I KALENDER DER WEEK
1 Anecdote n. 1
IJT
N.B. In deze week heeft iedere H. Mis
Gloria, en Credo. Alleen Maandag vail
Credo weg. Zondag en Maandag de Pre
fatie v. Kerstmis en vanaf Dinsdag de
Prefatie en Communica.nles van Dvieko-*
ningen. De kleur der Misgewaden is den
gehoelcn week: "Wit.
ZGNDA3 4 Januari. Feestdag van
kl en Zoeten Naam Jezus. Mis:
In nomine Jesu. 2e gebed v. d. Oc
taafdag vaai Onnoozele Kinderen (alleen
in stille H.H. Missen).
Voor den Naam van Jesus moet iedere
knie ziek buigen (Introïtus), want geen
andere Da aim is ons gegeven, waarin wij
•alig moeten worden dan de H. Naam
,tan Jesus. (Epistel)
MAANDAG 5 Jan. Vigilie van
Driekoningen. Mis: Dum me»
id i u m. 2e gebed v. d. H. Telesphorus. 3e
van Maria Deus qui sa Juf is (uit de Volief-
mis van Kerstmis tot 2 Februari).
Toen de volheid der tijden gekomen
«was, zond God Zijnen Zoon, opdat wij
zouden worden (aangenomen) kinderen
Gods. Wij zijn dus geen dienstknechten
meer maai* Zonen Gods en erfgena
men (Epistel). Moge God ons helpen door
goede werken als kinderen Gods ook to
leven en, gereinigd van onze zonden, een
maal onze hemeLsche erfenis deelachtig
te worden. (Gebed. Stilgebed; Postcommu-
nio).
DINSDAG 6 Jan. Hoogfeest van
de Openbaring des Heer en of
.Driekoningen. Dag van Devo
tie. Mis: E c c e a d v e n i t.
Vandaag hei-denkt de H. Kerk de Open
baring des Heeren aan de heidenen in
de Roeping der Driekoningen. Dankbaar
berdenken wij beden, hoe over bet Jeru
zalem onzer ziel reeds lan<g de glorie des
Heeren is opgegaan in ons heilig geloof.
(Epistel). Moge ons geloof eenmaal over
gaan in een zalig aanschouwen in den he
md (Gebed). Dat mogen wij hopen, als'
Avij weten le offeren aan Christus het goud
onzer liefde, de wierook van inniig ver
keer met God in het gebed en de myrrhe
der bittere verloochening van. eigen wil.
(Graduale; Evang.; Offertorium; Siilge-
bed) Toonen we ons ook dezen dag Mis
sionarissen van gebed. Vragen wij de be-
Ikeering der arme heidenen, opdat ook zij
mcwen wandelen in liet licht van Christus
(het E. Geloof), als genadekinderen in
Zijne heilige liefde. Offeren wij voor die
intentie ons Heilig en Aanbiddelijk Smeek-
offer. waardoor de eerste en grootste Mis
sionaris, Jesus Christus, z:<?,h zeiven offert
aam Zijn Hemclschen Vader.
WOENSDAG 7 Jan. 2e dag onder
het Octaaf van Driekoningen.
Mis als gisteren doch 2e gebed ter eere van
'Maria. 3e voor Kerk of Paus.
Do ster schittert als een vlam en wijst
deai Koning der Koningen aan. De Wijzen
zagen haar en offerden aan den groolen
Koning hunne geschenken. (Kerk. Getij
den).
DONDERDAG 8 Jan. 3e dag v. h. Oc
taaf. Mis als eergisteren.
Vóór den Morgenster geboren en
vóór de eeuwen is de Heer, onze Zalig
maker beden aan de wereld verschenen.
(Kcirk. Getijden).
VRIJDAG 9 Jan. 4e dag v. b. 0 o
ia af. Mis als op Dinsdag.
Jeruzalem, Uw licht is gekomen en de
glorie des Heeren- is over U opgegaan en
de Heidenen zullen wandelen in Uw licht.
