Calender'der week 1 Artecdoten. 1 ZONDAG 5 April Palmzondag. In je palmwijding en de processie, welke glials bet uitdeelen der palmen, plaats lehben vóór de Hoogmis, viert de H. Kerk Jezus' triomf. Voor een oogenblik vergeet pj hare boefestemming om Christus als Koning te huldigen door het her ben en voor-óogen-stellen van Zijn Jonevollen intocht in Jeruzalem. Voor (osis de processie een opwekking tot deel name aan Jezus strijd en lijden, om een maal ook deel te hebben aan Zijn zege praal- jfis: Domino. In stille H.H. Missen tel laatste Evangelie v. d. Palmwijding. lijdensverhaal volgens Matlheus. Credo. >efatie v. h. H .Kruis. Kleur: Paars. De H. Mis vormt een schrille legenstel- fog met den Hosanna-jubel uit de Palm- „png.Het is de H. Mis van 's Heeren lijden. De introitus stelt ons voor oogen jjü verlaten Heiland, in diepe vernede ring en gehoorzaamheid tot aan het Kruis, Zijn Vader om hulp smeekend. gehoorzaamheid, nederigheid en geduld mogen ook onze gevoelens zijn (Epistel), iraarom wij vragen in het Gebed. Het is Wil des Vaders, dat de Zoon zoo mach loos is tegenover Zijne vijanden; daarom 1 herast de Heiland daarin; het loon, de op name in de glorie, zal niet uitblijven. Een aanmoediging voor ons, als wij zien hoe God dikwijls de braven kastijdt en de zon- laars (althans uiterlijk) tevredenheid schenkt. (Graduale) Ons geloof is nu weer rorsterkt en stelt ons in staat eerbiedig te luisteren naar Christus' smartvolle lijdens nachten (Tractus) en Hem te zien lijden (kdensverhaaï). In het Offertorium Haagt de van allen troost versloken Zalig maker, hoe men Hem spijzigde met gal en Zijne dorst lesehte met azijn. Maar hoe hitter ook de lijdenskelk is, als de Vader wil, dat Hij die drinke, Zijn H. Wil ge- ichiede (Communio) Geven ook wij ons ge- beel over aan den H. Wil van God, dan mllen door Christus' Kruisoffer onze fouten uitgedelgd en onze verlangens naar gerechtigheid vervuld worden. (Postcom- munio.) MAANDAG 6 April Mis v. d. dag (zonder Gloria en Credo) Judica 2e gebed voor kerk of Paus. Prefatie v. h. H. Kruis. Kleur: Paars. DINSDAG 7 April Mis v. d. dag. Nos aulem verder als gisteren Lijdens verhaal volgens Marcus. WOENSDAG 8 April M i s v. d. d a g. Tn Nomine Jesu verder als eergisteren. Lijdensverhaal volgens Lucas. DONDERDAG 9 April Witte Don derdag. Mis v. d. dag. Nós autem. Gloria en Credo. Prefatie v. h. H. Kruis. Hen lette op de veranderingen in den Canon (lijst der Vaste gebeden) der II. Ii9 zooals die aangegeven staan op Wit te Donderdag. Kleur: W i t. De Liturgie van vandaag spreekt van rreugde en droefheid. Het Kruisbeeld op Let altaar is met een witten doek bedekt; let orgel wordt gespeeld tot en met de Gloria, onder het zingen waarvan de altaarschel en de kerkklokken luiden. De priester is bekleed met de witte vreugde liederen, want vandaag is het de gedenk dag van de Instelling v. h. Allerheiligst Sacrament, van de eerste H. Communie en priesterwijding der Apostelen. Maar het afscheid des Heeren en Judas' droevig verraad maken dezen dag tot een droeven dag. En daarom wordt de altaarschel ver vangen door een ratel; het orgel zwijgt evenals de kerkklokken lot aan de Gloria van de Paascbmis op Paasch-Zaterdag- morgen. (Nu Christus gaat lijden, ver stommen alle vreugdeklanken). Na de plechtigheden wordt het altaar ontdaan van de altaardwalen en sieraden. Alleen Let kruisbeeld met paarse rouwdoek blijft met zes kandelaars staan voor het