*v(
kalender der week
I1
'$.B. Als niet anders wordt aangegeven
deze week iederen dag Gloria geen
jilo en de gewone Prefatie.
ZONDAG 1 Februari: 4e Zondag na
iekoningen. Mis: A dor a te. 2e
,Pd v. d. H. Ignatius, Martelaar. Credo,
•falie v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur:
roe n.
j)e Almacht des Heeren, die den storm
zee lot bedaring bracht, (Offertorium,
rangelie) zal op ons gebed ook ons bij-
ian (Stilgebed), om te kunnen vermijden
les wat indruischt tegen den heiligen,
tnbiddelijken Wil van God (Postcommu-
om te kunnen verdragen de weder-
a'ardig heden des levens (Gebed) en na
ven de heilige geboden Gods, Ziine Hei-
-e Wet, waarvan de vervulling is het ge
ld der liefde tot God en tot den naaste
Spistel).
MAANDAG 2 Februari: Feestdag
an M ar i a's Zu i v er i n g. (Maria
irhlmis). Mis: Suscepimus. Credo,
rcfatie van Kerstmis. Klepr: Wit.
Vandaag worden kaarsen gewijd en ont-
oken in de processie gedragen als eer-
ctoon en liefdebewijs aan Christus, Dien
Pimeon voorspelde als het „Licht ter ver-
chling van het Heidendom."
Wortel van Jesse heeft gebloeid; de
;er uit Jacob is opgegaan: een Maagd
•acht den Zaligmtaker ter wereld, (Voor dit
les) loven wij U, Heer onze God. (Kerk
tijden).
DINSDAG 3 Februari: Mis v. d. H.
1 a s i u s, Bisschop en Martelaar. Saeer-
lotes Dei. 2e gebed ter eere v. d. Heilige
'aagd(A Cunctis). 3e naar keuze v. d.
iester. Kleur: Rood.
üe H. Blasius was Bisschop van Sebaste.
'oor den rechterstoel gebracht whigerde
ij standvastig zijn geloof te verzaken en
ian de afgoden te offeren. Daarom werd
jij op vreesoliïke wijze gegceseld, op den
ijjnbank gefolterd, zijn lichaam niet ijze-
en baken verscheurd, ten slotte onthoofd.
Toen hij naar de strafplaats werd geleid
jood oen moeder hem haar eenig kind aan,
jat door een vischgraat in de keel in.ster-
jenscrevaar verkeerde. De heilige zegende
et kind, dat oogenblikkelijk genezen was.
laarom wordt de heilige Blasius aange-
ocpen als Patroon tegen de keelziekten.
Blasiuszegen).
WOENSDAG 4 Februari: Mis v. d. H.
cn'1 rcas Corsinus. Bisschop en
5•lijder. Statuit. Kleur: Wit.
In zijne ion ere jaren vroom en verstandig
gevoed, helde Andreas .toch lanezamer-
ind over naar het kwaad, waarom bij
ikwijls berispt en vermaand werd door
ie moeder. Getroffen door hare verma
ken en vernomen hebbende, dat zijne
uders hem aan Maria hadden toegewijd,
ad hij in de Orde der Carmolieten en
(eefde, ondanks vele en velerlei bekoringen
ils een heilig kloosterling. Hij stierf als
"iisschop van Fiesole op den dag hem door
[Maria voorzegd.
DONDERDAG 5 Februari: M i s v. d. H.
'k 5 at ha, Maagd en Martelares. Gaudea-
Kleur: Rood.
het eiland Sicilië, waar zij ook ge
wen was, werd de H. Agatha na gruw-
larae martelingen ter dood gebracht voor
laar geloof en bare maagdelijkheid. Vóór
Ïare lichamelijke kwellingen vroeg haar
e praetor van het eiland verwijtend:
Schaamt rij, die van adelijke geboorte zijt,
tl niet om bet vernederend slavenleven der
Christenen te leiden? Agathd^antwoordde:
•De Christelijke nederigheid 'en slavernij
sijn veel kostbaarder dan koninklijke
schallen en trotschheid."
VRIJDAG 6 Februari: Mis v. d. H.
