bet R. K. armen-en -weeshuis aan de St.
(Jacobsgracht kreeg een vast aandeel in
de .stadsarmenuitkeeringen en werd in
|1761 door een tweede gevolgd aan de Van
der Wcrfstraat, waar de meisjes afzon
derlijk werden ondergebracht.
Van vervolging der Katholieken was se
dert ïvet ernstig sprake meer, al bleek de
Stadsregearing soms geneigd om bun
naar aanleiding van klachten hunner te
genstanders waartoe ook de Janse
nisten waren te rekenen weer eens
minder vrijheid toe te staan.
Eerst in den Patriottentijd echter be
gonnen de Katholieken het hoofd meer
©p te heffen. Zij sloten zich in grooten ge
tale bij de Patriotten aan, hopende door
'hunne hu'p en mede in verhand met de
toenemende verdraagzaamheid, ten min
ste in regeeringskringen, allengs volko
men gelijkstelling te krjgen met de „heer-
echendo kerk", gelijk dit ook de hoop was
der protestantsche dissenters. Inderdaad
begonnen hier en daar reeds de slagboo-
men te wijken, toen het herstel des stad
houders door de Pru;sen in 1787 voor-
loopig weer aan dergelijke verwachtingen
een einde maakte.
Laten we nu aan de hand van prof.
P J. Blok ook eens zien, hoe het in
dertijd te dezer stede met de Nederduitsch
Hervormden is gegaan, die het grootste
doel der bevolking omstreeks drie vier
de omvatten. Zij vormden de „open
bare", de heerschende kerk, die aanspraak
maakte op den onvoonvaardelijken steun
der overheid, ja liefst volkomen als staats
kerk zou erkend zijn. Hare kerken waren
haar door de overheid aangewezen; hare
predikanten werden „in goede correspon
dentie met de christelijke, overheid", feite
lijk in overleg met deze beroepen en uit
de haar toegewezen kerkelijke, goederen
betaald; oP haar doen en laten in den ker
kerand teelden de door de overheid daar
in benoemde „commissarissen poli'tycq"
'toezicht; haar armenzorg zelfs ging niet
bu:(en hel toez'cht der overheid om.
Was de „Nederduitsch Hervormde
Kerk" dus feitelijk alles behalve vrij, zij
verzette zich toch krachtig tegen al te
hinderlijke bemoeiing. De in 1620 door de
Staten van Holland ontworpen „Kerk
orde" ken het wegens den tegenstand
'der Noord- en Zuid-HoMandsche Synoden
niet tot uitvoering brengen, evenmin als
haar voorgangsters uit de 16e eeuw.
Hieruit bl'jkt, dal de Nederduitsch Her
vormden toch heel wat te vertellen had
den. Hun kerkgenootschap erkende slechts
he' plaatselijk, classicaal en synodaal
gezag volgens do inzettingen der algemee
ns synode van Hordt. Voor Leiden was
'dit de classis Neder-R5j.nland, die 5 maal
per jaar vergaderde.
Met de toeneming van de bevolking der
stad steeg ook het zielental der Hervorm
den in aanzienlijke mate, zood'at naast de
'drie oude hoofdkerken, waarvan de klein
ste de O. L. Vrouwe kerk aan do Haar
lemmerstraat aan de Walen was afge
staan, een nieuwe Protestantsche kerk
werd noodig geacht. Het terrein van de
Zoutkeet aan dc Mare en de Oude Vest
werd met een 'paar hm zen aan do Mare
daartoe gekocht door de Vroed
schap; voor den bouw werd het geld ge
vonden door opneming van lijfrenten a
10 van w e g e de Stad. De over
heid hu'digde dus, gelijk men ziet, de uit
sluitende heerschappij van den Hervorm
den godsdienst als een overwegend stads-
'be'ang.
De Marekerk is een interessant gebouw,
maar de toenmalige overheid had het
pleintje ervoor wel wat netter kunnen be
grenzen dan met die leelijke zijgevels.
Zou dat niet nog nu kunnen?
Toen de sted er financieel mindeT goed
'kwam voor te staan, was de kracht tot uit
breiding van het aantal kerken der Her
vormden ook uitgeput. Men wilde immers
toog een kerk bouwen aan de Heeren-
tgracht, maar deze heeft door de oor
logen van 1672 en den achteruitgang der
Üakennering het nooit verder kunnen
brengen dan do fundamenten. Op den
Welbekenden plattegrond der stad uit 1660
staat zij afgebeeld alsof zij gereed was,
kvat hij de oriënteering den toeschouwer
'wel eens moeilijkheden haart, al is de
aanduiding „nieuw getendeerde kerk"
baarbij wel een vingerwijzing.
