n
kalender der week
1_
B Als niet anders wordt aangegeven
,jeze week iederen dag Gloria, geen
"pdo en do gewone Prefatiie.
ZONDAG 18 Jan. 2e Zondag na
T|.tekoningea. Mis: Om n s
i -ra 2e gebed van St. Petrus Stoel te
Lne 3e v. d. H Pauïus; 4e v, d, H,
Pr.sca- Credo; Prefatie v. d. Allerh.
Driemheid. Laatste Evangelie uit de Mis
ran St. .Petrus' Stoel te Rome. Kleur:
Al is J10 Kerstkribbe weer uit onze ker
ken verdwenen, naar het voorbeeld onzer
Moeder, de H Kerk mogen wij toch den
-0or ons geboren Zaligmaker niet ver-
_r(ICQ De H. Kerk spoort ons aan door
baar voorbeeld ons te verblijden voor God
'er de geboorte van Christus: „Dat de
rpheele aarde juiche en lofliederen zinge
jn Christus aanbidde. (Introïtus). En de
Engelen des Hemels loven met ons God,
Die Zl:jn „Woord" (Christuvs) heeft ge-
tonden om ons van den ondergang te red-
iJpd. (Graduale; Alleluja-vers). Wat heeft
god toch veel voor onze zielen' gedaan.
Alleluja! (Offertorium). Bidden wij om
Jpp] te hebben aan die vele vruchten der
D Mensrhwording: de vergiffenis der
tonden (Stilgebed), de kracht om goed<
verken te doen. zooals het Epistel, die op
jomt (Postcommunno; Epistel). in één
p-oord om hert hoogste goed van don Vrede
vorst: den vrede des harten (Gebed) Wij
mogen deze nooit genoeg to waardeeren
raren van Christus verwachten. Hij kan
%c ons geven. Hij, die God is, zooals Zijn
perste Wonder zjoo duidelijk ons leert.
(Evangelie
MAANDAG 19 Jan Mis van de H.H
Marius en zijn echtgenoot© Martha mat
hunne kinderen Audifan en Abachum.
Justi epulentur. 2e gebed v. d. H. Canut,
Koning en Martelaar; 3e ter eere vaü
Maria (Deus. qui salutis) Kleur: Rood.
Dit heilig huïsgzin van een voornaam
Perzisch geslacht afstammend werd voor
hel H Geloof gemarteld te Rome. waar
heen het gereisd was om de graven der
Apostelen te vereeren.
DINSDAG 20 Jan.: Mis v. d. H. H.
Fabian us, Paus en Sebastianus, Sol-
jaart, Martelaren. Intret. Kleur: Rood.
Wel niet in hetzelfde jaar, maar toch
op den zelfden datum stierven doze twee-
Heiligen den marteldood. Van bet Pause
lijk bestuur van den H. Fabianus verhaald
de geschiedenis weinig. Hij muntte uit
door groote liefde voor de armen en ver-
Bchillende punten der kerkelijke Wet
geving heeft hij geregeld. De gesclvied-
ichrijver Eusebius vermeldt dat toen het
volk en de geestelijkheid van Rome ver
gaderd waren om over te gaan tot d(
Pauskeuze, een duif uit de lucht neer
daalde en z'ch neerzette op heit hoofd van
Fabianus CZ'nnebeeld van den geest, die
de opvolgers van den H. Petrus moet be
zielen. Door dit voorval verwierf Fabianus
oischoon vreemdeling en geen kerkelijk
persoon alle stemmen. Ofschoon Sebastia
nus een afkeer had van den soldatenstand
let hij zich bij het leger inlijven om de
martelaren te kunnen helpen, hun geloof
op te wekken en te versterken in de bange
tren van gevangenschap en beproeving.
Toen 'het bekend was geworden dat Sebas
tianus christen was. leverde de keizer hem
over aan de Mauri taansche boogschutters,
die hem aan een boom gebonden met pij
len doorboorden. Sebastianus herstelde
ovenwei weeT en werd la/ter met stokslagen
gedood.
WOENSDAG 21 Jan. M i s v. d H A g-
Bes. Maagd en Martelares. Me exspecta-
terunt. Kleur: Rood.
