j Anecdoten. ij! Ja, die kon hij vinden in de paardenstal. Met ©en Wik uit 't schuurtjo en z'n schop trok hij er op uit; voor elke roos nam hij wat 7uee, en na een half uur zwoegen lagen zes hoopjes mest in z'n tuintje keurig op oen rijtje. Daarna nam hij z'n rozen en in elk hoopje kwam een mooie roodc roos te slaan. Jammer dat de rozen al wat hingen, maar wacht eerst wat gieten en dan zou hij Moeder en tan te roepen. Eindelijk was ook dat klaar en par mantig stapte hij naar binnen. Moeder en tante kwamen mee en schoten beiden in een erge lachbui, toen ^jj z'n tuintje za- gen. Leo trok groole oogen, en na twee mi nuien kwamen do waterlanders bij slroo- roen, en of Moeder al zei dat hij 'n knap pe groofe jongen was. hielp niet. Nog •lang, lang daarna herinnerde hij zich z'n vijfden verjaardag en zag hij zich nog staan hij zijn mooi verzorgden tuin mot rozen. K.a.r Kazerne-humor. „Zeg, .soldaat Jansen, waaraan ken je oen kapitein onderscheiden van een lui tenant?" ..Dat weet ik niet, sergeant" „"Weet je dat niet? Stommerik, kan je dan verduiveld geen os van een ezel on derscheiden?" Groote porties. Gast (woedend); „Maar kellner, dat is nu toch liet toppunt, ilaar. vind ik waar achtig oen rups in de kool. Kellner (kalm): .'.Welnee, meneer, dat is de worst. Snugger. Mijnheer Janssen (aan de telefoon): een uil, nou heb ik mijn parapliue in het café laten staan." „Telefoneer dan- even." Mijnheer Jansen (aan de telefoon): „Hallo, kijk eens even, of ik m'n para- pluie niet in het café heb laten staan." Kellner: „Hier zijn er 2, meneer, is liet deze of die?" DE ROOSJES. (aan 'A. W.) Kleino Leo stapte parmantig hel tuin pad af. In zijn deftige nieuwe broek voel de hij zich heel voornaam en groot en vond zich zelf op zijn vijfden verjaardag pen kraan van een jongen. Met zijn nieu we liark en schop sjouwde hij heel den morgen al op en neer. Achter in den tuin had hij nu een eigen tuin gekregen en in dien korten tijd had hij 't al drie keer omgespit. Bloemen stonden er nog niet in, maar dat kwam e.og wel. Moeder had beloofd om met hem een paar plantjes to gaan koopeir cn dan kwamen er bloempjes genoeg in zijn tuin. •Eerst kwam tante Lena vanmiddag nog! en dan daarna ging hij met Moeder uit. 'Als Vader clan thuis kwani was alles klaar en alles mooi. Tante Leua kwam en wat bracht ze mee? Iets prachtigs, iets prettigs en iels lekkers. Een paar zwarte klompjes met een rood vogeltje erop geschilderd. Da delijk deed Leo ze aan on in 't eerst wat onwennig kon hij er al gauw mee over weg. Tante bracht ook zes mooie roode rozen voor hem mee. omdat hij zoo van bloem pjes hield. „Uit den tuin", zei tante, maar Leo dacht aan z'n eigen tuin en was zoo in z'n klompen en rozen verdiept, dat hij verstond: „Voor den tuin!'' 't Dikke plak chocola moest moeder be daren en met z'n rozen en op klompen wandelde hij weer den tuin in. Alle zes de rozen zou hij planten, 'n Tijdlang stond hij in diep gepeins. Ja, nu wist hij 't ein delijk. Hij moest ffink mest geven, dat had de tuinman verleden keer ook gedaan! IF'1= ai=5=si====== iSjj| Niet gelukt Dame: Raad eens, wat voor gekken droom ik vannacht heb gehad.... Heer: Nu, wat dan? Dame (aarzelend):. Ja, Vis haast te mal cm te vertellen.... ik was met u in 't stadhuis. Heer: Is dat zoo gek Waarom zou ik niet getuige" bij uw huwelijk kunnen zijn? 