daarvan voorzag, had dit vertrek laten in richten zooals gij nog ziet Beachouw het v-rl Deze deur werd in een oogenblik gebar ricadeerd, en wij vatten post achter dez© verschansing, waar onze donderbussen en de beidp mortieren, vooruit reeds met schroot geladen, ons verwachtten. Toen wij deze kamer bereikten, waren wij nog met ons twee en twintigen; mijn vader, mijne beid© broeders en ik, Alberik de Kerlac, mijne zuster, drie mijner neven, de oude priester en twaalf dienaren; wij pl*jat«t©n mijne zuster achter ons. Weldra sidderde de deur onder de mo kerslagen, en wij bewaarden het stilzwij gen, zeker van te zullen sterven. Re©ds gaf de deur mede. Mijn vader beval ons voor het laatst, nipt te schipten. dan op zijn bevel Recht, op. standvastig, voor ons staande hield de onverschrokken grijs aard in dp pene band zijne tot, den mond geladens donderbus, in de andere een bran dende lont. pTi sprak tot ons met diezelfde kalmte en heldere stem, waarna w:j zoo Üikwiils met, nieuwsgierigen perbied go- luist erd hadden wanneer hij, bij de lange wïnteravondpn. in ons midden gezeten, ons het een of ande* uit, den ouden tijd ver- baaldeO. miinhper, bij was een heilis monsob miin vader, die gerust, nopens zijn geheel doorgebracht levpn. den dood in het aangezicht zag en niet de minste vrees daarvoor koesterde Eensklaps viel de ververbij zei de deur al krakend naar binnen, en dp Wauwrokken drongen in een verwarden hoop in het ver trek. Vuur, riep miin vader, en dp beide mortieren en onze twintig donderbussen werdpn te.eeliik losgebrand. De uitwerking daarvan van verschrikke lijkToen de rook optrok, zagen wij niets meer. dan een hoop lijken, en ster- vendpn, die zich verwrongen in de stuip trekkingen van den doodstrijd. De blauwrokkpn evenwel hadden ook ge vuurd; mijne beide ♦broeders waun geval len, d® een dood, de ander doodelijk ge wond. Eene minuut lang, wentelde hij zich rond aan mijne voeten, toen legde hij, in eene laatste poging, de hand op zijne ge<- t,rouwe borst, en riep: Lev© de Koning voor altoos! Mijn vader wisebte eene traan uit zijn oog: Leve de koning! herhaalde hij met eene donderende stem en liep naar eender stukken geschut; en zijn krachtvol gebaar wees mij het ander aan. Ik gevoelde dat een zwijmel zich van mij meester maakte; maar mijn vader gaf mij een tweeden en zoo gebiedenden wenk dat ik mijne ver warring overwon, en beiden maakten wij v d. verwarring der aanvallers gebruik om de mortieren opnieuw te "laden. In dit oogenbjik knielde dg oude priester god vruchtig bij het lijk mijns jongsten broe ders neder. De republikeinen maakten de deur vrij, dip van hunne dooden versperd was, pn vernieuwden den aanval. Ik moet erken nen. dat zich onverscbrokkon lieden onder hen bevonden. De ontknooping naderde. Ik bleef nog alleen ove* met twee neven, Alberik de Kprlac en mijn vader, wien ePn kogel de linker dij gebroken had. Wij hadden den tijd niet onze wapenen voor den derdpn keer te laden De blauwrokken vielen op onze onverdedigde vprscbansing aan. Mijne beide neven en Alberik vielen, met bajonet steken bpzaaid. Mijne zuster had zich als krankzinnig op het lichaam haars bruide goms 'geworpen Een tijger zoude medelij den gevoeld "hebben met dit teedere en tot tegenstand machtelooze kind; de kolf van een geweer verbrijzelde baren schedel. Miin vader sloeg, in dat oogenblik. penen blik ten hemel, waaruit de verhevensto onder werping aprak. Nog