n kalender der week 1_ B Als niet anders wordt aangegeven ,jeze week iederen dag Gloria, geen "pdo en do gewone Prefatiie. ZONDAG 18 Jan. 2e Zondag na T|.tekoningea. Mis: Om n s i -ra 2e gebed van St. Petrus Stoel te Lne 3e v. d. H Pauïus; 4e v, d, H, Pr.sca- Credo; Prefatie v. d. Allerh. Driemheid. Laatste Evangelie uit de Mis ran St. .Petrus' Stoel te Rome. Kleur: Al is J10 Kerstkribbe weer uit onze ker ken verdwenen, naar het voorbeeld onzer Moeder, de H Kerk mogen wij toch den -0or ons geboren Zaligmaker niet ver- _r(ICQ De H. Kerk spoort ons aan door baar voorbeeld ons te verblijden voor God 'er de geboorte van Christus: „Dat de rpheele aarde juiche en lofliederen zinge jn Christus aanbidde. (Introïtus). En de Engelen des Hemels loven met ons God, Die Zl:jn „Woord" (Christuvs) heeft ge- tonden om ons van den ondergang te red- iJpd. (Graduale; Alleluja-vers). Wat heeft god toch veel voor onze zielen' gedaan. Alleluja! (Offertorium). Bidden wij om Jpp] te hebben aan die vele vruchten der D Mensrhwording: de vergiffenis der tonden (Stilgebed), de kracht om goed< verken te doen. zooals het Epistel, die op jomt (Postcommunno; Epistel). in één p-oord om hert hoogste goed van don Vrede vorst: den vrede des harten (Gebed) Wij mogen deze nooit genoeg to waardeeren raren van Christus verwachten. Hij kan %c ons geven. Hij, die God is, zooals Zijn perste Wonder zjoo duidelijk ons leert. (Evangelie MAANDAG 19 Jan Mis van de H.H Marius en zijn echtgenoot© Martha mat hunne kinderen Audifan en Abachum. Justi epulentur. 2e gebed v. d. H. Canut, Koning en Martelaar; 3e ter eere vaü Maria (Deus. qui salutis) Kleur: Rood. Dit heilig huïsgzin van een voornaam Perzisch geslacht afstammend werd voor hel H Geloof gemarteld te Rome. waar heen het gereisd was om de graven der Apostelen te vereeren. DINSDAG 20 Jan.: Mis v. d. H. H. Fabian us, Paus en Sebastianus, Sol- jaart, Martelaren. Intret. Kleur: Rood. Wel niet in hetzelfde jaar, maar toch op den zelfden datum stierven doze twee- Heiligen den marteldood. Van bet Pause lijk bestuur van den H. Fabianus verhaald de geschiedenis weinig. Hij muntte uit door groote liefde voor de armen en ver- Bchillende punten der kerkelijke Wet geving heeft hij geregeld. De gesclvied- ichrijver Eusebius vermeldt dat toen het volk en de geestelijkheid van Rome ver gaderd waren om over te gaan tot d( Pauskeuze, een duif uit de lucht neer daalde en z'ch neerzette op heit hoofd van Fabianus CZ'nnebeeld van den geest, die de opvolgers van den H. Petrus moet be zielen. Door dit voorval verwierf Fabianus oischoon vreemdeling en geen kerkelijk persoon alle stemmen. Ofschoon Sebastia nus een afkeer had van den soldatenstand let hij zich bij het leger inlijven om de martelaren te kunnen helpen, hun geloof op te wekken en te versterken in de bange tren van gevangenschap en beproeving. Toen 'het bekend was geworden dat Sebas tianus christen was. leverde de keizer hem over aan de Mauri taansche boogschutters, die hem aan een boom gebonden met pij len doorboorden. Sebastianus herstelde ovenwei weeT en werd la/ter met stokslagen gedood. WOENSDAG 21 Jan. M i s v. d H A g- Bes. Maagd en Martelares. Me exspecta- terunt. Kleur: Rood. Om hare verloving met den Hemolschen Bruidegom een huwelijk met den zoon van den Stadsprefect van