't Viel mee. Jongeman: Ik hoop, dat mijn verzoek om de hand van uw dochter u niet ver rast, mijnheer. Haar vader: Wel, om u de waarheid te zeggen, was dat wel zoo. U praatte er zoo lang om heen, dat ik begon te denken, dat er heek-maal niets meer van kwam. Goed gezond. Dokter: U bent zoo gezond als een visch. Uw pols loopt zoo regelmatig als een uurwerk. Patiënt: U hebt m'n polshorloge vast gehouden. Overbodig. Domme Janus leest regelmatig de weer berichten en merkt op dat de meeste stormen on onweders uit Amerika over waaien. „Die Columbus had het ook niet noo- dig Amerika te gaan ontdekken," zegt hij. „Had bij 't niet gedaan, we zouden altijd schoon weer gehad hebben." De onderwijzerssalarissen Rijksinspecteur (tob onderwijzer in den. ja re 1925): Zoudt u daar voor togen uw lessenaar, waar. de kinderen voortdurend tegen, aan kijken, niet een of ander passend, opschrift of spreuk kunnen aanbrengen om hen aan te moedigen, b.v.Kennis is geld.", of zoo? Onderwijzer: Dat opschrift zou ik in geen geval aanraden. Zij weten allemaal uit de krant, hoe laag m'n salaris is! Op een examen. Hoe noemt men de tanden, die de mensch gewoonlijk het laatst krijgt? vroeg de examinator. Valsche tanden, antwoordde de exa minandus. Geen geld terug. Een arbeider had een bankier, die, mis leid door de duisternis en de Oude jaars stemming, in een sloot terecht was geko men, niet veel moeite, op het droge ge bracht. I-Iier, brave Borst, n'eem dat voor jo moeite, zef de geldman, terwijl hij zijn redder een kwartje in de hand stopte. 't. Spijt me wel, dat ik u niet. terug kan geven, maar ik heb alleen papiergeld bij me, antwoordde de werkman. Ja, ja, maar hoe komen we aan de Héér-en? O, boven op zolder slaat nog een kist met kleeren, we scharrelen wel wat op, zeg en dan gaan we stieku'm naar beueden, over rompelen de meisjes en bedreigen hen met onze bijlen, jongens wat zullen ze bang zijn! We praten ook zoo echt tegen .elkaar hé, als die Indianen doen. Ik ben Winne- ton on jij Valkenoog!" Nu laten we dan maar beginnen! Geruischloos liepen ze op hun kousen de zoldertrap op, grepen de Heeren uit de kist en schouwden ze op hun kamers Daar be gon de verkleedpartij. Winneton beschil derde het gezicht van Valkenoog en omge keerd. De verfdoos deed goeden dienst. Ieder bond een bes veeren. op het hoofd en spoedig waren ze gereed „Hier dappere makker neem den strijdbijl, ik zal hot vuurwapen hanteereu", sprak Kees plechtig Toen gingen ze naar beneden. „Als we eens naar buiten slopen en ons achter de struiken verborgen, Betje moeb de wascli nog van het bleekveld halen, want zoo meteen wordt het donker". „De woorden van miju broeder zijn wijs" sprak Kees, die niet uit zijn rol viel, „w© zullen de oude vrouw overrompelen". Ze verborgen zich achter de struiken, na eenige minuten knarste het hek, wat was dat, de schrik sloeg den dapperen Valken oog om het hart, de vreemdeling, een deftig heer. stapte recht op het huis aan (Wordt vervol a W VREDE. (Slot). Antoon's Leven. Langzaam ging hij voort, zoodal l ij bij no (37 kwam. Mooi burgerhuis, netjes en klein, zou ze 'hierin wonen? Toen ging hij verder 't Was nacht, omstreeks 4 uur. Hij zag donkere gedaan-ten in liet helverlichtte kerkportaal verdwijnen om de H. Gods. dienstogfening bij te'wonen. Eensklaps hoorde hij een deur dichtklappen. Vlug keek hij om. Wie was