HM, 0 «BH-
KA! ENDER DER WEEK
I1
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
beeft in deze week iedere H. Mis Gloria en
Credo en de Prefatie van Paschen.
ZONDAG 20 April 2e Zondag na
Pasehen. Mis: Misericord ia 2e
Gebod v. d. Cletus en Marcellinus, Pausen
en Martelarert; 3e Concede. Kleur: Wit.
Van Gods barmhartigheid is geheel de
aarde vervuld! (Introïtus). Bovenal schit
tert Gods barmhartigheid uit in de boven
natuurlijke orde, de orde der genade.
Christus, ons voorgesteld onder het beeld
van den Goeden Herder, (Evangelie, Alle
luja-vers, Communio) heeft in Zijne barm
hartige liefde gedaan, wat Hij kon doen
om ons, Zijne 'schaapjes, verdwaald tus-
schen de doornen der zonden, weer terug
te brengen in de weide Zijner goddelijke
genade. Daarvoor heeft Hij geleden Epis
tel) ja Zijn leven gegeven (Evangelie.)
Laat ons dankbaar volgen de voetslan-
pen van den goeden Opperherder onzer
zielen (Epistel), naar Zijne stem luisteren
(Evangelie), iederen dag opnieuw, reeds
bii ons ontwaken, onze ziel tot Hem ver
heffen (Offertorium), opdat wij na dit ge
nadeleven eeuwig ons mogqn verblijden
over de genade, het geschenk van Gods
liefdevolle barmhartigheid (Postcom-
munio.)
MAANDAG 27 April. Mis v. d. H. E g-
1) e r t u s. Belijder. Justus ut Palma. 2
Gebed: Concede, 3 voor Kerk of Pans.
Geen Credo. Kleur: Wit.
De H. Eehertus, Leermeester van den
H Willibrordus, heeft zijn leerling met elf
Gezellen naar onze Gewesten gezonden om
het H Evangelie te verkondigen.
DINSDAG 23 April Mis v d. H Pan-
1 u s van het Kruis, Belijder. Christo.
2 Gebed v. d. H. Vilalis. Geen Credo
Kleur: Wit.
De TT. Pay lus was pen groot vereerder
van Jesus H Lijden, ter vereering waar
van hij de Orde der Passiopisten (Passio:
Liid«n) stichtte.
WOENSDAG 29 April. Beseherm-
feest van den H. Josea li. 2 Gebed
v. d. H Petrus Martelaar (alleen in stille
F TT. Missen.) Prefatie v. d. H. Joseph,
fin vullen: En U op het Feest..) Kleur:
W i f.
De H. Joseph, tijdens zijn lejen Be
schermer van Christus vleeschelijk
lichaam is door Pius IX in-1870 verheven
tot Beschermer van Christus geheimzin
nig lichaam, de H Kerk, „door vijanden
omsloten en door zware rampen bedreigd".
TT. Joseph, wees onzer indachtig en
treed hij uw Goddelijk Voedsterkind voor
ons on met de hulp van uw gebed. (Bre
viergebed N
DONDERDAG 30 April. Mis v. d. H
Cn tharina van S i n a. Maagd. Di-
loxisti 2 Gebed v h. Octaaf v. d. H .To-
sonb. Prefatie van Paschen. Kleur: Wit.
De H. Catharina, Domincanes, heeft
zi"b onderscheiden door'groöte naasten
liefde bij de pestlijders in hare stad en
vloor een bijzondere ijver voor de bekeering
der zondaars. Door hare tusschenkomst
keerden de Pausen van Avignon weer te
rug naar.Bome. Zii behoort ook tot de
Gesligmatiseerden fd.w.z. tot die Heiligen,
die de H.F Wondeteekenen in het lichaam
hebben ontvangen.)
VRIJDAG 1 Mei. Feestdag v. d.
TT TT Apostelen* Philippus e n
Jacobn s. M is: Cla. maver u n t. Pre
fatie v d. Apostelen. Kleur: Rood.
De H. Philippus won bijna geheel het
volk der Scythen voor Jesus Christus.
Aan het kruis opgehangen, werd zijn
lichaam gesfeenigd. De H. Jacobus (de
Mindere) was Jemzalems eerste. Bisschop.
