KRUISWOORD-RAADSEL. ^KALENDER der week Als niet anders wordt aangegeven in deze week de H. Mis Gloria en ^edo. lederen dag de Prefatie v. d. Vas- ^ZONDAG, 8 Maart. 2e Zondag v. d. ya8ten. Mis: Reminiscere. 2e ge bed v. d. H. Joannes de Deo. Credo. Kleur: Paars. Tot heiligheid heeft God ons geroepen. 'Om ons zeiven te heiligen moeten wij ons levensgedrag ondergeschikt maken aan 0jjne heilige geboden. Wij kennen die, (Epistel) maar onze gedachten, woorden en werken zijn er zoo dikwijls mee in strijd. In alle nederigheid erkennen wij onze zonden en bidden den goeden en barmhartigen God om vergiffenis. (In- troitus, Graduale, Tractus) om bescher- ming onzer uiterlijke en innerlijke ver- mogeas; bijzonder echter om zuivering j onzer verbeelding en van ons verstand ('t ï1 Gebed). Hij zal ons verhooren (Commu- 'oio). Getroosten ook willen wij ons de moeite, ons verstand beschouwend en overwegend te richten op Gods H. Wei (Offertorium) om met Gods genade door 'de overweging te komen tot daadwerke lijke naleving der Wet Gods (Postcom- munio). Dan zullen wij bezitten het ware geluk, omdat de Vader ook van ons zal kunnen getuigen, dat wij Zijne welbemin de kinderen zijn. (Evangelie). MAANDAG, 9 Maart. Mis v. d. H. Francisca, Romeinsche weduwe. Cog- nov'i. Gloria 2e gebed en laatste Evangelie l d. dag. Kleur: Wit: Ook mag gelezen worden de Mis v. d. dag, Redime, 2e gebed v. d. H. Fransisca Kleur: Paars. "Op haar elfde jaar wenschte Fransisca het kloosterleven te aanvaarden en zich ean God toe te wijden. Doch haar vader ïerzette zich tegen haar verlangen en uit loorzaamheid aan hare ouders trad zij jn het huwelijk. Fransisca heeft getoond, idat men om heilig te worden zich niet Juist in een klooster behoeft op te slui ten, maar men ook in de wereld, wan neer men de plichten van zijn staat ge bouw vervuld, zijne gedachten, woorden rerken en verlangens richt op God en ei Zijn eer, heilig kan worden. Gedurende de veertig jaren van haar luwelijk wist zij de voorschriften van den godsdienst met de plichten van jrouw en moeder volmaakt te vereenigen, 'e midden harer dagelijksche bezigheden laar hart tot God op te heffen. Na den van haren echtgenoot trad zij in de ne orde der Oblaten, door haar zelf gesticht sli tn zij, de stichteres leefde daar als de ra eringste der zusters, in groote boetvaar- k igheid. Den 9den Maart 1440 stierf zij 'v; pp 56-jarigen leeftijd. DINSDAG, 10 Maart. Mis v. d. H. 4 0 artelaren van Sebaste: Clama- erirnt, Gloria, 2e gebed v. d. dag, 3e A ïunctis. Laatste Ev. v. d. dag. Kleur: ood. Ook is geoorloofd een gelezen H. Mis v. dag: Tibi dixit, 2e gebed v. d. H.H. 40 fartelaren. 3e A Gunctis. Kleur: Paars in ware marteling hebben deze 40 hei soldaten voor hun geloof doorstaan, btkleed werden zij in den nacht bloot- eateld aan de strenge koude en het toe- riezend water, in de nabijheid van een farm bad Eén hunner werd afvallig. God ibter verhoorde hunne bede, want toch zij met 40 gekroond. Eén der'wach- rs, n.l. beleed Christen te zijn en ver enigde zich met de 39 geloofshelden. WOENSDAG, 11 Maart. Mis v. d. dag derelinquas, 2e gebed A Cunctis, 3e ninipotens. Kleur: Paars. DONDERDAG, 12 Maart. Mis v. d. H. regorius de Groote. Paus en erkleevaar. Sacerdotes. Gloria, 2e gebed j i laatste Ev. v. d. dag. Credo. Kleur: 0! L Ook is geoorloofd een gelezen H. Mis d. dag. Deus, 2e gebed v. d. H. Grego- Kleur: Paars. Gregorius, om den glans zijner deugden edele daden „de Groote" bijgenaamd, wie, na het^ hooge ambt van Stads- togd van Rome te Lebben bekleed, als n eenvoudig kloosterling. Op zijn vor- «k als Missionaris naar