ge opende en verlaten tabernakel. De onthloo- ling van het altaar wijst ons er op dat het Onbloedig Offer tijdelijk is opgeheven en Let ontkleede altaards een sprekend beeld tan den verlaten Christus aan het kruis. VRIJDAG 10 April Goede Vrijdag Oe sterfdag van onze Heer Jezus Christus. Vandaag wordt geen H. Mis opgedragen. Al onze aandacht dient gevestigd op het bloedig* Kruisoffer. Onder de plechtig heden kleur Zwart. In de zinrijke en Loogst indrukwekkende plechtigheden van Aan Goeden Vrijdag bedoelt de H. Kerk ms voor oogen te stellen: Jezus aan het Kruis, opdat wij tot leedwezen gestemd, dps hart zóó bereiden, dat wij de vrucht óer Verlossing deelachtig worden. Doordringen wij ons diep van onzo «chuld, van Gods rechtvaardigheid en bid den wij om vergiffenis, als vrucht van Christus' Lijden. ZATERDAG 11 April Paaschzater- dag. Bij de plechtigheden is de kleur der ?ewaden: Paars; bij de wijding der Paaschkaars en in de H. Mis: Wit. De plechtigheden ende H. Mis spreken CDs van het geheim der Vertijzenis van Christus, ons Hoofd en van de geestelijke verrijzenis van Christus Lichaam (Wijding v. h. Nieuwe Vuur en de Paasch- wars) en de ledematen, de geloovigcn. (Wijding van Doopvont en Doopwater). In de twaalf prophetiën wordt ons het tijd- Pevk voor oogen gesteld, waarin de Aarls- Jtes verlangend uitzagen naar het Nieuwe Rijk, dat Christus, de Messias, slichten zou en het menschdom nog niet deelachtig was aan de genade der Verlos- "?8. Aldus bereidt zij ons voor op de her- jucuwing van leven, die zij in de heerlijke "&ascbmis viert (Epistel). Deze Mis werd ^oeger opgedragen in den nacht van vierdag op Zondag. (Zie Gebed. Prefatie) Alleluja. Lof aan God voor Zijne goed- ,e'd) uitstralend in de weldaad onzer Ver ding. (Tractus.) N.B. In de H. Mis weer de Psalm: Mica. Geen Introitus. Onder de Gloria q 811 de altaarschel en de kerkklokken, een Offertoriumzang. Achter de „Lavabo" weer Gloria Patri. Prefatie van Paschen (invullen: vooral in deze nacht.) Men lette op de veranderingen in de Canon der H. Mis, aangegeven op Paasch- Zaterdag. Geen Agnus Dei. Geen Postcom- munio. Na de Nuttiging onmiddellijk de Vespers. ALB. M. KOK, I.isse. Pr. UiT HET LEVEN VAN PiUS IX. Op een mooien zomeravond van liet jaar 1853 maakt Pius IX een wandeling in den Vaticaanschen tuin. De dag was erg inge spannen geweest. De H. Vader sprak wei nig: 't hoofd zat Z. H. vol zorgen en de ge varen en nooden der Kerk gunden zijn ge dachten geen rust. AI voort wandel end, zag de Paus opeens tusschen bet groen oen kleinen jongen staan, met zijn beide handen vol bloemen, 't Was' wel niet vermetel geoordeeld, dat de bloembedden van 's Pausen tuin het hadden moeten ontgelden. De hengel had den II. Vader pas gezien, of hij verschool van kleur, üet de bloemen vallen en keek bedremmeld voor zich uit, in afwachting van wat er gebeuren ging. Pius IX, gelijk men weet, de goedheid in persoon, stapte op den knaap toe en vroeg vriendelijk, waar hij die mooie bloemen toch gevonden had. „Hier in dezen tuin", klonk het bedeesd uit den knaap. „Maar waarom wierp ge ze weg, toen ge mij zaagt aankomen?" „Moeder is ginds achter in den tuin. Zij heeft mij verboden, de bloemen aan te raken." „Gij hebt dus niet naar liaar geluisterd? Onthoud het goed, mijn kind, ongehoor zaamheid is iets leelijks, afkeurenswaardig. Maar ik zie aan je tranen, dat ge er spijt over hebt. Dat vind ik mooi. In naam van je moeder- en