Rome van de hand wijzend, werd de H. Agnes voor den'rech terstoel van den prefect gebracht. Eerst gevleid, daarna met martelingen bedreigd, bleef het behoorlijke kind van 13 jaren standvastig. Aan den rechter overgeleverd, werd Agnes, toen hert hout op z'n hevigst brandde, op het vuur geworpen, doch de vlammen weken terug en verdeelden zich De rechter beval nu haar te onthoofden. Bustig hoorde Agnes het vonnis aan. Toen tij als een onschuldig lammetje midden" onder het volk stond, weenden velen uit medelijden met het lieve kind. Zelfs de beul was zóó getroffen, dat hij weigerde baar den doodslag te geven. Daarom sprak Agnes tot hem: „Waarom talmt gij? Vrees piot mij te doen sterven, de dood is voor mij het begin van een nieuw leven". Hier op vermande zich de beul, Agnes bad nog even, boog het hoofd en ontving den doo dlijken slag. Een stroom van het zuiver de bloed stortte zich over heit lichaam van bet kind uit; dat was de wijding, waar door do Heer Jezus haar Zijue bruid en bloedgetuige maakte. H Agnes, bewaar on-ze kinderen bij het brul ui ken van het jonge leven voor de pntzettend vele en groote gevaren, waar in de kinderlijke reinheid en onschuld is blootgesteld. DONDERDAG 22 Jan. Mis v. d. H. H, l'ncentius en Anasrtasius, Martelaren. Intret. 2e gebed ter eere van Maria, 3e voor kerk of Paus. Kleur. Rood. VRIJDAG 23 Jan.. Mis v. d. H. R a y- j&undus de PenarafoTt, BelijdeT: justi. 2e 'ebed v. d- H. Emerentiana, ■Jaagd en Martelaren; Se iter eere van Maria. Kleur: Wit. Als jongeling beoefenle de Heilige Ray- undua met ijver en succes de rechts- ('lenschappen. Hij behaalde den docto raten graad. Bij zijn wetenschap voegde J deugd. Op 45-jarigen leeftijd *a4 hij in de Orde der Dominicanen ea Verscheidde zich door zijne liefde jegens en ongeloovigen. Met den H. Petrus olascus stichtte hij de Orde van 0. L. T°uw tot vrijkoop der Slaven. Hij over- V m 1275 bijna 100 jaren oud. ZATERDAG 24 Jan. Mis v. d. H -5 o t h e u a. Bisschop en Martelaar. Statuit, 2e gebed voor den Paus. Kleur: Rood. ALB M. KOK, Liss-e. TY DE „EIKENHOF". Driek als 'k jou was, zou ik maar niet naar binnen gaan. waarschuwde Flip Dem- Bter z'n kameraad, met wien hij samen werkte op den flinken „Eikenhof", de grootste boerderij uit geheel den omtrek. Waarom niet? klonk de nieuwsgieri gen vraag Och kerel, d'r zijn, geloof ik, weer hooge woorden gebruiktje weet er van héde baas kan z'n mond roeren. Vind jij ook niet. Flip dat er in den laatsten tijd nog al 'ns ruzies tusschen den baai en z'n vader voorvallen? Die twee lig gen voortdurend met elkaar over hoopl 1 Flip gaf 'n wenk met z'n hand, hetgeen z'n kameraad als 'n waarschuwing opvatte dat-ie niet zoo luid moest spreken Als de jonge boer het hoorde dan had je ,,de poppen aan 't dansen", zooals de knechts zeiden; want afgeluisterd worden kon hem woest maken. Dat had nog niet zoo heel lang geleden Peer Vaarsman ondervonden; hij word zónder pardon uit zijn betrek king bij den boer ontslagen De twee knechts kuierden nu sjok-slen- terend naar de hooischuur, waar 't geurige hooi voor eenige dagen tot in den nok toe was opgestapeld. Zoo lang als de baas niet naar de bezigheden kwam zien, zou den ze maar een of ander werkje aanpak ken, daar was altijd een karweitje te ver richten. En onder 't gaan naar de schuur