Engeland ge- oden, riep Benedictus I hem, nog op is zijnde, terug op óénparig aandringen to het volk. Na Paus Pelagius II op den oei van St. Petrus verheven, is Grego- tos zonder twijfel één der grootste Pau- geweest. Geloofsverkondigers zond hij aar Engeland: met zachtheid en overtui- n8 trachtte hij de ketters te bekeeren. ezorgd was hij voor de hem toever- ouwde kudde, zooals uit zijne nagelalen H it Een krachtig bevorderaar de Heilige geweest voor de wetenschap «honderd staan we, hoe hij, ondanks 'akke gezondheid en aanhoudende zwa- ZLr?fen' ons no£ zoovele en zoo mooie schriften heeft kunnen nalaten. VRIJDAG, 13 Maart. Mi s v. d. d a g. J> autem, 2e gebed A Gunctis 3e Omni- "'cns. Kleur: Paars. ZATERDAG, 14 Maart Mis v. d. dag Domini, 2e en 3e gebed als gisteren, gebed voor den Paus. Kleur: Paars. Se- ALB. M. KOK, Priester. Er is dus van elke soort maar heel wei- «jaad n°odig. Zeer dicht zaaien. Daarop de amateur-tulnier steeds bedacht Andere vooropstaande eischen zijn; top zaaien als het kleine zaden geldt, et^9 ,8tan^P^aais en zorgvuldige be- rekf2' C W.' z' n^et te weinig maar vol- ook niet te veel water geven I De e moet men niet meer dan matig ^ug houden. CE WEGGEWAAIDE GANS. ^rie maanden lang had ze voor die ex- tok ,ve..gesPaar(I> want een kantoor- - met vijf en veertig guldon tractement kan zijn vrouw niet veel huishoudgeld ge ven en al weet ze het nog zoo zuinig te plooien en te bedisselen, er blijft toch niet veel voor extratjes over. Haar man had haar eens verteld, dat op zijn verjaardog, die op den 4en December viel, er bij hem thuis altijd een gans op tafel kwam. Sinds zijn ouders gestorven waren en hij alleen op de wereld stond, had hij die attentie, hij hield zoo van ganzenbout, gemist. Van dat oogenblik liep zijn vrouw met het plan rond, hem op zijn verjaardag met een lekkere gebraden gans te verrassen, lederen ochtend lei ze een stuiver op zij en toen het daags voor zijn verjaardag was, had ze vijf gulden op drie stuivers na hij elkaar. Ze ging naar de markt en kwam weldra met een lekkere zware gans thuis. Ze had gezorgd dat het een goede was. want ze wilde niet dat liet gebraad min der was dan hij vroeger thuis gewoon was te krijgen. Ze had nog een en twintig stuivers overgehouden en besloot met dit geld het diner nog wat uit te breiden Toen ze thuis kwam was haar eerste werk de gans in veiligheid te brengen, 't moest een verrassing blijven. Ze sloot al les, wat ze voor zijn verjaringsdiner ge kocht had, achter slot en hing de gans Luiten uit het venster. Haar man kwam eerst 's avonds thuis, dan waren de gor dijnen al neergelaten. Telkens als ze dien dag voorbij het raam kwam, bewonderde zij de gans, 't was een prachtexemplaar. Ze wou, dat het al Zondag was. Toen 's avonds mijnheer Rooyhoed thuis kwam, gebruikten ze onder vroolijke scherts het avondeten. Ze waren beiden opgeruimd van humeur, menschen die zich door zorgen niet ontmoedigen lieten. „Wordt daar niet geklopt?" zei hij eens klaps. Zijn vrouw lachte. Ze had het al lang gehoord, 't Was de gans, die, door den wind heen en weer geschud, tegen 't raam tikte. ,,'t Verjaringsmannetje komt zeker vra gen, of 't kind zoet geweest is," lachte ze. „Ja, dat gebeurde vroeger," zuchtte mijnheer Rooyhoed, „toen moedertje nog leefdo. maar tegenwoordig met den slech ten tijd „Wacht het nou eerst eens af", zei het jonge vrouwtje; zij vond't toch beter hem naar de andere kamer te tronen. 