Om hare verloving met den Hemolschen
Bruidegom een huwelijk met den zoon van
den Stadsprefect van Rome van de hand
wijzend, werd de H. Agnes voor den'rech
terstoel van den prefect gebracht. Eerst
gevleid, daarna met martelingen bedreigd,
bleef het behoorlijke kind van 13 jaren
standvastig. Aan den rechter overgeleverd,
werd Agnes, toen hert hout op z'n hevigst
brandde, op het vuur geworpen, doch de
vlammen weken terug en verdeelden zich
De rechter beval nu haar te onthoofden.
Bustig hoorde Agnes het vonnis aan. Toen
tij als een onschuldig lammetje midden"
onder het volk stond, weenden velen uit
medelijden met het lieve kind. Zelfs de
beul was zóó getroffen, dat hij weigerde
baar den doodslag te geven. Daarom sprak
Agnes tot hem: „Waarom talmt gij? Vrees
piot mij te doen sterven, de dood is voor
mij het begin van een nieuw leven". Hier
op vermande zich de beul, Agnes bad nog
even, boog het hoofd en ontving den doo
dlijken slag. Een stroom van het zuiver
de bloed stortte zich over heit lichaam van
bet kind uit; dat was de wijding, waar
door do Heer Jezus haar Zijue bruid en
bloedgetuige maakte.
H Agnes, bewaar on-ze kinderen bij het
brul ui ken van het jonge leven voor de
pntzettend vele en groote gevaren, waar
in de kinderlijke reinheid en onschuld is
blootgesteld.
DONDERDAG 22 Jan. Mis v. d. H. H,
l'ncentius en Anasrtasius,
Martelaren. Intret. 2e gebed ter eere van
Maria, 3e voor kerk of Paus. Kleur.
Rood.
VRIJDAG 23 Jan.. Mis v. d. H. R a y-
j&undus de PenarafoTt, BelijdeT:
justi. 2e 'ebed v. d- H. Emerentiana,
■Jaagd en Martelaren; Se iter eere van
Maria. Kleur: Wit.
Als jongeling beoefenle de Heilige Ray-
undua met ijver en succes de rechts-
('lenschappen. Hij behaalde den docto
raten graad. Bij zijn wetenschap voegde
J deugd. Op 45-jarigen leeftijd
*a4 hij in de Orde der Dominicanen ea
Verscheidde zich door zijne liefde jegens
en ongeloovigen. Met den H. Petrus
olascus stichtte hij de Orde van 0. L.
T°uw tot vrijkoop der Slaven. Hij over-
V m 1275 bijna 100 jaren oud.
ZATERDAG 24 Jan. Mis v. d. H
-5 o t h e u a. Bisschop en Martelaar.
Statuit, 2e gebed voor den Paus. Kleur:
Rood.
ALB M. KOK,
Liss-e. TY
DE „EIKENHOF".
Driek als 'k jou was, zou ik maar niet
naar binnen gaan. waarschuwde Flip Dem-
Bter z'n kameraad, met wien hij samen
werkte op den flinken „Eikenhof", de
grootste boerderij uit geheel den omtrek.
Waarom niet? klonk de nieuwsgieri
gen vraag
Och kerel, d'r zijn, geloof ik, weer
hooge woorden gebruiktje weet er van
héde baas kan z'n mond roeren.
Vind jij ook niet. Flip dat er in den
laatsten tijd nog al 'ns ruzies tusschen den
baai en z'n vader voorvallen? Die twee lig
gen voortdurend met elkaar over hoopl 1
Flip gaf 'n wenk met z'n hand, hetgeen
z'n kameraad als 'n waarschuwing opvatte
dat-ie niet zoo luid moest spreken Als de
jonge boer het hoorde dan had je ,,de
poppen aan 't dansen", zooals de knechts
zeiden; want afgeluisterd worden kon hem
woest maken. Dat had nog niet zoo heel
lang geleden Peer Vaarsman ondervonden;
hij word zónder pardon uit zijn betrek
king bij den boer ontslagen
De twee knechts kuierden nu sjok-slen-
terend naar de hooischuur, waar 't geurige
hooi voor eenige dagen tot in den nok toe
was opgestapeld. Zoo lang als de baas
niet naar de bezigheden kwam zien, zou
den ze maar een of ander werkje aanpak
ken, daar was altijd een karweitje te ver
richten. En onder 't gaan naar de schuur
bespraken ze 't geen de aanleiding was
tot de voortdurende ruzies op den „Eiken
hof", tusschen vader en zoon. Want Flip
Demster wist er meer van.
