ff ONS IBEfWfi1 ling niet uit het oog worden verloren; het is gewenscht niet vaker dan ééns in de vier jaar op hetzelfde land bieten te ver bouwen. Men wijkt hier wel vanaf, teelt soms 2 jaar achtereen bieten, of na 1 en 2 jaar opnieuw en soras gaat het goed, maar bietenziekten zijn zeer dikwijls het gevolg en van deze is de z.g. aaltjcszickto het meest te vreezen. Over de andere gewassen een volgende maal. In den tuin: Zelfs in laag gele gen, koude, vochtige tuinen, zal nu de ar beid kunnen aanvangen, 't Is in elk geval goed, dat de grond wordt omgelegd, hij meet opdragen, de lucht moet er op inwer ken. In de beste cgnditin is die grond, wel ke reeds in 't najaar is omgespit, waarop de vorst (die we trouwens dezen winter niet veel hadden") «heeft kunnen inwerken Ook de bloembedden en -perken kunnen nu in orde worden gemaakt. De tijd is voorbij om bloemen onder glas te zaaien- Men kan nu op de plaats van bestemming zaaien Floxdrumondi, Violieren, Resïda, Schabiosa e.a., dus de bloemsoorten, die voor snijbloemen geschikt zijn. Diep om spitten en mesten met oude paarde- of koemest moef voorafgaan. Niet te dik zaaien, anders laten uitdun nen! Over eenige dagen als de maand ten einde loopt, of in 't begin van Mei neemt men van sommige bloommi de ramen af van de Pelargoniums, de Fuchsia's en an dere z.g koude planten. Bij nacht blijve men nog eenicszins dekken Coleus, Alter- nanthera, TJliotmop, Achirantus, en ande re warmere soorlen boude men vooreerst nog onder glas: Schijnt de zon in dezen tijd fel, denk dan aan beschutting uwer perzikboomen, die het tegen muur of schutting wel eens te warm kunnen krij gen. Door takken of dergelijke kan men ze beschermen. Is het vrij warm weeT daags geweest, dau werkt een flinke besproeiing of bespuiting in den avond overheerlijk, en m°n bestrijdt hiermee tevens de luis en de spin. Men gaat in den hof voort met het zaaien van verschillende groenten, sla en spinazie, raapstelen, radijs, doppers, peu len en tninhoonen. Ook het kool- en hoo- nenland moeten om. Zaai over het alge meen niet dik; 'de plantjes benemen elkaar dan lucht en licht, ruimte en voed sel. De blaadios worden dan vaak spichtig, slap en ontijdig geel. Zaai echter ook niet te dun; heler is het, later de jonge plantjes wat uit te dunnen. Men zaait tegenwoordig "F=3F' fS BESCHRIJVING DER PLAAT. No. 167. Wel niet overvloedig, toch komen in alle zomercollecties der mode huizen, modellen met volkomen gesloten halzen voor. Bovenstaand model geeft vrij wel het genre weer dat gezien zal worden. Als stof neme men vrij donkere, grijze kasha. Over het midden en in de zijden loopen breedo strooken van dezelfde stof in koningsblauw, waarop kleine blokjes geborduurd 'zijn in grijs en zwart. Deze zelfde strooken met borduursel zien we nog eens herhaald onder aan de mouwen. Do omslag van het kraagje is eveneens van de blauwe stof. Hoed grijs vilt, kousen liebt-grijze fil d'écosse en schoenen zwart. Patroon 1.35. No. 168. Een chique mantel voor den a.s zomer. Hij is van grijs lila crêpe ma- ï'ocain. Van voren loopen vanaf de schou ders twee plooien naar beneden en zien we een achttal schuin geplaatste strookjes tres in dezelfde kleur als de stof. Deze zelfde tressen zien we ook op de mouwen en op de revers. Sluiting op drie lilaknoo- pen van been of galalith. Een hoed in witte rips, geborduurd met lila zal aar dig staan. Kousen grijs en schoenen zwart. Patroon 1.85 ONZE HOEDEN. Op het oogenblik is er een groote „vogue" in vilt-hoeden, die, zich wel het jneest kenmerken door hun eenvoud, wat betreft de garneering, Een enkele vilten band om den bol, ter rechter zijde primitief in een knoop of strik gelegd, één stukje veer, een heel klein tuiltje bloemen, ziedaar