j Anecdoten. ij!
Ja, die kon hij vinden in de paardenstal.
Met ©en Wik uit 't schuurtjo en z'n
schop trok hij er op uit; voor elke roos
nam hij wat 7uee, en na een half uur
zwoegen lagen zes hoopjes mest in z'n
tuintje keurig op oen rijtje. Daarna nam
hij z'n rozen en in elk hoopje kwam een
mooie roodc roos te slaan. Jammer dat
de rozen al wat hingen, maar wacht eerst
wat gieten en dan zou hij Moeder en tan
te roepen.
Eindelijk was ook dat klaar en par
mantig stapte hij naar binnen. Moeder en
tante kwamen mee en schoten beiden in
een erge lachbui, toen ^jj z'n tuintje za-
gen.
Leo trok groole oogen, en na twee mi
nuien kwamen do waterlanders bij slroo-
roen, en of Moeder al zei dat hij 'n knap
pe groofe jongen was. hielp niet. Nog
•lang, lang daarna herinnerde hij zich z'n
vijfden verjaardag en zag hij zich nog
staan hij zijn mooi verzorgden tuin
mot rozen. K.a.r
Kazerne-humor.
„Zeg, .soldaat Jansen, waaraan ken je
oen kapitein onderscheiden van een lui
tenant?"
..Dat weet ik niet, sergeant"
„"Weet je dat niet? Stommerik, kan je
dan verduiveld geen os van een ezel on
derscheiden?"
Groote porties.
Gast (woedend); „Maar kellner, dat is
nu toch liet toppunt, ilaar. vind ik waar
achtig oen rups in de kool.
Kellner (kalm): .'.Welnee, meneer, dat is
de worst.
Snugger.
Mijnheer Janssen (aan de telefoon):
een uil, nou heb ik mijn parapliue in het
café laten staan."
„Telefoneer dan- even."
Mijnheer Jansen (aan de telefoon):
„Hallo, kijk eens even, of ik m'n para-
pluie niet in het café heb laten staan."
Kellner: „Hier zijn er 2, meneer, is
liet deze of die?"
DE ROOSJES.
(aan 'A. W.)
Kleino Leo stapte parmantig hel tuin
pad af. In zijn deftige nieuwe broek voel
de hij zich heel voornaam en groot en
vond zich zelf op zijn vijfden verjaardag
pen kraan van een jongen. Met zijn nieu
we liark en schop sjouwde hij heel den
morgen al op en neer.
Achter in den tuin had hij nu een eigen
tuin gekregen en in dien korten tijd had
hij 't al drie keer omgespit. Bloemen
stonden er nog niet in, maar dat kwam
e.og wel. Moeder had beloofd om met hem
een paar plantjes to gaan koopeir cn dan
kwamen er bloempjes genoeg in zijn tuin.
•Eerst kwam tante Lena vanmiddag nog!
en dan daarna ging hij met Moeder uit.
'Als Vader clan thuis kwani was alles
klaar en alles mooi.
Tante Leua kwam en wat bracht ze
mee? Iets prachtigs, iets prettigs en iels
lekkers. Een paar zwarte klompjes met
een rood vogeltje erop geschilderd. Da
delijk deed Leo ze aan on in 't eerst wat
onwennig kon hij er al gauw mee over
weg.
Tante bracht ook zes mooie roode rozen
voor hem mee. omdat hij zoo van bloem
pjes hield. „Uit den tuin", zei tante, maar
Leo dacht aan z'n eigen tuin en was zoo
in z'n klompen en rozen verdiept, dat hij
verstond: „Voor den tuin!''
't Dikke plak chocola moest moeder be
daren en met z'n rozen en op klompen
wandelde hij weer den tuin in. Alle zes
de rozen zou hij planten, 'n Tijdlang stond
hij in diep gepeins. Ja, nu wist hij 't ein
delijk. Hij moest ffink mest geven, dat
had de tuinman verleden keer ook gedaan!
IF'1= ai=5=si====== iSjj|
Niet gelukt
Dame: Raad eens, wat voor gekken
droom ik vannacht heb gehad....
Heer: Nu, wat dan?
Dame (aarzelend):. Ja, Vis haast te mal
cm te vertellen.... ik was met u in 't
stadhuis.
Heer: Is dat zoo gek Waarom zou ik
niet getuige" bij uw huwelijk kunnen zijn?