De baas had tegen hem, Flip. wel eens
iets uitgelaten, waarvan hij later beken
nen moest, dat 't beter verzwegen ware
geweest
Ja, ja-, begon Flip. d'r zit iets te broeien
tusschen den baas en z'n vader.
Wat dan wel? vorschte Driek nieuws
gierig.
Ik geloof dat de baas niet langer er
van gediend is, dat de oude boer zich met
de zaken blijft bemoeien. In ieder geval:
hierover wordt dikwijls tusschen hen bei
den meer- dan één woord vuil gemaakt.
Dan liepen de twee zwijgend verder.
Maar weet je 't rechte niet van de
zaak? verbrak Driek 't stilzwijgen. Ik zou
er graag wat meer van weten.
Flip was echter wijs. hij vertelde ver
der niets meer. Want aan Driek Bossers
kon je maar weinig in vertrouwen vertel
len. Die praatte nog al graag z'n mond
voorbij en dan wisten na korten Lijd de
boerenknechts uit heel den omtrek reeds
wat er gaande was.
Nog altijd zat de jonge boer Uninkhoven
met de handen steunend 't verhitte hoofd,
aan de tafel in. de keuken Norsch keek hij
voor zich uit, en zelfs de lieve woordjes
van z'n lieveling Arie. het zes-jarig zoontje,
konden hem niet in 'n mildere, zachtere
stemmnig brengen.
Het zal uit zijn met die bemoeizucht
- Dat waren de laaiste woorden die hij
opgewonden van drift had uitgeschreeuwd
en waarbij z'n zware vuist met 'n doffe
bons op de tafel was neergekomen, als om
meer kracht bij te zetten aan z'n woor
den.
Toen had hij tegen wil en dank geluis
terd naar z'n vrouw, die hem 't verkeerde
van zijn onbezonnen drift ernstig voor
o ogen hield.
Denk er aan, Govert, had ze ge
waarschuwd, je moet weten wie je voor
hebt. Vader meent 't niet zoo kwaad als
jij wel denkt en dan daarbij: uit eer
bied voor den ouden man mag jij zóó nog
niet spreken.
De boer wilde z'n vrouw in de rede val
len, maar hij zweeg, en liet 't hoofd op
z'n armen pinken. Daarna was 't ntil ge
worden in de keuken
De boerin liet haar man zitten en be
gon 't eetgerei af te wasschen. En alleen 't
kletteren der borden en 't gerinkel der
vorken en lepels verbrak de akelige stilte
Na 'n poosje stond Govert- uit z'n gebo
gen houding op; 't leek wel of er tranen in
z'n donkere oogen blonken.
Waar is Arie? vroeg-ie aan z'n vrouw,
die ijverig bleef doorgaan met borden
wasschen.
ELij is gaan spelen bij Pietje Vende
laar, ze hebben hem daar gevraagd, ant
woordde ze. zonder van haar- werk op te
zien.
De boer gromde nog iets en ging toen
in de huiskamer voor 't groote raam
staan, dat uitzicht bood op de wijde ak
kers, waafop 't gehuurde personeel druk
aan den arbeid was Met de handen in
z'n broekzakken bleef-ie zoo eenigen tijd
staan kijken; alle lust tot werken was
verdwenen. BeroeVd genoeg, dat-ie weer
zoo uitgevaren was, nu had hij er spijt
van Maar dan drong 't weer tot hem door,
dat z'n vader eigenlijk van allee de
schuld droeg. Als die niet zoo bemoeiziek
wasBemoeiziek? Of deed de man dan
niet zijn best om de boerderij nog welva
render te maken?
Had de oude man juist niet 't grootsle
aandeel in den vooruitgang vansden „Eiken
hof"? Och wat stond-ie nou weer te zeu
ren,; hij zelf had toch ook hard gewerkt.