bespraken ze 't geen de aanleiding was tot de voortdurende ruzies op den „Eiken hof", tusschen vader en zoon. Want Flip Demster wist er meer van. De baas had tegen hem, Flip. wel eens iets uitgelaten, waarvan hij later beken nen moest, dat 't beter verzwegen ware geweest Ja, ja-, begon Flip. d'r zit iets te broeien tusschen den baas en z'n vader. Wat dan wel? vorschte Driek nieuws gierig. Ik geloof dat de baas niet langer er van gediend is, dat de oude boer zich met de zaken blijft bemoeien. In ieder geval: hierover wordt dikwijls tusschen hen bei den meer- dan één woord vuil gemaakt. Dan liepen de twee zwijgend verder. Maar weet je 't rechte niet van de zaak? verbrak Driek 't stilzwijgen. Ik zou er graag wat meer van weten. Flip was echter wijs. hij vertelde ver der niets meer. Want aan Driek Bossers kon je maar weinig in vertrouwen vertel len. Die praatte nog al graag z'n mond voorbij en dan wisten na korten Lijd de boerenknechts uit heel den omtrek reeds wat er gaande was. Nog altijd zat de jonge boer Uninkhoven met de handen steunend 't verhitte hoofd, aan de tafel in. de keuken Norsch keek hij voor zich uit, en zelfs de lieve woordjes van z'n lieveling Arie. het zes-jarig zoontje, konden hem niet in 'n mildere, zachtere stemmnig brengen. Het zal uit zijn met die bemoeizucht - Dat waren de laaiste woorden die hij opgewonden van drift had uitgeschreeuwd en waarbij z'n zware vuist met 'n doffe bons op de tafel was neergekomen, als om meer kracht bij te zetten aan z'n woor den. Toen had hij tegen wil en dank geluis terd naar z'n vrouw, die hem 't verkeerde van zijn onbezonnen drift ernstig voor o ogen hield. Denk er aan, Govert, had ze ge waarschuwd, je moet weten wie je voor hebt. Vader meent 't niet zoo kwaad als jij wel denkt en dan daarbij: uit eer bied voor den ouden man mag jij zóó nog niet spreken. De boer wilde z'n vrouw in de rede val len, maar hij zweeg, en liet 't hoofd op z'n armen pinken. Daarna was 't ntil ge worden in de keuken De boerin liet haar man zitten en be gon 't eetgerei af te wasschen. En alleen 't kletteren der borden en 't gerinkel der vorken en lepels verbrak de akelige stilte Na 'n poosje stond Govert- uit z'n gebo gen houding op; 't leek wel of er tranen in z'n donkere oogen blonken. Waar is Arie? vroeg-ie aan z'n vrouw, die ijverig bleef doorgaan met borden wasschen. ELij is gaan spelen bij Pietje Vende laar, ze hebben hem daar gevraagd, ant woordde ze. zonder van haar- werk op te zien. De boer gromde nog iets en ging toen in de huiskamer voor 't groote raam staan, dat uitzicht bood op de wijde ak kers, waafop 't gehuurde personeel druk aan den arbeid was Met de handen in z'n broekzakken bleef-ie zoo eenigen tijd staan kijken; alle lust tot werken was verdwenen. BeroeVd genoeg, dat-ie weer zoo uitgevaren was, nu had hij er spijt van Maar dan drong 't weer tot hem door, dat z'n vader eigenlijk van allee de schuld droeg. Als die niet zoo bemoeiziek wasBemoeiziek? Of deed de man dan niet zijn best om de boerderij nog welva render te maken? Had de oude man juist niet 't grootsle aandeel in den vooruitgang vansden „Eiken hof"? Och wat stond-ie nou weer te zeu ren,; hij zelf had toch ook hard gewerkt. Vanaf den tijd. dat de schooldeur zich achter hem had gesloten, tot heden, had hij ook gearbeid en