daarvan voorzag, had dit vertrek laten in
richten zooals gij nog ziet Beachouw het
v-rl
Deze deur werd in een oogenblik gebar
ricadeerd, en wij vatten post achter dez©
verschansing, waar onze donderbussen en
de beidp mortieren, vooruit reeds met
schroot geladen, ons verwachtten.
Toen wij deze kamer bereikten, waren
wij nog met ons twee en twintigen; mijn
vader, mijne beid© broeders en ik, Alberik
de Kerlac, mijne zuster, drie mijner neven,
de oude priester en twaalf dienaren; wij
pl*jat«t©n mijne zuster achter ons.
Weldra sidderde de deur onder de mo
kerslagen, en wij bewaarden het stilzwij
gen, zeker van te zullen sterven. Re©ds gaf
de deur mede. Mijn vader beval ons voor
het laatst, nipt te schipten. dan op zijn
bevel Recht, op. standvastig, voor ons
staande hield de onverschrokken grijs
aard in dp pene band zijne tot, den mond
geladens donderbus, in de andere een bran
dende lont. pTi sprak tot ons met diezelfde
kalmte en heldere stem, waarna w:j zoo
Üikwiils met, nieuwsgierigen perbied go-
luist erd hadden wanneer hij, bij de lange
wïnteravondpn. in ons midden gezeten, ons
het een of ande* uit, den ouden tijd ver-
baaldeO. miinhper, bij was een heilis
monsob miin vader, die gerust, nopens zijn
geheel doorgebracht levpn. den dood in het
aangezicht zag en niet de minste vrees
daarvoor koesterde
Eensklaps viel de ververbij zei de deur al
krakend naar binnen, en dp Wauwrokken
drongen in een verwarden hoop in het ver
trek. Vuur, riep miin vader, en dp beide
mortieren en onze twintig donderbussen
werdpn te.eeliik losgebrand.
De uitwerking daarvan van verschrikke
lijkToen de rook optrok, zagen wij
niets meer. dan een hoop lijken, en ster-
vendpn, die zich verwrongen in de stuip
trekkingen van den doodstrijd.
De blauwrokkpn evenwel hadden ook ge
vuurd; mijne beide ♦broeders waun geval
len, d® een dood, de ander doodelijk ge
wond. Eene minuut lang, wentelde hij zich
rond aan mijne voeten, toen legde hij, in
eene laatste poging, de hand op zijne ge<-
t,rouwe borst, en riep: Lev© de Koning
voor altoos!
Mijn vader wisebte eene traan uit zijn
oog:
Leve de koning! herhaalde hij met
eene donderende stem en liep naar eender
stukken geschut; en zijn krachtvol gebaar
wees mij het ander aan. Ik gevoelde dat
een zwijmel zich van mij meester maakte;
maar mijn vader gaf mij een tweeden en
zoo gebiedenden wenk dat ik mijne ver
warring overwon, en beiden maakten wij
v d. verwarring der aanvallers gebruik om
de mortieren opnieuw te "laden. In dit
oogenbjik knielde dg oude priester god
vruchtig bij het lijk mijns jongsten broe
ders neder.
De republikeinen maakten de deur vrij,
dip van hunne dooden versperd was, pn
vernieuwden den aanval. Ik moet erken
nen. dat zich onverscbrokkon lieden onder
hen bevonden.
De ontknooping naderde. Ik bleef nog
alleen ove* met twee neven, Alberik de
Kprlac en mijn vader, wien ePn kogel de
linker dij gebroken had. Wij hadden den
tijd niet onze wapenen voor den derdpn
keer te laden De blauwrokken vielen op
onze onverdedigde vprscbansing aan. Mijne
beide neven en Alberik vielen, met bajonet
steken bpzaaid. Mijne zuster had zich als
krankzinnig op het lichaam haars bruide
goms 'geworpen Een tijger zoude medelij
den gevoeld "hebben met dit teedere en tot
tegenstand machtelooze kind; de kolf van
een geweer verbrijzelde baren schedel. Miin
vader sloeg, in dat oogenblik. penen blik
ten hemel, waaruit de verhevensto onder
werping aprak. Nog eenmaal ripp hij met
een even vaste stem: Leve de koning! Een
geweer werd op zijn© borst afgevuurd;
mijn vader richtte zich niet weder op. Een
kruidkast stond eenige schreden van mij af;
ik vloog daar heen ik stak het kruid in
brand; een© vreeselijke ontploffing deed
zich hooren.