Vanaf den tijd. dat de schooldeur zich
achter hem had gesloten, tot heden, had
hij ook gearbeid en gezwoegd en ruim z'n
aandeel gehad in den' opbloei van den al
om vermaarden Eikenhof" Kom, weg
met die sombere gedachten. Energiek
wierp hij het hoofd achter in den nek en
verliet de kamer In de keuken greep hij
naar zijn pet-, die van den stoel was ge
vallen, en zonder nog 'n woord te spreken
tot z'n vrouw, ging ie naar de schuur,
waar Flip en Driek reeds druk aan *t
werk waren
De oneenigheden tusschen den- jongen en
den ouden boeT waren de twee laatste
maanden schrikbarend toegenomen Dat
kon zoo niet langer blijven. Barsten of
huigen, had de jonge boer tot zich zelf
gesproken. En de oude boer kon dikwijls
droef-peinzend voor rich uit zitten staren;
dan streek hij met de vereelte hand langs
't rimpelige voorhoofd, als poogde hij de
woelige gedachten daarbinnen ie kalmee-
ren Want- o! 't kon daar zoo stormen
Wat wilde Govert toch?
Had hij zijn vader dan niet altijd
z'n best gedaan, om de boerderij te maken
tot wat ze nu was: een welvarenden
„Eikenhof". En had hij niet zooals 't
gewoonte tvas den hof aan z'n zoon af
gestaan, die de oudste was van zijn viertal
kinderen? Wal wilde Govert dan toch?
Waarom stond hij voortdurend tegen hem
op? Maar dan herinnerde de oude zich
weer dien barschen uitroep:
Je vertrouwt me den hof niet toe!
Je denkt zeker dat 'k mooi weer ga spelen
van 't geldl
En nog meer oneerbiedigheden waren
op 't grijze hoofd van den vader neerge
komen. als even zoovele striemende sla
gen- Maar hij had gezwegen, beet zich
de lippen bijna stuk, om toch zijn drift te
beteugelen Naast hem. op een dorschvloer
lag 'n stuk hout. Hij behoefde maar te
bukken, en even later had hij z'n woest-
schreeuwenden zoon wellicht voor altijd 't
zwijgen kunnen opleggen. Maar neen, niet
dat!Hij zou zwijgenZwijgen....
hij zou heen gaan En hij gingl
Op den avond van deuzelfden dag, toen
't nachtzwart over de rustende aarde hing
uitgestrekt, verliet hij. ongezien, den hof,
die door zijn rusteloos zwoegen tot rijken
bloei was gekomen, en als 'n dief, schuw
om zich heen ziende, sloop hij het erf a'f.
Langs de uitgestrekte landerijen, die eens
zijn eigendom waren., liep hij verder, nu
'ns in vluggen pas. dan weer langzaam,
gelijk iemand die van zijn zinnen beroofd
is En voortdurend folterde hem het pijn
lijke van zijn toestand. Daar lag nu de
rijkdom, die hij zich door noeste vlijt had
weten aan te werven.... voor hem, zijn
ondankbaren zoon. En tochen toch...
was dit niet de straf, die volgde op, 't geen
hij zelf eens misdaan had, toen 't bestuur
van den „Eikenhof" an hem was toever
trouwd door zijn eigen vader? Weg, weg'
met die gedachtete laat had hij inge
zien.... Nu moest hij boetenen hij
zou boeten om Gods wil.
Als 'n opgejaagd dier liep hij verder;
geen weg was hem te lang, geen vermoeie
nis kon hem weerhouden Hij wilde ver
derbij z'n ontaarden zoon wilde hij
Diet la-nger blijven.... een van z'n andere
kinderen^zou hem wel bij zich in huis ne
men. Waar hij heen geslenterd was,
wist hij zich later niet meer te herinne
ren Maar in 't late avonduur vond men
den ouden grijsaard, van uitputting in el
kaar gezonken, langs den donkeren weg
liggen, daar*, waar de wegen kruisten en
de Eikenhof" eindigde
Toen hij weer bijkwam en de oogen
opende, zag-ie zich omringd door zijn zoon
Govert. diens vrouw en de beide knechts
FJip en Driek Waar was hij nu? Wat was
er met 'm gebeurd? Vaag drong 't tot hem
door, maar regelmatig denken kon hij niet
het bonsde in z'n hoofd zoo zwaar.
