Calender'der week
1 Artecdoten. 1
ZONDAG 5 April Palmzondag. In
je palmwijding en de processie, welke
glials bet uitdeelen der palmen, plaats
lehben vóór de Hoogmis, viert de H. Kerk
Jezus' triomf. Voor een oogenblik vergeet
pj hare boefestemming om Christus als
Koning te huldigen door het her
ben en voor-óogen-stellen van Zijn
Jonevollen intocht in Jeruzalem. Voor
(osis de processie een opwekking tot deel
name aan Jezus strijd en lijden, om een
maal ook deel te hebben aan Zijn zege
praal-
jfis: Domino. In stille H.H. Missen
tel laatste Evangelie v. d. Palmwijding.
lijdensverhaal volgens Matlheus. Credo.
>efatie v. h. H .Kruis. Kleur: Paars.
De H. Mis vormt een schrille legenstel-
fog met den Hosanna-jubel uit de Palm-
„png.Het is de H. Mis van 's Heeren
lijden. De introitus stelt ons voor oogen
jjü verlaten Heiland, in diepe vernede
ring en gehoorzaamheid tot aan het
Kruis, Zijn Vader om hulp smeekend.
gehoorzaamheid, nederigheid en geduld
mogen ook onze gevoelens zijn (Epistel),
iraarom wij vragen in het Gebed. Het is
Wil des Vaders, dat de Zoon zoo mach
loos is tegenover Zijne vijanden; daarom 1
herast de Heiland daarin; het loon, de op
name in de glorie, zal niet uitblijven. Een
aanmoediging voor ons, als wij zien hoe
God dikwijls de braven kastijdt en de zon-
laars (althans uiterlijk) tevredenheid
schenkt. (Graduale) Ons geloof is nu weer
rorsterkt en stelt ons in staat eerbiedig te
luisteren naar Christus' smartvolle lijdens
nachten (Tractus) en Hem te zien lijden
(kdensverhaaï). In het Offertorium
Haagt de van allen troost versloken Zalig
maker, hoe men Hem spijzigde met gal en
Zijne dorst lesehte met azijn. Maar hoe
hitter ook de lijdenskelk is, als de Vader
wil, dat Hij die drinke, Zijn H. Wil ge-
ichiede (Communio) Geven ook wij ons ge-
beel over aan den H. Wil van God, dan
mllen door Christus' Kruisoffer onze
fouten uitgedelgd en onze verlangens naar
gerechtigheid vervuld worden. (Postcom-
munio.)
MAANDAG 6 April Mis v. d. dag
(zonder Gloria en Credo) Judica 2e gebed
voor kerk of Paus. Prefatie v. h. H. Kruis.
Kleur: Paars.
DINSDAG 7 April Mis v. d. dag. Nos
aulem verder als gisteren Lijdens
verhaal volgens Marcus.
WOENSDAG 8 April M i s v. d. d a g. Tn
Nomine Jesu verder als eergisteren.
Lijdensverhaal volgens Lucas.
DONDERDAG 9 April Witte Don
derdag. Mis v. d. dag. Nós autem.
Gloria en Credo. Prefatie v. h. H. Kruis.
Hen lette op de veranderingen in den
Canon (lijst der Vaste gebeden) der II.
Ii9 zooals die aangegeven staan op Wit
te Donderdag. Kleur: W i t.
De Liturgie van vandaag spreekt van
rreugde en droefheid. Het Kruisbeeld op
Let altaar is met een witten doek bedekt;
let orgel wordt gespeeld tot en met de
Gloria, onder het zingen waarvan de
altaarschel en de kerkklokken luiden. De
priester is bekleed met de witte vreugde
liederen, want vandaag is het de gedenk
dag van de Instelling v. h. Allerheiligst
Sacrament, van de eerste H. Communie en
priesterwijding der Apostelen. Maar het
afscheid des Heeren en Judas' droevig
verraad maken dezen dag tot een droeven
dag. En daarom wordt de altaarschel ver
vangen door een ratel; het orgel zwijgt
evenals de kerkklokken lot aan de Gloria
van de Paascbmis op Paasch-Zaterdag-
morgen. (Nu Christus gaat lijden, ver
stommen alle vreugdeklanken). Na de
plechtigheden wordt het altaar ontdaan
van de altaardwalen en sieraden. Alleen
Let kruisbeeld met paarse rouwdoek blijft
met zes kandelaars staan voor het ge
opende en verlaten tabernakel. De onthloo-
ling van het altaar wijst ons er op dat het
Onbloedig Offer tijdelijk is opgeheven en
Let ontkleede altaards een sprekend beeld
tan den verlaten Christus aan het kruis.