in je eigen naam vergeef ik je misslag. Ge krijgt nu ook andere bloe men. Hoe vindt ge die witte rozen?" „Wat een mooie bloemen, H. Vader!" „Nu, pluk dan een mooie bouquet. Ik geef er u verlof toe." De jongen bedankte den H. Vader voor zijn goedheid. Slechts één witte roos zou hij gaarne hebben en zijn moeder willen brengen. De goede Pius IX hernam verbaasd: „Maar één roos?? Wat hebt ge nu aan een enkele roos?" „Moeder heeft dan een aandenken aan U, H. Vader. Zij houdt zooveel van U, iederen avond moet ik voor u bidden." Die eenvoudige woorden vervulden 'f hart van Pius IX met een wonderbare zoetheid. Hij legde zijn hand op het hoofd van den knaap en wilde zijn naam weten. „Ik heel Lionello", gaf deze ten antwoord. Nog een paar oogenblikken rekte Pius IX t' gesprek, lei dan den jongen zegenend zijn hand op en wilde clan verder gaan. Dit scheen Lionello te bedroeven. Zijn vroolijke trekken veranderden plotseling en hij richtte een paar bezorgde vraag-oogen op den Paus. Wat een vreugde voor den knaap, dat de H. Vader in zijn oogen den stillen wensch las. „Ge hebt nog iets op 't hart. Kom, zeg het maar." Aarzelend en vreezend, dat hij wellicht te ver ging, vroeg hij den Paus: „H. Vader, gij hebt mij gezegend, ofschoon ik uw bloe men vertrapt heb. Hebt gij geen zegen voor mijn vader, die tegen uw soldaten gevoch ten heeft?" De angstige vraag was er uit en de grootmoedige Pius antwoordde: „Ik zegen hem." „Hij is dus niet meer uw vijand en gij hebt hem ook vergiffenis geschonken?" „Ik vergeef hem, gelijk ik al mijn on dankbaren kinderen hun misstap kwijt scheld." „O! dat. ga ik moeder vertellen; wat zal zij gelukkig wezen!" „Ja, mijn kind, ga het haar vertellen. Maar onthoud nog deze les: Houd veel van Jezus en Maria, wees gehoorzaam aan je ouders en, vergeet nooit den zogen, dien ge van don Paus gekregen hebt." De Paus ging hren en Lionello huppelde weg naar zijn moeder met zijn witte roos en de vergiffenis van den H. Vader. We zijn in November 1867. Treurige din gen hebben zich in tusschen voor de Kerk teruggeroepen, Rome verlaten, of een bende roovers, schurken, Joden, vielen onder aanvoering van Garibaldi, het pau selijk staatsgebied binnen. Rome was zelfs bedreigd. Gelukkig had de pauselijke armee het gevaar voor het oogenblik be zworen door haar overwinning op de Gari baldisten hij Mentana (3 November 1867.) De toekomst bleef echter nog in sombere nevelen gehuld en beklemde het hart van Pius IX. Kort na hun overwinning keerden de zouaven naar Rome terug. De Paus, de vriend zijner soldaten, verwelkomde zijn dapperen en bracht een bezoek aan bet lazaret, waar ook gewonde Garibaldisten verpleegd werden. Hij bleef voor ieder bed staan en had voor allen vriend en vijand, een troostwoord over. Opeens stond de H. Vader verbaasd stil. Had hij dien man daar niet meer gezieh? De trekken van zijn gezicht kwamen hem zoo bekend voor. En intusschen fluisterde men bet Pius in de ooren; „Dat is een carbonaro. De dood is niet ver meer en toch wijst hij de hulp des priesters af." „Arme mau." lispelde de Paus zachtjes en zag den gewonde nog scherper aan. Dan nam hü diens band in de zijne en be groette de zieke met: „Lionello!" De jonge man sloeg zijn oogen op en zag het goedig gezicht van den Paus. En deze ging zachtjes verder: „Kent gij mij nog? Weet ge nog, dat ik u eens als kind in den tuin van het Vaticaan een witte roos ten geschenke gaf?" Het weinigje bloed, dat de