Vader, klonk 'n stem naast hem,
vergeef 't me toch, ik heb er zoo'n spijt
van
't Was Govert die zoo sprak, snikkend
als 'n kind. Stil lag de oude voor zich
he^n te staren, 'n pijnlijken trek om den
ingevallen mond.
Vader, vaderklonk het weer.
Maar hij roerde zich niet
Vader, snikte nu ook de boerin, och
toeluister eensGovert heeft er
zoo'n spijt van....
De laatste had intusschen met 'n wenk
te kennen gegeven, dat de beide knechts
zich moesten verwijderen
Dezen gingen heen. Toen eerst richtte
de oude vader hetb leeke hoofd naar zijn
zoon, die voor 't bed geknield lag
Jongen, prevelde hij. 'k heb geboet-.
Geboet? Govert's oogen staarden wijd
open zijn vader aan. Zou de oude man
soms door de koori6 zijn bevangen?
Vader, u moest niet moetenwat
bedoelt u hiermee.... ik ben schuldig,
want 'k heb u 't leven zoo. lastig ge
maakt
En schok-snikkend greep de berouwvolle
zoon naar de door den arbeid dorgerim-
pelde handen van zijn vader en verborg
er zijn betraand gezicht inDan sprak
de grijsaard, met van aandoening trillende
stem:
Govert, m'n jongen luister: eens werd
de „Eikenhof" ook mijn eigendom. Jouw
grootvader, mijn vader-zaliger dus. stond
hem., toen ik tot man was opgegroeid, aan
mij af, omdat ik de oudste was van zijn
kinderenVolkomen vertrouwde hij mij
de leiding toe. en alles ging goed. Maar
omdat O. L. Heer me schijnbaar wilde
beproeven, zoo kwam 't, dat er in mij wre
vel ontstond, als 'k zag hoe ook m'n va
der zich nog altijd met de belangen van
den hof bleef bemoeienDat kon ik niet
langer uitstaanhet verzet tegen de
handelwijze van m'n vader eerst later
heb 'k ingezien hoe goed de man 't met
me meende, helaas te laat het verzet,
zeg 'k, om vaders bemoeiingen, groeide al
heftiger in mo opVanaf 't onzalige
oogenblik, dat 'k er den goeien man at
tent op maakte, begonnen de voortduren
de oneenighedenHet kwam zoo ver
o jongen, wat was ik wreed 1 dat ik
niet langer de tegenwoordigheid van m'n
vader op den hof dulddeEr n^as haat,
vinnige haat, tegen m'n goeien vader in
mij opgestaanEn zoo kwam 't dat op
zekeren avond de grijsaard kon van aan
doening niet verder spreken op zekeren
avond
Een benauwd-akelige stilte volgde
Slechts het snikken van drie bedroefde
menschen verbrak deze benauwing. Dan
begon de oude boer weer verder te vertel
len in afgebroken zinnen, snikkend en
schokkend, terwijl de tranen langs zijn
verweerd gelaat drupten
Zoo kwam 't dat op zekeren avond,
Govert, m'n vader.... m'n eigen vader
door mijn liefdeloos gedrag den hof
lieten als een bedelaar is hij gegaa_
Maar ook hij is teruggekeerd op den hof
evenals ik echter.om er te komen
sterven.... In den donkeren nacht w
hij op den straatweg, daar bij de kruising
van de wegen, waar de Eikenhof" eindigt,
door een auto gegrepen.... £n toen man
hem hier heen bracht.... heeft hij nog
slechts een dag geleefd. Zijn laatste- woor
den waren:
Jongen, Onze Lieve Heer heeft hel
zoo gewild.... Zijn heilige wil geschied
deMaar vergeet locb heel je leven
niet, dat. ik zonder wrok tegen jou de
eeuwigheid ben ingegaanik vergeef je
alles wat je me hebt aangedaanEven
later stierf hij en 'k heb geweend, dat
m'n oogen er van ontstoken zijn., 'k Heb
berouw getoond Onze Lieve Heer alleen
weet 't.... en nu.... nu heb ik geboet Op
dezelfde plaats waar m'n vader de oor
zaak van z'n doxl heeft gevonden, vond
men mij.... maar de goede God is me ge
nadig geweest; Hij liet ook mij weer bij
jullie terugkomen en ook ik Govert, ver
geef jou gaarne, zooals m'n vader eens mij
vergaf
Dank, dank vadersnikte Govert,
gebroken van berouw Van nu af zal allo
tweedracht van den „Eikenhof" worden
verbannen. En vader, 'k beloof 't u voor
taan zult u 'n rustigen ouden dag genie
tenLena, die altijd veel van u heeft
gehouden, is er nu getuige van
Toen drupten er weer tranen op 't met
rimpels doorgroefde gelaat van den ouden
boer, maar nu waren 't tranen van innig
zielsgeluk en hoop op 'n blijde toekomst.