Ik weet niet, hoe veel tijds er verliep,
maar, toen het leven in mij terugkeerde,
was het nacht. Eene verschrikkelijke stilte
beerschte rondom mij.
De graaf Chrisliaan de Kerlao had zijn
verhaal geëindigd. K. S.
Carambole en nog wat.
Een molenaar liep een officier tegen het
lijf, diie door het moed zeer bestoven werd.
„Bart 's carambole'" riep do molenaar. De
verstoorde officier gart terzelfder tijd den
molenaar een duchtige oorvijg zeggende:
.,En dat ia de witte gemaakt!"
Dierl'jk voedsel!
Frits, zei de doktor tot eon stalknecht,
je bent wat afgevallen, maar dat is niets.
Je moet maar wat meer dierlijk "voedsel
gebruiken.
Een paar dagen later loopt de dokter
even bij hem aan.
Nu, Frits, hoe staart het ermee; hoeft
miin raad jo niet goed gedaan.
Ach, dokter, antwoordde de stakkerd, 't
haver eten gaart wel, maar hooi on baksel
binnen te krijgen is een heele toer.
Ook een reden.
Koop je nu-alweer nieuwe schoenen t
Ja, die kan ik poffen on reparaties
moet ik dadelijk betalen.
Vcordeelig en voordeel'ger.
Bij dc familie Abrahams was bet huis
gezin vermeerderd en eenige vrienden
kwamen vis'to maken. Bij .het heen gaan
vroeg een van hen: „Waar is do baker?"
„Die is er niet, gaf mijnheer Abra
hams ten antwoord. ,.Mijn zuster is me
behulpzaam, dat is mij voordeeliger!"
„Dan moet je bij 'n volgende ge
legenheid G. A. eens nemen," xei een
deT vrienden, lachende, „want die is „toch
voond'eeliger!"
Vervelend.
Piot: „Zoo, haal jij in deze buurt de
huren op. Vervelend werk hè. De men-
sche krijgen zoo'n hekel aan je!"
Bram: „Dat zie ik niet in. Ze z;en me
nog al graag. De moesten vragen me ten
minste of Lk nog eens terug wil komen."
Tarn kwam 'i er niet meer op aan.
Mipnheer Goudmaker had midden in
den nacht een dokter opgebeld.
„Ach dokter", zei hij, toen deze
kwam, „rt spijt mii u zooveel moeite be
zorgd te hebben. We dachten dat Jantje
een gouden tientje had ingeslikt, doch
nn'jn vrouw heeft haar géfd nageteld en
nu bli jkt. *t, dat t maar een cent, is
De stommen ©n de verstandige»!.
Vrouw: „Zijn alle mannen zoo stom als
j:B bent?"
Man: „Neen, lieveling; kijk maar eens
naar a! die vrijgezel'enl"
De deftige kippen.
Een dame behcorende tot de „nieuw?
rijken" liet een vriendin haar villa met
tuin zien. Toen zo bij het hoenderhok
kwamen, vroeg deze: „leggen de kippen
goed?"
„0 ja," was het antwoord: „zij kun
nen *tl Maar voor ons menschen is 'l in 't
geheel niet noodzakelijk..."
De beleefde heer.
Twee zusters, Beh en Lizet, kwamen
de stampvolle Haagsche tram binnen
moesten blijven staan. Daar hel g®
voor, vallen groot was, strekt(PBeb de h
uit en pakte zich aan een andere lij
Zij meende aldus haar zuster vaal
houden, doch bemerkte opeens tot t
schrik, dat zij de gehandschoende h
van ©en heer vasrthieüd.
„0 jé," roept ze in baar verwarri
„ik heb do verkeerde hand te pakken."
„Vraag excuus", zei do'beleefde b
„daar beeft u de andere",. en hij a
te haar zijn andere hand.
Langzaam.
Dokter: Drinkt u koffie?"
Patiënt: „Ja!"
Dokter: „Koffie is een langzaam
kond vergif."
Patiënt: „Ja heel langzaam... ik dr
't pas GO jaar, dagoHjksf"
Bij den dokter.