dltt? Anna! Ja, zij was" het, kort en dik. Wat zou zij om 4 uur in d©n morgen gaan doen? Met haastige schreden volgde hij zijn zuster, nieuwsgie rig rondkijkend wat-ze ging doen. Hé, hij was ze kwijt. O, neen, toch niet. Wat was dat? Is zij trouw in den godsdienst geble ven? Het verlichte kerkportaal trok hem aan. om ook eens daar binnen te gaan glu ren. Schuw duwde hij de kerkdeur open en hij zag in een verlichto ruimte. Éérst bleef hij achteraan staan, maar al gauw ging hij naar voren, daar de nog binnenko mende menigte hem lastig was. Verlegen ging hij in een der banken zitten. Maar zijn zuster zag hij niet meer. Beelden uit het heerlijk vervlogen jeugdige leven kwa men in'hem op. IIoc hij heerlijk thuis met Anna gespeeld had in den tuin, en alles, alles wat daarna gebeurd was, was zijn schuld, zijn eigen schuld Hij had diep be rouw over zijn zonden, maar hij kreeg wan hoop en dacht: „Hot is toch al te laat". Maar door de vurige gebedenvan zijn zuster tot God, was het nog niet ie laat. Intusschen was de H Godsdienstoefening afgeloopen. Antoon wachtte in het kerk portaal op Anna. die hij daar zag aanko men. Langzaam drong hij toe. Hij raakte haar arm! Maar door de drukte en het ge drang merkte zij het niet, maar wel, toen zij buiten was, en Antoon zei: „Anna". Zij schrok van deze stem. want daaraan meende zij haar broer te herkennen. Maar broer, zijt gij het! En zoo hier uit de kerk. Zijt ge tot andere gedachten gekomen? Neen. Hoe kom jc dan hier zoo uit de kerk. Uit nieuwsgierigheid, Anna. Maar ik heken eerlijk dat. gij het ware geloof be waard hebt, en ik hoop, datoGod mij terug in zijn veiligen schaapstal brenge! Samen gingen ze stilzwijgend naar Anna's huis. Anna- belde aan Een dienstmeisje deed open. Dag Mevrouw, zei ze. Dag Alio, zei Anna Antoon kwam ook binnen, waarna zij zich naar de woonkamer begaven, waar aan haar broer gaarne voldeed. Antoon vond heb in liet eenvoudige kamertje van zijn zuster prettiger dan in zijn rijk gemeu bileerd huis. Den geheelen dag bleef hij bij Anna 's Avonds ging hij terug naar huis. Eenige dagen verliepen na- deze gebeur tenis. Antoon had zijn vrienden afgezegd. Eiken morgen ging hij naar de Kerk en Idiote raad. Dokter tegen O.-W.'er: „M'n waai/ G heer, U leeft lo weelderig. U Moet ve r matiger zijn met eten en drinken." O.-W.'er „Wat 'n idiote raad, dokte Waar moet ik dan met pi m'n geld bis ven?" 5 y Vlaamsche humor. De zoon van Peer Lawijd is drie wekg weg geweest naar Parijs, en nu terug, i de boerkens van het dorp komen hem k zoeken. „Awel Sus, is 't schoon in Parijs c groot?" ..Oe!" zegt Sus ,;0e"! g „En wat-hedde zooat het schoonste a i vonden?" „Het schoonste? Een barak!" „Een barak? Was 't dan foor in p. rijs?" G „Bijlange niet.... 't Was een steen? |a barak, 'nen theater.... a „En wat doen ze daar?" „Toeren, doen ze daar, gelijk ik n(, I nooit gezien heb. Daar was er eenen d. mot zijn tve* boenen over zijn eigen ko, sprong, zom.