gezwoegd en ruim z'n aandeel gehad in den' opbloei van den al om vermaarden Eikenhof" Kom, weg met die sombere gedachten. Energiek wierp hij het hoofd achter in den nek en verliet de kamer In de keuken greep hij naar zijn pet-, die van den stoel was ge vallen, en zonder nog 'n woord te spreken tot z'n vrouw, ging ie naar de schuur, waar Flip en Driek reeds druk aan *t werk waren De oneenigheden tusschen den- jongen en den ouden boeT waren de twee laatste maanden schrikbarend toegenomen Dat kon zoo niet langer blijven. Barsten of huigen, had de jonge boer tot zich zelf gesproken. En de oude boer kon dikwijls droef-peinzend voor rich uit zitten staren; dan streek hij met de vereelte hand langs 't rimpelige voorhoofd, als poogde hij de woelige gedachten daarbinnen ie kalmee- ren Want- o! 't kon daar zoo stormen Wat wilde Govert toch? Had hij zijn vader dan niet altijd z'n best gedaan, om de boerderij te maken tot wat ze nu was: een welvarenden „Eikenhof". En had hij niet zooals 't gewoonte tvas den hof aan z'n zoon af gestaan, die de oudste was van zijn viertal kinderen? Wal wilde Govert dan toch? Waarom stond hij voortdurend tegen hem op? Maar dan herinnerde de oude zich weer dien barschen uitroep: Je vertrouwt me den hof niet toe! Je denkt zeker dat 'k mooi weer ga spelen van 't geldl En nog meer oneerbiedigheden waren op 't grijze hoofd van den vader neerge komen. als even zoovele striemende sla gen- Maar hij had gezwegen, beet zich de lippen bijna stuk, om toch zijn drift te beteugelen Naast hem. op een dorschvloer lag 'n stuk hout. Hij behoefde maar te bukken, en even later had hij z'n woest- schreeuwenden zoon wellicht voor altijd 't zwijgen kunnen opleggen. Maar neen, niet dat!Hij zou zwijgenZwijgen.... hij zou heen gaan En hij gingl Op den avond van deuzelfden dag, toen 't nachtzwart over de rustende aarde hing uitgestrekt, verliet hij. ongezien, den hof, die door zijn rusteloos zwoegen tot rijken bloei was gekomen, en als 'n dief, schuw om zich heen ziende, sloop hij het erf a'f. Langs de uitgestrekte landerijen, die eens zijn eigendom waren., liep hij verder, nu 'ns in vluggen pas. dan weer langzaam, gelijk iemand die van zijn zinnen beroofd is En voortdurend folterde hem het pijn lijke van zijn toestand. Daar lag nu de rijkdom, die hij zich door noeste vlijt had weten aan te werven.... voor hem, zijn ondankbaren zoon. En tochen toch... was dit niet de straf, die volgde op, 't geen hij zelf eens misdaan had, toen 't bestuur van den „Eikenhof" an hem was toever trouwd door zijn eigen vader? Weg, weg' met die gedachtete laat had hij inge zien.... Nu moest hij boetenen hij zou boeten om Gods wil. Als 'n opgejaagd dier liep hij verder; geen weg was hem te lang, geen vermoeie nis kon hem weerhouden Hij wilde ver derbij z'n ontaarden zoon wilde hij Diet la-nger blijven.... een van z'n andere kinderen^zou hem wel bij zich in huis ne men. Waar hij heen geslenterd was, wist hij zich later niet meer te herinne ren Maar in 't late avonduur vond men den ouden grijsaard, van uitputting in el kaar gezonken, langs den donkeren weg liggen, daar*, waar de wegen kruisten en de Eikenhof" eindigde Toen hij weer bijkwam en de oogen opende, zag-ie zich omringd door zijn zoon Govert. diens vrouw en de beide knechts FJip en Driek Waar was hij