'Alleluja. (Kerk. Getijden).
ZATERDAG 10 Jan. 5e dag v. li. Oc
taaf. Mis als op Dinsdag.
Vanuit Bethlehem, grooter dan de groot
ste steden, verkondigt een ster, die in
glans ein licht de zon overtreft, aan de
landen, dat God in het aardsehe vlcOsdh
verschenen is. (Kerk. Getijden).
L;sse. ALB. M. KOK, Pr.
naar Justine overgewipt en de kleine, zin
delijke keuken'was dan het oord van hun
tweegesprek. En nauwelijks was ze er, of
moeder Justine opende- Werners celdeur.
Heden had de post in de vroegte den
anders zoo opgewckten gekerkerde een
brief gebracht, die hem alle vrooli jkheid.
«ontnam. Zijn eenige oom, van wien hij
erven moest, en wien hij de middelen tot
zijn sfudije dankte, deelde hem mede, dat
'hij heden om ongeveer vijf uur *s mid
dags M. oip een reis zou passeeren en ge-,
'durende het uur dat het van paarden ver
wisselen bij de post innam, zijn neef graag
zien en spieken zou. Dat was fataal. Want
'juist nu. hem een breuk met zijn oom
heel on "enaam en hoe die over den
kerker in t algemeen en over 'dien van
Eijii neef in 't. bijzonder dacht, dat was
hem te goed bekend. Kwam hij niet," dan
zou zijn oom 't gewis aan navorschingen
niet laten ontbreken en dan zijn kerker-
veTlangen. Dat ging niet eruit moest
bij een uur. tot eiken prijs.
Toen in de beginnende schemering moe-
'der Justine zijn deur opende en hij de
keuken insloop, waar zijn Klara hem
■wachtte, 'deelde hij 't 'haastig mede en aan
Klaarfje9 bidden en smeeken lukte het
ook moeder Justine te doen besluiten, het
pngehoordc, een gestrafte voor een uurtje
dn vrijheid te stellen, goed te vinden.
Een inspectie des kerkers was bij men
sch eriheugenis niet gebeurd, een uur had
slechts zeestig minuten en zoo ijlde Wer
ner, na zijn slaaprok in de 'cel gegooid en
zijn Klaart je voor haar voorspraak be
dankt en moeder Justine een hartelijken
handdruk gegeven te hebben, naar buiten
en langs omwegen naar de post.
Nu trof het dat ook Justine een nood
zakelijke booclsckap moest doen en dat
Klaartj© eenzaam dn de keuken achter
bleef. Ze had vroolij'ke toekomstdrooonen,
«waaruit ze plotseling opgeschrikt werd
door een hek end sterk gekuch op het
pleintje Groote God, zoo kuchte 'één
anensch in M. «n dat was haar vader, de
rector.
Wat ter wereld had hem ingegevep; he
den een liezoek af te loggen? Maar tot
lang nadenken had ze geen tijd, want
reeds knarste de onderste trede der trap
onder zijn gewichtigen stap. In een
oogenblik was liet heele gevaar baar dui
delijk: De noodzakelijke ontdekking, de
mogelijke wegjag.'ng van Werner dat
kon, dat mocht niet zijn! En even suel
kreeg ze een gedachte-ter redding.
Haar vader kon in liet ergste geval
slechts het voorhaalden zijn der weinige
gek erkerden in de cellen willen const'alee-
ren. 't Was reeds schemerend en een
plotselinge ingeviiig, die haar gewel
dig aandeed, volgende rende ze weg,
wipte in Werners cel, hulde zich in zijn
slaaprok, sloeg detn kraag liooig op en
zette zich in den donkeren hoek, met ge
weldig kloppend hart.
Buiten riep de rechter nog vrouw Ju
stine. Toen hi'j geen antwoord kreeg,
bromde hij een beetje en opende toen tas
tend eenige cellen en sloeg ze weer toe.
Klara's hart klopte in drievierde maat.