Eerst gpsteenigd en daarna vanaf den
hoogen tempel naar heneden geworpen,
stierf hij op 99-jarigen leeftijd den mar
teldood, na de Kerk van Jeruzalem 33 ja-
reu bestuurd te hebben.
N.B. Vandaag is geoorloofd één Votief-
mis v. h. Allerheiligst Hart van Jesus.
it is: Miserehitur (Zie in het Misboek
isvbfer de maand Mei.) Glöria en Credo.
2e gebed en laatste Ev. v. d. H.H. Philip
pus en Jacobus. Prefatie v. h. H Kruis.
Kleur: W i
ZATERDAG 2 Mei. Mis van de
Kerkwijding der Kathedrale
Kerk van Haarlem: Terribilis est.
(Zie het Gemeenschappelijke van Kerk
wijding.) 2 Gebed v. d. H. Athanasius.
Bisschop en Kerkleeraar. In het-Stilgehed
wordt wat tusschen haakjes staat wegge
laten. Prefatie van Paschen. Kleur: W i t.
ÏTw Huis o Heer past heiligheid in
lengte van dagen!
Lisse. A. M. KOK, pr
menschen min of meer voelden don druk
der slechte tijden. Maar dat was het niet
alleen Daar waren ook ouders, die klaag
den over hun kinderen, opgroeiende jon
gens en me;sjes, die meenden de leiding
der ouders niet meer noodig te hebben. Een
ernstig vermanend woord hoorden ze liever
niet: pret maken bii muziek en dans en,
uitgaan, soms tot in 't nachtelijk uur,
daarvoor schenen ze alleen te leven en
't overige, godsdienstzin en plichtsbesef,
dat kwam wel terecht. Ze waren jong, wil
den dus profiteeren van 't leven. Ging hun
lichtzinnige aard soms te ver, dat het hun
geest voor verhevene levensbeschouwing
totaal afstompte, dan kregen de ouders tot
antwoord, als die met ouderrecht daarop
aanmerkingen maakteü: „IJ bent ook jong
geweest'', of ,.ge gunt ons niemendal". Ge
lukkig waren er nog wel enkele jongens en
meisjes in de parochie te vinden, die nog
godsdienstig waren en hun kalme, blijmoe
dige levenswijze als voorbeeld stelden.
Maar ze werden „kwezels" en schijnheili
gen" genoemd, die 't achter den elleboog
hadden zitten. Zeker, zoo klein als de pa
rochie dan ook was, zooveel narigheid ver
bande er den zegen en dat alles omdat
er van lieverlede de stadsgewoonten en ge
bruiken werden ingevoerd, waarnaar de
jongeren vooral 'n zucht hadden, die moei
lijk te bevredigen was. Kapelaau Sanders
had nu 'n flink eind van den stoffigen weg
afgelegd, en in de verte, bij 'n kromming
van het pad, zag hij reeds do kerk opvij
zen met den slanken toren. Tusschen het
groen verscholen lag de pastorie, een een
voudig huis met zijn wit-grijzon gevel wel
passend in de landelijke omgeving.
Goddank, straks was hij thuis... hij
werd boe langer höe moeier, en de zon
scheen het nog niet op ie gevenwat
brandde d e felEn wat zag z'n toog er
uit's jonge nog toeliep maar eens
verder zonder te stoffen, het nrnste stanje
dat je deed joeg het stof omhoog, d'r moest
maar 'ns^jauw wat regen va'len, 't was wel
noodig. Terwijl de kapelaan verder liep,
ging hij in den geest na welke bezigheden
hem straks nog zouden wachten. Eerst
moest hij een paar brieven schrijven, die
niet langer u'tgesteld mochten worden. Een
dezer brieven zou hij aan zijn zuster
schrijven, die thuis, in ziin geboorteplaa's,
do drukke handelsstad, enke'e uren verwij
derd van t' dorp waar hij tot kapelaan be
noemd was, zijn doodzieke moeder ver
pleegde, die wel niet lang meer zou leven
Ze was reeds maanden z'ek, z'n goeie moe
der, die 't. geluk had mogen be1 even haar
zoon, haar jongste kind, priester te zien
wijden. Zijn vader was gestorven, enkele
weken nadat hij z'n zoon naar het groot
seminarie had z:en vertrekken De brave
man had de heerlijkheid van het groote
oogenb'ik niet mojren beleven God had het
zoo gewild Maar z:in moeder, z'n l'eve,
zorgzame moeder, had on don glorierijken
feestdag vreugdetranen geschreid, en haar
priester-kind omhelsd mot warme moeder
liefde. die n:et terugschrok van het offej.
dat verfde haar zoon als priester te zien
vertrekken ver van de plaats, waar hij als
kind was opgegroeid.