Een paardenarts zei tot een boerr
Neem deze buis doe die vol van
poeder, steek haar dan in «jen bek van
paard en blaas er dan bard in.
Wel. wat is er?
Mijnheerhet paard heeft het
geblazen!
In gsdachte.
Bamdrnt: „Geef me dadelijk uw geld
uw horloge."
Professor: ..Maar lieve man, ik ke
heeflemnal niet!"
Eer, LDpraan-solo.
Het huwelijksleven is een groot 1:
lijk liedsprak de dichterlijk aangelt
jonge echtgenoot
Jawel bromdp zijn lang getron
vriend, maar meestal is het e-en solo
sopraan
EEN KABOUTERSPROOKJE.
IV.
Wichtel fn het Kabouterland.
Ziedaar jongfe vriend de plaat-s die jij
tevergeefs zoudt gezocht hebben.
Langs deze trap kom je in het land,
wnrvan je droomde in je slaap.
En nu mijn jongen wensch ik je goede
reis Hou de oogen goed open; wees be-
IopM en gedrang je als 'n prins.
Ik ga terug naar mijn bpd van blèren
en mos Er wacht mij nog meer werk eer
het middernachtelijk uur slaat. Binnen
drie dagen juist op dit uur kom ik weer
hier. Dan vner ik ie terug in de armen van
je moeder, die rich zeker ongerust zal ma
ken. hoe geruststellend ik ook haar schrij
ven zal. Ik zal haar je groeten overbren
gen Tot- ziens!
Weg is de tooverfee! De deur valt dicht
en Prins Wichtel is thans op zichzelf
aangewezen en gaat langzaam en voorzich
tig de zilveren trap af en houdt zich be
hoedzaam vost aan de gouden leuning, die
heel soliede aan weerskanten van de trap
is aane-ebracht.
Hij telt. maar raakt den tel kwijt en
daar staat hii aan dp laatste trede en ziet
twee wachters, die h'em met, de meeste
nauwkeurigheid opnemen. Doch nauwelijks
hbben dezen den ring zien schitteren aan
den wijsvinger van Prins Wichtel en heb
ben ze de ster op ziin hoed'e zien flonke
ren, of daar buigen zij zich diep ter aarde
voor hem en laten onmiddellijk op een
klein zilveren fluitje een langgerebte.n
scherpen toon hc-oren.
Wat dit alles beduidt, zal Wichtel later
duidelük worden. Nog is hij niet van ziin
verbazing bekomen, óf daar hoort hij reeds
in de verte het. naderen van kleine regel
matige voetstappen en voor hij weet, wat
gebeurt., ziet hij voor zich acht, kleine sol
daatjes in twee- riien geschaard: ziin lijf
wacht. En alle acht brengen hem den mi
litairen groet en dan treedt de hoofdman
naar voren en zegt ..waarmee kunnen wij
Züne Hoogheid van dienst zijn."
En Prins Wichtel geeft ziin bevelen
Ik wil eerst mijn opwachting ma^er.
hii den burgemeester van deze stad e.n dan
wil ik al de bezienswaardigheden van deze
plaats in oogenschouw nemen.
Het. zal gebeuren, zooals Zijne Hoog
heid beveelt.
Voorwaarts, marsch! Daar gaan ze heen!
De officier aan den spits in de voorstp rij,
dan nog tw© riities, vervolgens Prins Wich
tel. dan weer twee rijtjes van twee solda
ten Met. versnelden pas, de Kabouters hou.
den niet vnn treuzelen gaat- het nu naar
het stadhuis, waar de Burgemeester zetelt
op rijn troon van goud. Hij is gewaar
schuwd dat een Prins in aantocht is. en
heeft ziin orders gegeven. Dikke loopers,
waarin de kleine voeties wegzakken, bedek
ken de marmeren trappen van hef stadhuis
De kaboutervlag wappert van alle regee-
ringsgebouwen Het, heele bestuur der
Stad is vertegenwoordigd om zooveel mo-
geliik eer te bewijzen aan den vriend van
de Kabouter-Fee en om hem „Prins Wich
tel" te ontvangen, zooals dit hoort, in het
land der Dwergen.