nu? Wat was er met 'm gebeurd? Vaag drong 't tot hem door, maar regelmatig denken kon hij niet het bonsde in z'n hoofd zoo zwaar. Vader, klonk 'n stem naast hem, vergeef 't me toch, ik heb er zoo'n spijt van 't Was Govert die zoo sprak, snikkend als 'n kind. Stil lag de oude voor zich he^n te staren, 'n pijnlijken trek om den ingevallen mond. Vader, vaderklonk het weer. Maar hij roerde zich niet Vader, snikte nu ook de boerin, och toeluister eensGovert heeft er zoo'n spijt van.... De laatste had intusschen met 'n wenk te kennen gegeven, dat de beide knechts zich moesten verwijderen Dezen gingen heen. Toen eerst richtte de oude vader hetb leeke hoofd naar zijn zoon, die voor 't bed geknield lag Jongen, prevelde hij. 'k heb geboet-. Geboet? Govert's oogen staarden wijd open zijn vader aan. Zou de oude man soms door de koori6 zijn bevangen? Vader, u moest niet moetenwat bedoelt u hiermee.... ik ben schuldig, want 'k heb u 't leven zoo. lastig ge maakt En schok-snikkend greep de berouwvolle zoon naar de door den arbeid dorgerim- pelde handen van zijn vader en verborg er zijn betraand gezicht inDan sprak de grijsaard, met van aandoening trillende stem: Govert, m'n jongen luister: eens werd de „Eikenhof" ook mijn eigendom. Jouw grootvader, mijn vader-zaliger dus. stond hem., toen ik tot man was opgegroeid, aan mij af, omdat ik de oudste was van zijn kinderenVolkomen vertrouwde hij mij de leiding toe. en alles ging goed. Maar omdat O. L. Heer me schijnbaar wilde beproeven, zoo kwam 't, dat er in mij wre vel ontstond, als 'k zag hoe ook m'n va der zich nog altijd met de belangen van den hof bleef bemoeienDat kon ik niet langer uitstaanhet verzet tegen de handelwijze van m'n vader eerst later heb 'k ingezien hoe goed de man 't met me meende, helaas te laat het verzet, zeg 'k, om vaders bemoeiingen, groeide al heftiger in mo opVanaf 't onzalige oogenblik, dat 'k er den goeien man at tent op maakte, begonnen de voortduren de oneenighedenHet kwam zoo ver o jongen, wat was ik wreed 1 dat ik niet langer de tegenwoordigheid van m'n vader op den hof dulddeEr n^as haat, vinnige haat, tegen m'n goeien vader in mij opgestaanEn zoo kwam 't dat op zekeren avond de grijsaard kon van aan doening niet verder spreken op zekeren avond Een benauwd-akelige stilte volgde Slechts het snikken van drie bedroefde menschen verbrak deze benauwing. Dan begon de oude boer weer verder te vertel len in afgebroken zinnen, snikkend en schokkend, terwijl de tranen langs zijn verweerd gelaat drupten Zoo kwam 't dat op zekeren avond, Govert, m'n vader.... m'n eigen vader door mijn liefdeloos gedrag den hof lieten als een bedelaar is hij gegaa_ Maar ook hij is teruggekeerd op den hof evenals ik echter.om er te komen sterven.... In den donkeren nacht w hij op den straatweg, daar bij de kruising van de wegen, waar de Eikenhof" eindigt, door een auto gegrepen.... £n toen man hem hier heen bracht.... heeft hij nog slechts een dag geleefd. Zijn laatste- woor den waren: Jongen, Onze Lieve Heer heeft hel zoo gewild.... Zijn heilige wil geschied deMaar vergeet locb heel je leven niet, dat. ik zonder wrok tegen jou de eeuwigheid ben ingegaanik vergeef je alles wat je me hebt aangedaanEven later stierf hij en 'k heb geweend, dat m'n oogen er van ontstoken zijn., 'k Heb berouw