T i t u s, Bisschop en Belijder. Statuit. 2e
pebed v. d. H. Dorothea. 3e voor den Paus
(wegens den verjaardag zijner keuze).
Kleur: W i t.
De H. Titus, Bisschop Vc n Creta, was
een leerling en metgezel v. d. H. Paulus en
dien grooten Apostel bijzonder dierbaar
om zijn ijver in het verkondigen van liet
H. Evano-olie
zijne getrouwheid.
ZATERDAG 7 Februari: Mis v. d.
den Zondag na Driekoningen.
Adorate. 2e gebed v. d. H. Romualdus.
Abt. 3e voor den Paus. Credo. Prefatie
d. Allerh. Drieënheid. Kleur: Groen.
Ml
«11
Lisse.
ALB. M. KOK.
Pr.
DE ZUSTERKENS VAN DE
HEMELVAART.
(Naar Francois Coppée.)
De heldin van dit verhaal is de kleine,
irdige blondine., die verleden jaar met
lialf vasten tot koningin van de Parijsche
waachvrouwen gekozen werd. Geen wel
dadige fee had aan de wieg van Euphémie
Primet gestaan en zoo ze er gestaan had,
dan had ze het arme nietige schepseltje
Biet anders dan arbeid, moeiten en zorgen
yoor het geheele leven kunnen voorspel
len.
Gelukkig, dat Phémie zoo noemde
ien de kleine in het gezin en later ook
Jn d0 weideplaats geen flauw vermoeden
Tan haar toekomstig lot had
Toen ze veertien jaar oud was, verloo*
2e haar moeder.
Haar vader was een braaf, degelijk
Turkman bij de stedelijke gasfabriek. Maar
den dood van zijn vrouw geraakte hij
'n slecht gezelschap en begon te drinken
*n te spelen. Drie-vierde van zijn loon viel
ten offer aan deze beide hartstochten eai
het vierde deel, dat overbleef, moest
Phémie de kosten van de huishouding be
vrijden.
welijks was ze de kinderschoenen
®rttgroeid, of ze kwam bij ..Moeder Lapin",
de leer, terwijl ze gelijktijdig voor het
kleine, armoedig© huishouden zorgde, de
«pep kookte en bij haar twee jongste broor-
jes de plaats van moeder verving.
Eens voelde de kleine Phémio zich ziek.
«♦lar mooi gezichtje was bleek, ze hoestte
voortdurend en een paar dagen later kwam
dos avonds doodmoe van haar wejk
De ademnaung was moeilijk, ze had kou
de rillingen en voelde hevige sicken in den
rug. Ze moest dadelijk naar bed en de dok
ter word geroepen, die hield een lang on
derzoek. klopte op borsten rug van de zie
ke en trok een bedenkelijk gezicht
De kleine heeft een zware longontste
king, luidde het oordeel. Hij schreef een
recept en nam afscheid.
Mijn God, wat moet er nu van ons
worden? zei d© arm© zieke een half uur
later tot de concierge, die haar een trek
pleister op de borst had gelegd.
Ik zou heel graag naar liet hospitaal
gaan, maar wie zal dan voor vader en de
twee jongens zorgen? En dan, wij hebben
niets meer in huis geen stuiver zelfs, om
brood te knopen. En ik zal wel niet, voor
we drie weken verder zijn, naar de waseb-
inrichting kunnen gaan om iets te verdie
nen. Wat moet er van ons worden?
M"mse] Phémie, antwoordde de goed
hartig© vrouw, in de eerste plaats moet er
iemand zijn. di© u verpleegt en de huis
houding doet Als ge wilt, ca ik naar de
"Rue Violet en vertel aan de Zusters van
Barmhartigheid. hoe de zaken hier staan.
Zusters neen. denk daar niet aan,
juffrouw Boehon, ge weet toch, lio© erg
vader alles haat wat ook maar aan de
kerk herinnert. En zelfs als we een Zuster
krijgen konden, dan moet die tocl> ook
betaald worden, dat is goed voor de riiken
maar niet voor mensehen, die geen centime
in huis hebben.