Het Kabouter-volkje is gesteld op vor
men en goede manieren. Daar komen r,e
nader, het aarditre .groepje met den Gast
in hun midden De deur van het stadhuis
wordt opengeworpen en de Burgemeester
omring,] door de overige bestuursleden der
stad. aller, in vol ornaat en met de flonke
rende ster voor op het ronde viltao hoedje
vastgehecht, wachten vol belangstelling en
vol eerbied tevens, den jongen Prins.
Daar treedt, hij nader tot aan de eerste
trede, van het stadhuis en allen buigen diep
Hoor: de Burgemeester spreekt:
Zijne Hoogheid,
Het is een eer voor ons, U welkom te
heeten in ons midden. Een vriend van onze
Fe© is ook onze Vriend. Het Kabouterland
staat voor TJ open. Wees onze gast. gedu
rende de drie dagen, dat ge bier zult in
ons midden zijn En nu treedt binnen in
ons huis en beschouw dit huis als het uwe.
Leve Zijn© Hoogheid „Prins Wichtel" Dat
hij leve!
En de echo herhaalt duizendvoudig het
Hoera! dat losbarst, na de vriendelijke
woorden, door den Burgemeester gespro
ken en als Prins Wichtel allen de hand ge
geven heeft en gezeten is in het- keurige
ontvang-salon van den Burgemeester,
dan voelt hij zich wonderwel te moede,
maar begriipt. niet, waarom hij met zooveel
eerbied behandeld wordt en ontvangen
door de grooten dor stad. die dnar ver
scholen ligt onder de uitgestrekt© bos-
èchrn van de bovenwereld Neen! dat be-
grijpi hij niet. Maar, h*j begrijpt ook zoo
veel niet!
En ziet!
Kleine Elfjes en Feetjes komen geruiscb-
looa binnen en dragon op zilveren schalen,
kristallen bokalen en flesehjes met schui
menden wijn En even germsebloos zij kwa_
men, verdwijnen de kleine Elfies en Fee
tjes, nageoogd door Prins Wichtel. die ze
liever bij rich had gehouden en liever een
lijfwacht, had gehad van deze lieve Feetjes
dan van de ernstige, zwijgende soldaten,
die als militairen gedrild schenen en alle
lachen verleerd hadden.
De Redacteur.
Het cadeau.
I
Het was Woensdagmorgen. Een alge-
mocne blijde stemming beerschte in de
jongensklas l^ijnheer Pieterse stond voor
het bord, met den stok in de hand, wij
zend naar de kaart van Italië. Morgen zou
hij jarig ziin en dan zou iedere jongen af
zonderlijk oen cadeautje geven.
Jan de Haas, die altijd „Haantje de
voorste" wilde zijn. had al bekend ge
maakt, wat hij geven zou Het, was een
heele mooie brievenweger. Willem dr Boer
wou weer een beenen pijp geven en zoo
had ieder wat. Doch Piet Boom zat mot
een bedrukt gezich voor zich te kijken Hij
kon niet. veel geven. Ziin ouders waren arm
en dus konden zij niet veel missen Maar
toch zou hii wel wat geven 't Zou wel niet
veel ziin neen. dat is waar. maar toch wri
wat. Zoo denkend werd het al twaalf uur
en do klas ging uit. Alle jongens liepen
nnar huis zoo hard zij konden
Toen Piet Boom thuis kwam zag hij zijn
moeder bezig het. eten gereed te maken.
Dag moe. zei bij.
Dag jongen, goed gegaan nn school,
vroeg zij.
Ja moe. goed maar.... Verder kon
hii niet want oen paar tranen kwamen in
ziin oogen.
Zeg het maar gerust, hoor jongen, zei
moe no vri-endclijkeh toon
Hebt. u al watVoor mijn meester, moe.
vroeg Piet nu.
Neen. jongen, nog niet. maar vanmid
dag gaan we eens kiiken boor, wP zullen
dan nog wel eens zien." antwoordde moe
der
Na het eten 'ging Piet wat buiten spelen.
Ondertusschen overlegd© vader en moeder
wat zij wel konde.n missen Toen dat klaar
was, kleedde juffrouw Boom zich aan en
vroeg aan Piet. die inmiddels binnenge
komen was. of hij mee ging, om zelf ook
eens te zien
Graag moe. klonk het blij.
Even later ging juffrouw Boom en Piet
weg Van de eene naar-dp andere straat lie
pen ze, aldoor maar uitkijkend-, of ze iets
van hun gading zagen. Eind-elfik bleven zij
voor den boekwinkel van mijnheer Willem-
se slaan Wat een mooie dingea layeu er.