Als hij hier evenzoó deed, was het gevaar
voorbij. En nu kwam het gevreesde mo
ment. Zwaar legde zich de hand des Tec-
tors op den sleutel, die buiten iin het slot
stak.
Wat? Niet_ opgesloten? hoorde Kl'aar-
tje hem -sidderend brommen. Moeder Jus
tine wordt gereigeld nalatiger. 'k Moet
haar tcch eens haar standpunt goed duide
lijk maken!
Daarbij oper de hij reeds de deur en trad
op den drempel.
Zoo, is u daar student Stein? ving
hij aan.
Een ongearticuleerd geluid, dat alles kon
beduiden, was het antwoord.
Ek kom express bij je, Stein? voegde
de rector op vaderlijk welwillende toon
eraan toe, terwijl haar hart Klaar (je
dreigde stil te staan. Zij stond echteT op
en bleef van haar vader afgewend staan.
Haar hoop klemde zich eraan vast dat
nu een geharnaste strafpredicatie zou vol
gen, waarop ze niets hoefde te antwoorden
en dat daarmee het onweer over zon zijn.
Maar het zou anders gebeuren.
-Stem, begon de rector opnieuw. Ik
heb met diepe spijt je r'aro buien gevolgd.
Je woedt compleet tegen de academie-
wetten, tegen je eigen toekomst. Er steekt
een duchtige jurist in je en nu put je je
krachien uit in dolle streken. Zie, Stein,
hier trad de rector oen stap dichter bij'
het sidderende Rlaartje, ik mag je» graag
en zou jé nfet graag op den verkeerden
weg zien gaan. Hm. Zei je wat?
Geen antwoord. Slechts weer een on
gearticuleerd geluid.
Ik wil niet hopen, dat je verstokt bent
en mijn vaderlijke waarschuwing in den
wind slaat, gmg de reetor voort, terwijl
bij nog nader trad. Keer in je zelve,
Steiin en bereid in de toekomst je facul
teit en mij vreugde!
En in zijn vaderlijke welwillendheid,
wilde de rector ter bekrachtiging over het
hoofd des. studenten strijken, een geste,
dat hij dikwijls gébruikte. Daar voelde hi!J
plotseling iets langharigs in zijn hand en
Klara Voelide, ten doode verschrikt, dat
iemand aan baar eene vlecht trok, die
o-ver de slaaprok hing.
Wat- is dat? riep de rector verrast
en greep vaster toe en 't zelfde oogenblik
riep hij:
Wat? Een vlechtdat is neen,
dat is toch
In hetzelfde oogenblik echter voelde hij
zich omhelsd en een hem maar al te be
kende stern riep weenend:
Ik ben het uw Klaart je ik
zal alles opbiechten.
Met donker gezicht en zeer gerimpeld
voorhoofd hoorde de rector deze biecht.
Volg me, gebood hij. Hier Jr.j' Justine
kom je niet meer terug. Morgen ga je met
de snelpost naar mijn zuster in Jera.
Geen woord meer.
Toen Werner na een uur weer in de col
wilde sluipen, vond hij tot zijn ontzetting
deoi rector voor de deur slaan.
Van nu af zal i'k je zelf opslu'Tfen,
student Stein! zei .hi'j ernstig. Op den dag
van je ontslag rechtvaardig je je voor me
over je omgang met mijn kind; over je
uitsnappen uit den kerker zal het uni
versiteitsgerecht moeten beslissen.
Hij zei het en liet Werner in dutzend
kwellingen, twijfelend alleen. Oneindig
langzaam verliepen de dagen en eindelijk
eindelijk stond hij met 'heftig kloppend
hart voor den gestrengen vader van zijn
geliefd Klaartje.
Maar die had zijn tijd goed benut. Het
was den rector misschien duidelijk gewor
den, dat de jonge harten niet meer te
scheiden waren en dus was hij goediger
dan Werner verwacht had. Wel is waar
was Klam naar Jena gestuurd en zijn
straf voor de ontsnapping moest hiij on
dergaan, maar de goedige, oude heer liet
toch doorschemeren, dat hij na een goed
afgelegd examen Werner zijn kind niet
i weigeren zou.