Dri gaat niet door voor de Zusters
in de "Ru© Violet: die gaan niet, waar ze
betaald worden Als die ergens gaan ver
plegen. nemen z.e niets aan. zelfs geen glas
water: zoo luidt de regel Ja. deze barm
hartige Zusters van de Hemelvaart ziin
ware engelen van barmhartigheid, ik heb
bet zelf ondervonden. Eer ik hier kwam.
was ik concierge in de Rue du Commerce
Tk kreeg daar de t-vphus en ben daar den
beele-n duur van miin ziekte door een van
deze Zusters verpleegd. Wat ik daar ge
zien en ondervonden heb. grenst aan het
wonderbare.
De Zuster verpleegde me niet alleen,
maar zorgde ook he.elomaal voor miin
dienstwerk; ze veegde de trappen, bracht
aan allo huurders de brieven en pakketten,
die van de post kwamen en des nachts
opende en sloot ze den sluitketting van
de huispoort, als de bewoners laat thuis
kwamen Uw vader is in den grond van
de zaak geen slecht mensch, al heeft hij
een duur keelgat. Daarom houd ik het er
voor cUt 't geen drie dagen duurt, of hij
heeft allen eerbied voo* de Zuster, dip u
Ve.rpïèeet. Nietwaar juffrouw, ik ga maar
.even naar de "Rue Violet?
Phémie was er niet meer tegen en wat
de concierge voorzien had gebeurde
Ook in 't gezin Prunet. herbalden zmh
de wonderen va.n naastenliefde, die de
Zusterkens van de Hemelvaart de zieken
verpleegsters der armen, dagelijks in twin
tig sleden van Frankrijk te zien gaven.
Gelukkig was de gas werker op weg
naar buis. niet de kroeg binnengegaan en
was da -rom nuchter, toen hij den zwarten
sluier, den breed en witten kraag en bet
crucifix van Zuster Marie Joseph voor den
eSrstén keer t© zien" kréég. Ze dekte juist*
de tafel en droeg dadelijk daarna een geu
rig stuk kalfsvleesch met sla op, waar Pru-
liet.zooveel van hield Toen de twee jon
gens i'it de school thuiskwamen, sloten ze
dadelijk vriendschap met d© lieve Zuste,r.
en zaten net jes aan tafel, wat vroeger maar
zelden het geval geweest was De zieke lag
middelerwijl- rustig e© tevreden in de kus
sens.
Het avondeten smaakten vader en de
kinderen recht goed. Torn echter de zus
ter iede.r een tweede bord bracht, en nog
een stukie Zwitsersche kaas opdroeg, toen
kon de man, die tot. nu tee door een on
vriendelijke bonding en ontevreden gezicht,
ziin tegenzin je.gens de goede Zuster duide
lijk h^d laten blijken, zich niet meer in
houden ©n zei tot haar:
Wel juffrouw, wilt u werkelijk op deze
wijze de kleine Phémie verplegen en tege
lijk ons arme drommels, bedienen als een
dienstbode?
Zeker, als u bet goedvindt, goede
heer. antwoordde de Zuster en op baar
goedmoedig gelaat kwam een glimlach.
Nu, ik ben niet ondankbaar en blijf
u van hart© erkentelijk voor uw hulp.
Maar het is en bliift toch iets buitenge
woons, dat u doet U doet 't wel ter liefde
van den Gekruisigde, wiens beeld u daar in
den gordel draagt?
Dat is zoo goede heer. Op deze wijze
willen we Hem toonen. dat we Hem werke
lijk liefhebben. Hii heeft, voor ons geleden
en bij iedere moeilijkheid, bij iede.r lijden
denken we aan Hem. vooral bii de verple
ging der armen; want dezen ziin immers
Zijn lievelingen Het lijden en de smarten
der z:ekcn herinneren ons voortdurend
aan den gekruisigden Heiland.
Zulk een taal had vader Prunet nog
nooit gehoord. Hij keerde, zich om en
mompelcle in zijn baard:
Inderdaad, dit is fanatisme, zooals
men in onze vereemging zegt. maar niet
zulk een fanatisme kan men bij slot van
rekening vrede hebben.
Phémie was onder dit gesprek half over
eind gaan zitten en had haar vader on
rustig aangekeken.