-T aan zijn haar te rake: d en dan sprong hij op zijn eigen selioudei en draaide zoo rond den thiater." „Wel; wel, wel."fj „JaEn nog straffer; hij pakte zij eigen met zijn rechterhand bij zijn bon rJ gooide zijn eigen in de lucht, en pak!e" zijn eigen met zijn linkerhand eu stak zi,11 eigen in zijn eigen zakDat gebétï te Parijs zie...." bad vurig lot (ii,<'. Deo Zaterdags igiug Ji i te biechten en'tóen-hij den anderen Zos u dag naar dc Communiebank ging, gevolg Ia door Anna, was het, alsof hij duizeiidj o engeltjes om zich heen hoorde jubelen t c blij verkondigden: „Vrede op aarde as a UTcn-i vin goeden wil." j Emile Duijm Jr.. r Kooipark No 1! Slordigheid, Lo: '- iLaat had een goeden naam ciot dc schil-erende raadgevingen die hij aki; aan zijn cliënten gaf. Er kwamen er daarom ook hoe langer k meer zijn raad. vragen, en dan verwonde den zij zich over zijn geleerdheid ma: tevens stonden zij verbaasd over dc wat orde die cr lieerschte in de stilde orka rui van den advocaat. Mevrouw knorde dit wij Is tegen haar man, zoodat hij eiken hot voornemen maakte om in de toekomt wat ordelijker tc zijn; maar met goed voornemens komt. men niet- v-.rder als-ïffl ze niet volbrengt. Toen op 'n keer mevrouw weer eet kwam kijken, was er weer hetzelfde deun tje. dezelfde slordigheid als altijd. De ad vocaat was niet tluiis, omdat hij eveunaa z'n collega' wou gaan om hem de oplcssiij van een document van een zijner cliënte te laten zien. Ondcrt-ussclicn had -Mcvroxj a,llo boeken opeen gestapeld en in de bo< kenkast geborgen en al de documenten e brieven weggedaan, toen nog de oude kran ten die waren toch niets meer waard, zouden goed zijn voer den voddenman. Een poos lat-or kwam meneer thuis; liii •zocht naar heb document maar vond 1$ niet-. Hij werd razend en scheeuwd© va? belang. Teen dacht mevrouw aan de kran ten, misschien was het. daar wGl tussclipi gekomen Zij stuurde Ans terug naar dei voddenraper, of hij 't nog eens wou ondej zoeken want dat er misschien een bric! van gewicht inzitten kon, die thuis wa« weggeraakt. Na lang zoeken vond dc niai het gewenschtc document. Ans. blij als een kind, liep naar huis of een drafje, in haar blijdschap he©lcmas .vergetend den man, -die zooveel moeite ge daan had, te bedanken De advocaat dacht weer aan z'n vele voornemens en vergat hel voortaan niet m©er. frdi (Om van builen te leeren Natuurschoon. 't. Avondrood fonkelt In mooi glanzend licht. De landwege donkert In sneeuwgewiclit. Daar ginds zijn de bosschea Be-ij-zelt met wit. Ze flonk'ren als schimmen Soldaten in 't lid De eenzame wandelaar, De krakende sneeuw, Zij beiden vertoonen 't- Schoone van de eeuw. De bergketen schittert, Als glanzend diamant Wiens helling verkondigt. De room van Gods hancl. „Rooie Ko-s'L De regen. Tik, Cd:, tik gaat 't op de daken. Wat kan die regen leven maken. Tik tik, tik hoor toch eens aan. Zou het zoo door blijven gaan? Regen, regen houdt eens op. Met dat tikken, want- onze Bob. Ligt te slapen, je maakt hem wakker, En dan huilt dc kleine rakker Doch de regen tikt maar voort. Hij heeft het stellig niet gehoord, Regen regen jc bent erg stout; Weet jc niet, dat ik pi' niet van houd„ Eindelik is 't met regenen gedaan, Nu kan moe weer slapen gaan. Tot het lieve zonnetje komt. Pu- kaar wekt tegen den morgenstond. Carl Wc sterman, Nieuwe Rijn "fi, Leidotf EEN KABOUTERSPROOKJE. VII Prins Wichtel begint zijn tweeden dag. E©n gat, in den dag heeft ie geslapen en rog zou hij niet uit zijn lcdikantje gestapt zijn, ware heb niet, dat hij zich zachtk-ens bij zijn naam hoort noemen en opziende voor zich zieleen kamerdienaar, die een diepe buiging -maakt en zegt: Wil Zijne Hoogheid een warm, koud of lauw bad eu zal dat zijn ïuet bronwater of met rozenolie! Een