getoond Onze Lieve Heer alleen weet 't.... en nu.... nu heb ik geboet Op dezelfde plaats waar m'n vader de oor zaak van z'n doxl heeft gevonden, vond men mij.... maar de goede God is me ge nadig geweest; Hij liet ook mij weer bij jullie terugkomen en ook ik Govert, ver geef jou gaarne, zooals m'n vader eens mij vergaf Dank, dank vadersnikte Govert, gebroken van berouw Van nu af zal allo tweedracht van den „Eikenhof" worden verbannen. En vader, 'k beloof 't u voor taan zult u 'n rustigen ouden dag genie tenLena, die altijd veel van u heeft gehouden, is er nu getuige van Toen drupten er weer tranen op 't met rimpels doorgroefde gelaat van den ouden boer, maar nu waren 't tranen van innig zielsgeluk en hoop op 'n blijde toekomst. En bij het ter ruste gaan dankte Govert in een vurig gebed God, dat door Diens bescherming en genade de oude boer, zijn grijze vader, niet van verdriet en narig heid was omgekomen, maar dat hij was teruggekeerd, om voortaan 'n zachtzinni ge verpleging te mogen ondervinden. Eerst vele dagen later vertelde Govert zijn vrouw in vertrouwen hoe hij op den trcu- rigen avond, toen zijn vader bekende, dut ook hij eens tegen de ouderliefde had mis daan, gevreesd had, dat God's straf ook hem latei- zou kunnen treffen, wanneer de kleine Arie tot man was opgegroeid en aan 't hoofd zou komen te staan van den Eikenhoff Hij had er den Hemel dage lijks om dat het gevreesde onheil geen werkelijkheid zou worden en om zijn berouw, z'n goed voornemen en de oprech te liefde tot z'n vader mocht de jonge boer vertrouwen dat het zoo ver nooit zou bomen „Rsb F0PPE3TJE. Na wclbesteden dag zijn hoofd in 't zachte kussen kuilen, zijn leden strekken op springveeren of dons. slechts zelden en dan meestal in den winter, als men na gezellig zitje in de warme huiskamer bij 't komen op de koude slaapkamer een ril ling over zijn lijf voelt gaan waardeert men deze voor de meeste menschen de uitzonderingen als machinisten, bakkers, nachtwachten, studenten laten we buiten beschouwing dagelijks wederkeetende weldaad. Geheel in de stemming, die weldaad be wust, in haar volle genot te genieten, maakte hij op een guren killen avond van de laatste wintermaand .aanstalten zijn kooitje op te zoeken, toen zij riep, of hij eens even boven wilde komen Liefhebbend echtgenoot- sinds negen maanden vader ook van een flink-keligen stamhouder straks zal blijken, dat deze laatste qualificatie er bij moet, om 't ver haal te snappen werden aanstonds alle neigingen om in horizontale richting eenige uren verder te leven onderdrukt en ging bij naar boven, op de trap al vragend: „Wat is er, Marie?" „Grut, Frits, wat Willempie scheelt weet ik niet, hij doet niks aH huile." ,.Huilt-ie?" vroeg hij, belangstellend, verwonderd, spijtig ook een beetje, voe lend al, dat dat grapje hem nog een poosje van zijn bed kon houden. „Kijk toch 'ns. hij ziet er heelemaal rood van." En ter 'overtuiging hield ze het kind, dat ze op de armen heen en weer suste, voor hem Jonge, wat scheelt er aan?" Maar de jonge", voelend, dat-ie niet meeT heen en weer geschommeld werd in moeders ar men ze had het kalmeerend werkje een oogenblik onderbroken om haar man hem beter te laten zien vertrok zijn mond- spleet tot een ronde opening, kneep zijn oogen dicht en begon, zijn buikje optrek kend als om