En bij het ter ruste gaan dankte Govert
in een vurig gebed God, dat door Diens
bescherming en genade de oude boer, zijn
grijze vader, niet van verdriet en narig
heid was omgekomen, maar dat hij was
teruggekeerd, om voortaan 'n zachtzinni
ge verpleging te mogen ondervinden. Eerst
vele dagen later vertelde Govert zijn
vrouw in vertrouwen hoe hij op den trcu-
rigen avond, toen zijn vader bekende, dut
ook hij eens tegen de ouderliefde had mis
daan, gevreesd had, dat God's straf ook
hem latei- zou kunnen treffen, wanneer de
kleine Arie tot man was opgegroeid en
aan 't hoofd zou komen te staan van den
Eikenhoff Hij had er den Hemel dage
lijks om dat het gevreesde onheil geen
werkelijkheid zou worden en om zijn
berouw, z'n goed voornemen en de oprech
te liefde tot z'n vader mocht de jonge
boer vertrouwen dat het zoo ver nooit zou
bomen „Rsb
F0PPE3TJE.
Na wclbesteden dag zijn hoofd in 't
zachte kussen kuilen, zijn leden strekken
op springveeren of dons. slechts zelden
en dan meestal in den winter, als men na
gezellig zitje in de warme huiskamer bij
't komen op de koude slaapkamer een ril
ling over zijn lijf voelt gaan waardeert
men deze voor de meeste menschen de
uitzonderingen als machinisten, bakkers,
nachtwachten, studenten laten we buiten
beschouwing dagelijks wederkeetende
weldaad.
Geheel in de stemming, die weldaad be
wust, in haar volle genot te genieten,
maakte hij op een guren killen avond van
de laatste wintermaand .aanstalten zijn
kooitje op te zoeken, toen zij riep, of hij
eens even boven wilde komen
Liefhebbend echtgenoot- sinds negen
maanden vader ook van een flink-keligen
stamhouder straks zal blijken, dat deze
laatste qualificatie er bij moet, om 't ver
haal te snappen werden aanstonds alle
neigingen om in horizontale richting eenige
uren verder te leven onderdrukt en ging
bij naar boven, op de trap al vragend:
„Wat is er, Marie?"
„Grut, Frits, wat Willempie scheelt weet
ik niet, hij doet niks aH huile."
,.Huilt-ie?" vroeg hij, belangstellend,
verwonderd, spijtig ook een beetje, voe
lend al, dat dat grapje hem nog een poosje
van zijn bed kon houden.
„Kijk toch 'ns. hij ziet er heelemaal rood
van." En ter 'overtuiging hield ze het kind,
dat ze op de armen heen en weer suste,
voor hem
Jonge, wat scheelt er aan?" Maar de
jonge", voelend, dat-ie niet meeT heen en
weer geschommeld werd in moeders ar
men ze had het kalmeerend werkje een
oogenblik onderbroken om haar man hem
beter te laten zien vertrok zijn mond-
spleet tot een ronde opening, kneep zijn
oogen dicht en begon, zijn buikje optrek
kend als om meer kracht te zetten, met
zoo'n geweld te schreeuwen, dat moeder on
vader elkaar verschrikt, bezorgd ook, aan
keken Toen moeder aanstonds weer de on
derbroken armbewegingen hervatte bedaar
d© hij in zoover, dat ze elkaar althans be
spreken konden.