VRIJDAG 10 April Goede Vrijdag
Oe sterfdag van onze Heer Jezus Christus.
Vandaag wordt geen H. Mis opgedragen.
Al onze aandacht dient gevestigd op het
bloedig* Kruisoffer. Onder de plechtig
heden kleur Zwart. In de zinrijke en
Loogst indrukwekkende plechtigheden van
Aan Goeden Vrijdag bedoelt de H. Kerk
ms voor oogen te stellen: Jezus aan het
Kruis, opdat wij tot leedwezen gestemd,
dps hart zóó bereiden, dat wij de vrucht
óer Verlossing deelachtig worden.
Doordringen wij ons diep van onzo
«chuld, van Gods rechtvaardigheid en bid
den wij om vergiffenis, als vrucht van
Christus' Lijden.
ZATERDAG 11 April Paaschzater-
dag. Bij de plechtigheden is de kleur der
?ewaden: Paars; bij de wijding der
Paaschkaars en in de H. Mis: Wit.
De plechtigheden ende H. Mis spreken
CDs van het geheim der Vertijzenis van
Christus, ons Hoofd en van de geestelijke
verrijzenis van Christus Lichaam
(Wijding v. h. Nieuwe Vuur en de Paasch-
wars) en de ledematen, de geloovigcn.
(Wijding van Doopvont en Doopwater). In
de twaalf prophetiën wordt ons het tijd-
Pevk voor oogen gesteld, waarin de Aarls-
Jtes verlangend uitzagen naar het
Nieuwe Rijk, dat Christus, de Messias,
slichten zou en het menschdom nog niet
deelachtig was aan de genade der Verlos-
"?8. Aldus bereidt zij ons voor op de her-
jucuwing van leven, die zij in de heerlijke
"&ascbmis viert (Epistel). Deze Mis werd
^oeger opgedragen in den nacht van
vierdag op Zondag. (Zie Gebed. Prefatie)
Alleluja. Lof aan God voor Zijne goed-
,e'd) uitstralend in de weldaad onzer Ver
ding. (Tractus.)
N.B. In de H. Mis weer de Psalm:
Mica. Geen Introitus. Onder de Gloria
q 811 de altaarschel en de kerkklokken,
een Offertoriumzang. Achter de „Lavabo"
weer Gloria Patri. Prefatie van Paschen
(invullen: vooral in deze nacht.)
Men lette op de veranderingen in de
Canon der H. Mis, aangegeven op Paasch-
Zaterdag. Geen Agnus Dei. Geen Postcom-
munio. Na de Nuttiging onmiddellijk de
Vespers.
ALB. M. KOK,
I.isse. Pr.
UiT HET LEVEN VAN PiUS IX.
Op een mooien zomeravond van liet jaar
1853 maakt Pius IX een wandeling in den
Vaticaanschen tuin. De dag was erg inge
spannen geweest. De H. Vader sprak wei
nig: 't hoofd zat Z. H. vol zorgen en de ge
varen en nooden der Kerk gunden zijn ge
dachten geen rust.
AI voort wandel end, zag de Paus opeens
tusschen bet groen oen kleinen jongen
staan, met zijn beide handen vol bloemen,
't Was' wel niet vermetel geoordeeld, dat
de bloembedden van 's Pausen tuin het
hadden moeten ontgelden. De hengel had
den II. Vader pas gezien, of hij verschool
van kleur, üet de bloemen vallen en keek
bedremmeld voor zich uit, in afwachting
van wat er gebeuren ging. Pius IX, gelijk
men weet, de goedheid in persoon, stapte
op den knaap toe en vroeg vriendelijk,
waar hij die mooie bloemen toch gevonden
had.
„Hier in dezen tuin", klonk het bedeesd
uit den knaap.