meer kracht te zetten, met zoo'n geweld te schreeuwen, dat moeder on vader elkaar verschrikt, bezorgd ook, aan keken Toen moeder aanstonds weer de on derbroken armbewegingen hervatte bedaar d© hij in zoover, dat ze elkaar althans be spreken konden. „Wat zou-ie schelen, Marie?" ,,Ik wee-'t nie. ik wee-'t nie Hij heeft nu al een kwartier zoo gehuild. *k Kon 'm in z'n wiegie niet houe." „Zou-ie ook honger hebbe?" „Wel nee. dat kan niet-, hij is een half uur geleden pas gevoerd." Een oogenblik keek hij in gedachte voor zich, dan middel-heraamde#hij weer: ,,Als j'm eens een ander.e luier aandee, misschien heeft ie wel last van brand." Brand ha-d-ie niet, verzekerde zij, hij was zoo blank as linnen, maar ze kon 't toch wel 'ns probeeren met een andere luier ,,Ik riep je", zei ze, „om eens te kijke in z'n wiegie, of je z'n foppertje niet ziet, ik heb al gekeke, maar kan 't met 't kind op m'n arm nie vinde." Aanstonds ging hij aan 't zoeken, keek eerst op de dekens, toen in 't bedje, haalde ten laatste het- heele wiege-meubilair er uit, maar 'tfoppert-je was niet te vinden, „'k Zie 't nergens." ,,'fc Moet er toch zijn-" ,,'t Is nergens te vinden." repliceerde hij. Zijn goed humeur begon hem te begeven, dat gezanik ook. altij'd was er wat zoelr" maar hij hield zich toch in „Dan zal-'t er misschien uitgevalle zijn" verklaarde zijn vrouw met de grootste' kalmte Hij zocht nu op den grond rondom de wieg. inspecteerde den gcheelen. daapka- mervloer, ging plat op zijn buik liggen) om onder het ledikant te kijken met»,, een huivering dacht hij er later nog aan hoe koud het vloerzeil was maar 'i haalde allemaal niets uit ,,'k Begrijp 't nie". hield zij vol, ,,'t nmofci er zijn." Geprikkeld door dat volhouden /an iets^ dat hi/ nu zeker wist niet waar te zijn, iel hij uit ,,'t Is ook een ongeluk, altijd ia er wat weg. Waarom zorg je niet een ding, dat j« zoo noodfg heb bij de hand <e hebben „Wat kan je toch onredelijk wat zoggen As ik toch zeker weet, dat 't cv zijn moet, Hier, hou jij 't kind maar een a vaat, da# zal ik eens kijke." Voorzichtig werd 't schreeuwend kind hem in de armen gelegd. Een vol kwart ie? stond hij met 't kind op zijn armen dat hij met de straks geziene armbewegingen trachtte te sussen, doch blijkbaar door rijn onhandig gedoe nog harder aan 't schreëu-, wen maakte, als een beeld der wa-nhóop'- midden op de slaapkamer Toen gaf ook zijn vrouw 't op. onder de verklaring, dat ze er niets van begreep, dat 't foppertje e* moest zijn. Zoo'n volhouden was onuitstaanbaar. Had ze zelf niet een kwartier lang gezocht^ terwijl hij met- 't kind stond. e«. toen 't* al maar harder begon te schreeuwen, een gevoel kreeg, of-ie 't- treiterde. V, neep. 't! folterde, of-ie een kinderbeul was Eu non' won zè nog volhouden, dat het er zijn-, moést Ze moest noodig zeggen, dat-ie on- redeljk was „Hoe kan je nou jets volhouen dat je/elf weet, dat niet waar is" begon hij, ,,as t ding er was, zouen-wi? toch een van beiën^ 't gevonden hebben. Waarom nou niet toe gegeven, dat 't weggemaakt is. dat 't et, heélomaaJ niet geweest zal zijn Maar zoo gaar 't, altijd wllen jullie de schuld van je afschuiven." ,-Er is geen spraak van schuld. Toen 'b kind van avond in z'n wieg gel«*gpd werd,1 heb ik zelf gezien, dat 't z'n foppertje in z'n mond had." ..Maar