gewonde nog had, steeg hem omhoog, zoodat hij lichte lijk kleurde. „O ja, ik herinner 't me nog. Wat was ik toen gelukkig!" „En thans zijt ge ongelukkig, niet waar?" „Hoe is er voor mij geluk mogelijk! Ik heb niemand, die mij bemint." „Maar gij weet toch wel, dat ik 'n vriend, een vader voor u hen?" „Neen, dat dat kan ik niet, ik heb tegen u gevochten en mijn leven lang heb ik veel kwaad gedaan." „Als gij spijt licht over uw zonden, wil God u van harte vergeven. Betreurt gij dan niet uw misslagen, mijn kind?" Do H. Vader logde in zijn woorden zoo veel liefde en medelijden, dat het hart van den carbonaro week werd als was. Tranen stroomden langs zijn wangen. „O, H. Vader," smeekte hij na eenige oogenblik ken van stilte, „scheld me toch alles kwijt, Ik heb mij aan valsche vrienden overge geven. Had ik toch naar moeder geluis terd!" „Waar is mv goede moeder?" „Zij is dood.gelukkig, ja, want nooit had zij 't kunnen verdragen, dat ik aan wonden, in dezen heiligschennenden oor log opgedaan, sterven moest." Met deze gedachte wond de zieke zich zoo hevig op, dat de wonde zijner borst openscheurde en een golf bloed uitdreef. Machteloos zonk de zieke terug; zijn oogen staarden in die des Pausen en schenen op nieuw om vergiffenis te smeeken. Het werd tijd. De H. Vader zond de omstanders heen en bleef een paar oogenblikken in gesprek met Lionello. Dan hief de Paus zijn hand op en, terwijl hij de woorden der vergeving sprak, teekende hij den stervende met het heilig kruis. Weinig tijds daarna stierf lionello, ver zoend met God en den Paus, die hij beiden zoo zwaar bedroefd had. DE MCEDER VAN DEN MARTELAAR. De volgende treffende gebeurtenis op de Vaticaansche Missie-tentoonstelling wordt verhaald door den ZeerEerw. Pater Colum- banus G!ément O.F.M., in De Gazet van Antwerpen, d.d. 2 Febr. 1925: De zaal van het H. Land vertoont aan hare wanden de martelie van vele Fran ciscanen, die door de Turken om het leven werden gebracht. Gisteren gebeurde in die zaal een feit, dat de toeschouwers in hun leven nooit vergeten zullen; een feit, dat ons doet den ken aan de moeder van den H. Pancratius, die, nadat haar lieveiingszoou in die Nero's dagen door eenen panther werd ver scheurd, daags daarna in den Romein- schen circus trad, om met eerbied de plaats te kussen, waar haar zoontje-marte laar gevallen was. Onder de bezoekers, die gisteren deze martelaarszaal en die van het H. Land doorwandelden, trad traagzaam ook een zeer bejaarde vrouw, in rouwkleederen ge huld, gebogen onder den last van haren 80-jarigen ouderdom. Zij steunde op den arm van haren zoon, priester-conventueel, die zijne oude moeder korter hij het hart drukte, naarmate zij naderkwamen hij de plaats, waar de kunstschildering hangt van Villani, den vreeselijken marteldood voorstellende van den Minderbroeder, Pater Alberto d'Amarisse, te Cave-bij- Rorne geboren, en door de Turken in Ar menië, met vele zijner Christenen, afgrijse lijk voor liet Geloof vermoord ten jare 1920. Bij eiken stap dien zij stelde, zuchtte de arme vrouw meer jen eer: „Waar is hij? Waar is mijn zoon Alberto toch?!" Hare dochter en andere bloedverwanten, die haar volgden, spraken haar moed in het hart, toen zij allen staande bleven vóór het realistisch meesterstuk van Villani; „De marteldood van Pater Alberto cl'Ama- risse". De marteldood van haar eigen zoon De moeder herkende henq dadelijk, en toen brak een vlood van tranen los, zoo hartverscheurend