weer grijpen, om de een of andere vogel
soort te beduiden, dat ze iets schadelijks
of ieti onaangenaams gedaan hebben, is
het leenaam het volgende lijstje, dat we in
„Onze Tuinen" vinden na te gaan.
Dokter floericke, die onderzoekingen
deed in Noord- en Oost-Frankrijk en in
Duitschland vond in 17000 uitbraaksels
van Kerk-uilen: 22.8 muizen; 46.3
veldmuizen, 0.66 insecten ;28.1 spits
muizen; 1.2 vogels; in 2070 uitbraak
sels van den buizerd: 83.5 veldmuizen;
2.7 muizen; 1.7 insecten; 1.12 ha
gedissen enz.; en bij de veld-uil: 84.5
veldmuizen; 11.8 ware muizen; 0.78
insecten; 0.75 spitsmuizen; 1.4 vo
gels.
Deze lijstjes vallen absoluut in het
voordeel van die vogels uit. Het is echter
jammer, dat er geen lijstjes bij waren
van die vogels, die bij ons de meeste vijan
den hebben n.l. vooral de spreeuwen, mus-
schen, merels en duiven en dan van ver-
sclullende jaargetijden.
Zulk een onderzoek zou ook ongetwij
feld in hun voordeel uitvallen. De periode
waarin ze schadelijk kunne n zijn is
toch veel langer, dan die waarin ze hoe
genaamd geen schade kunnen doen en
wanneer ze dan al schade willen doen,
door het eten van wat bessen of het pik
ken van wal erwten, dan jagen we ze weg
of we leggen er netten ovèr.
"Wij zouden dan ook willen raden in het
aanstaande seizoen zoo weinig mogelijk
gebruik te matken van het „schietgeweer",
maar de vogels, als ze iets doen dat ons
niet bevalt, wegjagen of op de een of an
dere manier afschrikken b.v. door lappen
of stukken glas die rinkelen in de wind
en glinsteren in de zon of door verschrik
kers enz. ene V. H.
Vragen op het gebied van land- en tuin
bouw aan de Redactie van „De Leidsche
Courant."
Vraag: Gaarne zou ik door middel
van de vragenbus vernemen, welke behan
deling een Azalea, die nu prachtig in
bloei staat, moet hebben, om bet volgend
jaar weer in bet genot van een bloeiende
plant te zijn. J. S. te L.
Antwoord: De meeste bloeiende
Azalea's worden nu reeds in de kamer
verwaarloosd. Ze moeten n.l. goed vochtig
gehouden worden en niet te dicht bij de
kachel staan; schrale, droge warmte ie
zeer nadeelig.
Is de plant uitgebloeid, dan de verdorde
bloemen aan de basis wegnemen en de
plant in de kamer in halfzon zetten, tot
het gevaar voor nachtvorsten voorbij is.
Dan kan men ze in de schaduw in den
tuin in den grond graven, met pot en al
of als men geen tuin heeft, in de kamer
of op een balkon eenigszlns uit de zon.
Den geheelen zomer goed vochtig houden
en iedere veertien dagen gieten met een
aftreksel van oude koemest of een zeer
verdund aftreksel van kippen of duiven-
mest. In het najaar zoodra rqpn gevaar
loopt voor nachtvorsten ,in een koele,
vorstvrije, lichte kamer zetten, lot de knop
pen goed zichtbaar zud. Als verpotten
noodig is (fs niet zoo dikwijls noodig) di
rect na den bloei verpotten in een meng
sel van 1 deel bladaarde, 1 deel oude mes^
en 1 deel scherp zand. Flink vasl oppot
ten en vooral langs de kanten aandruk
ken. V. H.
PAASCHKLOKKEN
door Dr. J. E. MENTEN.
Het is laat, laat in den nacht.
Bij bet licht eener lamp zit een man
eenzaam neer in zijn studeervertrek.
Hij zit in een hoogen leuningstoel aan
zijn werktafel, met boeken en papieren
overladen, het hooge, stout gewelfde voor
hoofd in d© hand, en den blik strak voor
zich uitziende.
Wezenloos zit hij daar, in diepe mijme
ringen verloren.
Het is een hoog en luchtig vertrek,
boekenrekken gaan rondom hem langs de
muren. Zware groenzijden gordijnen da
len langs de vensters omlaag, die ze geheel
bedekken. Op zwartmarmeren kolommen
verheffen zich twee witmarmeren borst
beelden, ware meesterstukken, in de hoe
ken. Een vroolijk, open haardvuur ver
spreidt een aangename warmte, want
wij zijn in het voorjaar.
