KRUISWOORD-RAADSEL.
^KALENDER der week
Als niet anders wordt aangegeven
in deze week de H. Mis Gloria en
^edo. lederen dag de Prefatie v. d. Vas-
^ZONDAG, 8 Maart. 2e Zondag v. d.
ya8ten. Mis: Reminiscere. 2e ge
bed v. d. H. Joannes de Deo. Credo.
Kleur: Paars.
Tot heiligheid heeft God ons geroepen.
'Om ons zeiven te heiligen moeten wij ons
levensgedrag ondergeschikt maken aan
0jjne heilige geboden. Wij kennen die,
(Epistel) maar onze gedachten, woorden
en werken zijn er zoo dikwijls mee in
strijd. In alle nederigheid erkennen wij
onze zonden en bidden den goeden en
barmhartigen God om vergiffenis. (In-
troitus, Graduale, Tractus) om bescher-
ming onzer uiterlijke en innerlijke ver-
mogeas; bijzonder echter om zuivering
j onzer verbeelding en van ons verstand ('t
ï1 Gebed). Hij zal ons verhooren (Commu-
'oio). Getroosten ook willen wij ons de
moeite, ons verstand beschouwend en
overwegend te richten op Gods H. Wei
(Offertorium) om met Gods genade door
'de overweging te komen tot daadwerke
lijke naleving der Wet Gods (Postcom-
munio). Dan zullen wij bezitten het ware
geluk, omdat de Vader ook van ons zal
kunnen getuigen, dat wij Zijne welbemin
de kinderen zijn. (Evangelie).
MAANDAG, 9 Maart. Mis v. d. H.
Francisca, Romeinsche weduwe. Cog-
nov'i. Gloria 2e gebed en laatste Evangelie
l d. dag. Kleur: Wit:
Ook mag gelezen worden de Mis v. d.
dag, Redime, 2e gebed v. d. H. Fransisca
Kleur: Paars.
"Op haar elfde jaar wenschte Fransisca
het kloosterleven te aanvaarden en zich
ean God toe te wijden. Doch haar vader
ïerzette zich tegen haar verlangen en uit
loorzaamheid aan hare ouders trad zij
jn het huwelijk. Fransisca heeft getoond,
idat men om heilig te worden zich niet
Juist in een klooster behoeft op te slui
ten, maar men ook in de wereld, wan
neer men de plichten van zijn staat ge
bouw vervuld, zijne gedachten, woorden
rerken en verlangens richt op God en
ei Zijn eer, heilig kan worden.
Gedurende de veertig jaren van haar
luwelijk wist zij de voorschriften van
den godsdienst met de plichten van
jrouw en moeder volmaakt te vereenigen,
'e midden harer dagelijksche bezigheden
laar hart tot God op te heffen. Na den
van haren echtgenoot trad zij in de
ne orde der Oblaten, door haar zelf gesticht
sli tn zij, de stichteres leefde daar als de
ra eringste der zusters, in groote boetvaar-
k igheid. Den 9den Maart 1440 stierf zij
'v; pp 56-jarigen leeftijd.
DINSDAG, 10 Maart. Mis v. d. H. 4 0
artelaren van Sebaste: Clama-
erirnt, Gloria, 2e gebed v. d. dag, 3e A
ïunctis. Laatste Ev. v. d. dag. Kleur:
ood.
Ook is geoorloofd een gelezen H. Mis v.
dag: Tibi dixit, 2e gebed v. d. H.H. 40
fartelaren. 3e A Gunctis. Kleur: Paars
in ware marteling hebben deze 40 hei
soldaten voor hun geloof doorstaan,
btkleed werden zij in den nacht bloot-
eateld aan de strenge koude en het toe-
riezend water, in de nabijheid van een
farm bad Eén hunner werd afvallig. God
ibter verhoorde hunne bede, want toch
zij met 40 gekroond. Eén der'wach-
rs, n.l. beleed Christen te zijn en ver
enigde zich met de 39 geloofshelden.