Heden is Werner Slein een der be
roemdste Duitsehe rechtgeleerden en als
l het gesprek met zijn vrouw soms op „den
kerker" komt, lachen ze beiden en geven
elkaar een hartelijken. 'handdruk.
ZONNESCHIJN
(Naar bet Duitsch van Aug. Wibbelt.)
De eersten, die de nieuwe -pastoor in
zijn parochie bezocht, waren de zieken.
Zieken bezoeken is een kunst, waarvoor
de goede wil alleen niet voldoende is,
want de kranke 11 zijn geheel verschillend
en moeten ook verschillend behandeld
worden.
Voor een dokter is vooral van gewicht
een goede diagnose, dat wil zeggen, dat
bij precies weet, wat den zieke mankeert,
eerst dan kan .bij hem goed behandelen.
Iedere ziekenbezoeker moet ook een
soort diagnose vaststellen; hij moet niet
alleen van buiten in de ziekenkamer ko
men, dóch moet zich kunnen verplaatsen
in de ziel van den kranke; de fijne tact,
die aanvoelt, hoe de lijder is en hoe hij
denkt-, mag niet ontbreken. Is deze aan
wezig, dan volgt het juiste woord van zelf;
anders blijft men vreemd van verre staan
ook al zit men vlak bij liet ziekbed.
Benige zieken zeggen niet veel en wil
len liever luisteren; andere praten bet
liefst zelf.
Eenigen worden niet graag aan hun lij
den herinnerd; anderen hebben voor niets
anders belangstelling dan voor him ziekte-
Eenigen verlangen een krachtige, gees
telijke vertroosting en kunnen daar nooit
genoeg van krijgen; anderen moet men
hiervan nooit meer dan een enkel medi
cijnlepeltje opeens toedienen, anders staat
het hun tegen
De oude vier-en-taebtigjarige moeder
Sootbrand zorgde zelf voor het gesprek.
Ze nam den pastoor het werk heelemaal
uit de hand en zei alles, wat hij ook maar
eenigszins zou hebben kunnen zeggen
Ze vermaande zichzelf tot geduld en
troostte zich met het bittere lijden en de
hoop op den hemel. De pastoor kon niets
anders doen dan baar den zegen geven
En zoo geroerd was ze door haar eigen
troostwoorden, dat ze dikke tranen
weende.
Wat is de pastoor toch een goede
man, zei ze later, nooit heeft mij een
mensch zoo goedig aangesproken en. zoo
krachtig getroost.
En daarbij had hij geen tien woerden
gezegd.
Bij den ouden klompenmaker Holl was
'fc betzelfde, alleen dat die over een ander
onderwerp sprak. Hij bestudeerde zijn
ziekte en moe«t daarover ook praten.
Ja. beer pastoor, zei hij, met mijn
ziekte is dat een heel eigenaardig geval;
ik zou daar uren en uren over kunnen ver
tellen. De dokter zegt, dat de borst kapot
is en dat dit komt van 't klompenmaken.
Wij klompenmakers werken allen met de
borst Dat is gemakkelijk gezegd, maar
zoo eenvoudig is de zaak niet. De eerste
vraag is: wat is kapot? De long, het hart,
de maag; die zitten namelijk niet in het-
lijf, zooals de meeste menschen meenen,
maar in de borst, tusschen de korte rib
ben Toevallig ben ik daar achter gekomen
teen we den laatsten keer geslacht had
den; teen had ik een beetje te veel versche
worst gegeten en sindsdien weet ik, waar
de maag zit Maar, beer pastoor verveelt
het u misschien, dat ik van mijn ziekte
praat?
De pastoor verzekerde, dat bem de zaak
erg interesseerde want gezondheid en ziek
te waren zeer gewichtig voor den mensch.