's Nachts ontaardde de wind in een hevigen storm. Huilend loeide hij langs de straten, dakpannen werden afgeslierd, schoorsteen en neergeworpen, Maar hoe de storm ook razen mocht, het echtpaar Rooyhoed sliep den slaap der rechtvaar digen. Hij sliep altijd erg vast en zij de zen keer bijzonder lekker, omdat ze droom de van de gans, waarmee ze hem verrassen zou. Intusschen raasde de storm voort, ook toen de dag begon aan te breken. Meneer Rooyhoed was al opgestaan en stond in de keuken zijn schoenen te poetsen, toen juf frouw Rooyhoed ontsteld bij hem kwam; ze had voor 't eerst sinds ze getrouwd wa ren haar tijd verslapen. Haar eerste gedachte had de gans gegol den. Ze was naar het venster gegaan en. was toen naar haar man geloopen, den kend dat hij haar eens foppen wilde. „Henri!" riep ze. „Nu, wat is er?" „Ach ja, je hebt 'm weggestopt." „Ik begrijp je niet. Wat weggestopt?" „Welwél, ik had 'm toch aan het raam gehangen". Toen ging ze weer de ka mer in, stiet het raam open en keek naar huiten. 't Was nog te donker om wat te zien. „Wat moet dat toch heteekenen, maak liever mijn boterham klaar, ik moet di rect weg." „Ja, ja, ik zal het direct doen, maar zeg me dan, waar je hem gelaten hebt." „Maar wat wil je dan toch!" riep hij ontstemd uit. „Waar praat je toch over?" „Ik wou Je verrassen, Henri, op je ver jaardag. Ik wou je, je. „Nou?" „Een gans geven en nou is die wegl" Zij begon te schreien. „Maar ik weet van geen gans af," zei hij nu met zooveel oprechtheid, dat ze niet twijfelen kon aan de waarheid. „Dus is ie weg", klaagde ze, „aan dit touwtje had ik hem gehangen." „Hoe kan je ook zoo dom zijn," zei hij nu, spijtig over de gans, „aan terugkrij gen is niet te denken. Had me er nu maar liever niets van gezegd, dan had ik er ook geen spijt van gehad." Ontstemd ging hij naar zijn kantoor, voor 't eerst sinds ze getrouwd waren. Op de eerste verdieping naast lien woon de de advocaat Berger, bij wien Rooyhoed op 't kantoor was. Hij was dien nacht vrij laat thuis gekomen en bad zijn hoed in den storm verspeeld. Zijn vrouw die om het „noodweer" was opgebleven, was alles behalve in haar schik, dat hij zoo laat thuis kwam. Hij vond 't veilig, maar zoo gauw moge lijk in bed te kruipen en liet den storm zoo hard waaien als hij wilde. 's Morgens kwam mevrouw niet aan het ontbijt, omdat ze hoofdpijn had. Hij kende dit en wist, dat dit 's middags veel beter zou zijn. Toen hij weg was, ging mevrouw Berger ontbij ten, ze was nog altijd uit haar humeur over zijn late thuiskomst. Mistroostig liet ze haar blik uit het venster dwalen en sprong eensklaps op. Wat was dat? In een hoek van het bal kon lag iets, 't bleek een mooie vette gans te zijn. „Die goede man", zei ze, „daar heeft hij me nou weer, zooals hij dat zoo dikwijls doet, willen verrassen. Ja, ze was boos op hem en daarom legde hij de gans er stilletjes neer. En dan liet ze hem nog zonder morgengroet heengaan. Ze zou het goed met hem maken als hij terug kwam en de gans vandaag nog laten braden. De keukenmeid werd geroepen, ook zij vond meneer „te goed" en al gauw pruttelde de gans in de pan. Toen meneer Berger klokslag vijf uur thuis kwam, werd hij zeer hartelijk ont vangen. „Beste man, hen je niet meer boos. Neen? Ach je bent veel beter dan ik. Maar kom nu, het gebraad is zoo klaar." Hij laat zich deze ontvangst als een pa scha welgevallen en neemt aan tafel plaats. Hij was niet gewoon aan tafel veel te zeg gen en zijn vrouw, vandaag vooral zeer In schikkelijk gestemd, zweeg ook, maar nam hem aandachtig waar. Wat kon hij zich toch goedhouden, hij deed net of hij van den prins geen kwaad wist. „Nu ventje, hoe smaakt het?" „Uitstekend". „Je verstaat het werkelijk inkoopen te doen als de beste keukenmeid", schertste zij. „Nu de gans, 't had