„Maar waarom wierp ge ze weg, toen ge
mij zaagt aankomen?"
„Moeder is ginds achter in den tuin. Zij
heeft mij verboden, de bloemen aan te
raken."
„Gij hebt dus niet naar liaar geluisterd?
Onthoud het goed, mijn kind, ongehoor
zaamheid is iets leelijks, afkeurenswaardig.
Maar ik zie aan je tranen, dat ge er spijt
over hebt. Dat vind ik mooi. In naam van
je moeder- en in je eigen naam vergeef ik
je misslag. Ge krijgt nu ook andere bloe
men. Hoe vindt ge die witte rozen?"
„Wat een mooie bloemen, H. Vader!"
„Nu, pluk dan een mooie bouquet. Ik
geef er u verlof toe."
De jongen bedankte den H. Vader voor
zijn goedheid. Slechts één witte roos zou
hij gaarne hebben en zijn moeder willen
brengen.
De goede Pius IX hernam verbaasd:
„Maar één roos?? Wat hebt ge nu aan een
enkele roos?"
„Moeder heeft dan een aandenken aan
U, H. Vader. Zij houdt zooveel van U,
iederen avond moet ik voor u bidden."
Die eenvoudige woorden vervulden 'f
hart van Pius IX met een wonderbare
zoetheid. Hij legde zijn hand op het hoofd
van den knaap en wilde zijn naam weten.
„Ik heel Lionello", gaf deze ten antwoord.
Nog een paar oogenblikken rekte Pius IX
t' gesprek, lei dan den jongen zegenend
zijn hand op en wilde clan verder gaan. Dit
scheen Lionello te bedroeven. Zijn vroolijke
trekken veranderden plotseling en hij
richtte een paar bezorgde vraag-oogen op
den Paus. Wat een vreugde voor den
knaap, dat de H. Vader in zijn oogen den
stillen wensch las. „Ge hebt nog iets op 't
hart. Kom, zeg het maar."
Aarzelend en vreezend, dat hij wellicht
te ver ging, vroeg hij den Paus: „H. Vader,
gij hebt mij gezegend, ofschoon ik uw bloe
men vertrapt heb. Hebt gij geen zegen voor
mijn vader, die tegen uw soldaten gevoch
ten heeft?"
De angstige vraag was er uit en de
grootmoedige Pius antwoordde: „Ik zegen
hem."
„Hij is dus niet meer uw vijand en gij
hebt hem ook vergiffenis geschonken?"
„Ik vergeef hem, gelijk ik al mijn on
dankbaren kinderen hun misstap kwijt
scheld."
„O! dat. ga ik moeder vertellen; wat zal
zij gelukkig wezen!"
„Ja, mijn kind, ga het haar vertellen.
Maar onthoud nog deze les: Houd veel van
Jezus en Maria, wees gehoorzaam aan je
ouders en, vergeet nooit den zogen, dien ge
van don Paus gekregen hebt."
De Paus ging hren en Lionello huppelde
weg naar zijn moeder met zijn witte roos
en de vergiffenis van den H. Vader.
We zijn in November 1867. Treurige din
gen hebben zich in tusschen voor de Kerk
teruggeroepen, Rome verlaten, of een
bende roovers, schurken, Joden, vielen
onder aanvoering van Garibaldi, het pau
selijk staatsgebied binnen. Rome was zelfs
bedreigd. Gelukkig had de pauselijke
armee het gevaar voor het oogenblik be
zworen door haar overwinning op de Gari
baldisten hij Mentana (3 November 1867.)
De toekomst bleef echter nog in sombere
nevelen gehuld en beklemde het hart van
Pius IX.
Kort na hun overwinning keerden de
zouaven naar Rome terug. De Paus, de
vriend zijner soldaten, verwelkomde zijn
dapperen en bracht een bezoek aan bet
lazaret, waar ook gewonde Garibaldisten
verpleegd werden. Hij bleef voor ieder bed
staan en had voor allen vriend en vijand,
een troostwoord over. Opeens stond de H.
Vader verbaasd stil. Had hij dien man
daar niet meer gezieh? De trekken van zijn
gezicht kwamen hem zoo bekend voor. En
intusschen fluisterde men bet Pius in de
ooren;
„Dat is een carbonaro. De dood is niet
ver meer en toch wijst hij de hulp des
priesters af."