De Zuster merkte dat dadelijk en zei
daarom schertsend:
Laten we dit gesprek een volgenden
keer voortzetten.-Nu is onze lieve zieke
moede en we mogen haar rust niet storen
Zonderling! Den volgenden dag was bij
onzen gaswerker nauwelijks meer een spoor
van tegenzin jegens de Zuster (e merken en
hij zag af van de voortzetting van bet gö-
«prek van den vorïgen avond Prunet was
geen domkop, ook niet onrechtvaardig en
eigenzinnig, zoolang hij nuchter was en
erkend© daarom gaarne de tevreden stem
ming, welke de barmhartige Zuster in de
armoedige woning te voorschijn' geroepen
had. Ho© ordelük en rein zag het er nu uit
in de kamer. Welk een nauwlettend© zorg
ijdde ze aan Phémie. ja zelfs, aan de bei
de jongens, die nu niet meer, zooals vroe
ger. met vuile banden en ongekamd haar
naar school gingen.
Het. duurde geen drie dagen meer of
radei Prunet had bij het zien van zulle een
toewijding en zunc een belangloosheid zfjn
vaststaande meening omtrent de Zusters
heelemaal verloren. Hoe? Zou dan alles,
wat do kameraden in de vereeniging hem
sedert jaren over pastoors en nonnen, over
hun heb- en heerschzucht verteld hebben,
niet anders dan leugen en laster geweest
zijn? Hij voelde zich tegenover de Zusters
beschroomd, als hij had haar groot onrecht
aangedaan. Spoedig echter ging het
schaamtegevoel over in hoogachting en
vereering.
Hij sprak baar nu niet meer aan met
„juffrouw", zooals hij tot- dusverre op zijn
koude harteloozo wiize gedaan bad, maar
nu was hej^ „goede Zuster" voor en „goede
Zuster" na.
En dan de kookkunst van die goede
Zuster! Zoo goed had hij al jaren lang
niet gegeten, 't Was een feestmaaltijd voor
hem, haar eierkoek met spek, haar schape
bout met rij'st Eén ding kon bij niet be-
griinen. nl. hoe de Zuster met zoo weinig
dubbeltjes zulk een goede keuken kon
voeren Weliswaar, op den laatsten betaal
dag had hij moedig zichzelf overwonnen
en was met zijn loon van veertien dagen
in den zak kroeg en speelhol voorbij ge
gaan, om het tot den laatsten cent aan de
Zuster te geven.
Doch hij wist wel, dat dit toch niet ge
noeg was voor zulk een huishouden. Maar
daar brak hii zijn hoofd tevergeefs mee;
hij wisf immers niets van die bejaarde
fijn gekleed© dame. die op een goeden da?
met de Zuster meegekomen was ©n Phémie
een ziekenbezoek bracht.
Wat een troost en een vreugde was d»t
bezoek voor bet arme kind geweest. De
dam© had beloofd spoedig terug te zullen
komen en toen ze wegging bad ze uit ver
geetachtigheid een bankbiliet van twintig
francs op het nachttafeltje laten liggen. Ze
was no? meorrhalen zoo vergeetachtig ge
weest Phémie, dip de prijzen der levens
middelen en den kommer van een huismoe
dertje maar al te goed bij ondervinding
kende had spoedig geraden, uit. welke
bron de. goede Zuster putte. Terwijl ze zich
hield, alsof ze niets merkte, vloeide haar
hartje over van dankbaarheid en eerbied
jegens haar weldoensters. Langzamerhand
nam de ziekte in hevigheid af; het werd
haar lichter op de borst, tusschen de
koortsaanvallen kwamen telkens groote tus
sehenpoozen De dokter was iederen dag
meer tevreden over de patiënte; maar deze
schreef haar genezing niet toe aam de me
dicijnen. maar eenig en alleen aan de trou-
we en zorrrvuldiee vernle-gin? van d© li©ve
Zuster. Ze voelde thans inniere genegen
heid voor deze stille metgezellin van de
smartelijke uren barer ziekte en verheugde
zieb, wanneer deze stille meteezellin van
de s-raarteliike uren harer ziekte en ver
heugde zich, wanneer ze in het vrooliike
gelaat blikte, dat. door den zwarten sluier
omgeven was. Hoe gaarne Het ze zieb alle
holn van deze lieve handen welgevallen die
wel ruw en eeltig waren van den arbeid,
maar die haar toch steeds zoo zacht en fee
der aanvatten als waren het kinderhand
jes.