Hoe zou moeder het thans maken? Zij
was een vrouw van den dag. had z:in zus
ter hem enkele dagen geleden geschreven.
Haar krachten namen met den dag af, hij
moest maar 'ns spoedig meekomen, voor
dat het te laat was... Hij had het zich
voorgenomen om morgenochtend met den
eersten trein te vertrekken. Hij zou dan in
de parochiekerk van zijn geboorteplaats
waar hij vijf jaren geleden voor 'f eerst het
heilig Misoffer opdroeg de M:s lezen
Werkelijk, hij verlangde naar huis, naai
moeder, naar z'n zuster. Gelukkig dat hij
morgen zoo goed gelegenheid had om op
reis te gaan. de pastoor had er niets op
tegen, en had hem gezegd dat hij wel eens
'n paar dagen hij de zijnen kon vertoeven,
dat zou 'm weer o pst erken.
De pastoor zelf was dezen morgen ook
op reis gegaan, naar de naburige s'ad.
waar hij met 'n kunstenaar de plannen
voor 't nieuwe schilderwerk in de kerk
moest besproken. Me'een zou hij de ontwer
pen kunnen bez'chtigen. De uitvoering van
het schilderwerk beloofde iets bijzonders
te worden. Hef was den kunstenaar, die z'n
naam als arh'st in kunstkringen bekend
wist en zijn werk reeds meerdere ma1 en
gunstig had zien beoordeeld, toevertrouwd.
Misschien was de pas foor nu wel thuis, hij
zou zeker wel veel nieuws te vertellen heb
ben.
Juist was kapelaan Sanders op z'n ka
mer, toen de bel luid-klinge'end overging,
wat do stilte in de rustige woning een
oogenblik ruw verbrak. Een paar minuten
later stond hij reeds «met hei telegram fn
z'n bevende handen, en staarde hij als we
zenloos op de enkele zinnen, die het ver
pletterende Wicht bevatten: „Moeder ster
vende verlangt naar je kom spoedig
Cato". Met de hand streek de priester
langs 't voorhoofd, als poogde hij de war
rige gedachten en het heftige, brandende
kloppen daarbinnen le kalmeorcnMijn
God", zuchtte hij, „h'et bericht is spoediger
gekomen dan ik verwacht heb Door
het hoog-opgeschoven venster zag hij den
man, die het bericht gebracht had op zijn
fiets den stof-grijzon weg afrijden. He! was
hem alsof het niet waar kon zijn. of het
maar 'n droom was wat hem juist zoo pijn
lijk aan z'n moeder had herinnerden
toch en toch hier, tusschen z'n be
vende vingers, hield hij de droeve tijding.
En stond er niet duidelijk: „Moeder ver
langt naar je Hij moest naar huis
zoo spoedig mogelijk moeder wilde hem
nog 'ns zien welnu, hij zou gaan. Eu
terwijl hij zich gereed ging maken voor de
reis had hij God om sterkte, opdat hij hel
offer, dat hem gevraagd werd. met geduld
en onderwerping zou kunnen brengen.
Maar God zon het offer zwaarder maken,
zou zijn priesterplicht op de proef stellen,
den priesterpTicht, die voor alles gaaf. zelfs
ook wanneer het geldt de oprechte kinder
liefde van den priester, d:e aan het sterf
bed zijner zorgzame moeder wordt geroe-
pen.
Kapelaan Sanders zou aan 't korte briefje
beginnen, waarin hij den pastoor de reden
van zijn overhaast vertrek Ie kennen gaf.
toen do hel andermaal door de stille pasto
rie klonk.