eenmaal ripp hij met een even vaste stem: Leve de koning! Een geweer werd op zijn© borst afgevuurd; mijn vader richtte zich niet weder op. Een kruidkast stond eenige schreden van mij af; ik vloog daar heen ik stak het kruid in brand; een© vreeselijke ontploffing deed zich hooren. Ik weet niet, hoe veel tijds er verliep, maar, toen het leven in mij terugkeerde, was het nacht. Eene verschrikkelijke stilte beerschte rondom mij. De graaf Chrisliaan de Kerlao had zijn verhaal geëindigd. K. S. Carambole en nog wat. Een molenaar liep een officier tegen het lijf, diie door het moed zeer bestoven werd. „Bart 's carambole'" riep do molenaar. De verstoorde officier gart terzelfder tijd den molenaar een duchtige oorvijg zeggende: .,En dat ia de witte gemaakt!" Dierl'jk voedsel! Frits, zei de doktor tot eon stalknecht, je bent wat afgevallen, maar dat is niets. Je moet maar wat meer dierlijk "voedsel gebruiken. Een paar dagen later loopt de dokter even bij hem aan. Nu, Frits, hoe staart het ermee; hoeft miin raad jo niet goed gedaan. Ach, dokter, antwoordde de stakkerd, 't haver eten gaart wel, maar hooi on baksel binnen te krijgen is een heele toer. Ook een reden. Koop je nu-alweer nieuwe schoenen t Ja, die kan ik poffen on reparaties moet ik dadelijk betalen. Vcordeelig en voordeel'ger. Bij dc familie Abrahams was bet huis gezin vermeerderd en eenige vrienden kwamen vis'to maken. Bij .het heen gaan vroeg een van hen: „Waar is do baker?" „Die is er niet, gaf mijnheer Abra hams ten antwoord. ,.Mijn zuster is me behulpzaam, dat is mij voordeeliger!" „Dan moet je bij 'n volgende ge legenheid G. A. eens nemen," xei een deT vrienden, lachende, „want die is „toch voond'eeliger!" Vervelend. Piot: „Zoo, haal jij in deze buurt de huren op. Vervelend werk hè. De men- sche krijgen zoo'n hekel aan je!" Bram: „Dat zie ik niet in. Ze z;en me nog al graag. De moesten vragen me ten minste of Lk nog eens terug wil komen." Tarn kwam 'i er niet meer op aan. Mipnheer Goudmaker had midden in den nacht een dokter opgebeld. „Ach dokter", zei hij, toen deze kwam, „rt spijt mii u zooveel moeite be zorgd te hebben. We dachten dat Jantje een gouden tientje had ingeslikt, doch nn'jn vrouw heeft haar géfd nageteld en nu bli jkt. *t, dat t maar een cent, is De stommen ©n de verstandige»!. Vrouw: „Zijn alle mannen zoo stom als j:B bent?" Man: „Neen, lieveling; kijk maar eens naar a! die vrijgezel'enl" De deftige kippen. Een dame behcorende tot de „nieuw? rijken" liet een vriendin haar villa met tuin zien. Toen zo bij het hoenderhok kwamen, vroeg deze: „leggen de kippen goed?" „0 ja," was het antwoord: „zij kun nen *tl Maar voor ons menschen is 'l in 't geheel niet noodzakelijk..." De beleefde heer. Twee zusters, Beh en Lizet, kwamen de stampvolle Haagsche tram binnen moesten blijven staan. Daar hel g® voor, vallen groot was, strekt(PBeb de h uit en pakte zich aan een andere lij Zij meende aldus haar zuster vaal houden, doch bemerkte opeens tot t schrik, dat zij de gehandschoende h van ©en heer vasrthieüd. „0 jé," roept ze in baar verwarri „ik heb do verkeerde hand te pakken." „Vraag excuus", zei do'beleefde b „daar beeft u de andere",. en hij a te haar zijn andere hand. Langzaam. Dokter: Drinkt u koffie?" Patiënt: „Ja!" Dokter: „Koffie is een langzaam kond vergif." Patiënt: „Ja heel langzaam... ik dr 't pas GO jaar, dagoHjksf" Bij den dokter. Een paardenarts zei tot een boerr Neem deze