Een waar woord, heer pastoor, een
w%ar woord. En dat ziet men eerst in, als
men ziek is. Ik zal u eens nauwkeuriger
de verschillende verschijnselen van mijn
ziekte beschrijven.
Nu begon hij eerst goed en do pastoor
moest, geduld oefenen en 't een gansch uur
uithouden bij den oude. wat nu krek niet
zoo heel plezierig was, in het kleine be
dompte kamertje. Dat er een venster open
gezet werd, kon de klompenmaker niet
verdragen
Ik moet zoo voorzichtig zijn, lucht is
voor mij gift. En dan, dank ik u ook van
-ganseher harte voor uw bezoek, heer pas
toor, u'zijt nog eens een man. die met een
ziek mensch kan praten; dat kan de
honderdste nóg niet. Komt toch eens gauw
weer terug.
Verder bezocht de pastoor nog een ar
men jongen mensch van vijf en twintig
jaar, die met de tering streed op leven en
dood. Soms kwam hem het bloed uit den.
mond, alsof het met hem gedaan was en
dan verloor hij allen moed. Soms ging het
weken lang goed en hoopte bij weer er
door te komen Dan zat bij buiten in de
warme zon, waar de wind hem niet be
reikte, de magere handen op de knieën
gevouwen en keek mot groote, eigenaardig
glanzende oogen naar de rozen in het
tuintje of naar het wijde groene veld.
Zoo vond hem de pastoor, toen hij den
eersten keer bij hem kwam en het mede
lijden met het jonge hart. dat zoo graag
leven wilde, sneed hem door de ziel- Hier
moest de pastoor zelf praten en liefst zoo
weinig mogelijk over ziekte of zoo. De
kranke zocht zon en warmte; de zwarte
tóog viel hem r^eds als een Bchaduw op
de ziel. Hier zou de eerlijke, openhartige
waarheid gewerkt hebben als nachtvorst
op jonge planten; een beetje hoop en^een
kleine opvroolijking daarentegen als dauw
en zonnestraal. Zoo n jonge ziel is meestal
gesloten Ze schaamt zich te klagen. Het
is niet gemakkelijk den weg daarheen te
vinden.
Onze Hendrik was vroeger sterk en
gezond en is ook soldaat geweest, had zijn
moeder gezegd.
tijd en dat thema blijft interessant tot in
Negen en negen! ig van de honderd, die
soldaat geweest zijn, praten en hooren van
niets liever praten dan van hun soldaten
tijd en dat thema blijft intress'ant tot in
4en hoogsten ouderdom.
Ook de pastoor had gediend, en men
mocht zeggen, wat men wilde, hij kon niet
inzien, dat dit in zijn nadeel was geweest.
Het duurde niet lang of hij was met
Hendrik in een levendig gesprek gewik
keld en een blije, bijna lustige lach speelde
om do smalle, bleoke lippen en streek de
lijdens vouwen weg.
Wat beleeft men al niet bij de soldaten
vanaf den recratentijd. als men voor den
korporaal en den sergeant vreest als voor
den ievendigeii duvel, tot in het laatste
jaar, als men meesterlijk de kunst verstaat
zich overal langs to strijken en den on
derofficier te verlakken, als heb noodig is.
En als men van do manoeuvres begint te
pralen, dan komt er geen eind meer aan.
Hendrik had den pastoor verschillende
keeren van ter zijde aangezien. Was dat
nu die ernstige man, zooals de lui zeiën?
Een oudere kameraad was 'fc. voor wien
men natuurlijk respect moest hebben,
maar met wien men toch eens gezellig
kon praten. Toen de pastoor wegging, voel
de hij, dat 'fc den jongen man van harte
gemeend was, als hij zei?
Heer pastoor, gij moet maar weer
eens gauw terugkomen.
De weg was gevonden, nu kon hij te
rugkomen.