Hij hoorde Bet naar de voordeur slof
fen. Even later stond ze voor hem. de punt
van haar stijfgcslreken schort zenuwaeht'g
tusschen haar vingers verkreukelend cn 't
was hem alsof haar stern van heel ver
klonk, toen ze de boodschap kwam brengen
dat op den Wervelshoef de boerin door 'n
beroerte was getroffen en stervende was
Wat moet 'k zeggen, eerwaarde?''
vroeg ze met 'n Lchfe trilline in d'r stern-
Als u naar uw moeder gaat, is er niemand
die de boerin kan bedienen ik had ge
dacht dat meneer pasfoor wel vroeger terug
zou keerenhij beeft zeker den trein
verloopen
De laatste zinnen had de kapelaan niet
eens gehoord: het feit dat er 'n stervende
op zijn komst lag to wachten, nam zijn
geest geheel in beslag. Het was een ziel, d e
hij voorbereiden moest tot baar eeuwig
einddoeldie moest hij hejpen hel
zou onverantwoordelijk ziju de vrouw te
laten sterven zonder haar te bedienen. En
ginds lag zijn eigen moeder ook stervende,
die naar 'm verlangde om nog eenmaal den
zegen van haar prieeter-kind le mogen ont
vangen.
0 God, wat moest hij nu doen Het
zweet brak hem uit, en Bet, meenende dat
hij niet goed werd, sprak geheel over
stuur: Eerwaarde, laat ik 'n glas water
voor u halen...
Hij schudde het hoofd. „Neen", zei hij
toen. 't Is nietsMet z'n zakdoek streek
hij 't zweet van z'n voorhoofd, wierp 'n
blik op de klok en vroeg: Wie heeft de
boodschap gebracht?
Peer van As, eerwaarde Maar 'k kon
't zoo gauw niet zeggenhij zit in de
spreekkamer op u te wachten, u kunt'met
hem meerijden. Het rijtuig staat voor de
deur.
De kapelaan had kloek z:jn besluit ge
nomen.
Zeg tegen Peer, dat ik onmiddellijk
kom. Bet. Ik zal me intusschen voor de be
dien'-ng gereed maken. Terwijl hij zich
naar de kerk begaf om Ons-Heer te ha
len, bad hij: Heer, niet mijn wil geschiede,
maar de Uwe Laat het nog niet le laat
zijn voor deze arme stervende en indien
u het wilt schenk mij dan de gunst mijn
moeder noe eenmaal den zegen te mogen
geven, opdat ik geheel onderworpen aan
Uw wil haar de oogen moge slu'ten
- Toen hij 'n uur later de stervende boerin
de heilige Hostie op de tong legde, was hij
zóó zeer oniroerd, dat hem de 'ranen uit
de oogen sprongen Hier m 't stille vertrek,
waar niets anders de stilte verbrak dan 't
geflu'ster der gebeden, het knetteren der
brandende waskaarsen en het zachte gesnik
der kinderen van de boerin, lag de moeder
te s'erven, omringd van haar d'erbaren
En ginder in de verre stad, lag zijn moeder,
de moeder van don priester ook stervende,
wachtend op de komst van haar k;nd, dat
nfet komen zou Den vo'genden morgen
knielde de kapelaan voor hel bed, waarop
zijn moeder lag uitgcs'rekt, de was-hbeke
vingers omstrengeld door den rozenkrans.
En onderworpen klonk het van zijn 1 p-
pen: Heer. priesterplicht voor alles Uw
wil geschiede, „Rsb."
GASTVRIJHE 0 BELOOND.
Op een drukkend-warmen zomeravond
van het jaar 1815 kwam de pastoor van
San-Pedro een dorpje nabij Sevilla
uitgeput van vermoeienis zijn arme pasto
rie binnen, waar zijn goede, oude huis
houdster Margarita op hem wachtte.
De groote armoede der woning kwam
nog meer uit door de weinige versierselen
aan de wanden en de oude meubels, die
aan vergane grootheid herinnerden.
Dona Margarita had juist een schaaltje
opgewarmd eten klaar gemaakt voor het
avondeten van den pastoor.
„Ziezoo, Margarita, zeide de pastoor,
terwijl hij de kamer binnentrad, dat zal
smaken. Bij San-Pedro, mijn vriend, gij
moogt wol een rozenhoedje bidden uit
dankbaarheid, omdat gij zulk heerlijk
avondeten vindt hij uw gastheer."