buis doe die vol van poeder, steek haar dan in «jen bek van paard en blaas er dan bard in. Wel. wat is er? Mijnheerhet paard heeft het geblazen! In gsdachte. Bamdrnt: „Geef me dadelijk uw geld uw horloge." Professor: ..Maar lieve man, ik ke heeflemnal niet!" Eer, LDpraan-solo. Het huwelijksleven is een groot 1: lijk liedsprak de dichterlijk aangelt jonge echtgenoot Jawel bromdp zijn lang getron vriend, maar meestal is het e-en solo sopraan EEN KABOUTERSPROOKJE. IV. Wichtel fn het Kabouterland. Ziedaar jongfe vriend de plaat-s die jij tevergeefs zoudt gezocht hebben. Langs deze trap kom je in het land, wnrvan je droomde in je slaap. En nu mijn jongen wensch ik je goede reis Hou de oogen goed open; wees be- IopM en gedrang je als 'n prins. Ik ga terug naar mijn bpd van blèren en mos Er wacht mij nog meer werk eer het middernachtelijk uur slaat. Binnen drie dagen juist op dit uur kom ik weer hier. Dan vner ik ie terug in de armen van je moeder, die rich zeker ongerust zal ma ken. hoe geruststellend ik ook haar schrij ven zal. Ik zal haar je groeten overbren gen Tot- ziens! Weg is de tooverfee! De deur valt dicht en Prins Wichtel is thans op zichzelf aangewezen en gaat langzaam en voorzich tig de zilveren trap af en houdt zich be hoedzaam vost aan de gouden leuning, die heel soliede aan weerskanten van de trap is aane-ebracht. Hij telt. maar raakt den tel kwijt en daar staat hii aan dp laatste trede en ziet twee wachters, die h'em met, de meeste nauwkeurigheid opnemen. Doch nauwelijks hbben dezen den ring zien schitteren aan den wijsvinger van Prins Wichtel en heb ben ze de ster op ziin hoed'e zien flonke ren, of daar buigen zij zich diep ter aarde voor hem en laten onmiddellijk op een klein zilveren fluitje een langgerebte.n scherpen toon hc-oren. Wat dit alles beduidt, zal Wichtel later duidelük worden. Nog is hij niet van ziin verbazing bekomen, óf daar hoort hij reeds in de verte het. naderen van kleine regel matige voetstappen en voor hij weet, wat gebeurt., ziet hij voor zich acht, kleine sol daatjes in twee- riien geschaard: ziin lijf wacht. En alle acht brengen hem den mi litairen groet en dan treedt de hoofdman naar voren en zegt ..waarmee kunnen wij Züne Hoogheid van dienst zijn." En Prins Wichtel geeft ziin bevelen Ik wil eerst mijn opwachting ma^er. hii den burgemeester van deze stad e.n dan wil ik al de bezienswaardigheden van deze plaats in oogenschouw nemen. Het. zal gebeuren, zooals Zijne Hoog heid beveelt. Voorwaarts, marsch! Daar gaan ze heen! De officier aan den spits in de voorstp rij, dan nog tw© riities, vervolgens Prins Wich tel. dan weer twee rijtjes van twee solda ten Met. versnelden pas, de Kabouters hou. den niet vnn treuzelen gaat- het nu naar het stadhuis, waar de Burgemeester zetelt op rijn troon van goud. Hij is gewaar schuwd dat een Prins in aantocht is. en heeft ziin orders gegeven. Dikke loopers, waarin de kleine voeties wegzakken, bedek ken de marmeren trappen van hef stadhuis De kaboutervlag wappert van alle regee- ringsgebouwen Het, heele bestuur der Stad is vertegenwoordigd om zooveel mo- geliik eer te bewijzen aan den vriend van de Kabouter-Fee en om hem „Prins Wich tel" te ontvangen, zooals dit hoort, in het land der Dwergen. Het Kabouter-volkje is gesteld op vor men en goede manieren. Daar komen r,e nader, het aarditre .groepje met den Gast in hun midden De deur van het stadhuis wordt opengeworpen en de