pijnlijk, dat de onver schilligste toeschouwers, tot de soldaten der Vaticaansche wacht toe, allen tot tranpn bewogen waren. Zij had het hooren zeggen van eenige harer dorpsgenooten, die ook de Missie tentoonstelling hadden bezocht, dat de marteldood van haren zoon, daar kunstig in mansgroote was voorgesteld, en van stonde af, had zij noch rust noch vrede meer; dét moest, dat wilde zij zien, on danks hare kinderen al deden wat zij kon den, om aan moeder dien indruk te ver mijden. Al weende zij hitter, bij 't zien van den marteldood van haar zoon, toch voelde zij een hemelsche vreugde, door hare tranen heen, omdat God haar had uitgeroepen, om moeder te zijn van eenen bloedgetuige des Geloofs, die leed en streed voor Christus' leering. Die vreugde voelde mevrouw d'Amarisse nog sterker, wanneer zij eenige stonden daarna, geleid werd naar de zaal der sta tistieken. waar elke kloosterorde of Missie congregatie, hare werkzaamheid uitstelt der vreeme landen. De eerste statistiek, die aan den ingang de bezoeker aan schouwt, is de reusachtige triptiek der Minderbroeders-Franciscanen, met hare 56 Missielanden, en hare 2662 zendelingen. De rechtervleugel van deze triptiek, 5 M. hoog, is eene aangrijpende verheerlijking der 28 Minderbroeders-Franciscanen, die in de 25 laatste jaren, hun bloed vergoten op het Missieveld. Hun 28 beeltenissen omkronen een gouden kruis op bloedrooden grond, mot groene zegepalmen doorvloch ten, en bovenaan hun aller zielenleus: „Zij beminden Christus in het leven: zij volgden Hem in den dood," Toen mevrouw d'Amarisse, in die liel- denrei, ook de beeltenis van haren „Al berto" wedervond, dan stilde zij hare tranen, en, God lovende, dacht zij wellicht, aan de blijde verheerlijking die volgen zal haren „Alberto" onder de gelukzaligen vereerd te zien. Veel werd in Rome over treffende voorval gesproken, en in zijn stillen een voud spreekt het hoog en machtig; im mers, geen taal is welsprekender dan het bloed der martelaren en do tranen hunner moedors. Zulke feiten, nevens zooveel andere, too- nen eens te meer, dat de Kerk is en blijven zal: Heilig, Katholiek en Aposloliek, vol levenskracht, vol heldendeugd, vol opoffe ring, zoowel nu in alle zendclingslamlén, als zij het was in de apostellijdcn, in 't oude Rome van weleer. DE OOIEVAAR. Als weer en wind ons dienstig zijn, zal reeds in een of ander deel van ons land de Ooievaar gesignaleerd zijn, als flit onder de oogen der lezers komt Want alle trekvogels, die den winter in het vei*re Zuiden doorbrengen, zou je lenteboden kunnen noemen, maar het meest letten de menschen toch op den Ooievaar; als die er is, vertellen de kranten het. Zijn zij er bijtijds, dan hopen de landlieden op een mooi voorjaar en een vroegen zomer. Wie een blijde boodschap brengt, is meestal welkom! Dat ondervinden onze trekvogels ook. Zwaluwnesten worden graag tegen den muurrand gezien (als ze de boel maar mei bevuilden!) en den Ooievaar komt men zelfs hij den bouw van zijn huis te hulp. Een afgedankt karad of een oude eg legt men soms op het dak van de schuur of in den top van een boom of paal; dat zijn nog geen nesten, maar toch de grond slagen. Gewoonlijk is het Maart, als'de Ooievaar zic'i in onze streken weer opnieuw komt vestigen. Het mannetje is er altijd een paar dagen eer dan zijn vrouw. Hij neemt den toestand van zijn oude buis eens op, en, als het wijfje komt, is hij met de her stelling al een eind op streek. Van