Op het hoeren van het woord „gastheer"
keek de huishoudster verwonden! op on
zag een vreemdeling, dien de pastoor had
meegebracht Haar gelaat veranderde op
eens van uitdrukking; zi.i maakte een on
willekeurig gebaar van afkeuring. Zij keek
naar den vreemdeling als naar een lastigen
indringer, dien zij liefst zoo spoedig moge
lijk aan de deur jiad gezet*. -0n der vragend
zag zij den pastoor aan; deze glimlachte en
zeide goedmoedig:
„Komaan, waar er gekookt is voor twee,
is er te eten voor drie. Gij wilt toch niet,
dat ik een Christen, die in geen tweo
dagen iets gébruikt heeft, van honger laat
sterven."
„Heilige Maagd! een Christen! zeg liever
een roover!" En zij verliet de kamer onder
het mompelen van iets onverstaanbaars.
De gast van den pastoor was hij dat min
der vriendelijk onthaal onbeweeglijk bij de
deur blijven staan.
Het was een groote kerel. Hij zag er ge
havend uit: modder lag dik op zijn kleeren.
Zijn donkere oogen, zijn verbrand gelaat
en de karabijn, die hij over zijn schouders
had, waren ook niet geschikt om vertrou
wen in te boezemen.
„Moet ik weggaan?", zeide hij.
Met een ontkennend gebaar antwoordde
de pastoor: „Nooit wordt hier iemand weg
gejaagd. die vraagt -om onderdak: hier
wordt niemand slecht ontvangen. Laten we
bidden en d.m aan tafel gaan Zet uw
karabijn daar ïffeer en neem plaats."
„Mijn geweer verlaat mij nooit, het is
mijn beste vriend: want zoo u mij al be
leefd ontvangt en laat heengaan, er zijn
nog anderen die mij tegen wil en dank
konden dwingen te vertrekken, misschien
met de stijve been en vooruit."
„Komaan vriend, hernam de pastoor,
eet met smaak."
De pastoor had wel eens iemand veel
zien eten, maar over den eetlust van den
vreemdeling stond hij toch verbaasd, liet
schaaltje opgewarmde spijzen verslond hij
bijna alleen en vau het groote brood, dat
op tafel lag. bleef geen kruimel over. De
gast keek! telkens onrustig om zich heen en
greep hij het minste gerucht naar zijn
karabijn.
Toen hij ongerust en gehaast zijn honger
gestild had. zeide de raadselachtige vreem
deling tot den pastoor:
„Nu moest u uwe goedheid tot het uiter
ste voeren. Ik hen gewond in mijn dijbeen
en sedert acht dagen is de wonde niet meer
gezuiverd; geef mij een paar oude lappen,
dan val ik u verder niet lastig."
„Gij valt mii volstrekt niet lasti :"t|-
woordde de pastoor, die wel van een
vreemd avontuur hield, „ik hen een halve
d I ter; gij zult zien, dat ik een dorpsbar
bier ver overtref
Zoo sprekende, opende hij een verband-
kist, waarin niets ontbrak
De wond van den vreemdeling bleek zeer
diep te zijn. Een kogel was door zijn dij
been geschoten; het loopen moest den man
hovenmenschelijke inspanning gekost
hebben.
„Gij kun) vandaag uw reis niet vervol
gen. sprak de pastoor de wonde peilend.
„Blijf van nacht hier, dan kan de wonde
zich sluiten."
„Ik moet mij onmiddellijk uit de voelen
maken", onderbrak de vreemdeling op
ruwen toon. „Er zijn er die op mij wach
ten", zuchtte hij pijnlijk, „en er zijn er die
mij achtervolgen."
Zijl «ij klaar met het verhand? Best, ik
gevoel geen pijn meer, 't is alsof ik nooit
gewond hen geweest. Geef mij een stuk
brood en neem dit goudstuk aan. Ik ga".
De pastoor wees met verontwaardiging
hef goudstuk af.
„Ik ben geen herbergier, die betaald
wordt voor de gastvrijheid."
„Pardon, zooals u verkiest; ïnö ook goed.