gewoon bad en liefst- zoo koud mogelijk man; maar haast je wat: de wij vers van de klok draaien al naar liet mid daguur en er valt vandaag nog veel te doen Er zal aan uw wensch voldaan worden. Het ontbijt staat reeds klaar cn drie mu ziekgezelschappen uit de buurt komen reeds nader om Zijne Hoogheid een aubade te brengen. Ik zal me haasten en binnen het- half uur zal ik met- mijn toilet klaar wezen; stel rje muzikanten in den tuin voor mijn raam op en dan zal ik waarschuwen als ik met •het ontbijt beginnen zal. Zoo dachten wij ook en meenden in uw geest te handelen. En Prins Wichtel neemt zijn bad en ge- Vulpen door zijn kamerdienaar ïs hij zoo 'daar on eer de "wijzers, een half uur verder redraaid zijn naar liet middaguur, begint hij te-ontbijten. Heeft ie ooit zoo iets ge proefd? Wat haalt alles wat het menschen- kind «et. bij deze gerechten? En dan, die luiscliende, melodieuse accoorclen, die van verre schenen te komen Gn toch zoo dicht bij werden gevormd nit die vreemdsoortige blaas, en strijkinstrumenten; liet kon niet anders, of hier zou een ziek© eetlust krij gen Alles werkte samen om hem aange naam te stemmen en zijn eetlust te prikke len. Die veelsoortige schoteltjes telkens be diend door een ander elfje, dat huppelend nader zweefde met gouden schaaltjes en zilveren bekers, zonder ook maar iets te morsen van dat heerlijke vocht, zoo frisc-li en zoo fijn. dien morgen van het geheim zinnig eiland aangevoerd, hoe kan het- au. ners of Pr-iüs Wichtel deed de tafel eer aan en at m©fc Zichtbaar genoegen wat de Elijjes opdienden en aanbrachten -al maar door. Het ontbijt is afgeloopen De muziek zwijgt. En Prins Wichtel vertoont zich op het balcon van zijn vertrekken c-n dankt met wuivend handje, de muzikanten to© die buigende afcharcheeren En dan „Zijne Hoogheid moet- den morgen groet hebben Aan onzen zeer geëerbiedig-- d©n burgemeester!'' aldus de Overste van zijn lijfwacht Ik dank u zeer, Overste. Wilt u weder ree rig mijn groet overbrengen en zegt hem «at mijn nachtrust was als op een bed van rozen en jasmijn en dat mijn droomen wa ren als nectar geschonken uit gouden be iers door Elfjes gevuld. Ik dank u, namens onzen geëerbie- digften Burgemeester van ons land en zal 4>em uwe boodschap overbrengen, met de- iel'fd® intentie, waarme© zij werd geuit. En thans zou ik gaarne' uwe plannen verne men" Ik wil de groeven zien en de smede rijen; ik wil d© klaterende watervallen en de heet© bronnen zien en dat is voor dezen dag genoeg. Zooals Zijne Hoogheid beveelt, zal ge beuren. Uw rijtuig staat reeds klaar. Het. vierspan wacht zijn meester cn uw lijfwacht verheugt zich' reeds U haar diensten aan ie bieden. Ik ben klaar Kom Instappen, een klap met de zwëep in de ^ucht, een scherpe toon nit de fluit van den Overst«, als sein tot vertrok,.... rrrt-, daar S-aat het weer voort met een snelheid, die ons menselienkinderen duizelen doet, voort al maar-voort; berg-op en berg-af: langs ateiie afgronden en diepe rav:jnen;| door dalen -en spleten van rotsen tot wegen ge vormd, tot de stoet stilhoudt en Prins Wichtel behoedzaam geholpen wordt- bij het verlaten van zijn zitplaats in het- dichte rijtuig, dat hóe klein ook, solieder bleek, dan de logge groot® voertuigen, die op de bovenwereld gebruikt worden. De groeven, Zijne Hoogheid! de groe ven. Koni mee! Honderden booglampen van