WOENSDAG, 11 Maart. Mis v. d. dag
derelinquas, 2e gebed A Cunctis, 3e
ninipotens. Kleur: Paars.
DONDERDAG, 12 Maart. Mis v. d. H.
regorius de Groote. Paus en
erkleevaar. Sacerdotes. Gloria, 2e gebed
j i laatste Ev. v. d. dag. Credo. Kleur:
0! L
Ook is geoorloofd een gelezen H. Mis
d. dag. Deus, 2e gebed v. d. H. Grego-
Kleur: Paars.
Gregorius, om den glans zijner deugden
edele daden „de Groote" bijgenaamd,
wie, na het^ hooge ambt van Stads-
togd van Rome te Lebben bekleed, als
n eenvoudig kloosterling. Op zijn vor-
«k als Missionaris naar Engeland ge-
oden, riep Benedictus I hem, nog op
is zijnde, terug op óénparig aandringen
to het volk. Na Paus Pelagius II op den
oei van St. Petrus verheven, is Grego-
tos zonder twijfel één der grootste Pau-
geweest. Geloofsverkondigers zond hij
aar Engeland: met zachtheid en overtui-
n8 trachtte hij de ketters te bekeeren.
ezorgd was hij voor de hem toever-
ouwde kudde, zooals uit zijne nagelalen
H it Een krachtig bevorderaar
de Heilige geweest voor de wetenschap
«honderd staan we, hoe hij, ondanks
'akke gezondheid en aanhoudende zwa-
ZLr?fen' ons no£ zoovele en zoo mooie
schriften heeft kunnen nalaten.
VRIJDAG, 13 Maart. Mi s v. d. d a g.
J> autem, 2e gebed A Gunctis 3e Omni-
"'cns. Kleur: Paars.
ZATERDAG, 14 Maart Mis v. d. dag
Domini, 2e en 3e gebed als gisteren,
gebed voor den Paus. Kleur: Paars.
Se- ALB. M. KOK,
Priester.
Er is dus van elke soort maar heel wei-
«jaad n°odig. Zeer dicht zaaien. Daarop
de amateur-tulnier steeds bedacht
Andere vooropstaande eischen zijn;
top zaaien als het kleine zaden geldt,
et^9 ,8tan^P^aais en zorgvuldige be-
rekf2' C W.' z' n^et te weinig maar vol-
ook niet te veel water geven I De
e moet men niet meer dan matig
^ug houden.
CE WEGGEWAAIDE GANS.
^rie maanden lang had ze voor die ex-
tok ,ve..gesPaar(I> want een kantoor-
- met vijf en veertig guldon tractement
kan zijn vrouw niet veel huishoudgeld ge
ven en al weet ze het nog zoo zuinig te
plooien en te bedisselen, er blijft toch niet
veel voor extratjes over. Haar man had
haar eens verteld, dat op zijn verjaardog,
die op den 4en December viel, er bij hem
thuis altijd een gans op tafel kwam. Sinds
zijn ouders gestorven waren en hij alleen
op de wereld stond, had hij die attentie, hij
hield zoo van ganzenbout, gemist.
Van dat oogenblik liep zijn vrouw met
het plan rond, hem op zijn verjaardag met
een lekkere gebraden gans te verrassen,
lederen ochtend lei ze een stuiver op zij
en toen het daags voor zijn verjaardag
was, had ze vijf gulden op drie stuivers na
hij elkaar. Ze ging naar de markt en kwam
weldra met een lekkere zware gans thuis.
Ze had gezorgd dat het een goede was.
want ze wilde niet dat liet gebraad min
der was dan hij vroeger thuis gewoon was
te krijgen. Ze had nog een en twintig
stuivers overgehouden en besloot met dit
geld het diner nog wat uit te breiden
Toen ze thuis kwam was haar eerste
werk de gans in veiligheid te brengen, 't
moest een verrassing blijven. Ze sloot al
les, wat ze voor zijn verjaringsdiner ge
kocht had, achter slot en hing de gans
Luiten uit het venster. Haar man kwam
eerst 's avonds thuis, dan waren de gor
dijnen al neergelaten. Telkens als ze dien
dag voorbij het raam kwam, bewonderde
zij de gans, 't was een prachtexemplaar.