non vraag ik jou, waar het dan wel gebleven zou zijn Dcnk-ie soma, dat er hier dieve kommen, om zoo'n prulding te stelen?" ..Maai-, man. wat sla je toch weer door Ik kan d'r toch ook niets aan doen. ik heb er toch zelf ook de last van." „Last. of geen last, jullie hebben d'r voor te zorgen, dat je de boel bij elkaar heb, dat is jullie werk." Z'n vrouw, begrijpend, dat het beter was maar niet verder er op in te gaan. hij was nu eenmaal uit zijn humeur, zei nu: ,,Laten we maar eens probeeren, of we 'm zóó in slaap kunnen krijgen." Begon weer rhythmisch. onafgebroken het kind te schouiraelen in haar armen intusschen nog steeds de oogen zoekend naar-het fop pertje, dat er zijn moest, latende gaan door de slaapkamer. Om haar kunstmiddel kracht, bij te zetten begon ze te neuriën, een wiegeliedje, met allerlei lieve naam pjes voor 't kind Hij. leunend tegen 't ledekant. stond haar met verwondering te bestaren Hoe was-'t in de wereld mogelijk, dat zo nou nog zingen kon! Zingen met een kind in je arm, dat nu al meer dan drie kwartier huilde, schreeuwde, brulde Twintig minuten liep zij sussend en zin gend de slaapkamer op en neer. Toen' sliep-ie Met de grootste omzichtigheid lei ze 't kind in zijn wieg. Maar jawel, zoo' trok ze haar arm onder zijn hoofd weg en liet hem zachtjes op 't kussen vallen, of 'Ir lieve leventje begon weer, of er nog nie's gebeurd was. ,,'t Beat zal zijn, hem maar een fleachje te geven", zegt zij en hij knikte onver schillig. 't kon hem non niet meor bom men Toen Willempie met. t grootste genoegen zijn. flesch had leeggezogen, rustig nog wat' te besabbelen lag het roode elastiek, daeh-f ten ze, dab 't lukken zou, stelde hij voort hem het- ding maar tc laten houden toi-io' sliep, waarin zij slechts noode instemde, omdat 't zoo ongezond was vanwege de, lucht, dic-ie inzoog. j De kleine bewoog in zijn wieg en-begoa. toen plots weer to schreeuwen „Maar dan heeft-ie toch zeker wat, an-} dors is-ie nooit zoo lastig", beklaagde moe-; der, ze dacht pijn in z'n buikie en vroeg^ wat hij er van denken zou, als zo 'm ecu» een beetje venkelwater gaf Hij vond het goed, was in een stem ming om alles goed te vinden, als er uiaar. ©en end aan kwar. Toen ook 't SfWirtT niet hielp, pro* beerde ze 't eens. met z*»i buikje te ^rije ven 't Gaf allemaal niets. Dan zou z'n». maar in slaap dragen. Een poosje late< sliep-ie weer „Kijk 'ns, Frits, ho© rustig-ie nou si-iapt.'- Hij constateerde 't feit. waagde toelf pessimistisch de opmerking, dat ais ze n» in de wieg lei, het ^el anders zou worden.. 't Bleek een profetisch woord 't Kind} lag nog niet goed, of er begon weer ee^ solo con amore. Zij nam hem maar weer op. .Je kou hem toch zoo niet late ligge Toen het weer sliep, zei hij, dat ze t eens moest probeeren met hem op zijnfc andere zij te leggen Ze logde het- kind op zijn linkerzij en 't lukle. Vijf, zes minuten stonden ze '.n spun<' nng, elkaar aanziende, verwachtend ie Je a oogenblik, dat 't weer beginnen zou Maar 't kind bleef slapen. „Eindelijk", zuchtte zij ,'t Zou tijd worden'', haalde zijn horloge uit. is hall Katterig, landerig, in reu stommir ieder, die hem aansprak, een u-tbr. iederen hond. dien hij <>p straat- kwam. een schop te geven, ginc gens naar zijn kantoor. Üft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 11