„Arme mau." lispelde de Paus zachtjes
en zag den gewonde nog scherper aan.
Dan nam hü diens band in de zijne en be
groette de zieke met: „Lionello!"
De jonge man sloeg zijn oogen op en zag
het goedig gezicht van den Paus. En deze
ging zachtjes verder: „Kent gij mij nog?
Weet ge nog, dat ik u eens als kind in den
tuin van het Vaticaan een witte roos ten
geschenke gaf?"
Het weinigje bloed, dat de gewonde nog
had, steeg hem omhoog, zoodat hij lichte
lijk kleurde. „O ja, ik herinner 't me nog.
Wat was ik toen gelukkig!"
„En thans zijt ge ongelukkig, niet
waar?"
„Hoe is er voor mij geluk mogelijk! Ik
heb niemand, die mij bemint."
„Maar gij weet toch wel, dat ik 'n vriend,
een vader voor u hen?"
„Neen, dat dat kan ik niet, ik heb tegen
u gevochten en mijn leven lang heb ik veel
kwaad gedaan."
„Als gij spijt licht over uw zonden, wil
God u van harte vergeven. Betreurt gij dan
niet uw misslagen, mijn kind?"
Do H. Vader logde in zijn woorden zoo
veel liefde en medelijden, dat het hart van
den carbonaro week werd als was. Tranen
stroomden langs zijn wangen. „O, H.
Vader," smeekte hij na eenige oogenblik
ken van stilte, „scheld me toch alles kwijt,
Ik heb mij aan valsche vrienden overge
geven. Had ik toch naar moeder geluis
terd!"
„Waar is mv goede moeder?"
„Zij is dood.gelukkig, ja, want nooit
had zij 't kunnen verdragen, dat ik aan
wonden, in dezen heiligschennenden oor
log opgedaan, sterven moest."
Met deze gedachte wond de zieke zich
zoo hevig op, dat de wonde zijner borst
openscheurde en een golf bloed uitdreef.
Machteloos zonk de zieke terug; zijn oogen
staarden in die des Pausen en schenen op
nieuw om vergiffenis te smeeken. Het werd
tijd. De H. Vader zond de omstanders heen
en bleef een paar oogenblikken in gesprek
met Lionello. Dan hief de Paus zijn hand
op en, terwijl hij de woorden der vergeving
sprak, teekende hij den stervende met het
heilig kruis.
Weinig tijds daarna stierf lionello, ver
zoend met God en den Paus, die hij beiden
zoo zwaar bedroefd had.
DE MCEDER VAN DEN MARTELAAR.
De volgende treffende gebeurtenis op de
Vaticaansche Missie-tentoonstelling wordt
verhaald door den ZeerEerw. Pater Colum-
banus G!ément O.F.M., in De Gazet van
Antwerpen, d.d. 2 Febr. 1925:
De zaal van het H. Land vertoont aan
hare wanden de martelie van vele Fran
ciscanen, die door de Turken om het leven
werden gebracht.
Gisteren gebeurde in die zaal een feit,
dat de toeschouwers in hun leven nooit
vergeten zullen; een feit, dat ons doet den
ken aan de moeder van den H. Pancratius,
die, nadat haar lieveiingszoou in die Nero's
dagen door eenen panther werd ver
scheurd, daags daarna in den Romein-
schen circus trad, om met eerbied de
plaats te kussen, waar haar zoontje-marte
laar gevallen was.
Onder de bezoekers, die gisteren deze
martelaarszaal en die van het H. Land
doorwandelden, trad traagzaam ook een
zeer bejaarde vrouw, in rouwkleederen ge
huld, gebogen onder den last van haren
80-jarigen ouderdom. Zij steunde op den
arm van haren zoon, priester-conventueel,
die zijne oude moeder korter hij het hart
drukte, naarmate zij naderkwamen hij de
plaats, waar de kunstschildering hangt
van Villani, den vreeselijken marteldood
voorstellende van den Minderbroeder,
Pater Alberto d'Amarisse, te Cave-bij-
Rorne geboren, en door de Turken in Ar
menië, met vele zijner Christenen, afgrijse
lijk voor liet Geloof vermoord ten jare 1920.