„Wat zou-ie schelen, Marie?"
,,Ik wee-'t nie. ik wee-'t nie Hij heeft
nu al een kwartier zoo gehuild. *k Kon 'm
in z'n wiegie niet houe."
„Zou-ie ook honger hebbe?"
„Wel nee. dat kan niet-, hij is een half
uur geleden pas gevoerd."
Een oogenblik keek hij in gedachte voor
zich, dan middel-heraamde#hij weer:
,,Als j'm eens een ander.e luier aandee,
misschien heeft ie wel last van brand."
Brand ha-d-ie niet, verzekerde zij, hij
was zoo blank as linnen, maar ze kon 't
toch wel 'ns probeeren met een andere
luier ,,Ik riep je", zei ze, „om eens te
kijke in z'n wiegie, of je z'n foppertje niet
ziet, ik heb al gekeke, maar kan 't met
't kind op m'n arm nie vinde."
Aanstonds ging hij aan 't zoeken, keek
eerst op de dekens, toen in 't bedje, haalde
ten laatste het- heele wiege-meubilair er
uit, maar 'tfoppert-je was niet te vinden,
„'k Zie 't nergens."
,,'fc Moet er toch zijn-"
,,'t Is nergens te vinden." repliceerde hij.
Zijn goed humeur begon hem te begeven,
dat gezanik ook. altij'd was er wat zoelr"
maar hij hield zich toch in
„Dan zal-'t er misschien uitgevalle zijn"
verklaarde zijn vrouw met de grootste'
kalmte
Hij zocht nu op den grond rondom de
wieg. inspecteerde den gcheelen. daapka-
mervloer, ging plat op zijn buik liggen)
om onder het ledikant te kijken met»,,
een huivering dacht hij er later nog aan
hoe koud het vloerzeil was maar 'i
haalde allemaal niets uit
,,'k Begrijp 't nie". hield zij vol, ,,'t nmofci
er zijn."
Geprikkeld door dat volhouden /an iets^
dat hi/ nu zeker wist niet waar te zijn, iel
hij uit
,,'t Is ook een ongeluk, altijd ia er wat
weg. Waarom zorg je niet een ding, dat j«
zoo noodfg heb bij de hand <e hebben
„Wat kan je toch onredelijk wat zoggen
As ik toch zeker weet, dat 't cv zijn moet,
Hier, hou jij 't kind maar een a vaat, da#
zal ik eens kijke."
Voorzichtig werd 't schreeuwend kind
hem in de armen gelegd. Een vol kwart ie?
stond hij met 't kind op zijn armen dat
hij met de straks geziene armbewegingen
trachtte te sussen, doch blijkbaar door rijn
onhandig gedoe nog harder aan 't schreëu-,
wen maakte, als een beeld der wa-nhóop'-
midden op de slaapkamer Toen gaf ook
zijn vrouw 't op. onder de verklaring, dat
ze er niets van begreep, dat 't foppertje e*
moest zijn.
Zoo'n volhouden was onuitstaanbaar.
Had ze zelf niet een kwartier lang gezocht^
terwijl hij met- 't kind stond. e«. toen 't*
al maar harder begon te schreeuwen, een
gevoel kreeg, of-ie 't- treiterde. V, neep. 't!
folterde, of-ie een kinderbeul was Eu non'
won zè nog volhouden, dat het er zijn-,
moést Ze moest noodig zeggen, dat-ie on-
redeljk was
„Hoe kan je nou jets volhouen dat je/elf
weet, dat niet waar is" begon hij, ,,as t
ding er was, zouen-wi? toch een van beiën^
't gevonden hebben. Waarom nou niet toe
gegeven, dat 't weggemaakt is. dat 't et,
heélomaaJ niet geweest zal zijn Maar zoo
gaar 't, altijd wllen jullie de schuld van je
afschuiven."
,-Er is geen spraak van schuld. Toen 'b
kind van avond in z'n wieg gel«*gpd werd,1
heb ik zelf gezien, dat 't z'n foppertje in
z'n mond had."