best kunnen gebeu ren, dat ik 'm niet gevonden had, in den winter kom je zoo niet op 't balkon." „Maar ik begrijp heusch niet." „Ja, ik weet er alles van, hoe je nu maar zoo goed niet. Je had de gans In een hoek van het-balkon gelegd." Mijnheer sprong plotseling van zijn stoel op en liep naar de telephoon. Hij belde zijn bureauchef op. „Woont Rooyhoed niet in mijn nabij heid? Welk nummer. Goed, goed en vannacht zijn vrouw haar gans kwijt geraakt. Dank je." Schelt af. „Hm", zei hij toen hij weer op zijn stoel zat, „die geschiedenis kon leuk zijn, als ze niet zoo spijtig was." „Maar zeg me dan eens?" begon zijn vrouw, die met open mond had zitten toe luisteren. „De zaak is deze, dat we met vee! smaak een gans zitten op te peuzelen, die mijn arme schrijver, die naast ons woont bo ven, van nacht met den storm kwijtraakte. Waarschijnlijk is-ie op ons balkon ge waaid." „Als dat geen aardigheid van je Is, zou het treurig zijn." „'t Is zoo, ik hoorde vandaag op het kantoor van 't geval. In elk geval moeten we het goed met hem maken. We zullen ons verontschuldigen." „Doe dat niet, je zou mij belachelijk ma ken. Laten we er liever wat anders op vinden." Juffrouw Rooyhoed had den geheelen dag getreurd, 't Was of met de gans haar levensgeluk weggewaaid was. En 't was ook geen kleinigheid, sis men drie maan den er voor gespaard heeft. En 't meest hinderde het haar. dat 't haar eigen schuld was, ze had de gans beter vast moe ten binden. En toen haar man 's middags thuis kwam, 't goed maakte dat hij 's ochtends boos was weggegaan, liep de maat harer smart over. „Vrouwtje, we zullen ons een andere koopen," riep hij in een lichtzinnige op welling uit. „Daar heb ik ook al aan gedacht, maar het zal een heel gat in onze beurs maken en 't rechte pleizier hebben we er toch niet meer van." Er werd gebeld. „Ja jij kijken, Henri, verbeeld je dat het de gans eens was!" „Kom, hoe zou dat nu kunnen. Ganzen waaien wel weg, maar niet weer terug." Hij ging naar voren, kwam een oogen blik later juichend terug, een groote vette gans boven zijn hoofd zwaaiend. Er was een brief hij: Beste Rooyhoed, Ik heb toevallig van het ongelukje van je vrouw gehoord, vergun me je een kleine compensatie aan te bieden. Opdat de vo gel eehter weer niet zou wegwaaien, heb ik zijn vleugels wat bezwaard, hetgeen ge, sis een kleine erkenning voor uw trouwe plichtsbetrachting, wel als een verjarings geschenk zult willen aanvaarden. Met hartelijke gelukwenschenn, Berger. Met bevende handen maakte Rooyhoed de papiertjes van de vleugels der gans los. In elk zat een goud tientje. KOEPA. Hongaarsche legende. Koepa, de oude heidensche krijger, wil de zich niet onderwerpen aan de wet van Christus, aan zijn hoofd den koning Ste- phanus. Hij had de voorkeur gegeven aan zijn god Hadur, den oorlogsgod, die tot nu toe steeds de Hongaren beschermd en hun de overwinning gegeven had. Koepa vereert hem en jammert over zijn zoon, die bekeerd tot den christen gods dienst, Hadur heeft verloochend; die zoon, gevoed door beelden van een roemrijk ver leden, heeft het geloof zijner voorouders afgezworen, hij heeft zijn vaderland ver geten, heeft zijn verleden verraden; hij heeft geen godsdienst meer Koepa alleen bezit het geloof. En ter wijl hij aldus denkt, ziet hij dengene na deren, met wien zijn gedachte steeds be zig is: zijn zoon Zoard komt. „O, vader, vergeef mij," zegt de chris ten ridder, „gij haat mij, ik weet het, maar vergeef mijIk wilde u niet bedroeven, maat ik moest komen Vervloek mij, maar ik verwijder mij niet zonder mijn zending vervuld te hebbenHet lot zal den dag van morgen