De immigratie van vele uitheemscbe
ambachtslieden had in de 17e eeuw ten
gevolge, dat naast de groote Nederduitsch
Hervormde Gemeente drie vreemde Gere
formeerde Gemeenten ontstonden.
De oudste en belangrijkste hiervan
was de Waalsche, waaraan, gelijk gezegd,
■de O. L. Vrouwekerk werd afgestaan,
•welke zij in 1650 ruilde voor do Gasthuis-
kerk aan de Breestraat, waarin de "Waal
sche Gemeente nu nog gevestigd is.
Op haar volgde de in 1644 opgerichte
Hoogduitsche Gereformeerde Gemeente,
voor welke do Stad'sregeering een kerk
bouwde aan de Prinsensteeg tusschen den
Ouden Singel en de Langegracht. Deze
•gemeente verliep echter in de 18e eeuw
meer en meer, zoodat in 1736 haar kerk
fot een armenschool werd verbouwd.
De Engelsche Gereformeerde Gemeente
werd in 1609 gevestigd in de Gasthuis-
kerk. maar werd in 1622 op haai* verzoek
veTplaalst naar de kapel van het Jerusa.-
lemshofje aan do Gellehroersgracht, welke
echter langzamerhand te klein werd. De
Engelsche Gemeente kreeg toen een deel
der Beg:jnhofskerk tot haar beschikking,
waar zij gevestigd bleef tot 1807; in dit
jaar stierf haar laatste predikant en daar
mede ging de Gemeente te niet, waarop
heel de Begijnhofskerk voor de Universi
teitsbibliotheek in onbruik werd genomen.
Met de kerk stond de school in zeer
nauw verband en de verandering ten op
zichte der eerste had dan ook verande
ring ten opzichte der laatste tot onmid
dellijk gevolg. De Starlsregeerralg vaar
digde mitsdien in 1578 een „keur" uit,
waarbij maatregelen werden genomen te
gen schoolhouden zonder voorafgaande
kennisgeving en tegen schoolmeesters,
„die van anderen gelove ende gevoelen
zijn dan alhier opel'cken in den kereken
geleert wert" en die den tinderen in
prentten sommige „wangelovige sproickcn
ende gebedekens", strekkende tot „super
stitiën" en tot „bederf" van de „tedere
verstandekens". Wie in strijd met dit
voorschrift school hielden zonder eerst
van overheidswege op „gelove ende ge-
sehicklheyt van leren" onderzocht te zijn,
zouden 10 pd. boete krijgen, benevens „ar
bitrale correctie"; gelijke straf wachtte
ouders en voogden, die kinderen op an
dere dan toegelaten scholen lieten gaan.
Dat op deze wijze van Roomsch onder
richt niet veel kon komen ligt voor de
band. Des te meer moet men evenwel be
wonderen, dat onze vaderen zoo trouw
in den geloove bleven. Wèl groot moet
hun ijver geweest zijn en wèl onver
moeid de zielzorg der onder zoo moei
lijke omstandigheden arbeidende geeste
lijken, dat, alle bezwaren ten spijt, een
zoo talrijke schare goede Katholieken bij
een bleef. Nauwelijks toch lichtten hetere
tijden aan, of honderden bij honderden
van Leidens burgers bleken nog het oude
geloof der vaderen te beleiden. Men had
hen weggduwd in onaanzienlijke kerkjes,
men had lnm onderwijs geknot, ja schier
onmogelijk gemaakt, maar onder de ver
drukking waren zij blijven groeien en
bloeien.
Over het onderwijs in dien tijd een
volgende maal. AJO.
Voor Huis en Hof
CACTUSSEN (CACTI) EN HUN
GEBRUIK.
Weinig planten worden door vakman en
liefhebber zoo geminacht als in bet
algemeen de cactussen. Alleen zij, die
een of meerdere exemplaren van de een
of andere soort bezitten, weten ze op prijs
te stellen. Zij weten, dat cactussen het
wemigje moeite dat men aan ze besteedt,
in den bloeitijd dubbel en dwars belooncn.