Ze wou, dat het al Zondag was.
Toen 's avonds mijnheer Rooyhoed thuis
kwam, gebruikten ze onder vroolijke
scherts het avondeten. Ze waren beiden
opgeruimd van humeur, menschen die
zich door zorgen niet ontmoedigen lieten.
„Wordt daar niet geklopt?" zei hij eens
klaps. Zijn vrouw lachte. Ze had het al
lang gehoord, 't Was de gans, die, door den
wind heen en weer geschud, tegen 't raam
tikte.
,,'t Verjaringsmannetje komt zeker vra
gen, of 't kind zoet geweest is," lachte ze.
„Ja, dat gebeurde vroeger," zuchtte
mijnheer Rooyhoed, „toen moedertje nog
leefdo. maar tegenwoordig met den slech
ten tijd
„Wacht het nou eerst eens af", zei het
jonge vrouwtje; zij vond't toch beter hem
naar de andere kamer te tronen.
's Nachts ontaardde de wind in een
hevigen storm. Huilend loeide hij langs de
straten, dakpannen werden afgeslierd,
schoorsteen en neergeworpen, Maar hoe de
storm ook razen mocht, het echtpaar
Rooyhoed sliep den slaap der rechtvaar
digen. Hij sliep altijd erg vast en zij de
zen keer bijzonder lekker, omdat ze droom
de van de gans, waarmee ze hem verrassen
zou.
Intusschen raasde de storm voort, ook
toen de dag begon aan te breken. Meneer
Rooyhoed was al opgestaan en stond in de
keuken zijn schoenen te poetsen, toen juf
frouw Rooyhoed ontsteld bij hem kwam;
ze had voor 't eerst sinds ze getrouwd wa
ren haar tijd verslapen.
Haar eerste gedachte had de gans gegol
den. Ze was naar het venster gegaan en.
was toen naar haar man geloopen, den
kend dat hij haar eens foppen wilde.
„Henri!" riep ze.
„Nu, wat is er?"
„Ach ja, je hebt 'm weggestopt."
„Ik begrijp je niet. Wat weggestopt?"
„Welwél, ik had 'm toch aan het
raam gehangen". Toen ging ze weer de ka
mer in, stiet het raam open en keek naar
huiten. 't Was nog te donker om wat te
zien.
„Wat moet dat toch heteekenen, maak
liever mijn boterham klaar, ik moet di
rect weg."
„Ja, ja, ik zal het direct doen, maar
zeg me dan, waar je hem gelaten hebt."
„Maar wat wil je dan toch!" riep hij
ontstemd uit. „Waar praat je toch over?"
„Ik wou Je verrassen, Henri, op je ver
jaardag. Ik wou je, je.
„Nou?"
„Een gans geven en nou is die wegl"
Zij begon te schreien.
„Maar ik weet van geen gans af," zei hij
nu met zooveel oprechtheid, dat ze niet
twijfelen kon aan de waarheid.
„Dus is ie weg", klaagde ze, „aan dit
touwtje had ik hem gehangen."
„Hoe kan je ook zoo dom zijn," zei hij
nu, spijtig over de gans, „aan terugkrij
gen is niet te denken. Had me er nu maar
liever niets van gezegd, dan had ik er ook
geen spijt van gehad."
Ontstemd ging hij naar zijn kantoor,
voor 't eerst sinds ze getrouwd waren.
Op de eerste verdieping naast lien woon
de de advocaat Berger, bij wien Rooyhoed
op 't kantoor was. Hij was dien nacht vrij
laat thuis gekomen en bad zijn hoed in
den storm verspeeld. Zijn vrouw die om
het „noodweer" was opgebleven, was alles
behalve in haar schik, dat hij zoo laat
thuis kwam.