't Viel mee.
Jongeman: Ik hoop, dat mijn verzoek
om de hand van uw dochter u niet ver
rast, mijnheer.
Haar vader: Wel, om u de waarheid te
zeggen, was dat wel zoo. U praatte er zoo
lang om heen, dat ik begon te denken, dat
er heek-maal niets meer van kwam.
Goed gezond.
Dokter: U bent zoo gezond als een
visch. Uw pols loopt zoo regelmatig als
een uurwerk.
Patiënt: U hebt m'n polshorloge vast
gehouden.
Overbodig.
Domme Janus leest regelmatig de weer
berichten en merkt op dat de meeste
stormen on onweders uit Amerika over
waaien.
„Die Columbus had het ook niet noo-
dig Amerika te gaan ontdekken," zegt hij.
„Had bij 't niet gedaan, we zouden altijd
schoon weer gehad hebben."
De onderwijzerssalarissen
Rijksinspecteur (tob onderwijzer in den.
ja re 1925):
Zoudt u daar voor togen uw lessenaar,
waar. de kinderen voortdurend tegen, aan
kijken, niet een of ander passend, opschrift
of spreuk kunnen aanbrengen om hen aan
te moedigen, b.v.Kennis is geld.", of zoo?
Onderwijzer: Dat opschrift zou ik in
geen geval aanraden. Zij weten allemaal
uit de krant, hoe laag m'n salaris is!
Op een examen.
Hoe noemt men de tanden, die de
mensch gewoonlijk het laatst krijgt?
vroeg de examinator.
Valsche tanden, antwoordde de exa
minandus.
Geen geld terug.
Een arbeider had een bankier, die, mis
leid door de duisternis en de Oude jaars
stemming, in een sloot terecht was geko
men, niet veel moeite, op het droge ge
bracht.
I-Iier, brave Borst, n'eem dat voor jo
moeite, zef de geldman, terwijl hij zijn
redder een kwartje in de hand stopte.
't. Spijt me wel, dat ik u niet. terug
kan geven, maar ik heb alleen papiergeld
bij me, antwoordde de werkman.
Ja, ja, maar hoe komen we aan de
Héér-en?
O, boven op zolder slaat nog een kist
met kleeren, we scharrelen wel wat op, zeg
en dan gaan we stieku'm naar beueden, over
rompelen de meisjes en bedreigen hen met
onze bijlen, jongens wat zullen ze bang
zijn! We praten ook zoo echt tegen .elkaar
hé, als die Indianen doen. Ik ben Winne-
ton on jij Valkenoog!"
Nu laten we dan maar beginnen!
Geruischloos liepen ze op hun kousen de
zoldertrap op, grepen de Heeren uit de kist
en schouwden ze op hun kamers Daar be
gon de verkleedpartij. Winneton beschil
derde het gezicht van Valkenoog en omge
keerd. De verfdoos deed goeden dienst.
Ieder bond een bes veeren. op het hoofd en
spoedig waren ze gereed „Hier dappere
makker neem den strijdbijl, ik zal hot
vuurwapen hanteereu", sprak Kees plechtig
Toen gingen ze naar beneden. „Als we
eens naar buiten slopen en ons achter de
struiken verborgen, Betje moeb de wascli
nog van het bleekveld halen, want zoo
meteen wordt het donker".
„De woorden van miju broeder zijn wijs"
sprak Kees, die niet uit zijn rol viel, „w©
zullen de oude vrouw overrompelen".
Ze verborgen zich achter de struiken, na
eenige minuten knarste het hek, wat was
dat, de schrik sloeg den dapperen Valken
oog om het hart, de vreemdeling, een deftig
heer. stapte recht op het huis aan
(Wordt vervol a W
VREDE.
(Slot). Antoon's Leven.