Gezellig echter is dat vertrek niet.
Iets sombers, akeligs ligt er over alles,
over die symmetrisch in orde opgestelde
boeken, met die zwaar zijden groene gor
dijnen, rood gevoerd, over dat donkere
vloerkleed dat eiken stap onhoorbaar ma
ken moet.
Met een diepen zucht leunt hij opeens
achterover en sluit hij de oogen, alsof on
aangename beelden zweefden voor zijn
geest.
Nu valt het licht der lamp ten volle op
zijn gelaat.
De man ie niet gelukkig.
Wat een vaal, bleek gelaat; lang is de
blos der gezondheid geweken uit deze wan
gen. De smart heeft haren klauw gezet in
die zware rimpels, zij heeft die vouwen
in donkere lijnen getrokken rondom den
mond, om de fijne, saamgeknepen lippen,
op elkander gesloten, alsof zij een geheim,
dat niemand vernemen mocht, moesten ver
bergen. Diep liggen de oogen in dat bleeke
hoofd en dunne, bewegelijke neusvleugels
gaan er langs den fijn geteekenden neus.
Een geheim?
Ja! die man, die geleerde, die de wereld
verbaast door zijn wetenschap en schrif
ten, wiens leven tusschen zijn boeken en
zijn katheder heenvliedt, tot wiens verlich
te ramen 's avonds de voorbijgangers op
zien als tot een heiligdom der wetenschap,
die man is diep ongelukkig.
Die geleerde is arm aan de eenig ware
kennis, die beroemde leeraar mist den
eenig waren roem, die groote schrijver kent
niet de eenige ware grootheid, die arme
man heeft zijn geloof verloren. Zoekt waar
gij wilt, nergens zult gij een christelijk
symbool ontdekken. Geen Kruisbeeld!
Leest de titels van al die boeken, alle
werken van vijanden der Katholieke Kerk.
Die kamer is een arsenaal, een tuighuis
van beLsche wapenen, bedriegelijk als de
hel, valsch, vergiftigd als de hel.
Die kamer is een citadel des ongeloofs,
die hooge rijen van godde'ooze schrijvers,
als de wallen, welke hij heeft opgericht,
waarachter hij zich verschanst heeft om ze
ker te zijn, zoo waant hij, zeker tegen
het geloof, zeker tegen de Kerk, zeker te
gen God.
Want hij haat zoo meent hij de
Kerk. Alsof men zijn moeder haten kon!
Want de Katholieke Kerk is zijn moe
der. In haar schoot is h:j geboren en zijn
moeder naar de natuur leerde hem bidden
op h^ar schoot en vouwde zijne handjes
ten gebed, en de namen van den Heiland
en van Zijn zoete lieve Moeder, waren wel
de eerste geweest, die hij uitgesproken
had.
Want zijn moeder was een christelijke
moeder.
Hij heeft zoo even de pen neergelegd* zij
is nog nat van inkt.
Een nieuwen aanval heeft hij gedaan op
de Kerk, een nieuwen stormloop gewaagd,
een nieuw werktuig gesmeed.
Hadt gij toen gezien, hoe die pen krit-
selend vloog over het papier, hoe die oogen
flikkerden, hoe die wangen zich koortsig
kleurden met een lichten blos.
Nog kunt ge er iets, al is het zeer weinig,
van bespeuren, onder de perkamenttint
zijner wangen.
Toen heeft hij met een spijtigen ruk op
gehouden te schrijven, de pen neergewor
pen en had hij zich met een diepen zucht
achterover geworpen in den leuningstoel.
Hri kon niet werken, niet schrijven, het
wilde niet.
Was het omdat het de vooravond van
Paschen is, den dag, dat de geheele Chris
tenheid juicht en jubelt bij de herinnering
aan dat opengebroken graf, waaruit de
Heiland gloriestralend ten hemel opvaart,
in weergaloozen triomf?
De hel is overwonnen, de wereld ver
lost, de ketenen zijn verbroken, de
hemel is geopend.
Hallelujah!
Het lied der overwinning over dood en
graf!
Hallelujah!
Christus is yerrezen! Een nieuwe wereld
begint, een nieuwe zon gaat op, bet rijk
der liefde neemt een aanvang.
Zag hij dat inm'g roerende tooneel, die
teer l>edroefde moeder, neergebogen over
het ledige graf, in stilte, stomme smart, die
treurende vrouwen, die verslagen leerlin
gen?