Kijk eens moe, wat een mooi potlood,
zei Piet opeens.
Ja dat is zeker mooi, zou je dat.
graag willen hebben, jongen? v,roeg moe.
Ja moe, graag, zei Piert, terwijl in rijn
gedachten het- potlood al achter meesters
ooren stak. Teen stapten ze «amen binnen.
Even later kwamen ze er weer uit, met een
lief pakie onder Pieters arm.
Toen hij thuis gekomen whr bekeek hij
het potlood van alle kanten. Wat een mooi
dingetje, en nog wel een dat, in en uit kon
draaien, zooiets moest het juist zijn Moe
der en zoon pakt© het nu in en legde het
alvast klaar, om morgen mee naar school
te nemen.
Piet- had een onrusti.gen nacht gehad Hij
droomde, dat. mijnheer het eens achter ziin
oor wilde» steken, maar dat hii het pardoes
er na-ast stak en bet liet vallenstuk!
Maar d© onrust duurde niet lang. want bet
was morgen geworden en Piet ontwaakte.
Vlug kleedde, hii zich aan en ging ontbij
ten Na het- ontbijt, trok bij zijn jas aan.
nam bet palrie grogtte vader en moeder en
ging heen. Toen hii aan de school kwam
was de poort nog gesjoten. maar spoedig
werd di© dopr een der heeren gedoend en
de jongens stormden naar binnen Ook
onze Piet. Gauw legde hij ziin pakje in
zün kash'p. en ring nog wat spelen Het was
on^erwiil negen uuv geworden. De klas van
m'inheer Piete-ra© begon en allen zaten in
ziet» zeiven te lachen.
Na bert rekenwerk werd er. omdat mijn
heer Pieterse jarig waS een unrti© verteld,
en gefuifd. Nu stroomden de joneens naar
het tafeltje en legden hun cadeaux neer
Wat keek münheer Pieterse op. toen hij
zoo'n mooi, blinkend vulpotlood zag liggen
Dadeliik vroeg hii. van wie dit wa« en blij
stak onze Piet ziin vineer op. Mijnheer
dankte hem hartelijk alsmede allo andere
Hnderen De dag verliep prettig, en toen
Piet om vier uur thuis kwam, vroeg juf
frouw Boom. die zeer bezorgd voor hem
was: En wat hee.ft meester gezegd.
Miiuheer heeft mij hartelük bedankt
rn we hebben ieder een reep fiine choco
lade van hem gehad. Dit. zei hij. terwijl
hii met vreugde een reen chocolade uit rijn
zak haalde. Moeder Boom lacht© en vader
eveneens Den volgenden dag ging Piet «Is
altijd blij naar school. Den geheelen da-g
gebruikt© mijnheer, wanneer hii het. noodig
had, het potlood van Piet. en dit was de
grootste dank, dien mijnheer Piet had kun
nen geven.
Etnile Duvm,' Kooipark
Arme Moeder.
(Vertaald uit, het Duitsch)
T
Tn Pineenza een stadje in bet Noorden
van Italië, woonde tegen bet einde van de
vorige eeuw eene vonrname rijke weduwe,
die reeds vroeg haar echtgenoot verloren
had en na dat groote verlies geheel hare
liefde e.n opofferende zorgen gewijd had
aan de opvoeding van haren eenigsten
zoon
Sedert meer dan twee jaren verbleef
deze te Parijs om aldaar zich verder te-
bekwamen in bet vak van ingenieur dat
hii gekozen had.
Dagelijks bad de godvruchtige moeder
voor haar Gniseppe (Jozef) gebeden, maar
menigmaal was bij baar d© gedachte opge
komen, zal miin zoon even braaf terugko
men ais hij vertrokken is? 7a! hij ziin ge
loof. trouw bewaard hebben of is hij in
slecht gezelschap geraakt?
Weliswaar, had rij niets ten ziinen na-
deele vernomen en had zij dus geen ge-
gTonde redenen om daarvoor te vreezen.
maar toch in de laatste maanden was het
haar opgevallen dat. hii minder geregeld
schreef en dat de weinig© brieven, die zij
ontvangen had zoo kort en koel waren,
terwijl deze vroeger biina iedere week
kwamen on steeds van zijn innige hartelijke
liefde bliiken gaven.