opruimen houdt hij niet; ieder jaar bouwt hij zijn nieuw nest maar weer boven op hot oude, zoodat lang gebruikte nesten dikwijls zeer hoog worden. Gaat het werk naar hun zin, dan laten ze een tevreden geklepper hooren, dat ontstaat door het tegen elkaarslaan van de heide snavel helften. Eerst wordt hout, daarna dunnere twijgen en riet, en eindelijk wortelvezels, hooi en veertjes aangedragen om het nest te voltooien. Het wijfje legt er vier of vijf eieren in, die wel wat op die van eenden lijken, en gaat er dadelijk op zitten broe den. Het mannetje zorgt voor de voeding van zijn vrouw en houdt in leegc uren trouw de wacht. Zelden verlaat het wijfje in den broedtijd het nest en als ze uitvliegt, dan blijft ze locii maar eventjes weg; de heer des huizes verliest dan de eieren niet uit het oog en is steeds op zijn post om ze te verdedigen. Gevleugde vijanden heeft hij niet en de menschen beschermen hem; zijn eenige aanvallers zijn soms andere ooie- j vaars, die hem verjagen willen om bezit te nemen van zijn huis. Dan ontstaat er wel eens een verwoed gevecht, dat met den dood vai een der partijen eindigt. Na. ongeveer dertig dagen broedens komen de jongen uit, die in de eerste weken niet op hun pooten kunnen staan. Is de wiegtjjd voorhij en staan de kinderen al op eigen beenen, dan is de voedering uil de verte heel goed waar te nemen. Eerst worden de wormen en slakkeu, die in de ooievaar wereld het kindervoedsel vormen, in den bek der kleinen gestopt. Later leggen de ouders die weekdieren op den neslrand en moeten dé jongelui 't eten zelf opp.kken. Spoedig beproeven deze hun vleugels en vliegen uit. Ze laten hun ouders echter nog niet in den steek, doch zwieren en zweven den lieelen zomer in de buurt van liet nest. Maar vragen om eten doen ze niet meer; ze drijven op eigen wieken en zorgen geheel voor zich zelf. Langzaam scheert hij met kalme wiek slagen over het weiland met scherpen blik turend naar alles, wat op de groene vlakte beweegt Dan laat hij zich neer op den slootrand. Een paar groote stappen en hij staal midden in het groenachtige water Voor 't nat worden of bederven van zijn gevederle behoeft hij niet bang te zijn want het water staat pas halverwege zijn lange, onbevederde pooten. En de korte vliezen tusschen de teenen voorkomen het weg zakken in den modder. In slooten en poelen voelt zoo'u steltlooper zich net zoo goed thuis als op het droge. Even blijft hij zoekend voor zich staren. Misschien aast liij op een kikker, die zoo even op den kant zat en nu probeert om zwemmend te ontkomen. Snel schiet eens klaps de spitse vogelkop omlaag, duikt even en heft zich dan met den spartelenden kwaker weer omhoog. Zoo kan hij hem echter niet slikken; behendig werpt hij zijn prooi omhoog om hem op le vangen in beter stand. Levend schuift het diertje nu naar binnen; je merkt zijn doodskrampen nog aan de bewegingen van den langen hals. Ook de muizenjacht beoefent heer Langbeen met genoegen en geduld. Uren lang zie je hem soms in het weiland staan, schijnbaar in droomerijen verdiept, doch in werkelijkheid loerend naar het hol van zoo'n kleinen aardbewoner, om dien dade lijk bij het verlaten van zijn woning te paki ken. Ziet hij kans grooter wild machtig te .worden dan laat hij die gelegenheid niet voorbij gaan. Jonge hazen, mollen en slan gen beschouwt hij als hegeerlijk voedsel. Zulk een prooi moet hij echter dooden met zijn ltrachtigen hek. In Jqli reeds