Hoort gij het machtige lied der klokken,
ontwakend op de hooge torenspitsen in de
blauwe lentelucht, hun triomfkreet werpen
de van trans tot trans, het triomfale zege
lied: „de Heer is verrezen! Hallelujah?"
Ja, wel ging dat treffend visioen door
zijn verbeelding, maar verre, zeer verre,
zeer onduidelijk. Maar wat maakte bij
daaruit? Had bij niet voor altijd* gebroken
met den godsdienst zijner jeugd, met den
God zijner moeder, en zoo hij te kiezen
had gehad, voor of tegen den Heer, zou
hij niet geroepen hebben: „weg met Hem!
weg met Hem?" Riep hij zulks de wereld
niet toe, sinds jaren, door zijn geschriften,
door zijn lessen, zijn leerlingen, die zijn
talent aan zijn lippen boeit, en wier zielen
hij langzaam vergiftigt, met de volheid van
het gif, dat zijn hart vervulde tot over-
vloeiens toe, wier zielen hij koelbloedig
vermoordde, en toch half en half voe
lend. dat hij een gemeene moordenaar"
was?
Dat was een wonderleven, zijn leven
En toch, hoe vele levens zijn aan zijn
leven gelijk? Hoevelen wandelen denzelf
den weg en staan huiverend aan den rand
des afgronds, zouden omkeeren willen
o zoo gaarne! maar valse he schaam
te houdt ze terug.
Het hoofd zinkt langzaam op de borst
Wat willen al die herinneringen? Wat
moeten al die beelden, die er, ondanks hem,
opdagen voor zijn geest; gestallen van
allerlei aard? Heeft hij d3n niet afgedaan
en voor goed afgedaan met d'ie beuzela
rijen, met dat kinderspel, zooals hij zulks
noemt? Hoe kan een ernstig man zich me'
zoo iets ophouden?
En zijn moeder?
Hij heeft haai- toch lief gehad, en zoo
zeer en zijn vader eveneens, hij was
een brave, edele man, diep godsdienstig.
Maar het waren toch ook maar bekrom
pen menschen en is dan met den dood.
niet alles uit? H'j draagt hun een soort
van kinderlijken eerbied toe in zijn harl;
bij wijze van vereering een soort van
piëteit heeft hij hun zijn dierbaarste
herinneringen gewijd en bewaard in kin-
dertrouwe, en toch, waarom zijn hen;
die herinneringen zoo lastig? Hij wil ze
niet zien, hij wil ze niet hooren! Zie! waar
om niet? Omdat zij voor hem oprijzen me*
een stil en droevig verwijt in de ernstige
oogen. Met treurende blikken en woorden
gaan zij voor zijn oog voorbij, die lange
rijen van dierbare gestalten.
Waarom kan hij dan heden die beelden
niet verjagen, niet afschudden? Alles is te
vergeefs.
Hij schudt met het denkend hoofd, hij
gaat met de fijne, witte hand over het
voorhoofd en wrijft de peinzende oogen
en toch Opende zich daar de deur niet,
en een slanke vrouw met lange, b'onde lok
ken, in een wit morgenkleed een liefHik©
verschijning trad zij niet binnen met
een aanvallig knaapje?
BESCHRIJVING DER PLAAT.
Hier in het Zuiden maakt men aanstal
ten om de* eigenlijke zómermode met een
zekere ceremonie binnen te halen. Dat
klinkt wel een beetje vreemd voor een
land, waar het bijna altijd zomer, althans
bijna geen winter is, maar toch is het zoo
en wacht de vrouwelijke monde" met
eokor ongeduld den dag af, waarop ze zal
weten wat ze voortaan behoort te dragen.
Beroemde kleermakers uit Parijs laten per
affiche of invitatiekaarten bekend maken
wanneer ze zullen arriveeren met hun
nieuwe collecties in een of ander ultra
modern hotel en groote warenhuizen, die
zich meer op confectie specialiseeren laten
eveneens weten dat op die of die datura
een „exposition générale" zal plaats heb
ben van de „nouveaux modèles d'été",
welke tentoonstelling, zooals te begrijpen
is dan plaats heeft in de étalages van het
huis en daardoor de ongewone belangstel
ling trekt van winkelend of flaneerend pu
bliek. Bovengenoemde kleermakers echter
toonen hun modellen door middel van
speciaal daarvoor afgerichte meisjes
mannequins die zicb uitsloven de cos-
tuums op hun voordeeligst te laten zien.