Bij eiken stap dien zij stelde, zuchtte de
arme vrouw meer jen eer: „Waar is
hij? Waar is mijn zoon Alberto toch?!"
Hare dochter en andere bloedverwanten,
die haar volgden, spraken haar moed in
het hart, toen zij allen staande bleven vóór
het realistisch meesterstuk van Villani;
„De marteldood van Pater Alberto cl'Ama-
risse". De marteldood van haar eigen
zoon
De moeder herkende henq dadelijk, en
toen brak een vlood van tranen los, zoo
hartverscheurend pijnlijk, dat de onver
schilligste toeschouwers, tot de soldaten
der Vaticaansche wacht toe, allen tot
tranpn bewogen waren.
Zij had het hooren zeggen van eenige
harer dorpsgenooten, die ook de Missie
tentoonstelling hadden bezocht, dat de
marteldood van haren zoon, daar kunstig
in mansgroote was voorgesteld, en van
stonde af, had zij noch rust noch vrede
meer; dét moest, dat wilde zij zien, on
danks hare kinderen al deden wat zij kon
den, om aan moeder dien indruk te ver
mijden.
Al weende zij hitter, bij 't zien van den
marteldood van haar zoon, toch voelde zij
een hemelsche vreugde, door hare tranen
heen, omdat God haar had uitgeroepen, om
moeder te zijn van eenen bloedgetuige des
Geloofs, die leed en streed voor Christus'
leering.
Die vreugde voelde mevrouw d'Amarisse
nog sterker, wanneer zij eenige stonden
daarna, geleid werd naar de zaal der sta
tistieken. waar elke kloosterorde of Missie
congregatie, hare werkzaamheid uitstelt
der vreeme landen. De eerste statistiek,
die aan den ingang de bezoeker aan
schouwt, is de reusachtige triptiek der
Minderbroeders-Franciscanen, met hare 56
Missielanden, en hare 2662 zendelingen.
De rechtervleugel van deze triptiek, 5 M.
hoog, is eene aangrijpende verheerlijking
der 28 Minderbroeders-Franciscanen, die
in de 25 laatste jaren, hun bloed vergoten
op het Missieveld. Hun 28 beeltenissen
omkronen een gouden kruis op bloedrooden
grond, mot groene zegepalmen doorvloch
ten, en bovenaan hun aller zielenleus: „Zij
beminden Christus in het leven: zij volgden
Hem in den dood,"
Toen mevrouw d'Amarisse, in die liel-
denrei, ook de beeltenis van haren „Al
berto" wedervond, dan stilde zij hare
tranen, en, God lovende, dacht zij wellicht,
aan de blijde verheerlijking die volgen zal
haren „Alberto" onder de gelukzaligen
vereerd te zien.
Veel werd in Rome over treffende
voorval gesproken, en in zijn stillen een
voud spreekt het hoog en machtig; im
mers, geen taal is welsprekender dan het
bloed der martelaren en do tranen hunner
moedors.
Zulke feiten, nevens zooveel andere, too-
nen eens te meer, dat de Kerk is en blijven
zal: Heilig, Katholiek en Aposloliek, vol
levenskracht, vol heldendeugd, vol opoffe
ring, zoowel nu in alle zendclingslamlén,
als zij het was in de apostellijdcn, in 't
oude Rome van weleer.
DE OOIEVAAR.
Als weer en wind ons dienstig zijn,
zal reeds in een of ander deel van ons
land de Ooievaar gesignaleerd zijn, als flit
onder de oogen der lezers komt Want alle
trekvogels, die den winter in het vei*re
Zuiden doorbrengen, zou je lenteboden
kunnen noemen, maar het meest letten de
menschen toch op den Ooievaar; als die er
is, vertellen de kranten het. Zijn zij er
bijtijds, dan hopen de landlieden op een
mooi voorjaar en een vroegen zomer. Wie
een blijde boodschap brengt, is meestal
welkom! Dat ondervinden onze trekvogels
ook. Zwaluwnesten worden graag tegen
den muurrand gezien (als ze de boel maar
mei bevuilden!) en den Ooievaar komt men
zelfs hij den bouw van zijn huis te hulp.