Hij vond 't veilig, maar zoo gauw moge
lijk in bed te kruipen en liet den storm zoo
hard waaien als hij wilde. 's Morgens
kwam mevrouw niet aan het ontbijt, omdat
ze hoofdpijn had. Hij kende dit en wist,
dat dit 's middags veel beter zou zijn. Toen
hij weg was, ging mevrouw Berger ontbij
ten, ze was nog altijd uit haar humeur
over zijn late thuiskomst. Mistroostig liet
ze haar blik uit het venster dwalen en
sprong eensklaps op.
Wat was dat? In een hoek van het bal
kon lag iets, 't bleek een mooie vette gans
te zijn. „Die goede man", zei ze, „daar
heeft hij me nou weer, zooals hij dat zoo
dikwijls doet, willen verrassen. Ja, ze was
boos op hem en daarom legde hij de gans
er stilletjes neer. En dan liet ze hem nog
zonder morgengroet heengaan. Ze zou het
goed met hem maken als hij terug kwam
en de gans vandaag nog laten braden. De
keukenmeid werd geroepen, ook zij vond
meneer „te goed" en al gauw pruttelde de
gans in de pan.
Toen meneer Berger klokslag vijf uur
thuis kwam, werd hij zeer hartelijk ont
vangen.
„Beste man, hen je niet meer boos.
Neen? Ach je bent veel beter dan ik.
Maar kom nu, het gebraad is zoo klaar."
Hij laat zich deze ontvangst als een pa
scha welgevallen en neemt aan tafel plaats.
Hij was niet gewoon aan tafel veel te zeg
gen en zijn vrouw, vandaag vooral zeer In
schikkelijk gestemd, zweeg ook, maar nam
hem aandachtig waar. Wat kon hij zich
toch goedhouden, hij deed net of hij van
den prins geen kwaad wist.
„Nu ventje, hoe smaakt het?"
„Uitstekend".
„Je verstaat het werkelijk inkoopen te
doen als de beste keukenmeid", schertste
zij.
„Nu de gans, 't had best kunnen gebeu
ren, dat ik 'm niet gevonden had, in den
winter kom je zoo niet op 't balkon."
„Maar ik begrijp heusch niet."
„Ja, ik weet er alles van, hoe je nu maar
zoo goed niet. Je had de gans In een hoek
van het-balkon gelegd."
Mijnheer sprong plotseling van zijn stoel
op en liep naar de telephoon. Hij belde
zijn bureauchef op.
„Woont Rooyhoed niet in mijn nabij
heid? Welk nummer. Goed, goed en
vannacht zijn vrouw haar gans kwijt
geraakt. Dank je." Schelt af.
„Hm", zei hij toen hij weer op zijn stoel
zat, „die geschiedenis kon leuk zijn, als ze
niet zoo spijtig was."
„Maar zeg me dan eens?" begon zijn
vrouw, die met open mond had zitten toe
luisteren.
„De zaak is deze, dat we met vee! smaak
een gans zitten op te peuzelen, die mijn
arme schrijver, die naast ons woont bo
ven, van nacht met den storm kwijtraakte.
Waarschijnlijk is-ie op ons balkon ge
waaid."
„Als dat geen aardigheid van je Is, zou
het treurig zijn."
„'t Is zoo, ik hoorde vandaag op het
kantoor van 't geval. In elk geval moeten
we het goed met hem maken. We zullen
ons verontschuldigen."
„Doe dat niet, je zou mij belachelijk ma
ken. Laten we er liever wat anders op
vinden."
Juffrouw Rooyhoed had den geheelen
dag getreurd, 't Was of met de gans haar
levensgeluk weggewaaid was. En 't was
ook geen kleinigheid, sis men drie maan
den er voor gespaard heeft. En 't meest
hinderde het haar. dat 't haar eigen
schuld was, ze had de gans beter vast moe
ten binden.
En toen haar man 's middags thuis
kwam, 't goed maakte dat hij 's ochtends
boos was weggegaan, liep de maat harer
smart over.