Langzaam ging hij voort, zoodal l ij bij
no (37 kwam. Mooi burgerhuis, netjes en
klein, zou ze 'hierin wonen? Toen ging hij
verder 't Was nacht, omstreeks 4 uur. Hij
zag donkere gedaan-ten in liet helverlichtte
kerkportaal verdwijnen om de H. Gods.
dienstogfening bij te'wonen. Eensklaps
hoorde hij een deur dichtklappen. Vlug
keek hij om. Wie was dltt? Anna! Ja, zij
was" het, kort en dik. Wat zou zij om 4 uur
in d©n morgen gaan doen? Met haastige
schreden volgde hij zijn zuster, nieuwsgie
rig rondkijkend wat-ze ging doen. Hé, hij
was ze kwijt. O, neen, toch niet. Wat was
dat? Is zij trouw in den godsdienst geble
ven? Het verlichte kerkportaal trok hem
aan. om ook eens daar binnen te gaan glu
ren. Schuw duwde hij de kerkdeur open en
hij zag in een verlichto ruimte. Éérst
bleef hij achteraan staan, maar al gauw
ging hij naar voren, daar de nog binnenko
mende menigte hem lastig was. Verlegen
ging hij in een der banken zitten. Maar
zijn zuster zag hij niet meer. Beelden uit
het heerlijk vervlogen jeugdige leven kwa
men in'hem op. IIoc hij heerlijk thuis met
Anna gespeeld had in den tuin, en alles,
alles wat daarna gebeurd was, was zijn
schuld, zijn eigen schuld Hij had diep be
rouw over zijn zonden, maar hij kreeg wan
hoop en dacht: „Hot is toch al te laat".
Maar door de vurige gebedenvan zijn
zuster tot God, was het nog niet ie laat.
Intusschen was de H Godsdienstoefening
afgeloopen. Antoon wachtte in het kerk
portaal op Anna. die hij daar zag aanko
men. Langzaam drong hij toe. Hij raakte
haar arm! Maar door de drukte en het ge
drang merkte zij het niet, maar wel, toen
zij buiten was, en Antoon zei: „Anna".
Zij schrok van deze stem. want daaraan
meende zij haar broer te herkennen. Maar
broer, zijt gij het! En zoo hier uit de kerk.
Zijt ge tot andere gedachten gekomen?
Neen.
Hoe kom jc dan hier zoo uit de kerk.
Uit nieuwsgierigheid, Anna. Maar ik
heken eerlijk dat. gij het ware geloof be
waard hebt, en ik hoop, datoGod mij terug
in zijn veiligen schaapstal brenge! Samen
gingen ze stilzwijgend naar Anna's huis.
Anna- belde aan Een dienstmeisje deed
open. Dag Mevrouw, zei ze. Dag Alio, zei
Anna Antoon kwam ook binnen, waarna
zij zich naar de woonkamer begaven, waar
aan haar broer gaarne voldeed. Antoon
vond heb in liet eenvoudige kamertje van
zijn zuster prettiger dan in zijn rijk gemeu
bileerd huis. Den geheelen dag bleef hij bij
Anna
's Avonds ging hij terug naar huis.
Eenige dagen verliepen na- deze gebeur
tenis. Antoon had zijn vrienden afgezegd.
Eiken morgen ging hij naar de Kerk en
Idiote raad.
Dokter tegen O.-W.'er: „M'n waai/ G
heer, U leeft lo weelderig. U Moet ve r
matiger zijn met eten en drinken."
O.-W.'er „Wat 'n idiote raad, dokte
Waar moet ik dan met pi m'n geld bis
ven?" 5 y
Vlaamsche humor.
De zoon van Peer Lawijd is drie wekg
weg geweest naar Parijs, en nu terug, i
de boerkens van het dorp komen hem k
zoeken.
„Awel Sus, is 't schoon in Parijs c
groot?"
..Oe!" zegt Sus ,;0e"! g
„En wat-hedde zooat het schoonste a i
vonden?"
„Het schoonste? Een barak!"
„Een barak? Was 't dan foor in p.
rijs?" G
„Bijlange niet.... 't Was een steen? |a
barak, 'nen theater.... a
„En wat doen ze daar?"
„Toeren, doen ze daar, gelijk ik n(, I
nooit gezien heb. Daar was er eenen d.
mot zijn tve* boenen over zijn eigen ko,
sprong, zom.-T aan zijn haar te rake: d
en dan sprong hij op zijn eigen selioudei
en draaide zoo rond den thiater."
„Wel; wel, wel."fj
„JaEn nog straffer; hij pakte zij
eigen met zijn rechterhand bij zijn bon rJ
gooide zijn eigen in de lucht, en pak!e"
zijn eigen met zijn linkerhand eu stak zi,11
eigen in zijn eigen zakDat gebétï
te Parijs zie...."
bad vurig lot (ii,<'. Deo Zaterdags igiug Ji i
te biechten en'tóen-hij den anderen Zos u
dag naar dc Communiebank ging, gevolg Ia
door Anna, was het, alsof hij duizeiidj o
engeltjes om zich heen hoorde jubelen t c
blij verkondigden: „Vrede op aarde as a
UTcn-i vin goeden wil." j
Emile Duijm Jr.. r
Kooipark No 1!