Een afgedankt karad of een oude eg legt
men soms op het dak van de schuur of in
den top van een boom of paal; dat zijn
nog geen nesten, maar toch de grond
slagen.
Gewoonlijk is het Maart, als'de Ooievaar
zic'i in onze streken weer opnieuw komt
vestigen. Het mannetje is er altijd een
paar dagen eer dan zijn vrouw. Hij neemt
den toestand van zijn oude buis eens op,
en, als het wijfje komt, is hij met de her
stelling al een eind op streek.
Van opruimen houdt hij niet; ieder jaar
bouwt hij zijn nieuw nest maar weer boven
op hot oude, zoodat lang gebruikte nesten
dikwijls zeer hoog worden. Gaat het werk
naar hun zin, dan laten ze een tevreden
geklepper hooren, dat ontstaat door het
tegen elkaarslaan van de heide snavel
helften. Eerst wordt hout, daarna dunnere
twijgen en riet, en eindelijk wortelvezels,
hooi en veertjes aangedragen om het nest
te voltooien. Het wijfje legt er vier of vijf
eieren in, die wel wat op die van eenden
lijken, en gaat er dadelijk op zitten broe
den. Het mannetje zorgt voor de voeding
van zijn vrouw en houdt in leegc uren
trouw de wacht. Zelden verlaat het wijfje
in den broedtijd het nest en als ze uitvliegt,
dan blijft ze locii maar eventjes weg; de
heer des huizes verliest dan de eieren niet
uit het oog en is steeds op zijn post om ze
te verdedigen. Gevleugde vijanden heeft hij
niet en de menschen beschermen hem; zijn
eenige aanvallers zijn soms andere ooie- j
vaars, die hem verjagen willen om bezit te
nemen van zijn huis. Dan ontstaat er wel
eens een verwoed gevecht, dat met den
dood vai een der partijen eindigt.
Na. ongeveer dertig dagen broedens
komen de jongen uit, die in de eerste weken
niet op hun pooten kunnen staan. Is de
wiegtjjd voorhij en staan de kinderen al op
eigen beenen, dan is de voedering uil de
verte heel goed waar te nemen.
Eerst worden de wormen en slakkeu, die
in de ooievaar wereld het kindervoedsel
vormen, in den bek der kleinen gestopt.
Later leggen de ouders die weekdieren op
den neslrand en moeten dé jongelui 't eten
zelf opp.kken. Spoedig beproeven deze hun
vleugels en vliegen uit. Ze laten hun ouders
echter nog niet in den steek, doch zwieren
en zweven den lieelen zomer in de buurt
van liet nest. Maar vragen om eten doen
ze niet meer; ze drijven op eigen wieken
en zorgen geheel voor zich zelf.
Langzaam scheert hij met kalme wiek
slagen over het weiland met scherpen blik
turend naar alles, wat op de groene vlakte
beweegt Dan laat hij zich neer op den
slootrand. Een paar groote stappen en hij
staal midden in het groenachtige water
Voor 't nat worden of bederven van zijn
gevederle behoeft hij niet bang te zijn want
het water staat pas halverwege zijn lange,
onbevederde pooten. En de korte vliezen
tusschen de teenen voorkomen het weg
zakken in den modder. In slooten en poelen
voelt zoo'u steltlooper zich net zoo goed
thuis als op het droge.
Even blijft hij zoekend voor zich staren.
Misschien aast liij op een kikker, die zoo
even op den kant zat en nu probeert om
zwemmend te ontkomen. Snel schiet eens
klaps de spitse vogelkop omlaag, duikt even
en heft zich dan met den spartelenden
kwaker weer omhoog. Zoo kan hij hem
echter niet slikken; behendig werpt hij zijn
prooi omhoog om hem op le vangen in
beter stand. Levend schuift het diertje nu
naar binnen; je merkt zijn doodskrampen
nog aan de bewegingen van den langen
hals. Ook de muizenjacht beoefent heer
Langbeen met genoegen en geduld. Uren
lang zie je hem soms in het weiland staan,
schijnbaar in droomerijen verdiept, doch in
werkelijkheid loerend naar het hol van
zoo'n kleinen aardbewoner, om dien dade
lijk bij het verlaten van zijn woning te paki
ken. Ziet hij kans grooter wild machtig te
.worden dan laat hij die gelegenheid niet
voorbij gaan. Jonge hazen, mollen en slan
gen beschouwt hij als hegeerlijk voedsel.