Burgemeester omring,] door de overige bestuursleden der stad. aller, in vol ornaat en met de flonke rende ster voor op het ronde viltao hoedje vastgehecht, wachten vol belangstelling en vol eerbied tevens, den jongen Prins. Daar treedt, hij nader tot aan de eerste trede, van het stadhuis en allen buigen diep Hoor: de Burgemeester spreekt: Zijne Hoogheid, Het is een eer voor ons, U welkom te heeten in ons midden. Een vriend van onze Fe© is ook onze Vriend. Het Kabouterland staat voor TJ open. Wees onze gast. gedu rende de drie dagen, dat ge bier zult in ons midden zijn En nu treedt binnen in ons huis en beschouw dit huis als het uwe. Leve Zijn© Hoogheid „Prins Wichtel" Dat hij leve! En de echo herhaalt duizendvoudig het Hoera! dat losbarst, na de vriendelijke woorden, door den Burgemeester gespro ken en als Prins Wichtel allen de hand ge geven heeft en gezeten is in het- keurige ontvang-salon van den Burgemeester, dan voelt hij zich wonderwel te moede, maar begriipt. niet, waarom hij met zooveel eerbied behandeld wordt en ontvangen door de grooten dor stad. die dnar ver scholen ligt onder de uitgestrekt© bos- èchrn van de bovenwereld Neen! dat be- grijpi hij niet. Maar, h*j begrijpt ook zoo veel niet! En ziet! Kleine Elfjes en Feetjes komen geruiscb- looa binnen en dragon op zilveren schalen, kristallen bokalen en flesehjes met schui menden wijn En even germsebloos zij kwa_ men, verdwijnen de kleine Elfies en Fee tjes, nageoogd door Prins Wichtel. die ze liever bij rich had gehouden en liever een lijfwacht, had gehad van deze lieve Feetjes dan van de ernstige, zwijgende soldaten, die als militairen gedrild schenen en alle lachen verleerd hadden. De Redacteur. Het cadeau. I Het was Woensdagmorgen. Een alge- mocne blijde stemming beerschte in de jongensklas l^ijnheer Pieterse stond voor het bord, met den stok in de hand, wij zend naar de kaart van Italië. Morgen zou hij jarig ziin en dan zou iedere jongen af zonderlijk oen cadeautje geven. Jan de Haas, die altijd „Haantje de voorste" wilde zijn. had al bekend ge maakt, wat hij geven zou Het, was een heele mooie brievenweger. Willem dr Boer wou weer een beenen pijp geven en zoo had ieder wat. Doch Piet Boom zat mot een bedrukt gezich voor zich te kijken Hij kon niet. veel geven. Ziin ouders waren arm en dus konden zij niet veel missen Maar toch zou hii wel wat geven 't Zou wel niet veel ziin neen. dat is waar. maar toch wri wat. Zoo denkend werd het al twaalf uur en do klas ging uit. Alle jongens liepen nnar huis zoo hard zij konden Toen Piet Boom thuis kwam zag hij zijn moeder bezig het. eten gereed te maken. Dag moe. zei bij. Dag jongen, goed gegaan nn school, vroeg zij. Ja moe. goed maar.... Verder kon hii niet want oen paar tranen kwamen in ziin oogen. Zeg het maar gerust, hoor jongen, zei moe no vri-endclijkeh toon Hebt. u al watVoor mijn meester, moe. vroeg Piet nu. Neen. jongen, nog niet. maar vanmid dag gaan we eens kiiken boor, wP zullen dan nog wel eens zien." antwoordde moe der Na het eten 'ging Piet wat buiten spelen. Ondertusschen overlegd© vader en moeder wat zij wel konde.n missen Toen dat klaar was, kleedde juffrouw Boom zich aan en vroeg aan Piet. die inmiddels binnenge komen was. of hij mee ging, om zelf ook eens te zien Graag moe. klonk het blij. Even later ging juffrouw Boom en Piet weg Van de eene naar-dp andere straat lie pen ze, aldoor maar uitkijkend-, of ze iets van hun gading