Wie heeft niet eens een afbeelding ge
zien van een bloeiende eereus grandifio-
rus (nachtcactus of Koningin van den
nacht). Zoo'n plant kan zich de weelde
veroorlooven van een groot gedeelte van
het jaar wat minder modieus gekleed te
gaan. In de bloeiperiode toch zijn haar
bloemen zoo volmaakt praoLlig en rieken
zoo heerlijk, dat men haar alles vergeeft;
ze is inderdaad „the Queen of the desert"
en zoo is liet ongeveer met alle cacti.
En, hoewel over smaken niet te twisten
valt, kan men toch ook wel zeggen, dat niet
alle cacti, in hun rusttijd, even eenvoudig
uitgedost zijn. Denken we slechts aan de
verschillende bolvormige maramilaria's,
'die gezellige frischgrocne bolletjes. En
mocht men eraan twijfelen, met levende
wezentjes te deen te hebben, pak ze dan
maar eens, zonder handschoenen, aan.
Alvorens iets omtrent "de eischen, die
cattucsea stellen, to zeggen, zullen we de
goede, oude gewoonte volgen, en eerst na-
gaau, waar en onder welke on standighe-
den de meeste in de natuui voorkomen.
We willen in de Kamer of den tuin de
natuur immers zooveel mogelijk naboot
sen!
Zooals ieder, die weieens iets leest, we
ten zal, behooren de meeste cacti in Znid-
Amerika thuis en vooral in Mexico. Ook in
koudere luchtstreken vindt men ze echter,
maar toch voornamelijk in de Nieuwe We
reld. Ze komen voor van de Missouri in de
U. S. tot Chili.
Zooals te hegrijpen is, verdampen plan
ten met een klein verdampend oppervlak,
zooals alle vetplanten (succulenten) wei
nig water en dus vindt men de cacti ook
op plaatsen, waar weinig water te heko
men is. Dus op rotsachtige, droge, regen-
looze of bijna regenlooze hoogvlakten.
Nu zal men al direct begrepen hebben,
dat men gemakkelijker de groeivoorwaar-
den van een cactus na kan bootsen dan de
groeivoorwaarden van suikerriet of rijst
(in do kamer wel te verstaan).
Als men een aardbol voor zich neemt,
zal men ook zien, dat het klimaat van het
hoogste gebied (Noord-Amerika) niet zoo
veel met dat van ons land zal verschillen.
De soorten die daar voorkomen zal men
dus, met of zonder beschutting, in ons
land ook 's winters buiten kunnen hebben,
in rotspartijtjes bijv. Inderdaad ziet men,
in ons land heel weinig cactussen ook hui
ten. Toch is het heel goed mogelijk.
De Chileensche en Mexicaansche soor
ten leenen zich bij uitstek voor de kamer,
uitgezonderd de grootere soorten. In de
kamer hebben we een atmosfeer, die voor
de meeste kamerplanten te droog is behal
ve juist voor cacti. Daarom ziet men ze
zeker zoo weinig. Wel moet en zal
iedereen een palm (die vochtige lucht ver
langt) in de kamer hebben. Men kan even
goed verwachten een goudvisch in een vin-
kenkooitje in het leven te houden.
Ook wat de grond in de pot betreft stel
len de cacti geen hooge eischen. Met wat
fijngeklopte kalknuin vermengd met heel
oude koemest cn bladaarde stellen de mees
ten zich tevreden.
In den winter, vooral voor Januari, giet
men heel weinig en tegen den bloeitijd
(FebruariApril) geeft men wat meer wa
ter.
Gaat men in den zomer met vacantie,
dan vindt men de meeste kamerplanten
ziek of verschrompeld terug. De cactussen
kunnen er echter wel togen eenigen tijd
verwaarloosd fe worden, mits ze maar
niet te veel water krijgen, dan gaan
ze verrotten.
In den zomer kan men bijna alle cacti
op een zonnig plaatsje (niet onder den
drop) in den tuin, met pot en al, ingraven.
Eenige bij elkaar geven den tuin een aar
dig cachet.
Vele sooiten worden in Zuid-Amcrika
en in Zuid Afrika gebruikt om ondoor
dringbare heggen te maken en één Opun-
tia-soort is destijds in het groot gekweekt
om er scharlaken-schildluizen op te kwee
ken. Deze schildluis (coccineus coceum?)
word gebruikt om er een scharlaken,
stof van te maken. Thans verkrijgt
dat product fabriekmatig in Duitscto!
Ten slotte zijn de vruchten van
soorten (Opuntia cereus) eetbaar.