beslissend maken Uw leger en dat van koning Stephanus zullen tot de overwinning, tot den dood strijden „Ik heb u lief, o vaderl Welk een smart voor mij, indien ik u morgen moest zien vallen in den bloedigen slag, u na de overwinning levenloos op het slagveld moest zien liggen, gereed voor het stomme graf. U aldus te moeten zien!O neen, vaderlGij hebt mij uit uw huis ge jaagd, wijl ik het christen geloof heb om helsd en een jeugdige Christinne heb ge trouwd! Sedert dien haat gij mij, maar ik bemin u steeds!Ga morgen niet ten strijde, ik bid het u! Gij zoudt er den dood kunnen vinden! Koning Stephanus zal met al zijn machtige troepen uw klein le ger verslaan, gij zult overwonnen worden. Vader, verzaak aan de afgoden, wordt Christen en noem, zooals vroeger, onzen edelen koning uw broeder Koepa, die tot nu toe zwijgend ge luisterd heeft, richt zich op om te ant woorden. „Vermetele! Wat durft gij zeggen? Dien bedrieger, dien christenhond mijn broeder noemen? Ga weg, renegaatlGelooft gij, Door „De Leidsche Courant" zullen on der de goede oplossers van onderstaand Kruiswoord-Raadsel de volgende prijzen worden verloot: 1 Vaas van Goudsch aardewerk. 1 aschhak van Goudsch aardewerk. 2 boekwerken. Oplossingen uitsluitend van abonné's worden tot 18 Maart a.s. ingewacht aan ons Bureau: Rapenburg 10, Leiden, in ge sloten couvert, vergezeld van deze annonce en met het motto: Kruiswoord-Raadsel L. C. in den linkerbovenhoek van het cou vert. Voor den geestigsten vorm, waarin een goede oplossing ons wordt toegezonden, stellen wij een afzonderlijken p r ij s ter beschikking. Toelichting: lo. Het oplossen van een Kruiswoord* Raadsel bestaat in het invoegen van let ters in de blanco-hokjes en wel door van de onder „verticaal" en „horizontaal" op gegeven woorden of omschrijvingen een gelijk-beteekenend woord te zoeken met een letter-aantal gelijk aan de in te vullen hokjes. Bovendien moeten deze woorden zóó gekozen worden dat de letters van bijv. horizontale rijen woorden, ook vertikaal bet verlangde woord vormen en omge keerd. 2o. Het geheel van woorden behoeft geer doorloopenden zin te vormen. 8o. „Abonneert U op de" stae^ niet in verband met de puzzle, de Ielterh hiervan doen dus dienst als zwarte blok< jes. „Leidsche Courant" echte* wel. VERTIKAAL: 1. Onaangenaam persoon 2. Rund 8. Getij 4. Voor wintersport 5. Troef negen 6. Tweeklank 8. Bezitt. voornaamwoord 9. Jaloezie 10. Wat men neemt als men drinkt 11. Voorzetsel 12. Persoonlijk voornaam woord 13. Verzuimen 10. Eiland in den O.-Ind. Archipel 19, Voorwerp waar men mee slaat 21. Zangstem 22. Om iets op te hangen 24. Rivier in Italië 27. Harssoort 28. Wintervoertuig 29. Muzieknoot 81. Begin van een spreek woord 38. Scheepstuig 39. Landbouwwerktuig 41. Voorzetsel 42. Lidwoord 46. Omgekeerde uitroep 47. Bewoner van een groot eiland 48. Beest 49. Wat meestal aan een bruidsjapon zit 50. Uitroep van blijdschap 51. Verkorte meisjesnaam 52. Vazen 53. Verkorte kleine-jon gensnaam 54. Soort vlakgummi de 55. Voorzetsel 68. Olie, bekend huishouding 59, Een weinig 61. Teeder 62. Overal 63. Inval 65. Bedehuis 67. Trotsch (gaan op") 68. Deel van het aangezicht 69. Een weinig 71. Tegengestelde van voor 73. Deel van een toonbank 75. Turfsnippers 78. Boot 79. Boomsoort 80. Tak van onderwijs 82. Voorzetsel 83. Nimf 85. Runcl 86. yitroep van pijn 87. Als 85 88. Landbouwwerktuig 89. Lengtemaat 90. Verkorte jongensnaam 93. Kleine mogelijkheden HORIZONTAAL: 1. Merkwaardig plekje in België 7. Artistiek gevoel 14. 