zagen. Eind-elfik bleven zij voor den boekwinkel van mijnheer Willem- se slaan Wat een mooie dingea layeu er. Kijk eens moe, wat een mooi potlood, zei Piet opeens. Ja dat is zeker mooi, zou je dat. graag willen hebben, jongen? v,roeg moe. Ja moe, graag, zei Piert, terwijl in rijn gedachten het- potlood al achter meesters ooren stak. Teen stapten ze «amen binnen. Even later kwamen ze er weer uit, met een lief pakie onder Pieters arm. Toen hij thuis gekomen whr bekeek hij het potlood van alle kanten. Wat een mooi dingetje, en nog wel een dat, in en uit kon draaien, zooiets moest het juist zijn Moe der en zoon pakt© het nu in en legde het alvast klaar, om morgen mee naar school te nemen. Piet- had een onrusti.gen nacht gehad Hij droomde, dat. mijnheer het eens achter ziin oor wilde» steken, maar dat hii het pardoes er na-ast stak en bet liet vallenstuk! Maar d© onrust duurde niet lang. want bet was morgen geworden en Piet ontwaakte. Vlug kleedde, hii zich aan en ging ontbij ten Na het- ontbijt, trok bij zijn jas aan. nam bet palrie grogtte vader en moeder en ging heen. Toen hii aan de school kwam was de poort nog gesjoten. maar spoedig werd di© dopr een der heeren gedoend en de jongens stormden naar binnen Ook onze Piet. Gauw legde hij ziin pakje in zün kash'p. en ring nog wat spelen Het was on^erwiil negen uuv geworden. De klas van m'inheer Piete-ra© begon en allen zaten in ziet» zeiven te lachen. Na bert rekenwerk werd er. omdat mijn heer Pieterse jarig waS een unrti© verteld, en gefuifd. Nu stroomden de joneens naar het tafeltje en legden hun cadeaux neer Wat keek münheer Pieterse op. toen hij zoo'n mooi, blinkend vulpotlood zag liggen Dadeliik vroeg hii. van wie dit wa« en blij stak onze Piet ziin vineer op. Mijnheer dankte hem hartelijk alsmede allo andere Hnderen De dag verliep prettig, en toen Piet om vier uur thuis kwam, vroeg juf frouw Boom. die zeer bezorgd voor hem was: En wat hee.ft meester gezegd. Miiuheer heeft mij hartelük bedankt rn we hebben ieder een reep fiine choco lade van hem gehad. Dit. zei hij. terwijl hii met vreugde een reen chocolade uit rijn zak haalde. Moeder Boom lacht© en vader eveneens Den volgenden dag ging Piet «Is altijd blij naar school. Den geheelen da-g gebruikt© mijnheer, wanneer hii het. noodig had, het potlood van Piet. en dit was de grootste dank, dien mijnheer Piet had kun nen geven. Etnile Duvm,' Kooipark Arme Moeder. (Vertaald uit, het Duitsch) T Tn Pineenza een stadje in bet Noorden van Italië, woonde tegen bet einde van de vorige eeuw eene vonrname rijke weduwe, die reeds vroeg haar echtgenoot verloren had en na dat groote verlies geheel hare liefde e.n opofferende zorgen gewijd had aan de opvoeding van haren eenigsten zoon Sedert meer dan twee jaren verbleef deze te Parijs om aldaar zich verder te- bekwamen in bet vak van ingenieur dat hii gekozen had. Dagelijks bad de godvruchtige moeder voor haar Gniseppe (Jozef) gebeden, maar menigmaal was bij baar d© gedachte opge komen, zal miin zoon even braaf terugko men ais hij vertrokken is? 7a! hij ziin ge loof. trouw bewaard hebben of is hij in slecht gezelschap geraakt? Weliswaar, had rij niets ten ziinen na- deele vernomen en had zij dus geen ge- gTonde redenen om daarvoor te vreezen. maar toch in de laatste maanden was het haar opgevallen dat. hii minder geregeld schreef en dat de weinig© brieven, die zij ontvangen had zoo kort en koel waren, terwijl