De meesten kunnen worden
kweekt, door de zijscheutjes of zijlui)
te stekken. De beste tijd daarvoor
voorjaar. y
Vragen op het gebied van land- en
houw aan de Redactie van de „Left
Courant".
EEN OUDE VIOOL.
't Was al laat.
Mijnheer Delorme, de notahe'e,
'jvige slager uit een der hoofdstraten ^cl'
was juist op het punt, z-'jn (<1°
te sluiten, d:e helder verlicht weid j
twee electrische Tampen.
Op dat oogenblik kwam een dier
Piëmonteezen binnen, zooals men er
vroeger tijd te Parijs verscltedenen rra
zien. T:<en jaar oud; korte jas en vera ^eü
ten flmvee'en broek: magere beenen
lange knooplaarzen; op het hoofd een 'en
li ge, spHse hoed, waar de zwarte gohi
haren onder uit kwamen; onder den
de onafscheidelijke viool.
Hij vroeg voor zes stuivers woisl
winkelier woog het vleesch af, gaf
een der schalen nog een verraderij 'oc
stoot met zijn duim. wikkelde vervol k
het vleesoh onverschillig ,in een papi ik
maar alvorens het aan het kind te [al
stak hij de hand u;t om de centen in
vangst te nemen. De k!e:ne muzikant i
in zijn rechter broekzak, maar na vru; v<"
loos daarin gewoeld te hebben, begoi
in zijn linker ook vergeefs. Toeni
hij viool en strijkstok tusschen zijn fo ik
en woelde koortsachtig met beirle hai f"
te geMjk in de zakken van broek en ve is;
„Hoe is 't kwajongen? Mi in arm ia
uithanehord!" riep nvjnheel De-lome
geduldig.
In plaats van te antwoorden, bega
kleine Piëmontees le snikken, zo oak jni
nog nooit had gehoord.
„Wil ie wel eens ophouden met da!
jank! Wat heeft dat te bedirden?"
„H'. hi, hi, mi in goede mijnheer,"
te de jongen, ,.ik heb een tienstuwei do
verloren het. tienstuiverstuk, da.t pi
vader me gegeven had, om er eten i
koopen."
„Loop d'an naar den drommel, ongd
macaroiv. Geen geld, geen vleesch;
den winkel uit."
Maar het muzikantje luisterde eT
naar; hij zette haastig zijn viool neer, ro
op zijn knieën, voor den dikken sTaobt«
jammerde: j;
„Och, mijn beste mijnheer, stuur mi
niet wee, grootvader zal me slaan."
„Daar kan ;k toch niets aan doen?
„Geef mii het vteesch maar mee, i
u mor een het geld brengen"
„Neen, beste jongen, op die mante
ik me niet beetnemen
„Maar ik zal terugkomen, mijnhee
om dat te hew'izen \v:] ik mijn viool c
laten."
do
BIJ DE PLAAT.
No. 131. De tijd om winterkleeren te
Waken is thans voorbij, hoewel nochtans
jBomerkleoding in de naaste toekomst niet
beige en zwarte schoenen. Patroon f 1.35.
No. 132. Een tuniekjapon van zwarte
wollen duvetine, geschikt om met een los
bont te dragen als straks de mantel te
warm wordt. De tuniek heeft eén overslag
die in de linkerzijde gesloten wordt en
met een small en gouden tres is omboord.
Van dezelfde goudtres ziet men een drie
tal strooken om de heupen waarhij op do
onderste gouden knoopen zijn aange
bracht. Een gelijksoortige garneering ziet
men onder aan do heide mouwen. Hoed
gedragen kan worden Het is daarom voor
de vrouw gemakkelijk er een overgangs-
ikleeding op na te houden. Deze zal dus
niet al te warm, maar evenmin te luchtig
•mogen zijn en voor dit genre kleeding
ano-t men dan het allereerst denken aan
oen zgn. robe-mantoau. Zij hebben het
Phil ijk van oen japon, maar men trekt
ze aan als een mantel weshalve de meeste
wulel'en dan ook een flinke overslag
'lui.hen en in de linkerzijde sluiten.
M l hier afgebeelde model is van donker
blauwe kasha met een garneering van
eoulacho om de heupen, op den kraag en
jaag.-; dmi zoom van het overslaande voor
band Men draagt er een hoed bij van
lloiikcr blauw vilt, kousen in de tint
zwart vilt of fijn stroo, kousen heten en
schoenen zwart. Patroon f 1.35.