„Vrouwtje, we zullen ons een andere
koopen," riep hij in een lichtzinnige op
welling uit.
„Daar heb ik ook al aan gedacht, maar
het zal een heel gat in onze beurs maken
en 't rechte pleizier hebben we er toch niet
meer van."
Er werd gebeld. „Ja jij kijken, Henri,
verbeeld je dat het de gans eens was!"
„Kom, hoe zou dat nu kunnen. Ganzen
waaien wel weg, maar niet weer terug."
Hij ging naar voren, kwam een oogen
blik later juichend terug, een groote vette
gans boven zijn hoofd zwaaiend.
Er was een brief hij:
Beste Rooyhoed,
Ik heb toevallig van het ongelukje van
je vrouw gehoord, vergun me je een kleine
compensatie aan te bieden. Opdat de vo
gel eehter weer niet zou wegwaaien, heb
ik zijn vleugels wat bezwaard, hetgeen ge,
sis een kleine erkenning voor uw trouwe
plichtsbetrachting, wel als een verjarings
geschenk zult willen aanvaarden.
Met hartelijke gelukwenschenn,
Berger.
Met bevende handen maakte Rooyhoed
de papiertjes van de vleugels der gans los.
In elk zat een goud tientje.
KOEPA.
Hongaarsche legende.
Koepa, de oude heidensche krijger, wil
de zich niet onderwerpen aan de wet van
Christus, aan zijn hoofd den koning Ste-
phanus. Hij had de voorkeur gegeven aan
zijn god Hadur, den oorlogsgod, die tot nu
toe steeds de Hongaren beschermd en hun
de overwinning gegeven had.
Koepa vereert hem en jammert over zijn
zoon, die bekeerd tot den christen gods
dienst, Hadur heeft verloochend; die zoon,
gevoed door beelden van een roemrijk ver
leden, heeft het geloof zijner voorouders
afgezworen, hij heeft zijn vaderland ver
geten, heeft zijn verleden verraden; hij
heeft geen godsdienst meer
Koepa alleen bezit het geloof. En ter
wijl hij aldus denkt, ziet hij dengene na
deren, met wien zijn gedachte steeds be
zig is: zijn zoon Zoard komt.
„O, vader, vergeef mij," zegt de chris
ten ridder, „gij haat mij, ik weet het, maar
vergeef mijIk wilde u niet bedroeven,
maat ik moest komen Vervloek mij,
maar ik verwijder mij niet zonder mijn
zending vervuld te hebbenHet lot zal
den dag van morgen beslissend maken
Uw leger en dat van koning Stephanus
zullen tot de overwinning, tot den dood
strijden
„Ik heb u lief, o vaderl Welk een smart
voor mij, indien ik u morgen moest zien
vallen in den bloedigen slag, u na de
overwinning levenloos op het slagveld
moest zien liggen, gereed voor het stomme
graf. U aldus te moeten zien!O neen,
vaderlGij hebt mij uit uw huis ge
jaagd, wijl ik het christen geloof heb om
helsd en een jeugdige Christinne heb ge
trouwd! Sedert dien haat gij mij, maar
ik bemin u steeds!Ga morgen niet ten
strijde, ik bid het u! Gij zoudt er den dood
kunnen vinden! Koning Stephanus zal
met al zijn machtige troepen uw klein le
ger verslaan, gij zult overwonnen worden.
Vader, verzaak aan de afgoden, wordt
Christen en noem, zooals vroeger, onzen
edelen koning uw broeder
Koepa, die tot nu toe zwijgend ge
luisterd heeft, richt zich op om te ant
woorden.
„Vermetele! Wat durft gij zeggen? Dien
bedrieger, dien christenhond mijn broeder
noemen? Ga weg, renegaatlGelooft gij,
Door „De Leidsche Courant" zullen on
der de goede oplossers van onderstaand
Kruiswoord-Raadsel de volgende prijzen
worden verloot:
1 Vaas van Goudsch aardewerk.
1 aschhak van Goudsch aardewerk.