No. 161. Ziehier een model van een
heel eenvoudige robe, die op bijna alle
uren van den dag dienst kan doen. Zij is
van grijs-roode kaska, met op de borst een
ondergezet plastron van witte crêpe de
chine. Mefri bevestige dit plastron zoodaiiig
dat het gemakkelijk uitgenomen en weer
bevestigd kan worden voor het geval men
bet wil wasschen. In de beide zijden valt
een lange plooi naar beneden; zij wordt
voor het grootste gedeelte vastgezet en op
den rand ervan plaatst men een aantal
beenen knoopen, in dezelfde kleur als de
stof. Vier van dezelfde knoopen, maar
kleinere, vindt men aan de mouwen. Kou
sen beige en schoenen zwart. Patroon 1.35
No. 162. Een modern meisjesjurkje
van beige cashinette. Van voren over de
beele lengte een stolpplooi en in de zijden
enkele gewone, zeer breede plooien. Het
ceintuurtje is van wit leer en van witte
crêpe de chine is het kraagje en het on
dergezet strookje aan de mouwen. Van
voren zien we nog twee zakjes en bro
derie in bruine fijne zijde. Kousen beige
en schoenen bruin. Patroon, van 814
jaar 1.
No. 163. Van lichtblauw effen crêpe
laine is dit charmante meisjes jurk je. De
voorkant heeft een ingezet borststuk met
aan weerszijden een groep plooien. Het
rokje heeft vanaf de ceintuur in de beide
zijden een stolpplooi die het wat meer
wijdte geven. Vóór den hals nog een klein
split je op drie knoopjes sluitbaar en
langs het kraagje, onderkant der mouwen
en als omboording der ceintuur een roode
tres. Kousen licht grijs en schoenen
zwart. Patroon van 814 jaar 1.
No. 164. Geeft nog een model van een
lange zwarte mantel een z.g. „Direc-
toir". Een beige bruine Rodierstof gebruike
men ervoor. Men lette op den langen split
in den rug. Van voren wordt deze mantel
op drie in kleur bijpassende beenen knoo
pen gesloten als ware het een heeren
overjas. Patroon 1.35.
No. 165. Een kinderjurkje van blauwe
serge met mouwtjes en ingezette borst van
gebloemde witte crêpe. Ceintuur en de
twee rechte strookjes die hem op z'n plaats
houden, van wit leer. Van binnen langs
den onderkant nog drie smalle strookjes,
die telkens over elkaar vallen. Kousen
grijs, schoenen zwart. Patroon van 814
jaar 1.
No. 166. Een lange mantel van witte
kasha afgezet met lila of roode tres. Pa
troon 1.35.
LUXE ZAKDOEKJES.
De zakdoek, het vroeger zoo prozaische,
onbelangrijkste artikel, waaraan men
geen anderen eisch stelde, dan dat hij
schoon was en in goeden staat verkeerde,
is thans een belangrijk detail van ons toi
let geworden.
Er valt heel wat verscheidenheid op te
merken in het soort, hetwelk aan het doel
van „zakdoek" beantwoordt en nog meer in
het soort, wat enkel bestemd is tot versie
ring, de fantasie-zakdoek.»
Deze speelt in de mode-wereld thans
een werkelijk niet-te-beseheiden rol.
Dit nietig detail van het toilet, vraagt
meer en meer onze aandacht, door zijn bij
zonder luxueuse uitvoering.
Crêpe de chine, crêpe Georgette en zijde
batist zijn wel de voornaamste materialen
waar deze van gemaakt worden.
Nouveauté is het, een goudomranding of
een a-jour-zoom van gouddraad en kleine
goudborduursels aan te brengen. Als ge er
prijs op stelt zulk een ijdelheidje te bezit
ten, zal het u weinig, moeite kosten het
zelf te vervaardigen.
Een klein lapje crêpe of batist in een
teere kleur, zoomt ge in het vierkant om
met een gouddraadje. Ge kunt daartoe den
rijg- of den steelsteek gebruiken. Dan zet
ge den rand met een goudgalon of goud
kantje af en zie daar, ge hebt het modern
ste zakdoekje!
Prefereert gij iels met eenig dessin,
kimt ge natuurlijk een gebloemd, gestreept
of geruit lapje zijde gebruiken, doch ge
I dient lichte kleuren te kiezen.
In beschilderde zakdoekjes is heel veel
moois te zien! Er zijn er in alle denkbare
kleuren met hloem-motieven, blok-figuren
en in Oosterschen trant.