deze vroeger biina iedere week kwamen on steeds van zijn innige hartelijke liefde bliiken gaven. Maar al die bange onrust, welke zoo dik wijls in haar hart opwelde werd ook steeds weder verdreven door de troostrijke ge dacht© dat de zorgvuldige opvoeding en het voortreffelijke godsdienstonderricht dat. har© Guiseppe zoo vele jaren genoten had. hem ook nn. in de gevaarlijkste jaren der jeugd, ver van het waakzame moeder lijk oog, onder vreemde mensehen in een vreemd land verkcerend© voor afdwalingen zou behoeden. Ho© gelukkig gevoelde rich d© teeder- minnende moeder toen zij op zekeren dag, van haren zoon een brief ontving, waarin hij meldde, dat hij zijn studie voleind had en den laatsten dag der volgende week zou terugkomen. Toen de bepaalde dag, waarop zij des avonds haar teerbeminden ©enigen zoon, na zoo lange scheiding weder in de armen zou drukken, was aangebroken, stond zij aan de tuindeur van haar landhuis, dat, op een hoogte aan het eind© van het stadje lag, verlangend uitziend© naar zijn komst Het was reeds donker geworden maar de verdacht© was er nog niet Eensklaps springt zij op uit. hare mijme ringen. Zij hoort tieren en schreeuwen, woest© kreten die de avondstilte verstoren. Hulpgeroep en dreigende woorden dringen tot. haar door. Doodel'ik verschrikt staart zij in de rich ting vanwaar hat geluid komt, en juist op het oogenblik dat zij foor alle zekerheid de deur wil sluiten, komt een man op haar aangestormd met eea degen. waarvan bloed afdruipt, in de hand. Buiten adem valf hij voor haar op de knieën en smeekt, de door ontzetting een stap achterwaarts doende weduwe om 's hemels wil hem niet van zich af t© st-ooten en een schuilplaats te verleenen. Zonder te vragen wie hij is. wat hij ge daan heeft of wat er me4 hem gebeurd is. laat zij, een oogenblikkelijke opwelling van baar medelijdend hart volgende, hem binnen en wiist hem een veilige plaats Nauwelijks had zii hem verlaten of ?r verscbünen gerechtsdienaars e.n gendarmen door een opgewonden volksmenicrt© verae- zeld, voor haar huis en nn verneemt zij wat in het stadie voorgevallen is en dat zij een moordenaar in haar huis verborgen heeft. In een vAn d© herbergen waren teeen den avond twee vreemde jongemannen bin nengekomen en na een korte hevige woor denwisseling aan het. vechten geraakt,, waar bii een van hen den iongereh met gezel met zijn degen doodgestoken had De moorde naar was op de vlucht gegaan in de rich ting van haar huis en moest zich hier of daar veischr.len hebben. Dadellrk doorzochten de gerechtsdienaars het geheel© huis, zonder echter omdat de weduwe zwijgt, een spoor van den misda diger te vinden. Tante Eiise (»Slot volgt). Eer» zeker bewijs. Een landman, die pas van een reis terug keerde ring op heel ziin erf- rondzien, of alles zich nog in orde bevond. Tot zün groot© ontsteltenis bemerkt© bij. dat. de- deur van den schaapsstal openstond en twaalf schonen gestolen waren Terstond ging hij onderzoeken en vend de schaoen in de naastbijgelegen stad bii een slachter, die heip ook zei. van wien hij ze gekocht had. De dief werd terstond gepakt en in verhoor genomen. ^I)och hij ontkende be slist. Reeds stond men op het punt- hem vrij te laten toen do eigenaar op een goed© gedachte kwam. „Ik heb. zoo sprak hij. ..een scheper, diep mïine schapen ter stond volgen, zoodra hij ze reept, een an der doen ze dat niet Laat hem komen en zie of dit miin schapen ziin" Dit vernuf tig