beginnen de groote samen komsten voor het naderend vertrek. De krachten worden gemeten, en alle, die eenig gebrek vertoonen, worden onverbid delijk gedood. ALs liet „gericht" heeft plaats gehad et) tot de reis besloten is, ver heft zich klepperend de schare hoog in de lucht, daalt dan weer en zet koers naar de stroken, die geen winter kennen. Den kop vooruit en de pooten naar achter gestrekt, neemt bet lichaam een gerekten vorm aan, en klieft, door zware wieken voortgestuwd, gemakkelijk de ijle ruimte. In rustige en tcch snelle vlucht gaat de karavaan naar Midden-Afrika, zoodat niet alleen Europq, en de Middellandsche Zee, maar ook de .Sahara vliegend wordt bereisd. Het ge hemd zelfs, dat ren troepje ooievaars als bij vergissing Soedan onder zich laat hóen- schuiven en neerstrijkt bij do boeren in Zuid-Afrika. Vroeg je den ooievaar, waar bij bet liefst vertoeft: in onze lage 6treken of in hot heetc negerland, «dan zou hij vertellen, dat het Zuiden zijn toevlucht in nood, maar het Noorden zijn thuis is. Hier broedt hij en voedt hij zijn kinderen op, daar zorgt hij alleen voor zich zelf, hier doet hij ouder liefde blijken, daar mist hij het genot van te leven voor anderen. Hier handelt hij als bewoner, daar leeft hij als gast. Het lijkt wel wonderlijk, dat een be reisde vogel, die zooveel trotsche bergen en heerlijke landen ziet, zich in ons klei gebied bet meest thuis zou voelen. En toch bewijst hij door zijn daden, dat hij er zoo over denkt. En hij niet allf-n. al die hon derden, die we eerstdaags weer zien ver schijnen, zoeken hier hun vaderland. Het schijnt er toch nog zoo slecht niét te zijn ondanks werkeloosheid, hooge belastingen, verminderingen van salarissen en wat dies meer zij ALLERLEI. Bescherming van hout tegen vocht. Wanneer hout aan de inwerking van do vrije lucht is blootgesteld dan treden steeds veranderingen op in het vochtgehalte waardoor liet hout zwelt, trekt en scheurt. Om vast te stellen in hoever hout te.gen de ze veranderingen beschermd wordt door 't bestrijken van Jiet oppervlak met een of an dere massa werden door het boschfechni- sci.c proefstation ju Wisconsin (Vereenig- de Staten; een reeks proeven genomen. Een bestrijdingsmiddel, dat volledige be scherming biedt tegen den invloed van vocht weid nog niet gevonden, al heeft men met verschillende soorten ook belang rijk succes behaald. Het middel dat meestal als het beste wordt aanbevolen, n.L 'lief bestrijken met lijnolie heeft hij de proeven volkomen ge faald. Niet veel betere resultaten werden bei-eikt door het bestrijken met een oplos sing van twee deelcn boenwas en vijf dec- Ien lijnolie. Olieverf vormt een tegen het weer be stendige laag aan de oppervlakte van het hout doch de laboratoriumproeven wezen uit, dat zulk een laag wisseling in het vochlgehalle van bet hout niet kon belet ten. De hoedanigheid van de gebruikte verf stof scheen hieraan niels le veranderen. Grafietverf b.v. bleek in dit opzicht onge veer even werkzaam als gewone olieverf met haar zware stoffen Celluloselak (acelol-cellon-zaponlak e,a.) waren werkzamer dan de voornoemde mid delen en versterking kan vermoedelijk worden verkregen door bijmenging van an dere stoffen. Deze lakken drogen snel en vormen aan bef houloppervlak een bijzon der elastische huid. 9 Meubelmakerspoli toer en andere aan harsstoffou rijke vernissen leverden een belangrijk beter resultaat dan lijnoliever- nis. Door toevoeging van zekere