brief.
loen ik binnentrad, vond ik twee man-
die met m'n oom aan tafel zaten.
Daar heb je die kleine neef van me,
i bij, en wees me aan met z'n vinger.
Maar de twee onbekenden waren zoo
&P in 'n vrij rumoerig gesprek gewik-
W, dat zij op die voorstelling ternau-
ffnood antwoordden met een paar in
baard gemompelde woorden. Ze spra-
i nu eens Fransch, dan weer Bretonsoh
om den haverklap kwam dezelfde naam
..Vader Mengham" over de lippen,
rgezeld van 'n paar krachtige vloeken,
ik was te bedeesd, om zonder dat men
8 daarvoor uitnoodigde, aan tafel te
an zitten en m'n soep te eten, die m'n
10 in mijn bord had gescheptl Noch-
nam niemand notitie van mij en nie-
ind ook dacht aan eten in de opwinding
woede, die de gewitte beschotten In
1 vertrek, waar ons maal werd opge-
■K deden trillen. Eindelijk dreunde
geweldige vuistslag op tafel en degeen
;a ze Corsen noemden, verklaarde, dat
een Hef d|ng voor over had, als hij
vervloekte Mengham op den bodom
:hm!L ï-30*10 zee zag Hggen, op zestig
ron en me^ een moIensteen van
centenaars aan z'n hals.
n.I. kennen in de verborgen schoonheid van
zijn innigst zieleleven, gelijk die te bloeien
staat in zijn „Belijdenissen" en zoo meni
ge andere uiting vjn zijn heerlijk innorlijk
Zich hiermede meer vertrouwd maken,
wil evenveel zeggen als in een zoo innig
en persoonlijk mogelijk contact treden met
den nieuwen Nederlandschen Heilige. Het
zal ons niet alleen vervullen met den diep-
sten eerbied voor zijn hooge persoonlijk
heid, maar in ons hart tevens het verlan
gen doen kiepaen en rijpen: Petrus Cani
sius ook de eere der navolging te schen
ken. Hierbij echter vinden wij zeker den
besten gids in den Heilige zelf, uit wiens
werken in bovengenoemde feest-uitgave
de meest godegen geestelijke lessen en op
wekkingen verzameld werden. De kernge
zonde beginselen van deugden en volmaakt
heid daarin ontwikkeld, brachten Canisius
zelf tot een zoo hooge heiligheid, en mogen
ook on3 tot richtsnoer dienen in ons
geestelijk leven. Hier immers is niets wat
als te hoog en te verheven ons zou kunnen
afschrikken, want Canisius weet zijn gees
telijke beginselen en inzichten zóó eenvou
dig te ontwikkelen en zóó bevattelijk voor
te stellen: dat zij voor iederen staat en
stand begrijpelijk, aantrekkelijk en naleef-
baar zijn op den weg tot grooter deugd, ja,
tot de heiligheid!
Moge dan heel Katholiek Nederland „In
de Leerschool van den H. Petrus Canisius'
gaan, en aldus dit boek er veel toe bijdra
gen: dat de in-katholieke en echt-kerke-
lijke geest van onzen nieuwen vaderland-
schen Heilige meer en meer vaardig wor
de over de Katholieke Nederlanders der
20ste eeuw.
Aan de uitvoering van dit 500 blz. groo
te inhoudrijke feestboek zijn geen zorgen
en kosten gespaard. Op groot royaal 8o. in
twee kleuren gedrukt met den prachtige
„Federzug-Antiqua", rijkelijk met sierlet
ters getooid van den ter goeder faam be
kenden Ietterkunstenaar S. H. de Roos,
versierd met fraaie illustraties en gebon
den in een statigen linnen stempelband:
vormt het een Feest-uitgave in den waren
zin des woords.
Ondanks een zoo kostbare uitvoering
werd de prijs echter toch uitermate laag
gehouden en tot 1 Juli a.s. op slechts
3.90 gesteld (porto niet inbegrepen).
Waar dan de „Leerschool van don H.
Petrus Canisius" voor een zoo groot mogo-
lijken kring van Katholieke Nederlanders
openstaat en toegankelijk is: moge deze
feest-uitgave dan ook de eereplaats van
„Huisboek" verwerven in alle katholieke
gezinnen van Canisius-vierend Nederland!
Bestellingen zijn te richten aan: St. Wil-
librordus-College te Katwijk aan den Rijn,
St. Canisius-College te Nijmegen, Jezuïe
ten-College te Maastricht, en aan Gsbr. v.
Aelst, Drukkers-Uitgevers, O. L. Vr. Kade
1011 te Maastricht. Na 1 Juli wordt de
prijs tot 5.verhoogd.