Zulk een prooi moet hij echter dooden met
zijn ltrachtigen hek.
In Jqli reeds beginnen de groote samen
komsten voor het naderend vertrek. De
krachten worden gemeten, en alle, die
eenig gebrek vertoonen, worden onverbid
delijk gedood. ALs liet „gericht" heeft
plaats gehad et) tot de reis besloten is, ver
heft zich klepperend de schare hoog in de
lucht, daalt dan weer en zet koers naar de
stroken, die geen winter kennen. Den kop
vooruit en de pooten naar achter gestrekt,
neemt bet lichaam een gerekten vorm aan,
en klieft, door zware wieken voortgestuwd,
gemakkelijk de ijle ruimte. In rustige en
tcch snelle vlucht gaat de karavaan naar
Midden-Afrika, zoodat niet alleen Europq,
en de Middellandsche Zee, maar ook de
.Sahara vliegend wordt bereisd. Het ge
hemd zelfs, dat ren troepje ooievaars als
bij vergissing Soedan onder zich laat hóen-
schuiven en neerstrijkt bij do boeren in
Zuid-Afrika.
Vroeg je den ooievaar, waar bij bet liefst
vertoeft: in onze lage 6treken of in hot
heetc negerland, «dan zou hij vertellen, dat
het Zuiden zijn toevlucht in nood, maar
het Noorden zijn thuis is. Hier broedt hij
en voedt hij zijn kinderen op, daar zorgt hij
alleen voor zich zelf, hier doet hij ouder
liefde blijken, daar mist hij het genot van
te leven voor anderen. Hier handelt hij als
bewoner, daar leeft hij als gast.
Het lijkt wel wonderlijk, dat een be
reisde vogel, die zooveel trotsche bergen
en heerlijke landen ziet, zich in ons klei
gebied bet meest thuis zou voelen. En toch
bewijst hij door zijn daden, dat hij er zoo
over denkt. En hij niet allf-n. al die hon
derden, die we eerstdaags weer zien ver
schijnen, zoeken hier hun vaderland. Het
schijnt er toch nog zoo slecht niét te zijn
ondanks werkeloosheid, hooge belastingen,
verminderingen van salarissen en wat dies
meer zij
ALLERLEI.
Bescherming van hout tegen vocht.
Wanneer hout aan de inwerking van do
vrije lucht is blootgesteld dan treden steeds
veranderingen op in het vochtgehalte
waardoor liet hout zwelt, trekt en scheurt.
Om vast te stellen in hoever hout te.gen de
ze veranderingen beschermd wordt door 't
bestrijken van Jiet oppervlak met een of an
dere massa werden door het boschfechni-
sci.c proefstation ju Wisconsin (Vereenig-
de Staten; een reeks proeven genomen.
Een bestrijdingsmiddel, dat volledige be
scherming biedt tegen den invloed van
vocht weid nog niet gevonden, al heeft
men met verschillende soorten ook belang
rijk succes behaald.
Het middel dat meestal als het beste
wordt aanbevolen, n.L 'lief bestrijken met
lijnolie heeft hij de proeven volkomen ge
faald. Niet veel betere resultaten werden
bei-eikt door het bestrijken met een oplos
sing van twee deelcn boenwas en vijf dec-
Ien lijnolie.
Olieverf vormt een tegen het weer be
stendige laag aan de oppervlakte van het
hout doch de laboratoriumproeven wezen
uit, dat zulk een laag wisseling in het
vochlgehalle van bet hout niet kon belet
ten.
De hoedanigheid van de gebruikte verf
stof scheen hieraan niels le veranderen.