In een rustig uurtje tijdens d© langzame
genezing had ze voor de Zuster haar hart
uitgestort en haar kleine levensgeschiede
nis met alle bijzonderheden, zoo goede als
kwade, verteld. Met een soort van kinder
lijken trots had ze ook verteld, dat ze in
het laatste jaar tot. ..koningin der wasch-
vrouwen" gekozen was. Daarbij verzweeg
ze niet. de uitgelaten vermaken, waaraan
zii bij die gelegenheid deelgenomen had en
die haar nu ruw en gemeen voorkwamen.
Ze schaamde zich een beetje voor Zus
ter. maar deze hoorde alles rustig aan en
was zelfs tevreden over de kleine, eens zoo
uitgelaten zieke. Toen aan het slot van
haar lane verhaal Phémie met erooten na
druk verklaarde: Weet u, lieve Zuster, niet
tegenstaande dat. alles ben ik altijd braaf
gebleven. Toen omarmde baar de Zuster en
ze.ide geroerd: Ja. kind. de lieve God heeft
het goed met ie gemeend.
Da-t was snel in zijn werk gegaan. Nog
geen veertien dagen had het geduurd/ of
do Zuster had alle harten in de kleine,
arm© behuizing, stormenderhand veroverd.
Vader Prunet ging bijna heelemaal niet
mee'r naar de herberg: liet geschreeuw van
de papenhaters dat daar altijd te hooren
was. stond hem nu tegen. Phémie had zich
herinnerd, dat ze in haar prille jeugd op
den schoot, barer moeder had leeren bidden
en overlegde met de Zuster, hoe de beide
broertjes godsdienstonderwijs zouden kun
nen krijgen daar immers de priester niet
in d© „leekenseholcn" in Frankrijk komen
mag.
Op den dag voor half vasten bad de
zieke voor den eersten keer eenfge uren
opgezeten. Ze voelde zich mat en uitgeput
en zag er bleek ©n ellendig uit Om haar
een beetje afleiding te bezorgen had de
Zuster den met kussens voorziene leun
stoel in de vensfertiis geplaatst. Daar zat
ze nu en beschouwde na langen tijd voor
den eersten keer weer het drukke leven op
straat. Zuster Marie Joseph is voor een
uurtje naar het klooster gegaan om haaJr
sobe.r middageten te gebruiken Thans
treedt ze weer in de kamer en gaat op een
laag voetbankje naast de ziek©, zitten. .Nu
ontspint zich het. volgende gesprek:
Op den 2fien Maart kan ik niet ko
men. kind. maar een andere van onze Zus
ters zal mij bij u vervangen.
Ts u dan verhinderd, lieve Zuster?
Ja. kind. ik ben met drie andere Zus
ters van ons klooster aangewezen, om de
Moeder-overst© naar het paleis van Justi
tie ta vergezellen We moeten nl. op dien
dag voor het gerecht verschijnen.
U wilt me zeker wat wijs maken. Zus
ter? Loop heen! Hoe zoudt u nu voor de
rechtbank komen? Daar moeten toch alleen
spitsboeven komen, misdadigers en dieven.
Dat kan niet!
Wat ik je zeg. lief kind, is de zuivere
waarheid.
Maar wat hebt u dan voor kwaad
gedaan?
We liebben ons niet aan de nieuwe
wet onderworpen.
Wat is dat dan voor een domme web?
Wat wil ze?
Ze wil, dat men bij de regeering ver
lof vraagt om den evenmensch goed te
doen. Wij, Zusters, dachten, dat zulk een
verlof niet noodig was om de arme zieken
voor niemendal te verplegen en hebbeif het
daarom niet gevraagd. Nu moeten we
ons voor d© rechtbank verantwoorden.
-Maar dat kan toch niet! Dat is een
schande! Het is gemeen!