Nog was daar zoo'n klein meisje van
een jaar of tien. dat al sinds jaar en dag
in groote pijn op bet bed lag. Het had
zich een heup uit elkaar gevallen en kon
niet meer gezond worden. Het moest ieder
een, die gevoel had, smartelijk aandoen,
dat een arm onschuldig wicht zoo veel
moest lijden en menigeen kon op een ge
dachte komen, die ons kleinen menschjes
niet past tegenover onzen Lieven Heer.
Maar bij Katrientje werd geen mensch be
koord om ongeduldig te vragen: Waarom?
t Was duidelijk te zien, dat bet lijden
baar zieltje schooner en heerlijker ge
maakt had, als het linnen, dat in zpn en
regen hagelwit gebleekt is.
Ze was zoo uitgeteerd, dat ze zoo licht
was als een veer; ze at zooveel als een
vogeltje; zo kon zich niet bewegen en geen
oog sluiten van de pijn en toch lag er een
stille glans over het bleeko gezichtje, alsof
ze het gelukkigste menschcnkind van de
heel© wereld was. Nooit kwam er een
klaagwoord over baar lippen. Als de on
derwijzeres kwam en haar den catechis
mus verldaarde of de bijbelsche geschiede
nis vertelde, was Katrientje zalig
Dat kind preekt beter voor mij, dan
ik voor mijn parochianen preeken kan, zei
de pastoor tegen zijn zuster, toen hij den
eersten keer de kleine bezocht had.
En Therecsken, de pastoor z'n zuster,
bracht dadelijk een bordje soep en een
stuk koek bij Katrientje. Toen. ze terug
kwam, stonden haar de tranen in de oogen
Als die sterft, moet ze direct heilig
verklaard worden, zei ze, 'fc ie een levende
heilige.
Geen overdrijving, antwoordde de
pastoor, zet het kind maar geen dwaas
heden. in den kop door onvoorzichtig ge
praat. De jonge zieke is als een bloesem
knop. een enkele ademtocht kan haar
schaden.
Nou, nou, zei Trees, maar dat- moet
ik n toch zeggen: zoo heldhaftig lijden
kan alleen een vrouwelijke zieL
En daarmee ging ze naar de keuken,
want ze was gewend bet laatste woord te
hebben En de pastoor liet haar dat. Zijn
heele hart was vol zonneschijn. Wie zon
't gelooven, dat zoo'n warme zonneschijn
kon uitgaan van een ziekenkamer?
IN DE KERK.
Wat was haar dat tegengevallen.
Vreugde had zij er over gevoeld, toen
vader 't haar vertelde, het hi'j genoegen,
dat jongeren menschen steeds van ver
andering genot belooft, dat bun het nieu
we ook altijd hef betere doet schijnen.
'IWas zoo saai op het dorp, zoo ver
velend» or gebeurde ook eens nooit iels;
't waren altijd diezelfde boonron voor het
huis en dat hek aan den weg en die wel
aan den overkant en die logge koeien
met groote ooren en die domme schapen
en die lange, schuine, gekromde popu
lieren en die viezf kikvorschcn en knik-
kelijvende eksters.
O zoo saai, zoo vreeselijk vervelend.
Haar nichtje uit de stad daarentegen,
d'e wist nog eens iets te vertellen van
prachtige winkels en geasfalteerde straten
en heerlijke electrischo trams en die kon
zooveel uiitgaan Wat oen blijdschap
dus, toen vader in de stad zou gaan wo
nen.
Dien morgen waven ze jjegaan. Het
goed was heel snel ingepakt door zoo'n
verhuisfirma en was er haast tegelijk met
ben zelf.
Meegevallen was het afsche'd (och niet;,
toen ze den grintweg naar het kleine
station, liep, was er een gedachte gerezen
van heel gauw eens terugkomen; Jannetje
had. iefs met baar boezelaar in haar oog
te doen gehad. Jannetje de boerin, waar
zij zoo vaak op ris?te was geweest, ge
zellige visite met dikke vierkante beschui
ten en suiker en waar ze later, (oen ze
haast een heele da-me was. bloemen ging
plukken en luisteren naar het vriendelijk
praten; zelf was ze mief. evg praatzaam.