OSCAR HUE S.J.
CANISIUS EN DE MAAGDENBURGER
CENTURIATOREN.
Over den heiligen Petrus Canisius als
bestrijder tegen de ketterij, ontvingen wij
de volgende bijdrage van een Pater Jezuiet.
De hoofden der nieuwe leer te Maagden
burg hadden, in het jaar 1560, in den
vorm van centuriën, of tijdvakken van
honderd jaar, geestelijke jaarboeken uit
gegeven, getiteld Centuriën van Maagden
burg.
De libellen verborgen onder een bijtende
spotternij de trouwelooste lasteringen.
Zij vervalschten alle geschiedkundige
feiten ten voordeele van het protestantis
me, en berokkenden veel kwaad aan do
zielen der geloovlgen. De H. Paus Pius V
besloot den voortgang dier ergerlijke dwa
lingen te stuiten, en beval Canisius den
Centuriatoren te wederleggen. Het eerste
gedeelte dier wederlegging verscheen in
1561. De moedige kampvechter droeg het
aan Zijne Heiligheid op, die op eene schit
terende wijze de verdienste van den schrij
ver prees. Pius V gaf hem zijn apostolï-
schen zegen, en overlaadde hem met gees
telijke gunsten. Baronius, die door zijn©
talenten en geschiedkundige werken zich
het Romeinsche purper had waardig ge
maakt, zeide, toen hij van het werk van
Canisius sprak: „Het is de vrucht der
wachtwaken van den zeer geleerden en
godvruchtigen Canisius. Volgens den ge
leerden Kardinaal, bewees dit werk over
tuigend de dwaasheid, onhandigheid.
trouwloosheid der ketters. Het tweede deel
verscheen in 1577. De beroemde kardinaal
sprak er insgelijks met grooten lof van,
zeggende: dat de eerwaarde vader Cani
sius, wiens lof in alle ckrlstemnonden was,
het met zijn gewone godsvrucht, sierlijk
heid en geleerdheid had samengesteld. Een
andere prins der Kerk, Hosius, was niet
minder duidelijk, toen hij van hetzelfde
werk sprak: Het komt mij voor, zeide hij,
dat de antwoorden zoo nauwkeurig zijn ge
schreven, dat zij niets te wenschen overla
ten. Canisius had zich voorgenomen nog
een derde deel uit te geven, maar de tijd
ontbrak hem er toe. En wanneer men zijne
aanhoudende werkzaamheden, de reizen
en bezigheden van allerlei aard, die hem
door den Paus, door de vorsten en gene
raals der orde werden opgedragen, in aan
merking neemt, dan moet men verbaasd
staan hoe hij nog don tijd vond, om zich
aan geleerde studiën over te geven.
Toen Gregorius XIII hem als afgezant
naar den bisschap van Salzburg, naar den
hertog van Beljeren en andere vorsten van
Duitschland zond, zeide hij hem: ,.Ik ver
lang, dat gij mij bijstaat, om den wensch,
dien lk koester, te verwezenlijken, name
lijk om dat land te hulp te komen; ik weet,
dat ik volkomen op uwe bekwaamheid en
geleerdheid kan vertrouwen. Nadat Cani
sius aan de bevelen van Gregorius XIII
voldaan had, werd hij naar Rome ontbo
den, om de zaken betreffende de stichting
van het dultsche kollegie te regelen. Het
was de zevende maal, dat hij de reis naar
do eeuwige stad ondernam. Hij keerde
weldra naar Duitschland terug, om den
eersten rijksdag van Ratisbon bij te wonen.
Vandaar begaf hij zich, op dringend ver
langen van Willem, kleinzoon van den
hertog van Beijeren naar Landshutt, waar
hij, op bevel van den generaal der orde,
Albert, hertog van Fürstenberg. moest
spreken. Hij was er niet lang of bij ont
ving van den Paus bevel, den bisschop van
Brescia naar de samenkomst van Neuren
berg te vergzellen. En ofschoon die samen
komst werd uitgesteld, verminderden daar
om de bezigheden van Canisius niet. De
bisschoppen van Bazel, Constant en Lau
sanne, hadden Gregorius XITI het gevaar
doen opmerken, waarin zich het geloof in
bet katholiek Zwitserland bevond. De Paus
belastte, met vaderlijke teederheid, den
bisschop van Verceil, zijnen nuntius in
Duitschland, met die zaak; hij gelastte hem
de getrouwe landstreken van Zwitserland
te doorreizen, om deze in zekerheid te stel
len tegen de besmetting der ondeugd en
het gift der valsche leerstellingen. Nadat
de nuntius oplettend den staat van zaken
had onderzocht, schreef hij den H. Vader,
dat het eenige middel, om het Katholiek
geloof in die landen te handhaven, be
stond om er een kollegie van de orde der
sociëteit van Jesus op te richten. Grego
rius vond dien raad goed, en beval bij de
stichting van het kollegie van Freiburg
tevens een geestelijk inkomen te voegen,
dat in de behoeften van het personeel zou
kunnen voorzien. Maar wat gebeurde er?