3de pers. teg. tijd van een werkwoord 15. Verlegen 17. Stonde 18. Bijdehande vrouw 20. Lengtemaat 21. Rivier in Zuid-Holland 23. Muzieknoot 26. Veel voorkomende bioscoop-naam 28. Van iedereen 30. Oost-Aziatisch schier eiland 32. Tak van onderwijl: 83. Wat de krant ons if lezen geeft 34. Wordt bij de visch- vangst gebruikt 35. Top van een huis 36. Zweedsch geldstuk 37 Voorzetsel 38. Oxydatie 40. Wat gesproken wortf 43. Plus 44. Vader 45. Lengtemaat 56. Welzijn 57. Meisjesnaam 58. Muzieknoot 60. Kier 62. Meisjesnaam 63. Pers. voornaamwoord 64. Niet waterdikht 66. Lange en smalle stroor 68. Grondsoort 69. Meisjesnaam 70. Verorberden 72. Menschelijk wezen 73. Grondbezitting in vroe ger eeuwen 74. Merk electrische gloei lampen 76. Scheepstuig 77. Voorzetsel 78. Merk rijwielbanden 79. Tweeklank 81. Groote som gelds 83. Muzieknoot 84. Aanhef van een bekend studentenlied 86. Uitroep tot aansporing 88. Lot 90. Tweeklank 91. Bewoners van hefc N oordpool-gebied 92. Gebazel. dat ik evenals gij, een laffe hoveling ga worden! Mijn vloek vergezelle ieder van uw schreden, ondankbare zoon, die zoo vele heilige herinneringen versmaad hebt! Ik wil niets te maken hebben met den vrede, dien gij mij aanbiedt, ik wil den strijd, opdat ik, zoolang er valsche aan bidders op de aarde zullen zijn, mijn sabel kan wasschen in hun bloedVerwijder je van hier, en verschijn nooit weer voor mijl" Hij verwijdert zich en voegt zich bij Zo- noek, zijn ouden metgezel, dien hij verlaten had en roept hem toe: ..Hadur, mogen de overwinning en de eer u zijn! Ik offer u mijn zoon, o Hadurl" Het machtig trompetgeschal zwijgt en twee legers storten op elkaar. De schok moet ontzettend geweest zijn, en toch verneemt men geen enkelen kreet; maar in de horst der strijders brandt een vlam zooals de bliksem de wolken door klieft. Zooals twee rivieren elkaar ontmoeten na den dam, die haar scheidden, doorbro ken te hebben, zoo vallen de twee legers elkaar aan. Koepa is de ziel van den strijd, hij heeft Hadur aangeroepen, een nieuwe bezie ling betoovert hem. Hij leidt de legerhoof den, moedigt de strijders aan en weldra wijkt het christenleger Koepa, die zich reeds overwinnaar waant, keert terug te midden, van het strijdgewoel, maar voor hem richt zich een jonge ridder; hij is de moedigste en vermetelste van het christenleger; zijn te genwoordigheid hergeeft den christenstrij ders de hoop, men kent zijn heldhaftig heid, men weet, dat hij de schrik is def vijanden des konings. De heidensche krijgsoverste heft zijn zwaren knots op, maar een somber voor gevoel doet zijn arm aarzelen, maakt hem zwak en het verraderlijk wapen tref slechts den sabel van den jongen ridder, die den arm heeft uitgestrekt, om het wa pen af te keeren. „O, mijn zoon," roept Koepa uit, „moei" ik u hier voor mij vinden? Edelmoedig en zwak, edel en zacht, zijt gij het bceli van je moeder!Ik kan jo niet dooden!. O, neon, dat is niet mogelijk, ik zou jf moeder dooden!Verwijder je van biet en Hadur zij met u! Het wapen uws va* ders zal niet je bloed doen vloeien! „O, ellendige verrader! En ik geloofde u 'zoo trouw!" riep Zonoek uit, zich voot Koepa oprichtend, „laffe renegaat, je zief dale neer in do hel!" Koepa siddert, want oen doodelijke slag- treft hem in het hart. Hij wankelt en stort ter aarde. „Gij hc-ht mij bedrogen," vervolgt Zo noek, „gij hebt het geloof onzer voorvader ren verloren. Ontzettende gedachte, wrecder dan do wonden Vervloekt zijt gij, gij, die onzen schitterenden standaard verra den hebtl" Zonoek had Hadur, den god des oor- logs, gewroken. Zijn lans doorboorde hef hart van Koepa, die een oogenblik later den geest gaf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 11