En toch laat Goj 't in zijn wijsheid
toe. om ons to beproeven
Hier werd het gesprek onderbroken door
een luid geschreeuw en gejoel op straat en
de beide vrouwen keken onwillekeurig uit
het venster. Ze. zagen daar ongeVeer een
dozijn jongelieden uit een daar tegenover
gelegen kleine herberg komen, die verge
zeld werden door eenige meisjes met bru
tal© gezichten en opvallende kleeding Een
ervan was een kennis van Phémie; 't was
ook een waschmeisje uit. Grenelle en was
voor dat jaar tot koningin der waschvrou-
wen uitgekozen.
Blijkbaar hadden ze plan een voorpret
te houden voor den volgenden kronings
dag. Bij den aanblik van deze vjpeste. gil
lende bend© werd Phémie rood van schaam
te Mijn God. dacht zij bij zicbzelve, bet
heeft maar een haar gescheeld of ik was
verleden jaar net zoo geworden. Op dit
oogenblik kwam een oud© geestelijke lang
zaam aanwandelen en ging het huis voor-
bij.
Zie, dat is onze huisgeestelijke, zei
Marie Joseph, toen ze hem zag. Ik kan
wel denken, waar hij nu vandaan komt.
Een paar huizen verder woont nl. een arme
weduwnaar kleermaker van beroep, met
drie kleine kinderen Aan hem geeft de
goede pastoor alles, wat hij overleggen
kan. Juist, wilde de geestelijke, om den
gillenden troep uit den weg te gaan. naar
de andere zijde van de straat oversteken,
toen een der dronken jongens hem naliep
en hem een handvol confetti, d.w.z. pips-
korre'a in het gelaat wierp. De priester
verwijderde zich haastig zonder een woord
te zegden, terwiil de brooddronkenen hem
met hun geschreeuw vervolgden: Weg
met de Jezuieten! Weg met de papen!
't Was der arme Phémie, of haar bii dit
gezicht een steek door het hart ging. Met
tranen in de oogen zeide ze:
Dus zoo doet men: een onschuldigen,
weldoend en priester maakt men het op de
gemeenste wiize lastig op straat, en de
engelen van barmhartigheid sleept men
voor de rechtbank. Ja de wereld wordt
met den dag onverstandiger en slechter. En
wij, proletariërs, zooals men ons in de
couranten noemt, hoe worden wij belogen
en bedrogen door hen die voorccven ons te
verdedigen en onze belangen te behartigen.
O ik verafschuw nu die bende.
Toen nam de Zuster de handen van de
zieke beschermelinge in de bare en keek
haar ernstig en toch zachtmoedig in de
oogen met een blik, zoo opgeruimd en rein
als haar geweten
Lieve Phémie hebt ge mij beloofd
weer een christeliik leven te beginnen?
Dan moet men echter bidden voor die
mensehen en hun vergeven.
(Java-Post)
FREDEUK HE GROOTE EN ZIJN
SOLDATEN.
Uit de geschiedenis is 't bekend, hoe
veel ontberingen de Pruisische soldaten ;n
den zevenjarigen oorlog te verduren had
den En^dat ze door alle moeilijbedeu,
koude, lntte honger, eindelooze marschen
niet ontmoedigd werden, was het wel bet
meest te danken aan de manier, waarop
de koning met zijn mannetjes wist om te
springen Alles wilde hij blijkbaar opof
feren, alle gemakken ontzegde hij zich,
alleen om alles voor hen te zijn.
Zooals een goed ruiter eerst voor zijn
paard zorgt, voor hij zich zelf rust gunt,
zoo zorgde Frederik de Groote voor zijn
leger. Eerst als zijn soldaten goed inge
kwartierd waren, ieder wist waar hij zijn
hoofd rustig neer kon leggen, "zoch de ko
ning een dorpje voor hoofdkwartier uit.
dat dan meestal van alle gemakken en
levensmiddelen verstoken was. Ja, hij liet
zich zelfs door zijn soldaten het dak bo
ven zijn hoofd wegbreken, als ze geen
brandstoffen tegen de koude hadden.