De naam alleen van Jesuiet en de aankon
diging van een kollegie brachten de ket
ters op de been; weldra werden zij woe
dend, en deden overal dreigende stemmen
booren; zij stelde de Jesuieten onder de af
schuwelijkste gedaanten voor, en ver
scheurden hen door laster en spotzucht. Die
duivelsche listen bleven niet zonder uit
werking. De Freiburgers, alhoewel op
recht aan de Kerk gehecht, toonden zich
vijandig gezind jegens de Jesuieten, die men
bun onder zulko verschrikkelijke kleuren
had afgeschilderd; zij weigerden hardnek
kig om een kollegie in hunne stad te laten
oprichten.
DE ZUSTERS VAN DE HEILIGE.
Pastoor H. Wijting, uit Hoogerheido,
schrijft aan „De Tijd".
In correspondentie zijnde met de Eerw.
Overste van den Carmel te Lisieux, heb ik
haar gevraagd (wijl onze Carmélitassen 't
niet wisten), welke ZusteTa van de H. The
resia van het Kindje Jezus nog leefden en
of zij meegingen naar Rome met haar
Edfrw. Rector, die mij gezegd had, dat hij
reeds 13 Sept. in Rome zou zijn. Ik ontving
heden van haar het volgend antwoord:
een onder z'n invloed bracht 'n dood-
sche stilte heerschte er onmiddellijk in 't
vertrek dat ik, in z'n gelaat, tegelijker
tijd iets schrikaanjagends en fantastisch
moest ontdekken.
Twee lange minuten keek hij ons aan
zonder zich te bewegen. De stilte was zoo
beklemmend dat ik mij herinner de mat
ten van de stoelen te hooren kraken. En
daarna voelde ik dat men rondom mij
kalmer ademde. Ik hief het hoofd op en
keek rond. De deur was weer gesloten: de
man was verdwenen.
Eeuwig en altijd, die kerel, bromdo
Corsen, terwijl m'n oom met een wanho
pig gebaar, z'n armen ophief.
En het gesprek, dat aanvankelijk zoo
rumoerig was, werd fluisterend voortgezet
Twee uur te voren had de sloep „Onze
L. V. v. Lourdes" mij naar Lampaul ge
bracht, waar ik de „Zeemeeuw" zou vin
den, die elk jaar gedurende het mooie
jaargetijde in de buurt van Ouessant
kruiste. Mijn moeder had mij toever
trouwd aan mijn oom Prigent, die kapi
tein was op de „Zeeumeeuw", om mij,
meer als volontair dan als scheepsjongen
aan boord te nemen, want zij was heele-
maal niet zeker van mijn zeemansroeping,
en was van oordeel geweest, dat een
proeftijd van enkele weken onder zulke
gunstige omstandigheden, mijn besluit zou
vergemakkelijken, of lk inderdaad lust
had om te gaan varen en dat wel met vol
doende kennis van zaken.
Alles was hier nieuw voor mij, want ik
was op 't land geboren, en tot nu toe zel
den of nooit in do gelegenheid geweo-t zee
lui te ontmoeten. Voor den torsten keer
van m'n leven kon ik zo thans in levend»;
lijve aanschouwen, en beter dan op do
plaatjes in m'n boeken. Ik herinnerde mu
niet ooit m'n oom Prigent gezien te heb
ben. Maar ik was heel gauw vertrouwelijk
met hem, twee of drio kleine vriendelijk
heden die hij me bewees, gaven me een
kijk op zijn ware karakter dat goedhar
tig was, ondanks z'n ruwen toon en z'n
norsch gezicht. Hij had een verweerde,
roode gelaatskleur, stijlstaande haren, en
had de gewoonte aldoor op z'n zwart
snorretje te bijten, alsof hij daarmeo z'n
sombere gedachten wou verdrijven. Want
hij zag er altijd uit, of hij zich zelf be
klaagde. Hij was een man van in de veer
tig, een stevige kerel, vierkant als een
deur. Ofschoon een beetje minder lang,was
Corsen nog zwaarder gebouwd en nog veel
gespierder. In z'n gezicht, dat bolrond
was, en gewoonlijk lachte, en ovcrspikkeld
met kleine roode vlekjes, schitterden twee
groene oogen, die tusschen kleurlooze
wimpers een fosforesseerenden glans
hadden van katoogen, z'n haar was ge
kruld als een schapevacht, en ook zijn
vingers waren behaard, zoo zelfs dat zo
deden denken aan de grove pluizen van
een zeker soort aloés. Maar de „dwerg"
van het gezelschap was Calais, wiens
hoofd toch bijna tot aan de balken van do
zoldering reikte, Calais die 'n zak met
graan met gestrekte armen had opgelicht
Nauwelijks hadden zij een aanvang go-
maakt met het eten van hun koud-gswor-
den soep, toen de deur opnieuw open
ging en de geheimzinnige man zonder een
woord te spreken, de gelagkamer binnen
trad en met z'n gezicht naar ons toe, Lij
het raam plaats nam.