Slordigheid,
Lo: '- iLaat had een goeden naam ciot
dc schil-erende raadgevingen die hij aki;
aan zijn cliënten gaf.
Er kwamen er daarom ook hoe langer k
meer zijn raad. vragen, en dan verwonde
den zij zich over zijn geleerdheid ma:
tevens stonden zij verbaasd over dc wat
orde die cr lieerschte in de stilde orka rui
van den advocaat. Mevrouw knorde dit
wij Is tegen haar man, zoodat hij eiken
hot voornemen maakte om in de toekomt
wat ordelijker tc zijn; maar met goed
voornemens komt. men niet- v-.rder als-ïffl
ze niet volbrengt.
Toen op 'n keer mevrouw weer eet
kwam kijken, was er weer hetzelfde deun
tje. dezelfde slordigheid als altijd. De ad
vocaat was niet tluiis, omdat hij eveunaa
z'n collega' wou gaan om hem de oplcssiij
van een document van een zijner cliënte
te laten zien. Ondcrt-ussclicn had -Mcvroxj
a,llo boeken opeen gestapeld en in de bo<
kenkast geborgen en al de documenten e
brieven weggedaan, toen nog de oude kran
ten die waren toch niets meer waard,
zouden goed zijn voer den voddenman.
Een poos lat-or kwam meneer thuis; liii
•zocht naar heb document maar vond 1$
niet-. Hij werd razend en scheeuwd© va?
belang. Teen dacht mevrouw aan de kran
ten, misschien was het. daar wGl tussclipi
gekomen Zij stuurde Ans terug naar dei
voddenraper, of hij 't nog eens wou ondej
zoeken want dat er misschien een bric!
van gewicht inzitten kon, die thuis wa«
weggeraakt. Na lang zoeken vond dc niai
het gewenschtc document.
Ans. blij als een kind, liep naar huis of
een drafje, in haar blijdschap he©lcmas
.vergetend den man, -die zooveel moeite ge
daan had, te bedanken De advocaat dacht
weer aan z'n vele voornemens en vergat hel
voortaan niet m©er. frdi
(Om van builen te leeren
Natuurschoon.
't. Avondrood fonkelt
In mooi glanzend licht.
De landwege donkert
In sneeuwgewiclit.
Daar ginds zijn de bosschea
Be-ij-zelt met wit.
Ze flonk'ren als schimmen
Soldaten in 't lid
De eenzame wandelaar,
De krakende sneeuw,
Zij beiden vertoonen
't- Schoone van de eeuw.
De bergketen schittert,
Als glanzend diamant
Wiens helling verkondigt.
De room van Gods hancl.
„Rooie Ko-s'L
De regen.
Tik, Cd:, tik gaat 't op de daken.
Wat kan die regen leven maken.
Tik tik, tik hoor toch eens aan.
Zou het zoo door blijven gaan?
Regen, regen houdt eens op.
Met dat tikken, want- onze Bob.
Ligt te slapen, je maakt hem wakker,
En dan huilt dc kleine rakker
Doch de regen tikt maar voort.
Hij heeft het stellig niet gehoord,
Regen regen jc bent erg stout;
Weet jc niet, dat ik pi' niet van houd„
Eindelik is 't met regenen gedaan,
Nu kan moe weer slapen gaan.
Tot het lieve zonnetje komt.
Pu- kaar wekt tegen den morgenstond.
Carl Wc sterman,
Nieuwe Rijn "fi, Leidotf
EEN KABOUTERSPROOKJE.
VII Prins Wichtel begint zijn tweeden dag.
E©n gat, in den dag heeft ie geslapen en
rog zou hij niet uit zijn lcdikantje gestapt
zijn, ware heb niet, dat hij zich zachtk-ens
bij zijn naam hoort noemen en opziende
voor zich zieleen kamerdienaar, die een
diepe buiging -maakt en zegt:
Wil Zijne Hoogheid een warm, koud
of lauw bad eu zal dat zijn ïuet bronwater
of met rozenolie!