de voornaamste gameering. De wat rijke- lijker(U) gegarneerde modellen hebben een zijden lint garneering, doch echter zoo be knopt mogelijk en van deze laat de plaat een paar modellen zien. Elke vrouw zal ongetwijfeld in staat zijn een gekochte villen hoeS-vorm zelf te garneeren aan de hand van de beide schetsen, die verduide lijken hoe ieder der twee gameeringen in elkaar zit. Schets A hoort bij hoed no. 169 eh schets B bij model no. 170. Men doet goed geen al te afstekende kleuren voor de garneering te nomen, want het meest ziet men thans „kleur op kleur", wat wil zeggen b.v. een paarse hoed met een garneering in hetzelfde of iets varieerend paars. FANTASIE-SCHORTJES. Het schortje waarin wij kleine huis houdelijke werkjes verrichten, kan cr ele gant en smaakvol uitzien en behoeft ze ker niet het practische uiterlijk van een be paalden huishoud-boezelaar te hebben. Dit schortje, wat wij dragen als bet eigenlijke „werk" afgeloopen is, maar er toch nog hier en daar iets te doen valt, zooals in elk huishouden het geval is, noe men wij ons fantasie-schortje. Het kan gemaakt worden van tweeërlei stof in contrasteerende kleuren, wat een heel aardig resultaat oplevert. Het aardige gebloemde satinet wordt met een effen klehr in de boofd-lint samen gebruikt. Zoo kunt u aan de halsopening, de armsgaten en op -eenige centimeters af stand van den onderzoom, een bies van effen-kleurige stof aanbrengen op het be drukte satinet. Heel nieuw zijn de japon- schorten, welke men op het eerste gezicht voor een japon zou houden, daar ze deze geheel bedekken, behalve de mouwen, die aan zulke schortjes ontbreken. Er zijn alleraardigste modellen* geheel veel op rijen, in den tuin- zoowel als in den landbouw. Dit heeft veel voor. Het ge was komt regelmatiger op, men kan soms gebruik maken van kleine handzaaimachi- nes; de bedden zijn gemakkelijker te wie den, de groente is gemakkelijker te oogsten (te snijden). We laten hieronder de hoe veelheid zaad volgen van enkele groenten ongeveer benoodigd per 1000 vierk Meter: raapstelen Kilo, willof 1'3 ons, uien pond, spinazie bij vroege zaaiing (in Jan. Fobr.) 6 Kilo, later, in klaart, 3 tot 4 Kilo, voor winterspinazie, te zaaien in Aug.Sept. 2 Kilo, veldsla 1 ons, asper- ces 4 tot 5 ons, radijs idem, wortelen 2 ens, winlerwcTtels 1ons, schorseneeren 1 ons, doppers en peulen 6 ons, stam- eiwfen en stampoulon 1 Kilo, tuïnboonen 1 tot 2M ons, stambonnen 1 Kilo, stoksla- boonen 3 ons, stoksnijboonen 4 tot 6 ons, augurken 20 gram. G. B. Hei snoeien van Leiboonien. Nu de snoeitijd ook voor vruchtboomen is aan-rehroken, krijgen natuurlijk ook de vruchlboomen aan muren en schuttingen een beurt. De snoei van deze leihoomen eiseht wat meer kennis en zorg, dan bij de kroon hoornen. Bij de laatste toch komt het hoofdzakelijk aan op het uitdunnen van de kroon, dus op het wegnemen van die takken, welke de andere betere in den weg zitten en voor deze de toe treding van voldoende lucht en licht be lemmeren. „Flora lia" (Assen) geeft deze week een aantal practische wenken, waarvan we het volgende ontleenen: Voor het snoeien van leihoomen is het beslist noodig, de verschillende takjes, die op de gesteltakken van den boom voorko men te kennen en te weten, hoe zij zich verder zouden ontwikkelen, wanneer we ze gewoon lieten doorgroeien. Zoo zien we op de gesteltakken de z.g. lange vrucht- takjes, dat zijn takjes, die veelal aan haar einde de eerste bloemknoppen brengeu. Bij andere vormen van vruchtboomen, als kroonhoomen, struiken en pyramiden, hinderen deze lange vrucht twijgen niet, doch bij een leiboom kunnen we ze niet handhaven, omdat hier de gesteltakken maar 30 cM. uiteen zitten en er dus voor het vruchthout normaal maar tot een lengte