duizenden kaars, iverpen het clectrisehe licht tot in de donkerste schuilhoeken van de ingewan den der aarde en wat zich daar vertoont aan 'liet oog van Prins Wichtel brengt hem zoo in verrukking dat hij daar staat, als met stomheid geslagen; honderden klein© werkers, wroeten hier in den schoot der aarde en zoeken, de edel© metalen cn- gra ven. en Idoppen en splijten en schuren en wasscheu; een bedrijvigheid als alleen mo gelijk is in'n korf met duizenden bijen, zoo als dit bij de groote mcnschen op de boven wereld te zien is. - Hier zijn d© goudgroeven; daar ontdpkt men aders van zilver; ginds zijn de dia mantvelden; elders liggen de steenkolen als opgetast; verder op zijn de ijzermijnen en wordt het tin en het, koper uitgegraven en dat alles ligt daa-r ten gerieve van dat kleine volkje enOm ook ons van dienst te zijn, wij de aardreuzen, die zonder goud en ijzer ©n steenkolen geen bestaan meer zouden vinden. En clan verder: die bron nen van oliën Gn petroleum ©n overal waar Prins Wichtel het oog ook wendt, overal arbeiden de kleine kabouters voort in stilte en zonder lusschenpoozen, tenzij liet. Hokje klept-, dat rust- beveelt en.... ontspanning De Redacteur. (Wordt vervolgd.) CORRESPONDENTIE G r e t ha Bos. H a z e r s w o u >1 e. Zoo Gr©tha, dQet je dat zooveel pleiziGr, als je je eigen naam in de krant leest? Wel, zie zou dat niet- graag ziGn! En dan vooral, als die naam onder een zelf ge maakt versje staat. Zelf gemaakt, Gretha! Denk eraan, ook voor later. Maak wecler- keerig veel groetjes aan alle huisgenooten. Dag Gretha G r e e t j e Sluis, H n o g G w o e r d Heb ik nu daar mijn kleine vriendinne tjes Greetje .en Betsy ook in ons midden? Ik dacht al, waar bl-'jven die twee nou, fot-ik twee klein© neusjes am 't hoekje zag enwipdaar waren ze- Welkom hoor! Altijd meedoen? En dan ben ik Gi'g benieuwd naar hét verhaaltje te lezen, ivat je voor mij zult maken. Belooft h©b je hot, dusdoen Veel groetjes aan Vader en •moeder! Niet vergeten! Carl V/ ester man. Nieuwe Rijn. N-cus vandaag eens $ven. Ik wed dat ,,De Regen" van Carl aan dc beurt is. En nu vulgen de andere versjes zeker ook, dat. wil zeggen ik verwacht ze van jou danzullen z© wel ©en plaatsje krijgen ook! Dag Carl! Dat Munstersch plat was Zeker echt iets voor vader hé. Veel groet jes thuis. Rooi© Koes Nou ICces. d-e prij zen waren je dezen keer netjes langs je neus gegaan hé. Het was jammer! Ik had zoo graag „Rooie Ivees" een prijsje ge gund, temeer daar Keesje e©n flinke mede werker is eneen echte dichter wordt of is „Natuurschoon" te schoon, om uit eigen pen gevloeid te zijn. Jan Md-ij©t K a t w ij k Dank mijn vriendje voor de bijdrage. Ik laa-t dab artikeltje a.s Zaterdag plaatsen. Vandaag was geen ruimte! Ik verwacht nog voel meer van jou. Maak eens een sprookje! Zul je? Dag Jan! A1 i d a van Dieren. Zeker vind ik goed, dat broertje Cornelis aan de ïaadsels meedoet. En dat jij zoo openhartig zegt het verhaaltje „Wat Piet droomde", niet heclemaal zelf gemaakt te hebben, daarom wordt het geplaatst, maar nog ©ven geduld. Dag Ali! Groet C; r:,: van De volgende week ga ik door m©t het beantwoorden der brieven! De R e d a c t c u r. De Guitenstreken van Han Koes. Door Ellen II. 