Een gewoon bad en liefst- zoo koud
mogelijk man; maar haast je wat: de wij
vers van de klok draaien al naar liet mid
daguur en er valt vandaag nog veel te
doen
Er zal aan uw wensch voldaan worden.
Het ontbijt staat reeds klaar cn drie mu
ziekgezelschappen uit de buurt komen reeds
nader om Zijne Hoogheid een aubade te
brengen.
Ik zal me haasten en binnen het- half
uur zal ik met- mijn toilet klaar wezen; stel
rje muzikanten in den tuin voor mijn raam
op en dan zal ik waarschuwen als ik met
•het ontbijt beginnen zal.
Zoo dachten wij ook en meenden in
uw geest te handelen.
En Prins Wichtel neemt zijn bad en ge-
Vulpen door zijn kamerdienaar ïs hij zoo
'daar on eer de "wijzers, een half uur verder
redraaid zijn naar liet middaguur, begint
hij te-ontbijten. Heeft ie ooit zoo iets ge
proefd? Wat haalt alles wat het menschen-
kind «et. bij deze gerechten? En dan, die
luiscliende, melodieuse accoorclen, die van
verre schenen te komen Gn toch zoo dicht
bij werden gevormd nit die vreemdsoortige
blaas, en strijkinstrumenten; liet kon niet
anders, of hier zou een ziek© eetlust krij
gen Alles werkte samen om hem aange
naam te stemmen en zijn eetlust te prikke
len. Die veelsoortige schoteltjes telkens be
diend door een ander elfje, dat huppelend
nader zweefde met gouden schaaltjes en
zilveren bekers, zonder ook maar iets te
morsen van dat heerlijke vocht, zoo frisc-li
en zoo fijn. dien morgen van het geheim
zinnig eiland aangevoerd, hoe kan het- au.
ners of Pr-iüs Wichtel deed de tafel eer aan
en at m©fc Zichtbaar genoegen wat de Elijjes
opdienden en aanbrachten -al maar door.
Het ontbijt is afgeloopen
De muziek zwijgt.
En Prins Wichtel vertoont zich op het
balcon van zijn vertrekken c-n dankt met
wuivend handje, de muzikanten to© die
buigende afcharcheeren
En dan
„Zijne Hoogheid moet- den morgen
groet hebben Aan onzen zeer geëerbiedig--
d©n burgemeester!'' aldus de Overste van
zijn lijfwacht
Ik dank u zeer, Overste. Wilt u weder
ree rig mijn groet overbrengen en zegt hem
«at mijn nachtrust was als op een bed van
rozen en jasmijn en dat mijn droomen wa
ren als nectar geschonken uit gouden be
iers door Elfjes gevuld.
Ik dank u, namens onzen geëerbie-
digften Burgemeester van ons land en zal
4>em uwe boodschap overbrengen, met de-
iel'fd® intentie, waarme© zij werd geuit. En
thans zou ik gaarne' uwe plannen verne
men"
Ik wil de groeven zien en de smede
rijen; ik wil d© klaterende watervallen en
de heet© bronnen zien en dat is voor dezen
dag genoeg.
Zooals Zijne Hoogheid beveelt, zal ge
beuren. Uw rijtuig staat reeds klaar. Het.
vierspan wacht zijn meester cn uw lijfwacht
verheugt zich' reeds U haar diensten aan
ie bieden.
Ik ben klaar Kom
Instappen, een klap met de zwëep in de
^ucht, een scherpe toon nit de fluit van den
Overst«, als sein tot vertrok,.... rrrt-, daar
S-aat het weer voort met een snelheid, die
ons menselienkinderen duizelen doet, voort
al maar-voort; berg-op en berg-af: langs
ateiie afgronden en diepe rav:jnen;| door
dalen -en spleten van rotsen tot wegen ge
vormd, tot de stoet stilhoudt en Prins
Wichtel behoedzaam geholpen wordt- bij
het verlaten van zijn zitplaats in het- dichte
rijtuig, dat hóe klein ook, solieder bleek,
dan de logge groot® voertuigen, die op de
bovenwereld gebruikt worden.
De groeven, Zijne Hoogheid! de groe
ven.
Koni mee!