Grafietverf b.v. bleek in dit opzicht onge
veer even werkzaam als gewone olieverf
met haar zware stoffen
Celluloselak (acelol-cellon-zaponlak e,a.)
waren werkzamer dan de voornoemde mid
delen en versterking kan vermoedelijk
worden verkregen door bijmenging van an
dere stoffen. Deze lakken drogen snel en
vormen aan bef houloppervlak een bijzon
der elastische huid. 9
Meubelmakerspoli toer en andere aan
harsstoffou rijke vernissen leverden een
belangrijk beter resultaat dan lijnoliever-
nis. Door toevoeging van zekere stoffen
b.v. barijtën kan lijnolievernis intusschen
wat de bescherming tegen vocht wisseling
betreft even doeltreffend bereid worden
als de harsvernissen. Een bronsverf, sa
mengesteld uit aluminiumpoeder en ge
kookte lijnolie bleek bij het onderzoek be
ter te zijn dan alle hierboven genoemde
middelen. Dit mengsel droogt zoo snel
dat men in verloop van een half uur drie
maal daarmede verven kan.
Aluminiumvcrf is bijzonder geschikt
voor het aanbrengen op grootere on-onder-
broken vlakken zonder boeken, hel is b.v,
een buitengewoon goed beschermingsmid
del gebleken voor de bladen van vliegtuig-
schroeven.
Verschillende soorten van asf<lak en
teevvernissen geven een bijzonder goede be
scherming tegen wisseling van de vochtig
heid in hout. Men kan ze natuurlük alleen
daar toepassen waar de klrnrr pn bet aan-i
zien geen beletsel vormen. Men beeft proe
ven genomen met bijmengsel en overstrij
ken om de donkere kleur der asfaltlakken
te bedekken, doch tot heden zonder groot
succes.
Een bij 'tijdelijke werken toe te passen
bestrijkingsmiddel van buitengewone weer
standskracht is vernis met vaseline bestre
ken of een voldoende dikke laag paraffine.
Natuurlijk kan geen van deze hestrijkings-
middelen worden toegepast op vlakken die
aan afslijting zijn hlooftresfeld.
Hoe lang kunnen dieren hongeren?
Dat kameelcn wekenlang zonder water
kunnen leven, aldus lezen we in „Weten
schappelijke Bladen", de reuzenslangen
langer dan een jaar zonder voedsel kun
nen blijven bestaan, wordt meestal als oen
eigenaardigheid van deze dieren vermeld.
Zij zouden niet zoo speciaal genoemd wor
den, indien de eigenschap van die dieren
langen tijd le kunnen hongeren, van meer
algemeene bekendheid was.
Onder de lage diereu schijnt de genoem
de eigenschap meer verbreid te zijn dan tot
nu-toe algemeen werd aangenomen. .Daar
om mogen hier enkele voorbeelden van
hongeren vermeld worden.
In een terrarium, zoo deelt Urabin in
„Die Umscliau" mee, waren eenige lon
genslakken. Toen zij zich in den herfst in
hun huisjes in winterslaap terugtrokken
on de openingen daarvan met het bekende
huidje hadden gesloten, werden zij in een
doosje geborgen om ze gedurende den win
ter te bewaren. Het doosje Was overigens
leeg, de dieren konden dus geen voedsel
krijgen. Later werden de slakken vergelen
en eerst na anderhalf jaar bij het vinden
van het bewuste doosje, werden zij te voor
schijn gehaald. Nadat men do dieren in
koud water had gedompeld om ze uit een
mogelijken winterslaap te wekken, ver
toonden zij tot groote, verbazing der om
standers inderdaad teekenen van leven, zij
kropen opgewekt over een tafel rond.
Een andere waarneming deed de ge
noemde onderzoeker bij een scbolvisch.
Het dier werd in eeu emmer water ge
plaatst, waarvan iederen dag het water
met ander uit de waterleiding verversebt
werd. Voedsel kreeg het niet, en desni el te
genstaande leefde liet meer dan dei lig da
gen. Nadat '1«- visch gestorven was, werd
zij toebereid en kon men waarnemen, dat
zij ondanks het vasten, tamelijk vet was
gebleven. Do galblaas was evenwel opval
lend klein en de darm niet een eigenaar
dige» groenen inhoud gevuld, waaruit men
zou kunnen opmaken, dat de visch niet
ten gevolge van honger, doch door een of
ander organisch lijden gestorven was.
Vader doet het ook.
In eeu herberg, waar eenige mannen
aan het borrelen waren, kwam een vrouw
binnen met twee kinderen.