VOORJAARSHOEDEN.
Hel is een bekend verschijnsel dat de
modistes meestal spoediger met hare
nieuwe hoeden voor den dag komen dan
de kleermakers met hun nouveauté's op
het gebied van japonnen of mantels. Zoo
ook dit jaar. De winter is nog lang niet
voorhij moet misschien nog beginnen
of we zien reeds de eerste nieuwe
voorjaarshoeden opdagen. Het staat wel
vast dat we in de naaste toekomst nog
steeds den kleinen hoed zullen zien dra
gen, hoewel vanzelf sprekend er ook in
den zomer hreed-gerande gedragen
zullen worden. Karakteristiek voor de
kleine modellen is hun hooge bol met
doorgaans een smal opgeslagen randje.
Sommige modellen worden aan den top
van den bol eenteszins puntig, of van een
paar kleine deuken voorzien er niet zel
den troont er parmantig op dezen hoogen
troon een groote pluim, een strik of een
celluloid garnituur. Dit is dan ook al zoo
wat de eenige garneering die we, behalve
het onmisbare lint onder langs den hol,
aantreffen. Als materiaal zijn picot, Ita-
zullen in het komende seizoen galon, sou
tache en tres het meest gebruikt worden.
Deze versieringen leenen zich uitmun
tend tot een chique garneering van robe
en mantel. Katoenen en linnen tres is ge
schikt voor verfraaiing van gehaakte of
gebreide goederen, zooals jumpers, vesten
en kinderpakjes.
Het combineeren van twee kleuren tres
op zijde of wol staat heel aardig: b.v.
licht en donker groen naast elkander ge
naaid op een wit zijden jumper of bruin
en oran'je op een groen wollen damesvest
liaansch stroo, soepele peau de suède of
satijn het meest geliefd, terwijl als kleur
zwart den boventoon voert. Modellen in
bruine tinten naast enkele roode of groe
ne zullen echter ook gezien worden. Straks
wat verder in het voorjaar zal men wel
licht nog als groote nouveauté, van kurk
vervaardigde bloemen in zeer natuurlijke
kleuren, zien verschijnen. Om een over
zicht te krijgen vinden de lezeressen op
de plaat enkele der meest gangbare mo
dellen van bekende Parijsche modistes.
NIEUWE GARNEERING.
Voor garneering van de bovenkleeding
is een charmante variatie. Ook wordt
tres en soutache wel te samen gebruikt,
naast elkander opgenaaid of dooréén ge
strengeld. Op mantels en japonnen zal
deze garneering veel worden gedragen.
De galons moeten uitstekend harmo
nieeren met de kleur en soort der stof.
Een breede, zijden tres in drie-dubhole
rij aangebracht op het onderste gedeelte
van een avondmantel is een chique gar
neering, welk9 ge gemakkelijk zelf kunt
uitvoeren.
Het mooiste is het, de tres alleen aan
de bovenzijde vast te naaien.
Heel aardige effecten worden verkre-i
gen door de tressen naast elkandcT op het
kieedingsluk te bevcslgen, met eeni|
schil in de manier van het vast-m
Do eene tres kan plat opgenaaid
de andere een weinig opstaand, een
als een koord zoo dik, waardoor 1
illusie wekt van een zeer bijzondere
neering.
Op de voorjaars-robes zal veel bei 1
dragen worden. Bont als garneeriü
bruikt, op wollen ribs of laken,
uitstekend.
Een anat-hlauwe laken robe, afgeze 1
lieht-grijs bont aan ihals, mouwen e
onderkant van den rok is zeer
en elegant.
Het gekrulde, ruige Itepaardboiil
men thans veel aan de nieuwste me
De mantel'japon wordt opgelii
door rijen knoopen aan de kanten i
wel door een sprekende kleur stof,
de heele garncering uitmaakt. Deze j
nen zijn meestal voorzien van een 1
kraag en lange nauwsluitende me
daar ze huiten gedragen moeten i
en het in ons HolaJndsch klimaat
voorjaar soms erg frisch kan zijl
het zien van al do korte mouwen 0
uitgesneden halzen, geeft dit een I
comfortabelen indruk.
PATRONEN NAAR MAAT
Papieren patronen op maat ga
kunnen besteld worden onder toe»
of hij voeging van het bepaalde
plus 15 cent porto, aan het Compto
Patrons, Molenstraat 48 B, Den Bi
maten op te geven volgens ondei'sl
teekening.