stoffen b.v. barijtën kan lijnolievernis intusschen wat de bescherming tegen vocht wisseling betreft even doeltreffend bereid worden als de harsvernissen. Een bronsverf, sa mengesteld uit aluminiumpoeder en ge kookte lijnolie bleek bij het onderzoek be ter te zijn dan alle hierboven genoemde middelen. Dit mengsel droogt zoo snel dat men in verloop van een half uur drie maal daarmede verven kan. Aluminiumvcrf is bijzonder geschikt voor het aanbrengen op grootere on-onder- broken vlakken zonder boeken, hel is b.v, een buitengewoon goed beschermingsmid del gebleken voor de bladen van vliegtuig- schroeven. Verschillende soorten van asf&ltlak en teevvernissen geven een bijzonder goede be scherming tegen wisseling van de vochtig heid in hout. Men kan ze natuurlük alleen daar toepassen waar de klrnrr pn bet aan-i zien geen beletsel vormen. Men beeft proe ven genomen met bijmengsel en overstrij ken om de donkere kleur der asfaltlakken te bedekken, doch tot heden zonder groot succes. Een bij 'tijdelijke werken toe te passen bestrijkingsmiddel van buitengewone weer standskracht is vernis met vaseline bestre ken of een voldoende dikke laag paraffine. Natuurlijk kan geen van deze hestrijkings- middelen worden toegepast op vlakken die aan afslijting zijn hlooftresfeld. Hoe lang kunnen dieren hongeren? Dat kameelcn wekenlang zonder water kunnen leven, aldus lezen we in „Weten schappelijke Bladen", de reuzenslangen langer dan een jaar zonder voedsel kun nen blijven bestaan, wordt meestal als oen eigenaardigheid van deze dieren vermeld. Zij zouden niet zoo speciaal genoemd wor den, indien de eigenschap van die dieren langen tijd le kunnen hongeren, van meer algemeene bekendheid was. Onder de lage diereu schijnt de genoem de eigenschap meer verbreid te zijn dan tot nu-toe algemeen werd aangenomen. .Daar om mogen hier enkele voorbeelden van hongeren vermeld worden. In een terrarium, zoo deelt Urabin in „Die Umscliau" mee, waren eenige lon genslakken. Toen zij zich in den herfst in hun huisjes in winterslaap terugtrokken on de openingen daarvan met het bekende huidje hadden gesloten, werden zij in een doosje geborgen om ze gedurende den win ter te bewaren. Het doosje Was overigens leeg, de dieren konden dus geen voedsel krijgen. Later werden de slakken vergelen en eerst na anderhalf jaar bij het vinden van het bewuste doosje, werden zij te voor schijn gehaald. Nadat men do dieren in koud water had gedompeld om ze uit een mogelijken winterslaap te wekken, ver toonden zij tot groote, verbazing der om standers inderdaad teekenen van leven, zij kropen opgewekt over een tafel rond. Een andere waarneming deed de ge noemde onderzoeker bij een scbolvisch. Het dier werd in eeu emmer water ge plaatst, waarvan iederen dag het water met ander uit de waterleiding verversebt werd. Voedsel kreeg het niet, en desni el te genstaande leefde liet meer dan dei lig da gen. Nadat '1«- visch gestorven was, werd zij toebereid en kon men waarnemen, dat zij ondanks het vasten, tamelijk vet was gebleven. Do galblaas was evenwel opval lend klein en de darm niet een eigenaar dige» groenen inhoud gevuld, waaruit men zou kunnen opmaken, dat de visch niet ten gevolge van honger, doch door een of ander organisch lijden gestorven was. Vader doet het ook. In eeu herberg, waar eenige mannen aan het borrelen waren, kwam een vrouw binnen met twee kinderen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 15