Ze had van haar moeder nauwelijks
herinnerde zij zich d:e lieve bleeke moe
der nog meer het ernstige, diepe ka
rakter geërfd.
Mcederö graf.
Zal daar goed voor gezorgd worden,
vader?
Dat was haar versie waag. toen de con
ducteur met tuflschenstationhaast de cou-
pédenr dich! sloeg.
Ja kind. ik héb 't den koster besteld.
Ze zei niets meer: het woord koster
herinnerde haar aan de kerk. en ze zocht
schuin kijkend naar het rusTge torentje
j tusschen de bruinende hoornen. Hier
moest je het kunnen zien, hier bij den
overweg, waai' ze altijd klaprozen haalde.
Met dof gerommel rolde de trein de
overkapping "binnen.
Alles was lawaai hier. in. het station,
aan den uitgangr in de slid, haastige
•menschen, rafelenderijtuigen en nie
mand kende je bier.
Het buis was groot vader was er op
vooruitgegaan maar de tuin was nog
nauwelijks dien naam waard. En je hadt
hier ook geen ander gezicht dan op andere
huizen met muren en ramen en deuren.
Dat zou wel wennen,- zei vader.
De huishoudster was overspannen, die
zei niets.
Of ze wat heTpen kon?
Och neen, daar waren al meer dan ge
noeg menschen, die hielpen, ve.eT te veel
•menschen: 't ging alles zoo gauw.
Ga nu maar een beetje wandelen. Ze
ging de straat op; hier en daar gluurde
een vrouwenoog tusschen de gordijnen
naar wat van de nieuwe buren 'te zien
was.
Een dienstmeisje rekte zich uit voorover
van de stoep, die ze niet verlaten mocht.
Niemand groette haar.
Zie, die hoornen bier waren al heelemaal
kaal.
Een fiets reed haar haast omver; een
handkar raakte haar aan de andere zijde;
beide bestuurders bromden iets.
Op het dorp ging dat anders.
Vader zal veel buitenshuis wezen,
had vader gezegd. Ze moest dan alleen
maar wandelen. j
Dat ik ook geen moeder
Een paar tranen benev^den de oogen,
die n c'.s meer zagen. Een groote nn.<\
bp ving haar. Zou ze den weg naar huis
kunnen weervinden?
Hier deze straat.
Neen, bet was toch niet dezelfde! Of
wol? Als ze Pons verdwaald was. Ze wist
den naam niet van de nieuwe woopp'aals.
O ja, ze wist hem nog.
Maar eerst zelf zoeken; ze zou niemand
durven vragen.
Ze was er zoo maar uitgolViopen, net
als ze thuis gewoon was; dat stond zeker
ook heel gek; die meisjes giebelden zoo
en bogen naar de andere zijde en hielden
de hand voor den mond.
Een igroote leegte, een groot verlangen
omgaf haar. Zelfs do hemel was hier an
ders, door de daken in stukken gesneden.
Een open deur! Een kerk? 1
Zacht stapte ze binnen.
Ze had haar kerkboek nog in den zak,
ze was vroeg naar de Mis geweest, voor
het laatst in bet dorp.
Ja, 't was een kerk, een roomsche kerk.
Er waren twee menschen; daar nog één.
Achteraan eoeht ze een plaatsje.
Nog was Le bevangen door denzélfden
angst, de 'benauwende Woestijn-leegte van
een groote stad.
't "Was hier donker, maa.r langzaam zag
ze toch steeds meer: den H. Antonins...
0. de Lieve Vrouwe, wat een mooi beeld...
en daar koper-schitterden de^ deuren,
waarachter
Ze was weer thuis: thuis hijSlenMelf-
den Vriend, die ook in de dorpskerk woon
de Rij Jezns.
V. S. Centrum".
WETENSWAARDIG.