Honderden booglampen van duizenden
kaars, iverpen het clectrisehe licht tot in
de donkerste schuilhoeken van de ingewan
den der aarde en wat zich daar vertoont
aan 'liet oog van Prins Wichtel brengt hem
zoo in verrukking dat hij daar staat, als
met stomheid geslagen; honderden klein©
werkers, wroeten hier in den schoot der
aarde en zoeken, de edel© metalen cn- gra
ven. en Idoppen en splijten en schuren en
wasscheu; een bedrijvigheid als alleen mo
gelijk is in'n korf met duizenden bijen, zoo
als dit bij de groote mcnschen op de boven
wereld te zien is. -
Hier zijn d© goudgroeven; daar ontdpkt
men aders van zilver; ginds zijn de dia
mantvelden; elders liggen de steenkolen
als opgetast; verder op zijn de ijzermijnen
en wordt het tin en het, koper uitgegraven
en dat alles ligt daa-r ten gerieve van dat
kleine volkje enOm ook ons van dienst
te zijn, wij de aardreuzen, die zonder goud
en ijzer ©n steenkolen geen bestaan meer
zouden vinden. En clan verder: die bron
nen van oliën Gn petroleum ©n overal
waar Prins Wichtel het oog ook wendt,
overal arbeiden de kleine kabouters voort
in stilte en zonder lusschenpoozen, tenzij
liet. Hokje klept-, dat rust- beveelt en....
ontspanning
De Redacteur.
(Wordt vervolgd.)
CORRESPONDENTIE
G r e t ha Bos. H a z e r s w o u >1 e.
Zoo Gr©tha, dQet je dat zooveel pleiziGr,
als je je eigen naam in de krant leest?
Wel, zie zou dat niet- graag ziGn! En dan
vooral, als die naam onder een zelf ge
maakt versje staat. Zelf gemaakt, Gretha!
Denk eraan, ook voor later. Maak wecler-
keerig veel groetjes aan alle huisgenooten.
Dag Gretha
G r e e t j e Sluis, H n o g G w o e r d
Heb ik nu daar mijn kleine vriendinne
tjes Greetje .en Betsy ook in ons midden?
Ik dacht al, waar bl-'jven die twee nou,
fot-ik twee klein© neusjes am 't hoekje
zag enwipdaar waren ze- Welkom
hoor! Altijd meedoen? En dan ben ik Gi'g
benieuwd naar hét verhaaltje te lezen, ivat
je voor mij zult maken. Belooft h©b je hot,
dusdoen Veel groetjes aan Vader en
•moeder! Niet vergeten!
Carl V/ ester man. Nieuwe
Rijn. N-cus vandaag eens $ven. Ik wed
dat ,,De Regen" van Carl aan dc beurt is.
En nu vulgen de andere versjes zeker ook,
dat. wil zeggen ik verwacht ze van jou
danzullen z© wel ©en plaatsje krijgen
ook! Dag Carl! Dat Munstersch plat was
Zeker echt iets voor vader hé. Veel groet
jes thuis.
Rooi© Koes Nou ICces. d-e prij
zen waren je dezen keer netjes langs je
neus gegaan hé. Het was jammer! Ik had
zoo graag „Rooie Ivees" een prijsje ge
gund, temeer daar Keesje e©n flinke mede
werker is eneen echte dichter wordt of
is „Natuurschoon" te schoon, om uit eigen
pen gevloeid te zijn.
Jan Md-ij©t K a t w ij k Dank
mijn vriendje voor de bijdrage. Ik laa-t dab
artikeltje a.s Zaterdag plaatsen. Vandaag
was geen ruimte! Ik verwacht nog voel
meer van jou. Maak eens een sprookje!
Zul je? Dag Jan!
A1 i d a van Dieren. Zeker
vind ik goed, dat broertje Cornelis aan de
ïaadsels meedoet. En dat jij zoo openhartig
zegt het verhaaltje „Wat Piet droomde",
niet heclemaal zelf gemaakt te hebben,
daarom wordt het geplaatst, maar nog
©ven geduld. Dag Ali! Groet C; r:,: van
De volgende week ga ik door m©t het
beantwoorden der brieven!
De R e d a c t c u r.
De Guitenstreken van Han Koes.
Door Ellen
II.