voorstel werd aangenomen. De rechters begavcd zich met den aanklager en den be schuldigde naar den slachter. De dief moest eerst de schapen, roepen .Doch zij verroerden zich niet. Tóen riep de scheper. en oogenblikkeliik liepen al de schapen naar hem toe. Dit bewijs wa^ duidelijk en werd door de rechters aange nomen De slachter bekende nu dat hij ze des nachts gestolen had. Hii werd nu tot de gerecht© straf veroordeeld. Piet Het Haantje van den Toren. Hit het Maastrichtsch vertaald. door oom: WTM. Hoog boven op het torentje Daar draait het. haantje rond, Het pikt geen enkel korreltje, Tc ver is 't van den grond 't Kraaien heeft het nooit- gokend Nooit „kukleku" geleerd, 't Steekt den kop steeds in den i Al is dat ook verkeerd. En als de wind komt van ter zij Of van elders weer wel ja; Hij is al8 de kippetjes er bij En draait, hem heel gauw na En gaat ie liggen of steekt, is op 't Haantje draait en waakt. Ho© fel do zon beschijnt ziin ko Of vriest het, dat- het kraakt. En al wat. in ons dorpje klein. Gebeurt, dat weet hij prompt. Want hij ziet met z'n oogjes fijn Dit kleine were-TSrond. En ieder ooïcvaarsbezoek Bii dag zoowel bij nacht Wordt opgeteekend daar emhoog, Waar hij houdt trouw de wacht, En wordt 't. Irind bij 'f dropen li Naar ons kerkie heengebracht. Dan roept ie fluks het achterna: ,.Zoe.k hier bii mij ie kraebt". Van ieder onzer ook hnort bij Het oordeel van den Heer, En zegt tot ons: ..zie steed3 naar En volg dan Jeans' leer". En komt'voor ieder kind, de tijd Dat 't spreken bidden leert. En van zijn moeder, als om strijd D©n blik naar mii to© kegrt, Dan kijkt, hii draaiend mei den v Op alle wegjes neer. En vindt hij velen, die hij mint In zijn© schaduw weer. Maar eens met zilveren jubeltoon Vlak onder hem. d© klok Hun voor dien dag zoo groot. srl Naar 't Hemelsch feestmaal trok, Toen teldp uren bij en d; En draaid© droevig rond. Want velen, die hij vreeger zag, Mist hij op dezen stond. En lang daarna, na menig jaar, Dnar beiert weer de klok, En 't was. alsof baar stem 7,00 1 Niet klonk.*En 't Haantje scbrol En ernstig keek hij naar beneto En boven alles uit Hoort hij muziek en zaïrg meteei Voor Bruidegom en Bruid. Van weelde en geluk vervuld. Zag hij het buwelijkspaar En vroeg zich af met. ongeduld, Wat bromt dat, klokje naar En toen bij vroeg, toen sprak 1 ..'1 Wel zeggen, wat naii deert- Ik rie op dezen vrdeugdèdag Hun kruisjes nog vermeèrd." Lang zag hij komen man en vroi Met kinders onvermoeid En bijna ieder jaar was trouw 't- Getal weer aangegroeid Totdat hij in een donkeren nac! Door belgpklingel schrok, En zag hoe nu heel stil en zacty Onz' Heer ter hulpe trok. En droevig dof klonk spoddig sl De doodenklok zoo zwa-ar. Bim-bam-bim-bam. bid vooral. Voor 't zieltje, dat 't God bewaa Er. 's Zondags, toen men weer <1 Trouw naar zijn kerkje nam, Was heel vooraan, één plaatsje Van één, di© nooit- meer kwam En verder, waar 't, kruis, heel hc Op 'n hoogte, is geplant, Daar zag hij knielen heel den st' In 't- vochtig kerkhofzand. Hij hoort het snikken en het ger Van 't smeekend bidden van hen Die achterbleven: .,D*>ot Dw kt Wees haar genadig Heer". F.n altijd door luidt nu de kick Dan blij. dan droef, dan dof! Fn 't- leven ksra en ging en tr En wie een Kruisje tmf Kwcai aan zijn voet, zijn klacrt En velen kwamen iedren da Dat is wat van ziin hooc'cn tT net Haantje boord' en zag'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 10