2 boekwerken.
Oplossingen uitsluitend van abonné's
worden tot 18 Maart a.s. ingewacht aan
ons Bureau: Rapenburg 10, Leiden, in ge
sloten couvert, vergezeld van deze annonce
en met het motto: Kruiswoord-Raadsel
L. C. in den linkerbovenhoek van het cou
vert.
Voor den geestigsten vorm, waarin een
goede oplossing ons wordt toegezonden,
stellen wij een afzonderlijken
p r ij s ter beschikking.
Toelichting:
lo. Het oplossen van een Kruiswoord*
Raadsel bestaat in het invoegen van let
ters in de blanco-hokjes en wel door van
de onder „verticaal" en „horizontaal" op
gegeven woorden of omschrijvingen een
gelijk-beteekenend woord te zoeken met
een letter-aantal gelijk aan de in te vullen
hokjes. Bovendien moeten deze woorden
zóó gekozen worden dat de letters van bijv.
horizontale rijen woorden, ook vertikaal
bet verlangde woord vormen en omge
keerd.
2o. Het geheel van woorden behoeft geer
doorloopenden zin te vormen.
8o. „Abonneert U op de" stae^
niet in verband met de puzzle, de Ielterh
hiervan doen dus dienst als zwarte blok<
jes. „Leidsche Courant" echte*
wel.
VERTIKAAL:
1. Onaangenaam persoon
2. Rund
8. Getij
4. Voor wintersport
5. Troef negen
6. Tweeklank
8. Bezitt. voornaamwoord
9. Jaloezie
10. Wat men neemt als
men drinkt
11. Voorzetsel
12. Persoonlijk voornaam
woord
13. Verzuimen
10. Eiland in den O.-Ind.
Archipel
19, Voorwerp waar men
mee slaat
21. Zangstem
22. Om iets op te hangen
24. Rivier in Italië
27. Harssoort
28. Wintervoertuig
29. Muzieknoot
81. Begin van een spreek
woord
38. Scheepstuig
39. Landbouwwerktuig
41. Voorzetsel
42. Lidwoord
46. Omgekeerde uitroep
47. Bewoner van een groot
eiland
48. Beest
49. Wat meestal aan een
bruidsjapon zit
50. Uitroep van blijdschap
51. Verkorte meisjesnaam
52. Vazen
53. Verkorte kleine-jon
gensnaam
54. Soort vlakgummi
de
55. Voorzetsel
68. Olie, bekend
huishouding
59, Een weinig
61. Teeder
62. Overal
63. Inval
65. Bedehuis
67. Trotsch (gaan op")
68. Deel van het aangezicht
69. Een weinig
71. Tegengestelde van voor
73. Deel van een toonbank
75. Turfsnippers
78. Boot
79. Boomsoort
80. Tak van onderwijs
82. Voorzetsel
83. Nimf
85. Runcl
86. yitroep van pijn
87. Als 85
88. Landbouwwerktuig
89. Lengtemaat
90. Verkorte jongensnaam
93. Kleine mogelijkheden
HORIZONTAAL:
1. Merkwaardig plekje in
België
7. Artistiek gevoel
14. 3de pers. teg. tijd van
een werkwoord
15. Verlegen
17. Stonde
18. Bijdehande vrouw
20. Lengtemaat
21. Rivier in Zuid-Holland
23. Muzieknoot
26. Veel voorkomende
bioscoop-naam
28. Van iedereen
30. Oost-Aziatisch schier
eiland
32. Tak van onderwijl:
83. Wat de krant ons if
lezen geeft
34. Wordt bij de visch-
vangst gebruikt
35. Top van een huis
36. Zweedsch geldstuk
37 Voorzetsel
38. Oxydatie
40. Wat gesproken wortf
43. Plus
44. Vader
45. Lengtemaat
56. Welzijn
57. Meisjesnaam
58. Muzieknoot
60. Kier
62. Meisjesnaam
63. Pers. voornaamwoord
64. Niet waterdikht
66. Lange en smalle stroor
68. Grondsoort
69. Meisjesnaam
70. Verorberden
72. Menschelijk wezen
73. Grondbezitting in vroe
ger eeuwen
74. Merk electrische gloei
lampen
76. Scheepstuig
77. Voorzetsel
78. Merk rijwielbanden
79. Tweeklank
81. Groote som gelds
83. Muzieknoot
84. Aanhef van een bekend
studentenlied
86. Uitroep tot aansporing
88. Lot
90. Tweeklank
91. Bewoners van hefc
N oordpool-gebied
92. Gebazel.
dat ik evenals gij, een laffe hoveling ga
worden! Mijn vloek vergezelle ieder van
uw schreden, ondankbare zoon, die zoo
vele heilige herinneringen versmaad hebt!
Ik wil niets te maken hebben met den
vrede, dien gij mij aanbiedt, ik wil den
strijd, opdat ik, zoolang er valsche aan
bidders op de aarde zullen zijn, mijn sabel
kan wasschen in hun bloedVerwijder
je van hier, en verschijn nooit weer voor
mijl"
Hij verwijdert zich en voegt zich bij Zo-
noek, zijn ouden metgezel, dien hij verlaten
had en roept hem toe:
..Hadur, mogen de overwinning en de
eer u zijn! Ik offer u mijn zoon, o Hadurl"
Het machtig trompetgeschal zwijgt en
twee legers storten op elkaar.
De schok moet ontzettend geweest zijn,
en toch verneemt men geen enkelen kreet;
maar in de horst der strijders brandt een
vlam zooals de bliksem de wolken door
klieft.
Zooals twee rivieren elkaar ontmoeten
na den dam, die haar scheidden, doorbro
ken te hebben, zoo vallen de twee legers
elkaar aan.
Koepa is de ziel van den strijd, hij heeft
Hadur aangeroepen, een nieuwe bezie
ling betoovert hem. Hij leidt de legerhoof
den, moedigt de strijders aan en weldra
wijkt het christenleger
Koepa, die zich reeds overwinnaar
waant, keert terug te midden, van het
strijdgewoel, maar voor hem richt zich
een jonge ridder; hij is de moedigste en
vermetelste van het christenleger; zijn te
genwoordigheid hergeeft den christenstrij
ders de hoop, men kent zijn heldhaftig
heid, men weet, dat hij de schrik is def
vijanden des konings.
De heidensche krijgsoverste heft zijn
zwaren knots op, maar een somber voor
gevoel doet zijn arm aarzelen, maakt hem
zwak en het verraderlijk wapen tref
slechts den sabel van den jongen ridder,
die den arm heeft uitgestrekt, om het wa
pen af te keeren.
„O, mijn zoon," roept Koepa uit, „moei"
ik u hier voor mij vinden? Edelmoedig
en zwak, edel en zacht, zijt gij het bceli
van je moeder!Ik kan jo niet dooden!.
O, neon, dat is niet mogelijk, ik zou jf
moeder dooden!Verwijder je van biet
en Hadur zij met u! Het wapen uws va*
ders zal niet je bloed doen vloeien!
„O, ellendige verrader! En ik geloofde
u 'zoo trouw!" riep Zonoek uit, zich voot
Koepa oprichtend, „laffe renegaat, je zief
dale neer in do hel!"
Koepa siddert, want oen doodelijke slag-
treft hem in het hart. Hij wankelt en stort
ter aarde.
„Gij hc-ht mij bedrogen," vervolgt Zo
noek, „gij hebt het geloof onzer voorvader
ren verloren. Ontzettende gedachte, wrecder
dan do wonden Vervloekt zijt gij, gij,
die onzen schitterenden standaard verra
den hebtl"
Zonoek had Hadur, den god des oor-
logs, gewroken. Zijn lans doorboorde hef
hart van Koepa, die een oogenblik later
den geest gaf.