In plaats van het polshorloge, ziet men
thaiis wel een zijden zakdoekje tusschen
een bijpassend lint om den pols dragen,
wat wel aardig staat Het lint is meestal
voorzien van een sieraad, b.v. een gesp of
een luxe doosje, waarvan het deksel cpn
spiegeltje is.
Voorts zien wij den fantasiezakdoek aan
het wandeltoilet, aan het sportcostuum en
uit de opening van het handtaschje kijken;
ook onderbreekt hij de sobere lijn van de
in.donkeren toon gehouden manteljapon.
ANNIE M. M.
D E VROUW IN DE KEUKEN.
Het is een echt Hollandsch gebruik om
met Paschen onze huisgenooten en vrien
den te tracteeren op Paasch eieren.
Ik wil hier nu waarschuwen tegen het
gebruik van te veel eieren.
In de maag wordt het gebruikte eiwit
(eiwit, phosplioor en aschdeelen) en het
eigeel (veldeelen) door het maagzuur ge
maakt tot een vaste substantie, welke bij
overmatig gebruik zich op elkaar zet als
een klont, die blijft vastzitten en dikwijls
oorzaak wordt van een ongesteldheid, die
alleen bij doktersbehandeling kan genezen.
Als wij ons op Paaseheieren willen ontha
len, houden wij ons dan aan het echte ge
zonde Hollandsche gebruik en maken wij
de Paaschtafel klaar 's namiddags om
streeks 4 of 5 uur (veronderstel dat u om
12 of 1 uur het middagmaal gebruikt hebt.)
En houden we ons dan aan de Holland-
sche spreuk: „Vier eieren is een Paaschei".
Dit aantal is voor ieder volwassen
persoon genoeg, haast meer dan genoeg.
Presenteer bierbij geen gewoon brood,
maar krentenmik. Wil u zelf krentenmik
bakken, doe dan in een groote pan of
schaal 2 K.G. uügezeefde bloem, maak een
kuiltje aan de kant der pot of schaal in den
bloem en .giet daar in 50 of 60 gram gist,
die men eerst met een weinig lauwe melk
en een theelepeltje suiker heeft aange
maakt, strooi er een weinig bloem over. Als
de gist begint te rijzen, begint*men aan
den overkant daarvan den bloem te men
gen met een-liter lauw gemaakte goede
melk, waarin een greepje zout (niet meer
dan 50 gram). Als de bloem (op het laatst
ook de gist) goed is dooreen gemengd en
een paar keeren flink opgeslagen, mengt
men er door 200 gram gesmolten boter, 4 of
6 heele eieren, 200 gram krenten en 200
gram rozijnen zonder pitten (krenten en
rozijnen moeten eerst flink door de han
den gewreven worden bij wijze van schoon
maken), slaat alles nog eens goed dooreen
en laat het dee? bedekt met een doek
een uur rijzen. Besmeer uw broodblik met
slaolie. Leg nu het deeg op een met bloem
bestrooide tafel, maak er een ronde bal
van, druk het dan plat, rol het op zoodat
ge de naad van onderen hebt en leg het
zoo in uw besmeerde broodblik. Laat het
blik nog een kwartier staan, op een warme
plaats, zet het dan in een heele oven, en
bak het brood uur. In een fornuis-oven
moet men hel brood na een half uur met
den anderen kant van het blik naar het
vuur keeren. Na uur prikt men met een
lang scherp stokje in hef brood Als men
het er uit haalt eu er kleeft geen deeg meer
aan het stokje, dan is het brood gaar. Haal
het brood uit den oven. en zet of leg het op
zijn kant, om uit te wasemen.
Voor het kooken van eieren brenge men
altijd het water eerst aan de kook. en doe
er een greepje zout in. Het zout voorkomt
het springen en kapot koken van eieren.
Kookt uw eieren nooit langer dan 4 minu
ten. Dien ze warm op en presenteer er sne
den krentenmik en koffie bij.
Zoo Paaseheieren eten. dames, zal aan
iedere deugd voldoen, omdat meu met de
vaste substantie van eieren ook een luch
tig voedsel inneemt: de krentenmik: dez:
combinatie is voor onzen maag heel goed.
L. G. BOL.
PATRONEN NAAR MAAT.
Papieren patronen op maat gemaakt,
kunnen besteld worden onder toezending
of bijvoeging van het bepaalde bedrag
plus 15 cent porto, aan hel Comploir des
Patrons, Molenstraat 4-3 B, Den Haag De
maten op te geven volgens onderstaande
teekenimr.