Vaarwel!"
De onbekende nam het brood, dat Mar
garita op bevel van den pastoor had bin
nengebracht. Na eenige oogcnblikken ver
dween zijn hooge gestalte tusschen de hoo
rnen van het bosch, dat de pastorie omgaf.
Een uur later hoorde men een hevig ge
weervuur. Do vreemdeling ijlde weer
de pastorie binnen; hij bloedde uit een
wonde in de borst.
„Neem!.fluisterde hij den pastoor
toe, terwijl hij eenige goudstukken aan
bood.... mijn kinderenin het
ravijn.... hij de rivier." Toen viel hij
machteloos ter aarde.
Op 't'zelfde oogenblik drongen de Spaan-
schc soldaten, die den vreemdeling getrof
fen hadden, de pastorie binnen De ge
wonde bood geen tegenstand: hij werd
zwaar geboeid. Daarna vroeg men den
pastoor vi wonde tc verhinden. Deze vol
deed ar e hot verzoek en wees tevens op
het gevaar, dat het vervoeren van den ge
wond" meebracht. Doch dit was tc ver
geefs. De soldaten bonden den gevangene
op een wagen.
,,'t Zou wat; of hij hier van sterft of van
den strop, dat blijft voor hem hetzelfde.
't Is de beruchte roover José!...."
José bedankte met een hoofdknik den
pastoor en vroeg een glas wuter.
Toen deze zich over hem hoenboog en
hot water aan zijn lippen bracht, zeide de
roover zacht:
„Gij weet, dat
De pastoor antwoordde met een tccken
van verstandhouding.
Nadat de soldaten vertrokken waren,
verliet do pastoor het huis, ondanks de
pogingen van Margarita om hem tegen tc
houden. ITi.j doorliep het bosch cn kwam
aan het ravijn. Daar vond hij bij het lijk
van een vrouw, door een kogel gédood, een
kind van nauwelijks eenige 'maanden en
een vierjarigen knaap, die zijn moeder bij
den arm trok als om haar wakker tc
maken. Hij dacht dat zij sliep
Onbeschrijfelijk was de verbazing van
Margarita, toen zij den pastoor met de
twee kinderen zag terugkomen.
„Alle hemelingen! wat moet gij daar
mede doen, mijnheer pastoor? Wij kunne#
zelf nauwelijks leven en nu brengt gij nog
twee kinderen mee! Moet ik soms langs de
deuren gaan bedelen? En wat zijn het voor
kinderen? Van movers en moordenaars!
Ik weet zeker, dat ze niet eens gedoopt
zijn!"
Op die oogenblik begon liet kleine kindje
te huilen.
„En wat moeten wij aanvangen met dat
kindje, want wij hebben geen geld om een
kindermeisje te betalen. Maar gelukkig ik
heb nog wat melk in den schotel"
En haar eigen ontstemming vergetend,
nam zij het wicht op hare armen en kuste
hef. Zij zetté de melk op de kachel en legde
het kindje in haar eigen bed. Terwijl zij
haar zorgen besteedde aan den anderen
knaap, verhaalde de pastoor haar, wie hem
deze kinderen had toevertrouwd en hoe hij
ze gevonden had.
„Dat is mooi. dat is prachtig, antwoord
de Margarita: maar hoc is het mogelijk,
dat wij de kinderen groot brengen?"
..Wie in den naam des Hoeren een glas
frisch water gegeven heeft aan de Zijnen,
hij zal zijn loon niet missen."
„Amen", antwoordde do huishoudster.
Den volgenden dag het de pastoor do
overleden moeder der kinderen bpgraven
en bad voor haar zielerust de getijden der
overledenen.
Het is twaalf jaar later.
Do pastoor van San-Pedro. een bejaard
man, koesterde zich .vóór zijn kleine
woning in het warme zonnetje.
Een jongen van twaalf, dertien jaar
stond naast dan grijzen pastoor, <1een
vmolijk onderhoud had met een anderen,
ouderen jongeling.
Margarita, die liet gebruik barer oogen
verloren had, luisterde toe. Op dat oogen
blik hoorde men een rijtuig naderen.