't ^Vas dadelijk een en al bed.i',Vucid, portieren werden open ©n dicht gowc.rp©n cn de krantenjongens prijzen om heb hardst hun nieuwsbladen aan. Vader zocht een geschikte coupé uit en de jongens zetten de I agag© erin. Spoedig zette de trein zich in beweging, de kinderen riepen om het hardst, veel pleizië.r ©ii gcecle reis Moeder zwaaide met haar zakdoek en vader mgt zijn hoed tot de trein uit het, gezicht was. Toen gingen ze langzaam huiswaarts, de jongens' zouden maar vast doorloopen, ze zetten er ferm den pas in. dc meisjes kon den h©n toeli niet bijhouden, „Ik ben toch blij", zei, Kees wijsgcerig, ..dat ik geen meisje ben, dan moet je altijd zoo keuiig erbij loopen ©n jc kan nooit c©ns flink stoeic-n". ,,Je h©bt gelijk, man" beaamde Kees. Lang voor de meisjes waren zo thuis. Toen die thuis kwamen ..werd er gezellig ontbeten. .,Wab zijn die jongens stil", dacht Jet, .,ze hebben zeker iets in den zin". Met ernstige gezichten zaten de jongens te .ontbijten, Avar©n lieelcmaal niet druk, morsten niet dat vóórspelde niet veel goeds! Na het ontbijt toen Jettv in d© keuken bezig was en Betje een beetje met d© vaten 'hielp zag1 ze uit het raam naar dGn boom gaard, wat Avas dat toch. 't was net of ze iets blauws door de groene takken van den boom ?ag schemer©n. ..Vreemd", dacht z©, „wat kan dat zijn" Ze keek toe, riep Betje erbij; samen tuurden ze naar het blauwe voorwerp, opeens bewoog het zich, oen ondeugend gezicht kwam door d© tak ken gluren en ©en breede tong werd in de richting van het keukenraam uitgestoken. „Hè'k van me leven", diep Betje ropd van kwaadheid, ,,di© kwajongens doen zich warempel an die kostelijke poeren te goed, uw ma hèt g©zeid. dat de peere van die boom vcur de inmaak bewaard mosten blijve, 't is zonde" en hoofdschuddend ging ze naar haar Avaschteil terug. „Ik zal zelf eens even gaan kijken. Bet" zei Jetty Gn ging naar <len boom „Z©g schaam jullie je niet? Vader en mo©der hebben nauwe lijks hun rüg gedraaid of jullie bent- 'weer ongehoorzaam. Kom gauw er af Han, en Kees of ik schrijf het vader, hoor" „Wie doet me wat" gilde Kees. „HacI 'je me maar"! en Han riep: ,s'k kom het eerste uur niet naar beneden, veel te gezellig hier, lioor!" Wat kon ze daar nu aan doen? Boos ging Jetty naqr binnen, 't- begon-al goed. maar z© zou ze wel krijgen die. tw.ee bengels. De koffie verliefjS rustig, 's middags wa ren de jongens weer niet t© zien. ze war©n samen, gaan wandelen. ..Nu, opgeruimd slaat netjes" dacht B©tj©. Aan tafel stiet Han Kees eens aan en fluisterde hem wat in het oor. „Wat z©g je daar", vroeg Leni, aan la- fel mag je nooit fluisteren .,0. zei Han on verschillig, je mag het best Aveten, ik zei dat <le biefstuk n©t ©e" 'ap leer was". Jetty verschoot van kleur, daar had ze nu zoo haar best op gedaan, op die bief stuk! „Trek .je er niks var. aan zeg, zei Leni ze plagen je maar geloof ik". Toon z© 's avonds nog een kopje thee clronken, zei Han opeens, „zeg Kees ga je nïee haar bed, dag Jet, wees niet boos, we h©bben je maar een beetje geplaagd hoor." Toen zo boven waren zei Ivees lachend, ,,dat hebben w© ©r netjes afgebracht, ouwe jongen, maar wat nu gedaan, je gaat toch hoop ik niet- naar bed?" Ben je gele, 't A-alt me niet in hoor, zeg eens Jo, ik 'heb zoo'n zin om een avon tuur te beleven, laten we eGns Avat verzin nen! 'Als we ons eens verkleedden, als In dianen bijv., ik weet wel hoe dat gaat, uit mijn boeken weet je?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 14