van 15 c.M. plaats Is. Wanneer we dan ook deze vruchttakjes- gemaakt in den vorm van de moderne ja pon, met lage taille-lijn en van nauw-slui- tend recht model. Het bovengedeelte is meestal een blouse van gekeurde, bedruk te foulardine of satin. De ter hoogte van den heup aangezette rok is van een effen kleur in den hoofdtoon der blouse en is boven den zoom versierd met een bies van dezelfde stof der blouse. Dit schort wordt over het hoofd aangetrokken. De halsopening is flink wijd en afgezet met de stof van den rok. Een allereenvoudigst maaksel is het vol gende: Een lap satinet of gekleurde creponne welke de lengte heeft van uw japon (van den hals, tot den zoom van den rok) wordt van boven rond uitgeknipt en ingerim- peld, en met een bies van een andere stof afgezet. Even boven den zoom wordt een breede rand opgenaaid van de stof der halsgarneering. Aan de beide punten van de halsopening wordt een lange band gezet van de twee kleuren' gecombineerd, welke kruiselings over den rug vallen en op zij of van vo ren in een strik worden vastgemaakt. Wie meer van wit houdt, dan van gekleurd, vindt in een coquet, nuffig schortje van voile of batist zeker wat haar bekoort. Dergelijke aaxdig-en-frisch-uitziende ele- gantjes, kan men nog verrijken met een borduurseltje. De kruissteek is voor deze stoffen de geschikste en tevens de eenvou digste; men kan hem aan boven- en on derkant aanbrengen of in ruiten over het geheel opwerken. Deze boezelaarstjes bestaan uit twee deelen n.l. een hartje en een onderstuk. Het hartje kan rond of puntig zijn; het onder stuk moet er ruim ingerimpeld aangezet worden. Men heeft aan y» M. voile of batist ge noeg. Hi plaats van den kruissteek kan men den openzoom of A-jourwerk toepas sen. In het luidden, boven aan het hartje, tot op 2 of 3 goedgevormde oogen terug- snijden, dan doen we dit voornamelijk om de ontwikkeling van de vruchtknoppen zoo dicht mogelijk bij den gesteltak te krijgen en niet, zooals wel wordt gedacht, om spoediger vruchten to krijgen. Verder zullen we op de gesteltakken aantreffen z.g. sterke houftwijeen, dat zijn twijgen, die zich te sterk hebben ontwik keld om, hij een snoeiing op een paar oogen, al vruchtknoppen te vormen. Het beste is het deze houttwijgen, wanneer we ze tenminste niet noodig hebben, om een kaal gedeelte op den gesteltak te vullen (in welk laatste geval we ze on 2 of 3 oo^en terugsnijden), ze geheel weg te snijden, wat we „tot op de kroon wegsnijden" noe men. Ook zullen we nog korte vruchttakjes aantreffen, die we gewoon lot ontwikke ling kunnen laten komen en er dus niets aan snoeien. Zien we er ook nog de z.g. VTuchtpoortjes, waaruit zich of meestal een kransje hladeren of soms een scheutje ontwikkelt, dan snoeien wc boven een, some; tTvcp ooeen af Treffen we waterloten (dat zijn twijgen, die zich bijzonder sterk hebben ontwik keld) on den boom aan, dan snijden we deze, die veel te veel sarrpen aan den boom onttrekken, geheel weg. Oude leihoo men, waarop dikwijls veel sporen voorko men, ontdoet men van eenige sporen, om dat te veel sporen elkander verdringen. Op plaatsen op rle vruchtzeiels, waar vorig jaar vruchten hebben gezeten, zullen we een verdikking aantreffen, die we „beurs" noemen. Op zoo'n beurs ontwikkelen zich gemakkelijk oogen, soms spoortjes, ja soms zelfs bloemknoppen. Plagen van heesters. Het laatste nummer van „Floralia" be schrijft eenige ziekten, die veelal in onze heesters in het voorjaar optreden. In de eerste plaats het snoeuwbalhaantjo, dat met zijn larven de bladeren ernstig kan beschadigen, ja, er soms niet veel van overlaat. Toch is het niet moeilijk dit kevertje te bestrijden, want het wijfje legt haar eitjes ondiep in de takjes en dekt ze toe met een propje