„O, wat een mooi rijtuig, een mooi rij
tuig", juichte de kleinste der twee jon
gens
Hel was werkelijk con mooi rijtuig, dat
den weg afkwam van Sevilla en stil hield
voor de pastori®. De koetsier in rijke livrei
trad op den grijsaard toe en vroeg hem
een glas water voor zijn heer.
„Carlos," beval de pastoor aan den jong
ste der twee knapen,1 „geef dezen heer een
glas water, bied ook een glas wijn aan,
als hij liet wil aan nemen, spoed!"
Do deftige heer liet het rijtuig openen en
stapte er uit.
..Zijn deze kinderen uwe neven?" vroeg
hij aan den pas foor.
..Nog meer dan dat; mijn aangenomen
kinderen zijn het."
Aangenomen kinderen?"
„Zeker, ik zal dat verklaren. En daar
u een grooLheer schijnt te zijn, zal ik u
tegelijkertijd om raad vragen voor hun
toekomst."
De pastoor vertelde dan, hoe hij deze
kinderen had oi genomen.
„En wat raadt u mij aan verder voor
hen te doen?" vroeg de grijsaard, toen li ij
alles had medegedeeld.
„Hen inlijven bij do lijfwacht des
konings; een «jaargeld van 400 duraten
móet men hun schenken om volgen-' hun
stand te leven."
„Tk vraag u om raadg- vingen en niet om
aardigheden, mijnheer."
„En dan moet hier een niéuwe kerk ge
bouwd worden met een mooie pastorie er
omheen. Ziet eens, hoe bevalt u deze lecko-
ning? Als pij wilt, zal de nieuwe kerk ge
noemd worden: ..kerk der gastvrijheid."
„AVat beteekent dat alles?" Oude her
inneringen herleefden hij den pastoor
waren dat geen bekende trekken.... die
stem had hij meer gehoord
„AVat dat beteekent? Dat ik don Jn>é de
la Ribeira ben on dat ik twaalf jaar ge
leden de beruchte roover José was. Ik hen
uil de gevangenis ontsnapt: de tijden zijn
veranderd en vau roovcihoofdman hen ik
hoofd oencr staatspartij geworden. Gij zljt
eens mijn gastheer geweest en waart voor
mijn kinderen een vader.
Laai mij ze omhelzen," eindigde hij, zijn
armen uitstrekkend naar de twee jongens.
Toen hij zo herhaaldelijk weenend en
snikkend omarmd had en gekust, bood hl»
den ouden pastoor zijn hand aan
„Neemt gij de „kerk der gastvrijheid"
nu aan, eerwaarde priester?"
Diep ontroerd verzuchtte deze: „Ecc
glas water, gegeven in den naam des llec-
,ron.... zal niet onbeloond blijven."
„Amen", antwoordde Magarita, weena#!
van blijdschap over het geluk van den pas
toor en zijn aangenomen kinderen.
Fon jaar later woonden don José do !r.
Ribeira cn zijn twee zonen do inzegening
bij van de ..kerk der gastvrijheid", di?
mooiste van alle kerken in don omtrek var»
Sevilla.
EEN DROEVIG VEIHAAL.
Hcndrikus Gébhardus Muller was een
braaf man. Laatst dronk hij bier in café
Internationaal. Daar zat gelijk eiken
Donderdagavond van 5--ti uur het dames
clubje „Onze Gezelligheid". Het danies-
elubje zag Hcndrikus Gebhardus zitten er
was subietelij!» épi'is van hem.
Men versta mij goed! Dit was geen o»
bekookte, hakviscbttchtige verliefdheid
maar een mooie, groote belangstelling. J<
ware.
Hoe koint dat? zult u vragen. luv»
Muller was een eenvoudig man, ambte
naar bij de spoorwegen, weduwnaar er
zeer oppassend. Daarin stak niet die plot.
aelinge wanne belangstelling, die zich
slechts uitte in blikken en een fluisterend
woord van buurvrouw tot htiui vrouw.
Maar de heer Muller had krullend, don
kerbruin haar en op zijn voorhoofd....
een spierwitte lok. Dit was een zonderlin
ge speling der nukkige natuur.
Maar deze speling maakte onze Hcndri
kus Gebhardus zéér interessant in du oogen
van Onze Gezelligheid.