..Maar non vraag ik jou, waar het dan
wel gebleven zou zijn Dcnk-ie soma, dat
er hier dieve kommen, om zoo'n prulding
te stelen?"
..Maai-, man. wat sla je toch weer door
Ik kan d'r toch ook niets aan doen. ik
heb er toch zelf ook de last van."
„Last. of geen last, jullie hebben d'r voor
te zorgen, dat je de boel bij elkaar heb,
dat is jullie werk."
Z'n vrouw, begrijpend, dat het beter was
maar niet verder er op in te gaan. hij was
nu eenmaal uit zijn humeur, zei nu:
,,Laten we maar eens probeeren, of we
'm zóó in slaap kunnen krijgen." Begon
weer rhythmisch. onafgebroken het kind
te schouiraelen in haar armen intusschen
nog steeds de oogen zoekend naar-het fop
pertje, dat er zijn moest, latende gaan
door de slaapkamer. Om haar kunstmiddel
kracht, bij te zetten begon ze te neuriën,
een wiegeliedje, met allerlei lieve naam
pjes voor 't kind
Hij. leunend tegen 't ledekant. stond
haar met verwondering te bestaren Hoe
was-'t in de wereld mogelijk, dat zo nou
nog zingen kon! Zingen met een kind in
je arm, dat nu al meer dan drie kwartier
huilde, schreeuwde, brulde
Twintig minuten liep zij sussend en zin
gend de slaapkamer op en neer. Toen'
sliep-ie Met de grootste omzichtigheid lei
ze 't kind in zijn wieg. Maar jawel, zoo'
trok ze haar arm onder zijn hoofd weg en
liet hem zachtjes op 't kussen vallen, of 'Ir
lieve leventje begon weer, of er nog nie's
gebeurd was.
,,'t Beat zal zijn, hem maar een fleachje
te geven", zegt zij en hij knikte onver
schillig. 't kon hem non niet meor bom
men
Toen Willempie met. t grootste genoegen
zijn. flesch had leeggezogen, rustig nog wat'
te besabbelen lag het roode elastiek, daeh-f
ten ze, dab 't lukken zou, stelde hij voort
hem het- ding maar tc laten houden toi-io'
sliep, waarin zij slechts noode instemde,
omdat 't zoo ongezond was vanwege de,
lucht, dic-ie inzoog. j
De kleine bewoog in zijn wieg en-begoa.
toen plots weer to schreeuwen
„Maar dan heeft-ie toch zeker wat, an-}
dors is-ie nooit zoo lastig", beklaagde moe-;
der, ze dacht pijn in z'n buikie en vroeg^
wat hij er van denken zou, als zo 'm ecu»
een beetje venkelwater gaf
Hij vond het goed, was in een stem
ming om alles goed te vinden, als er uiaar.
©en end aan kwar.
Toen ook 't SfWirtT niet hielp, pro*
beerde ze 't eens. met z*»i buikje te ^rije
ven 't Gaf allemaal niets. Dan zou z'n».
maar in slaap dragen. Een poosje late<
sliep-ie weer
„Kijk 'ns, Frits, ho© rustig-ie nou si-iapt.'-
Hij constateerde 't feit. waagde toelf
pessimistisch de opmerking, dat ais ze n»
in de wieg lei, het ^el anders zou worden..
't Bleek een profetisch woord 't Kind}
lag nog niet goed, of er begon weer ee^
solo con amore.
Zij nam hem maar weer op. .Je kou hem
toch zoo niet late ligge
Toen het weer sliep, zei hij, dat ze t
eens moest probeeren met hem op zijnfc
andere zij te leggen Ze logde het- kind
op zijn linkerzij en 't lukle.
Vijf, zes minuten stonden ze '.n spun<'
nng, elkaar aanziende, verwachtend ie Je a
oogenblik, dat 't weer beginnen zou
Maar 't kind bleef slapen.
„Eindelijk", zuchtte zij
,'t Zou tijd worden'',
haalde zijn horloge uit. is hall
Katterig, landerig, in reu stommir
ieder, die hem aansprak, een u-tbr.
iederen hond. dien hij <>p straat-
kwam. een schop te geven, ginc
gens naar zijn kantoor.
Üft