kauwsel, dat als een bultje boven het takje uitsteekt en aldus de plaats verraadt, waar de eitjes zijn te vinden. Zij overwinteren daar en nu is niets gemakkelijker, dan de met eitjes bezette takken af te snijden en te verbranden, vóórdat de larven zijn uit gekomen. Het is echter gebleken, dat in carbolineum ook een zeer goed bestrij dingsmiddel gevonden wordt, dat in eene oplossing van 7.50—10 pCt. de ovenvin- terende eitjes doodt. Op dit oogenblik is 't voor een besproeiing met carbolineum te laat geworden, zoodat naar het snoei mes gegrepen moet worden, of de larven bij hun vrelerij moeten gedood worden. Wo kunnen dit het best uitvoeren door de sneeuwballen te bespuiten met 0.5 pCt. loodarsenaat, als de vrelerij een aanvang neemt. Op gelijke wijze overwintert de Rho- dodendronwanls, zij het op eene andere plaats. Deze wants legt n.l. haar eitjes in de bladeren en wel aan de onderzijde tegen den hoofdnerf aan. Men herkent deze plaatsen aan een geringe verdikking die bruin gekleurd is. Als we het blad daar voorzichtig afscheuren, dan zien ,we met een vergrootglas de langwerpige eitjes ietwat schuin op een punt naar bin nen staan. We moeten wachten totdat de eiljes zijn uitgekomen, hetgeen het geval is, zoodra de jonge bladeren aan de Rhodo's verschijnen. Men vindt dan de larfjes in troepjes aan de onderzijde der bladeren, die weldra met glimmend brui ne stippen, de uitwerpselen, worden be- dekt. In Juli ongeveer ziet men daar de eerste gevleugelde wantsen en begin Augustus reeds worden de eerste eitjes gelegd. Men moet dus de bestrijding vóór Augustus toepassen: zij beslaat in het besproeien der planten met een contact gif, bijv. 2 ]3Ct. zeep en 1 pCt. brand spiritus. Men bemerkt de aanwezigheid van Rhodowantsen aan de witte, later grau we stippen aan de bovenzijde der blade ren, aan welker onderzijde men de dieren zelf gemakkelijk kan vinden. De hagelschotziekte kent men van per zik en morel, twee steenvriichtboomen die in vele tuinen voorkomen. Maar ook sier heesters worden er door aangetast. Hot is gewenscht in een jaar, volgende op dat, waarin de ziekte optrad, tijdig te trachten haar wederoptreden te voorko men, door te sproeien. Bebladerde per ziken verdragen Bordeanxsclie pap, die in een sterkte van 1 pCt. in aanmerking komt, niet zoodat bij haar door zulk een bespoeiing in de ziekte juist in de baud wordt gewerkt. CHARLES. Door PIERRE L'ERMITE. Lang, mager en geel, leek hij werkelijk al voor zijn dood op een geraamte.... een geraamte, met nog schitterende oogen, als een laatst glasachtig, verschijnsel in de donkere oogholten. Zijn vrouw gaat, komt, is bedrijvig en vol kleine oplevendheden. Ze zet de niet meer noodige drankjes ter zijde, gaat dan zitten bij haar man, staat weer "op uit be hoefte zich te bewegen om iets te doen in de groote onmacht van den mensch tegen over den dood. Hij wachtop wat komen gaat. Hij wacht den dood af maar niet als een christen, ook niet zooals de oude heide nen, die geloofden aan Tartarus en aan de Elyzeesche velden. Niet zooals de wilden, die hopen na hun dood op uitgestrekte prairiën en eeuwige jachten. Niet zooals de fatalistische Muzelman, die zuchtend snakt naar het paradijs van Mohamed, zelfs niet zooals de gewone mensch den dood wachtals mensch. Dat lijk van straks is geen mensch. Dat levend geraamte iseen materi alist. Hij^heeft gewogen, alles gewogen met veel kalmte en koelbloedigheid: er bestaat geen God. Er bestaat niets aan de over zijde van het graf. Dat is zoodat staat als een paal bo ven water. Toen dan ook zijn vrouw in den nacht de crisis zag opkomen, het oogenblik zag naderen dat de dood het leven zou afsnij den en het in de eeuwigheid overbrengen, met een stem zóó smeekend, dat