't ^Vas dadelijk een en al bed.i',Vucid,
portieren werden open ©n dicht gowc.rp©n
cn de krantenjongens prijzen om heb hardst
hun nieuwsbladen aan. Vader zocht een
geschikte coupé uit en de jongens zetten de
I agag© erin. Spoedig zette de trein zich in
beweging, de kinderen riepen om het
hardst, veel pleizië.r ©ii gcecle reis Moeder
zwaaide met haar zakdoek en vader mgt
zijn hoed tot de trein uit het, gezicht was.
Toen gingen ze langzaam huiswaarts, de
jongens' zouden maar vast doorloopen, ze
zetten er ferm den pas in. dc meisjes kon
den h©n toeli niet bijhouden,
„Ik ben toch blij", zei, Kees wijsgcerig,
..dat ik geen meisje ben, dan moet je altijd
zoo keuiig erbij loopen ©n jc kan nooit
c©ns flink stoeic-n". ,,Je h©bt gelijk, man"
beaamde Kees. Lang voor de meisjes waren
zo thuis. Toen die thuis kwamen ..werd er
gezellig ontbeten. .,Wab zijn die jongens
stil", dacht Jet, .,ze hebben zeker iets in
den zin". Met ernstige gezichten zaten de
jongens te .ontbijten, Avar©n lieelcmaal niet
druk, morsten niet dat vóórspelde niet
veel goeds!
Na het ontbijt toen Jettv in d© keuken
bezig was en Betje een beetje met d© vaten
'hielp zag1 ze uit het raam naar dGn boom
gaard, wat Avas dat toch. 't was net of ze
iets blauws door de groene takken van den
boom ?ag schemer©n. ..Vreemd", dacht z©,
„wat kan dat zijn" Ze keek toe, riep
Betje erbij; samen tuurden ze naar het
blauwe voorwerp, opeens bewoog het zich,
oen ondeugend gezicht kwam door d© tak
ken gluren en ©en breede tong werd in de
richting van het keukenraam uitgestoken.
„Hè'k van me leven", diep Betje ropd
van kwaadheid, ,,di© kwajongens doen zich
warempel an die kostelijke poeren te goed,
uw ma hèt g©zeid. dat de peere van die
boom vcur de inmaak bewaard mosten
blijve, 't is zonde" en hoofdschuddend ging
ze naar haar Avaschteil terug. „Ik zal zelf
eens even gaan kijken. Bet" zei Jetty Gn
ging naar <len boom „Z©g schaam jullie
je niet? Vader en mo©der hebben nauwe
lijks hun rüg gedraaid of jullie bent- 'weer
ongehoorzaam. Kom gauw er af Han, en
Kees of ik schrijf het vader, hoor" „Wie
doet me wat" gilde Kees. „HacI 'je me
maar"! en Han riep: ,s'k kom het eerste
uur niet naar beneden, veel te gezellig
hier, lioor!"
Wat kon ze daar nu aan doen? Boos ging
Jetty naqr binnen, 't- begon-al goed. maar
z© zou ze wel krijgen die. tw.ee bengels.
De koffie verliefjS rustig, 's middags wa
ren de jongens weer niet t© zien. ze war©n
samen, gaan wandelen. ..Nu, opgeruimd
slaat netjes" dacht B©tj©. Aan tafel stiet
Han Kees eens aan en fluisterde hem wat
in het oor.
„Wat z©g je daar", vroeg Leni, aan la-
fel mag je nooit fluisteren .,0. zei Han on
verschillig, je mag het best Aveten, ik zei
dat <le biefstuk n©t ©e" 'ap leer was".
Jetty verschoot van kleur, daar had ze
nu zoo haar best op gedaan, op die bief
stuk! „Trek .je er niks var. aan zeg, zei Leni
ze plagen je maar geloof ik".
Toon z© 's avonds nog een kopje thee
clronken, zei Han opeens, „zeg Kees ga je
nïee haar bed, dag Jet, wees niet boos, we
h©bben je maar een beetje geplaagd hoor."
Toen zo boven waren zei Ivees lachend,
,,dat hebben w© ©r netjes afgebracht, ouwe
jongen, maar wat nu gedaan, je gaat toch
hoop ik niet- naar bed?"
Ben je gele, 't A-alt me niet in hoor,
zeg eens Jo, ik 'heb zoo'n zin om een avon
tuur te beleven, laten we eGns Avat verzin
nen!
'Als we ons eens verkleedden, als In
dianen bijv., ik weet wel hoe dat gaat, uit
mijn boeken weet je?