Opgravingen in Babylonië.
De opgravingen, door Amerikanen cn
Engelsehen in Mesopotamia ondernomen,
hebben reeds belangrijke resultaten opge
leverd. Van beteekenis zijn de ruinen van
Kisj, 2 mijlen ton O. van Babyion, en mis
schien de oudste stad ter wereld
Men heeft op een fragment den naam
van Koning Lugaled gevonden die 3400
jaar vóór Christus regeerde
Naast tempels zijn ook muren van een
paleis uitgegraven, eveneens uit het jaar
3400 voor Christus dateerend
Voorts zijn er nog muren resten* gevon
den, die 5000 jaar oud moeten zijn
De door Bundelt uitgegraven paleismu
ren leveren veel studiemateriaal op. De
trappen cn muren zijn rijk bedekt nvt
zeer oude teekens, waaruit later het. spij
kerschrift ontstond
Van belang is het vinden van een 25 M
langen staaf, driehoekig van vorm en met
scherpe kanten voorzien- Volgens prof.
Langton diende dit instrument tot hel ma
ken van spijkerschrift.
Niet minder succesvol dan in Kisj wa
ren de opgravingen in het aan de Perzi
sche golf gelegen Ur, dc geboorteplaats
van Abraham, en in Tel-el-Obeid, een mijl
van Ur verwijderd. In Tel-el-Obcid zijn in
teressant# grafvondsten gedaan. Onder de
.vopdstcn bevinden zich voorwerpen uit
vuursteen, uit gegoten cn gedreven koper
en namaaksels daarvan in klei.
De opgravingen in Ur hebben opnieuw
den ouden strijd doen horleven, over de
vraag, waar de oudere cultuur geboren
werd, in Mesopotamië. of Egypte.
De weegschaal schijnt thans sterk naar
het land aan den Euphranfc over te 1 "Pon.
pH-L
II.-— t--Sj
Kindermond.
O. moeder, kijk eens die man beeft
vuurrood haar.
Stil Emmy, anders hoort hij 'fc nog
Maar moeder, weet hij 't dan niet eens'
Slimme Kareltje.
Meester: Waaraan kunnen we zien,
dal het jaar zijn einde nadert?
Kareltje: Aan den scheurkalender,
meneer.
Kinderlijk.
Foei, Jantje, wat voer je toch aldoor
voor den spiegel uit?
Ik kijk, moeke, hoe ik er wel zon uit
zien, als ik een tweeling was.
Uit de geschiedenis-fes.
Leeraar: Tijdens de Fransche revolutie
werden verscheidene onschuldige slachtof
fers naar het schavot geleid cn(dc
kondigt bet einde der les aan) enik
hoop hierop later terug te komen
Een xantippe.
Vrouw, ik zon een hemel op aarde bij is
hebben als je humeur altijd zoo weinig af
wisselend was als je menu's, en als je me
nu's zoo varïeerend waren als je humeur.
Naief.
Vrouwtje, dat ei iB lang niet verseh
boor
Hoe kan je dat zeggen man? De meid.
heeft 't net pas gehaald.
Onder collega's.
- Die historie, die je vandaag in de
krant hebt gezet, dateert al uit den tijd
van Pharao, zei de redacteur met hate
lijk lachje.
Ik wist niet', dat je zoo'n schitterend
geheugen hadt, antwoordde zijn collega,
Kazernehumor.
Soldaat: Jongens, ik geloof dat. wei
het voortaan een boel beter zullen krijgen;
onze wachtmeester is lid geworden van de
vereeniging tot dierenbescherming.
Verkeerd begrepen.
Boer Peters (tot den kellner. die hem bij/
het verlaten van het hotel do hand toereikt';
om de verwachte fooi in ontvangst te ne
men). Ik zon nio wete. man. woarvrur
ik jou 'n hand zou geve. Tk had oe vroevcr
nog nooit gezien Ge bint veul» ie eige^
menncke. j(