zelfs een tijger er door vermurwd zou worden, zeide: Beste vriend, mag ik eea priester roepen? Antwoordde hij.... Neen. Om mij een genoegen te doen? Alles behalve dat Maar gij gaat voor God verschij nen Er bestaat geen God. Een handtaseiije vol „rommel". Een kralenketting die telkens breekt Onechte byouteriën, vooral glinsterende steenen. Kammen die uit het kapsel vallen. PATRONEN NAAR MAAT. Papieren patronen op maat gemaakt, kunnen besteld worden onder toezending of bijvoeging van het bepaalde bedrag plus 15 ceni porto, aan het Comptoir des Patrons, Molenstraat 48 B, Den Haag Do maten op te geven volgens ondersfaaudo wordt een wit et" zucht gekleurd linlvast- gejiaaid waarmede het coquette dingetje wordt bijeen gehouden in een sierlijke strik. ANNIE M. M. DE EER DER BRUID. Moest vroeger ook in hot oog van hen, die overigens vrouwenwaarde en vrouwen eer met voeten traden, welstaanshalve de bruid zijn als de vrouw van Caesar, wier goede naam geen opspraak duldde, sinds die bruiden zelf in haar kleeding dikwijls nauwelijks te onderscheiden zijn van 'n ko kette, schijnt ook dit eergevoel veelal niet de keuzo van den man te bestieren. Voor zijn geliefde en zijn bruid zelf schijnt hij den ouden eerbied, die onbescheiden blik ken naar zijn uitverkorene vreesde en weerde, als een schennis van have ongerept heid en eigen eer, verloren te hebben. De vrouweneer is hem niet heilig, wijl ze haar niet heilig is. Wat zij door hare uitstalling van zinnen-prikkelende wuftheid wogcooit op straat en aan de onbeschofte blikken van den eerste den beste bloot geeft, be hoeft hij niet langer te waardeeren. Hij acht zich niet verplicht prijs te stellen op de vrouweneer, welke zij zelf veil heeft. De krans, weikon zij op het hoofd draagt ten dage van 't huwelijk, is reeds verwelkt, vóórdat hij als het tecken haar innerlijke en uiterlijke ongereptheid om hare slapen prijkt. Hij schijnt geen symbool meer van een zorgvuldig bewaarden schat, maar als een aanklacht tegen bare vroegere onbe schaamdheid. Prof. Geurts in „De Tijd". ROOD HAAR. Telkens wordt er over gediscussieerd of rood haar mooi of leelijk is. In het „Han delsblad" wordt de kwestie weer eens be sproken. De schrijfster in 't "Vrouwenhoekje herinnert er aan hoe de oude Germanen rood-hlund haar ten zerste bewonderden eii dat zelfs kunstmatig door bijtende zeep te voorschijn riepen. Ook de Romeïnscke vrouwen hadden graag rood haar. Bij andere volken word het Toode haar weer versmaad. Maar in Griekenland en ook ouder de wilden van Afrika en de Znidzec-eilanden tracht men door kunst middelen rood haar te krijgen. De hoofdzaak in onze opvatting van schoonheid zal wel de tint van het rood zijn. Het echte roodgouden haar met alle tinten van kastanje- tot rosblond is altijd mooi; alleen 'I peenkleurige haar, waarbij men gewoonlijk een zïekelijk-witte gelaats kleur ziet, kan men moeilijk als schoon heid aanmerken. DINGEN WAAR MANNEN OVER MOPPEREN. Dingen, die breed uil staan en het figuur dik en zwaar doen schijnen. Kleeren, die zoo opvallend zijn, dat de menschen op straat zich omdraaien om ze na te kijken. Rokken, die over den grond sleepen Japonnen, die over den rug met veertig knoopjes sluiten. Blousen, die van de schouders afzak ken Mouwen met strooken, die aan tafel met de schotels in aanraking komen. Hoeden zonder rand. Veeren, die wijd van een hoed afslaan en uitstekende hoedenspelden. Wapperende sjaals en voiletten. Goedkoop bont met veel staarten en pooten. Vuile schoenen met grijze neuzen. Afgesleten hakken. Kousen, die afzakken of kousen met een ladder. Vuile of kapotte handschoenen. Een Tegemnantel op een zonnigen dag. Een nachtmutsje aan het ontbijt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 10