Maar al die bange onrust, welke zoo dik
wijls in haar hart opwelde werd ook steeds
weder verdreven door de troostrijke ge
dacht© dat de zorgvuldige opvoeding en
het voortreffelijke godsdienstonderricht
dat. har© Guiseppe zoo vele jaren genoten
had. hem ook nn. in de gevaarlijkste jaren
der jeugd, ver van het waakzame moeder
lijk oog, onder vreemde mensehen in een
vreemd land verkcerend© voor afdwalingen
zou behoeden.
Ho© gelukkig gevoelde rich d© teeder-
minnende moeder toen zij op zekeren dag,
van haren zoon een brief ontving, waarin
hij meldde, dat hij zijn studie voleind had
en den laatsten dag der volgende week zou
terugkomen.
Toen de bepaalde dag, waarop zij des
avonds haar teerbeminden ©enigen zoon, na
zoo lange scheiding weder in de armen zou
drukken, was aangebroken, stond zij aan
de tuindeur van haar landhuis, dat, op een
hoogte aan het eind© van het stadje lag,
verlangend uitziend© naar zijn komst
Het was reeds donker geworden maar de
verdacht© was er nog niet
Eensklaps springt zij op uit. hare mijme
ringen. Zij hoort tieren en schreeuwen,
woest© kreten die de avondstilte verstoren.
Hulpgeroep en dreigende woorden dringen
tot. haar door.
Doodel'ik verschrikt staart zij in de rich
ting vanwaar hat geluid komt, en juist op
het oogenblik dat zij foor alle zekerheid de
deur wil sluiten, komt een man op haar
aangestormd met eea degen. waarvan
bloed afdruipt, in de hand. Buiten adem
valf hij voor haar op de knieën en smeekt,
de door ontzetting een stap achterwaarts
doende weduwe om 's hemels wil hem niet
van zich af t© st-ooten en een schuilplaats
te verleenen.
Zonder te vragen wie hij is. wat hij ge
daan heeft of wat er me4 hem gebeurd is.
laat zij, een oogenblikkelijke opwelling
van baar medelijdend hart volgende, hem
binnen en wiist hem een veilige plaats
Nauwelijks had zii hem verlaten of ?r
verscbünen gerechtsdienaars e.n gendarmen
door een opgewonden volksmenicrt© verae-
zeld, voor haar huis en nn verneemt zij
wat in het stadie voorgevallen is en dat
zij een moordenaar in haar huis verborgen
heeft. In een vAn d© herbergen waren teeen
den avond twee vreemde jongemannen bin
nengekomen en na een korte hevige woor
denwisseling aan het. vechten geraakt,, waar
bii een van hen den iongereh met gezel met
zijn degen doodgestoken had De moorde
naar was op de vlucht gegaan in de rich
ting van haar huis en moest zich hier of
daar veischr.len hebben.
Dadellrk doorzochten de gerechtsdienaars
het geheel© huis, zonder echter omdat de
weduwe zwijgt, een spoor van den misda
diger te vinden. Tante Eiise
(»Slot volgt).
Eer» zeker bewijs.
Een landman, die pas van een reis terug
keerde ring op heel ziin erf- rondzien, of
alles zich nog in orde bevond. Tot zün
groot© ontsteltenis bemerkt© bij. dat. de-
deur van den schaapsstal openstond en
twaalf schonen gestolen waren Terstond
ging hij onderzoeken en vend de schaoen
in de naastbijgelegen stad bii een slachter,
die heip ook zei. van wien hij ze gekocht
had. De dief werd terstond gepakt en in
verhoor genomen. ^I)och hij ontkende be
slist. Reeds stond men op het punt- hem
vrij te laten toen do eigenaar op een
goed© gedachte kwam. „Ik heb. zoo sprak
hij. ..een scheper, diep mïine schapen ter
stond volgen, zoodra hij ze reept, een an
der doen ze dat niet Laat hem komen en
zie of dit miin schapen ziin" Dit vernuf
tig voorstel werd aangenomen. De rechters
begavcd zich met den aanklager en den be
schuldigde naar den slachter.