nmaannnuHKimi !1
"NV- r ^lokten, de gesprekken
Ondank.-» m'n hevige nieuwsgierigheid
durfde ik hem slechts verscholen te be
gluren, want ik hnd het govoel, dat, wan
neer mijn blikken per ongeluk do zijne zou
den kruisen, een onweerstaanbare macht
mij bij den hals grijpend als een schroef
mij op m'n stoel had rondgedraaid.
Mot geopende mond als oen dwaas en
stom van verbazing, zou ik dan hebben
zitten staren naar dat toornig gezicht, dat,
wóedendo blikken uitstraalde, blikken zoo
scherp, dat ze wel glas leken te kunr-en
snijden.
Gelijkend op een zware klok leek z'n
hoed het hoofd in te drukken dat hij be
dekte; men zou gezegd hebben, dat de twee
zware, grijze wenkbrauwen waarop die
hoed steunde, hem belette tot op z'n kin
neer te zakken; van achteren kwamen
dikke haarvlokken te voorschijn, die rust
ien op de kraag van z'n jas. Hij had een
bijzonder blanke huid, was met zorg go-
schoren en z'n neus was zuiver geteekend,
terwijl z'n lange knevel neerviel langs z'n
sterke onderkaak. Z'n kleeding bestond
uit een lange zwarte jas en een grijze
broek, die in plooien om z'n magere, maar
gespierde beenen hing on in z'n hand
droeg hij een stevige wandelstok, waarom
een gesneden slang zich slingerde, Een
rood geruite zakdoek hing uit den zak van
z'n jas.
Eenige minuten lang bleef hij j.us zoo
aanzitten staren Toen pIoTseline, terwijl
i.'J z'n stok zwaaide en de amen over el
kaar kruiste, barstte hij los in een naag
van woede, men ver buiten moe.s'. kun
nen booren.
t Ze hebben gezegd, dat ik een
Deze verweusching hield blijkbaar alles
in: alles was er mede gezegd en er hoefde
geen woord meer bijgevoegd. Ze werkte
zelfs kalmeerende: de woede scheen wat te
bedaren, do gezichten klaarden op, en de
drie vrienden begonnen, luidkeels lachend,
grappen te verkoopen, met die ongeloof
lijke gemakkelijkheid om terstond hun
moeilijkheden te vergeten, die zoowel kin
deren als zeelui eigen is.
Want Corsen was zonder eenigen twij
fel een zeeman evenals Galais,wiens vrouw
de herberg hield, waar wij bijeenzaten, een
waterrat was als m'n oom Prigent, die
kapitein was van de „Zeemeeuw".
En nou genoeg, besloot Calais, over
die rare Yogel.
Bravo, voor die vogel, viel Corsen
bij, op m'n woord, een mooie merel.
De uitbarsting van lachen deed de zaal
nog daveren, toen de deur zachtjes een
weinig geopend werd. M'n hart stond stil
van schrik. In de schaduw van het voor
portaal, een weinig achter den drempel
van de herbergdeur, vertoonde zich iets
ongewoons en toch was 't maar een
man. Hij stond daar onbeweeglijk zonder
een woord te uiten, de armen over elkaar
gekruist, het lichaam een weinig achter
over gebogen, in een dreigende houding.
Ik kon slechts duidelijk z'n grooten
hoed ondersoheiden, die tot over z'n ooren
getrokken was, en de schittering van twee
met bloed beloopen oogen. Vergeleken bij
mijn oom en diens twee vrienden, leek z'n
gestalte klein.
En zonder twijfel wka 't door dit con
trast tusschen deze kleine gestalte en de
geweldige energie die z'n geheele wezen
uitstraalde ba bij zijn verschijnen ieder-