Op een nacht sliep hij onder den bloo-
ten hemel bij het kampvuur, slechts door
zijn mantel beschut, te midden van zijn
soldaten Eem soldaat, die op wacht ge
staan had en niet wist, dgt hij de koning
was, trok hem het. stroo onder zijn
lichaam weg om zichzelf een leger te be
reiden Toen de soldaat den ontwaakten
koning herkende en verschrokken het
stroo weer terug wilde geven, zei Frede
rik slechts:
,,Bhoud dat stroo en laat alleen zooveel
fbor mij over, dat ik niet op den blooten
grond behoef te liggen. Ga nu maar sla
pen!" Hij ging zelf ook weer liggen, draai
de zich om en sliep rug aan* rug met clen
soldaat weer in.
Rechtvaardig zijn zonder aanzien dos
persoons was een. karaktertrek van den
koning.
Tijdens een marsch bleef een kanon in
een zachten weg steken. De kanonnier
zoowel als de stukrijder met zijn paarden
sloofden zich vergeefs af Een scherpe
wind woei, 't sneeuwde en regende tege
lijk, de natte klecren vroren de arme ke
rels, die bij hun pogingen het stuk geschut
weer in beweging te krijgen hijgden van
vermoeienis aaii het lichaam vast De bat
terijclief, een om zijn strengheid bij de
manschappen gevreesd officier, kwam
er bij. -
Honden", schreeuwde hij, ,,de batterij
is al lang in de vlakte, de koning kan
ieder oogenblik hier langs komen en jul
lie zit nog met je stuk in de modder."
,,We hebben paarden te weinig", waag
de de stukrijder op te merken, „er zijn er
gisteren vier doodgeschoten."
„Wat. wil je nog tegenspreken, vlegel",
bulderde de officier, nnu vooruit er mee,
of ik zal je leeren."
Een nieuwe poging het kanon bewoog
niet „Vooruit, zeg ik", schreeuwde de of
ficier en sloeg met zijn rijzweep naar den
soldaat-, daarbij voortdurend roepend, ,de
koning komt, de koning komt!"
,,uaar ben ik al", zei plots een neluere
stem achter hem Frederik had het voor
val van verre bemerkt en was snel cr bij
gekomen „Waarom mishandelt pij dien
man?" ging hij voort^ „ziet ge niet Jat
het span voor dat zware stuk te zwak is?
Dat kan u ieder© korporaal zeggen
Op een wenk stegen de ruiters des ko-
nings af en spanden, zoo goed het ging,
hun paarden voor het stuk
„Aan de speken. Je hebt den man een
ongeluk geslagen en moet nu zelf z'n
plaats innemen".
De officier steeg af en deed wat hein
bevolen was, het kanon werd nu uit de
modder gehaald
Morgen meldt ge u in 't hoofdkwar
tier", beval de koning den officier .,En
zorg er voor dat d© man goed verpleegd
wordt. Ik verlang rapport wat hem
scheelt en hoe hij het maakt."
Het rapport werd den volgenden morgen
gebracht. Het behelsde, dat de arm van
don solda-at door de zweepslagen zoo ge
zwollen was, dat men zijg mouw had
moeten openknippen.
De officier moest voor de verzamelde of
ficieren treden. Met zijn donkere, door
dringende oogen nam hem de koning van
het hoofd tot de voeten op, en zei toen tot
hem ,,Daar mijn leger uit menschen be
staat en gij u onmenschelijk gedragen
hebt, jaag ik je weg Ga! Den soldaat
zult ge echter 50 Thaler smartegeld beta
len
De koning hield er van, als hij goed ge
stemd was, zijn omgeving te foppen en
sojns op een proef te stellen. Zoo had hij
sinds langen tijd een ouden korporaal
van zijn lijfwacht iu de gaten Deze oude
recrutendriller was een levend dienstregle
ment en wegens zijn stiptheid en streng
heid door allen geëerd en gevreesd.
„Dienst is dienst", was hij gewoon lo
zeggen tegen zijn luitjes. „De voorschrif
ten zijn gemaakt om opgevolgd te wor
den en daaraan mag zich niemand ont
trekken van den generaal af tot den ge
wonen soldaat toe, want die voorschrif
ten houden het leger in stand, zo zijn <le
ziel ei' van Eu al zou me de koning iets
tegen den dienst bevelen ik deed het niet,
al zou ik er voor opgehangen worden."