De dief moest eerst de schapen, roepen
.Doch zij verroerden zich niet. Tóen riep
de scheper. en oogenblikkeliik liepen al de
schapen naar hem toe. Dit bewijs wa^
duidelijk en werd door de rechters aange
nomen De slachter bekende nu dat hij ze
des nachts gestolen had. Hii werd nu tot
de gerecht© straf veroordeeld.
Piet
Het Haantje van den Toren.
Hit het Maastrichtsch vertaald.
door
oom: WTM.
Hoog boven op het torentje
Daar draait het. haantje rond,
Het pikt geen enkel korreltje,
Tc ver is 't van den grond
't Kraaien heeft het nooit- gokend
Nooit „kukleku" geleerd,
't Steekt den kop steeds in den i
Al is dat ook verkeerd.
En als de wind komt van ter zij
Of van elders weer wel ja;
Hij is al8 de kippetjes er bij
En draait, hem heel gauw na
En gaat ie liggen of steekt, is op
't Haantje draait en waakt.
Ho© fel do zon beschijnt ziin ko
Of vriest het, dat- het kraakt.
En al wat. in ons dorpje klein.
Gebeurt, dat weet hij prompt.
Want hij ziet met z'n oogjes fijn
Dit kleine were-TSrond.
En ieder ooïcvaarsbezoek
Bii dag zoowel bij nacht
Wordt opgeteekend daar emhoog,
Waar hij houdt trouw de wacht,
En wordt 't. Irind bij 'f dropen li
Naar ons kerkie heengebracht.
Dan roept ie fluks het achterna:
,.Zoe.k hier bii mij ie kraebt".
Van ieder onzer ook hnort bij
Het oordeel van den Heer,
En zegt tot ons: ..zie steed3 naar
En volg dan Jeans' leer".
En komt'voor ieder kind, de tijd
Dat 't spreken bidden leert.
En van zijn moeder, als om strijd
D©n blik naar mii to© kegrt,
Dan kijkt, hii draaiend mei den v
Op alle wegjes neer.
En vindt hij velen, die hij mint
In zijn© schaduw weer.
Maar eens met zilveren jubeltoon
Vlak onder hem. d© klok
Hun voor dien dag zoo groot.
srl
Naar 't Hemelsch feestmaal trok,
Toen teldp uren bij en d;
En draaid© droevig rond.
Want velen, die hij vreeger zag,
Mist hij op dezen stond.
En lang daarna, na menig jaar,
Dnar beiert weer de klok,
En 't was. alsof baar stem 7,00 1
Niet klonk.*En 't Haantje scbrol
En ernstig keek hij naar beneto
En boven alles uit
Hoort hij muziek en zaïrg meteei
Voor Bruidegom en Bruid.
Van weelde en geluk vervuld.
Zag hij het buwelijkspaar
En vroeg zich af met. ongeduld,
Wat bromt dat, klokje naar
En toen bij vroeg, toen sprak 1
..'1
Wel zeggen, wat naii deert-
Ik rie op dezen vrdeugdèdag
Hun kruisjes nog vermeèrd."
Lang zag hij komen man en vroi
Met kinders onvermoeid
En bijna ieder jaar was trouw
't- Getal weer aangegroeid
Totdat hij in een donkeren nac!
Door belgpklingel schrok,
En zag hoe nu heel stil en zacty
Onz' Heer ter hulpe trok.
En droevig dof klonk spoddig sl
De doodenklok zoo zwa-ar.
Bim-bam-bim-bam. bid vooral.
Voor 't zieltje, dat 't God bewaa
Er. 's Zondags, toen men weer <1
Trouw naar zijn kerkje nam,
Was heel vooraan, één plaatsje
Van één, di© nooit- meer kwam
En verder, waar 't, kruis, heel hc
Op 'n hoogte, is geplant,
Daar zag hij knielen heel den st'
In 't- vochtig kerkhofzand.
Hij hoort het snikken en het ger
Van 't smeekend bidden van hen
Die achterbleven: .,D*>ot Dw kt
Wees haar genadig Heer".
F.n altijd door luidt nu de kick
Dan blij. dan droef, dan dof!
Fn 't- leven ksra en ging en tr
En wie een Kruisje tmf
Kwcai aan zijn voet, zijn klacrt
En velen kwamen iedren da
Dat is wat van ziin hooc'cn tT
net Haantje boord' en zag'