Hij ziet er uit als een werkelijk be
dienaar van., van., zei de vico-pre.si-
dcnle.
Vindt ii dat? vroeg do Isle secreta
resse, ik vind hem net een doctor of een
professor.
*t Is een artist, zei heel gedecideerd
hel eerelid.
Intusschen zat de lieer Muller zalig on
bewust van deze zeer ingetogen adoratie,
en dronk zijn bier, dacht aan de niouwi'i
van den dag en aan de as. zilveren brui
loft van rijn chef Hal beviel hem i>» fa
lernatianaal cn Hij besloot den volgend"!
dag daar wéér zijn biertje te kopen op
ruimen.
Zoo deed hij en bet dagelijkse!. bestuur
van Onze Gezelligheid liep »oxpres langs
Internationaal om te zien of die inlon s-
sanlü man met z'n eeno witte 'nk er wéér
zou zitten. En inderdaad. In plaats van
onkel' des Donderdags kwam Onze Gezel
ligheid voortaan, vijf, zesmaal in d<» week
tezamen en dweepte rustig met „dien on
bekenden musicus", dien „vreemdeling",
„dieft merk waardige n geleerde"
De gérant van Internationa»! was M' de
pinken. Hij zag de stille blikken, be
speurde de tastbare resultaten in de geldla
en stapte weldra kordaat op den lieer
Muller af.
Geachte lieer, zei hij. a'.-* np u wilt
nomen, hier prompt eiken middag van
56 uur te zitten, kunt u vrij bier drin
ken. Hebt ii kinderen, Dan zal iV o een
pluk chocolade voor zo meegeven!
Nee ik heb geen kinderen zei Hcndri
kus Gebhardus angstig Hij dacht dat de
restaurateur gek geworden was Vrij hier!
Wie doet dat nou? Maar een gek moet jo
nooit iets weigeren cn hü Vnü-ii -r.ike-
loos.
Hij kwam den undc dat terUg 1ff
inderdaad vrij bier te drinken en een plak
chocolade toe (u hebt toch zeker we! neef
jes! zei de restaurateur) en hij besloot,
dat de gérant van Internationaal L - h wol
eon zeer volhardende gok was.
Dagen vergingen. Muller dronk vrij hier,
kauwde in slapelooze nachten op de cho
colade (bij bad peen neefjes) en maak to
zicli bezorgd over z'n gevaarlijke positie
Nu was (leze man nog oen goeie pek. maar
dat kon omslaan!
Het werd bom een obsessie. Zijn nervo
siteit belette hem de steeds eendachtende
blikken van Onze Gezelligheid te bespeu
ren, hij werd gepijnigd door het bier en de
plakken chocolade. IIij werd bleek en treu
rig. schichtig, vermagerde, zijn haar w- d
griis en ten slotte wit.
Toen hij heelemaal poeierwit was, /.ug
lij er weer doodgewoon uit. De dames ga
ven 't smachtend op, schaamden ziel» over
haar dweepzucht en verwisselden Inter
nationaal voor 't naburige Holland!
De gérant stapte op TTendri'"is i' bh.ir-
dus toe en zei: U wordt bedankt?
Bliert u? vroeg Muller niet vollen
mond chocola.
TT wordt bedankt; u kunt voorla an
weer betalen.
Muller wist niet of dit wees op vermin
dering van kr.inkziniii 'l "id "f op vererge
ring en vluchtte. Nooit liet hij zich meer
in Internationaal zien Pij werd huis'liik
en sukkelend. Spoedig liet hij zich pen
sioneeren en kwam zijn deur niet mei r
uit. Do men.-'hon begrijpen elkander nim
mer! (N T Grt)
f Anecdoten- q
Baey"—
Een slaapmutsje.
„Goed geslapen, meneer Jansen1, z« l
mevrouw 's morgens legen haar cnvoit-
digen gast uit den achterhoek
.Muowel mevrouw. Maar die warme
kruik in bed. dat was dunkt me ui< >-
„Niet warm genoeg. meneer Jansen?
Wel en ik hob zoo g zegd"
..Nee, mevrouw. Warm was 't n|ev< T
Maar daar was niets in. Of bet wa« vcidl
tc slap"