Op een marsch in <Jbn zevenjarigen oor
log voerde die korporaal een voorpost
aan Met voorgcscreven voorzichtigheid
had hij een paar beproefde ruiters op ver
kenning vooruitgezonden. Frederik had
deze schikking, waarme© hij het volkomen
eens was, waargenomen en besloot de
standvastigheid van den man eena op de
proef te stellen
„Weet je. onderofficier, dat ge een ezel
bent?" riep hij hem toe. terwijl hij op
hem toereed.
„Tot nog toe niet, majesteit Ik wist
niet, dat ezels korporaal in het Pruisische
leger worden konden", antwoordde de
oude snorbaard onverschrokken
,,Houd je mond", zei de koning ,,Go
hebt daar ©en ouden slaapkop op verken
ning uitgezonden Is dat in orde? Hier,
en daarbij wees hij op een jongen sol
daat, die een onrustig, schichtig paard
bereed, ,,die deugt er beter voor."
„Uw© Majesteit heeft daar geen vol
stand van", antwoordde de oude ernstig.
Frederik zette een verwonderd gezicht,
zooiets was hem nog nooit overkomen.
„Wat zegt ge -daar?" Oogenblikkelijk
laat ge de anderen terugkomen en de/.o
op verkenning gaan,"
„Uwe Majesteit is een goed generaal
maar een goed koporaal dat is wat an
ders", zei de oude
De koning had moeite zijn lach te hon
den, hij nam een snuifje om zich niet «e
verraden .,En wat anders is dan een kor
poraal?" vroeg hij na een poosje
„Een generaal kent wel het algemeen©,
het groote, maar een goed korporaal
moet ieder van zijn luitjes door en door
kennen En daarom zeg ik, dat die jon
gen daar voor 't verkennen niet deugt
„Wat, ge wilt tegenspreken?" riep Fre
derik. „Je durft je tegen je koning ver
zetten? Oogenblikkelijk gehoorzamen of
het zal je ingepeperd worden, jou hutjes-
te>mer die ge zijt"
„Ondergeschiktheid moet er zijn", mom
pelde de oude hoofdschuddend, zoo dat 'o
koning het nog hooren kon, „en ik moet
doen wat hij zegt, al is het ook een dom
me streek."
De koning reed weg, bleef echter zoo
dicht in de nabijheid, dat hij zien kon
wat er gebeurde
Het duurde niet lang of het jonge
paard werd zoo onrustig en schuw, dat
zijn berijder er alle aandacht aan scheu
ken moest en niet op zijn omgeving kmi
letten De onderofficier zond hem na een
poosje terug en Ii^t de eerste ruiters te
rug komen.
Toen, do koning dit zag. reed hij er been
en zei: „Je ben een verschrikkelijke do >r-
drijver, zoo gauw we bij liet hooflcgcr
zijn aangekomen, meldt ge u bij de wacht
om je er vijf en twintig te laten geven."
De soldaten begonnen luid te mopperen,
toen de koning weggereden was en ver
oordeelden zijn onrechtvaardig optreden.
„Stilte", beval de korporaal, „onderwer
ping moet er zijn. Ik moet het mo laten
welgevallen, al is het ook onrechtvaardig.
Toch had. ik niet gedacht, zei hij mis
moedig voor zich been, dat ik op mijn
ouden dag nog gerichcld zou worden.
Zooals gezegd was, meldde hij zicli bij
de wacht aan daar werden hem vijf eu
twintigblanke gouden Frederikken!
uitbetaald Verheugd streek hij de goud
stukken op cn toen hij er ince klaar was,
kwam toevallig de koning en generaal
Ziethen er bij.
,,Nu hebt ge uw vijf en twintig?" vroeg
de koning vriendelijk.
„Ja, vergelde God het Uwe Majesteit
duizendmaal 1" zei de oude, en vcegoe
met den rug van zijn hand over de oog. n.
,,Ge hebt gelijk, een goed korporaal is
"wat anders dan een generaal. Men kan.
een goed generaal zijn zonder voor korpo
raal t© deugen Van heden af zijt gc ech
ter wachtmeester." Eu om de dankbolui-