I KALENDER DER WEEK 1 Anecdote n. 1 IJT N.B. In deze week heeft iedere H. Mis Gloria, en Credo. Alleen Maandag vail Credo weg. Zondag en Maandag de Pre fatie v. Kerstmis en vanaf Dinsdag de Prefatie en Communica.nles van Dvieko-* ningen. De kleur der Misgewaden is den gehoelcn week: "Wit. ZGNDA3 4 Januari. Feestdag van kl en Zoeten Naam Jezus. Mis: In nomine Jesu. 2e gebed v. d. Oc taafdag vaai Onnoozele Kinderen (alleen in stille H.H. Missen). Voor den Naam van Jesus moet iedere knie ziek buigen (Introïtus), want geen andere Da aim is ons gegeven, waarin wij •alig moeten worden dan de H. Naam ,tan Jesus. (Epistel) MAANDAG 5 Jan. Vigilie van Driekoningen. Mis: Dum me» id i u m. 2e gebed v. d. H. Telesphorus. 3e van Maria Deus qui sa Juf is (uit de Volief- mis van Kerstmis tot 2 Februari). Toen de volheid der tijden gekomen «was, zond God Zijnen Zoon, opdat wij zouden worden (aangenomen) kinderen Gods. Wij zijn dus geen dienstknechten meer maai* Zonen Gods en erfgena men (Epistel). Moge God ons helpen door goede werken als kinderen Gods ook to leven en, gereinigd van onze zonden, een maal onze hemeLsche erfenis deelachtig te worden. (Gebed. Stilgebed; Postcommu- nio). DINSDAG 6 Jan. Hoogfeest van de Openbaring des Heer en of .Driekoningen. Dag van Devo tie. Mis: E c c e a d v e n i t. Vandaag hei-denkt de H. Kerk de Open baring des Heeren aan de heidenen in de Roeping der Driekoningen. Dankbaar berdenken wij beden, hoe over bet Jeru zalem onzer ziel reeds lan<g de glorie des Heeren is opgegaan in ons heilig geloof. (Epistel). Moge ons geloof eenmaal over gaan in een zalig aanschouwen in den he md (Gebed). Dat mogen wij hopen, als' Avij weten le offeren aan Christus het goud onzer liefde, de wierook van inniig ver keer met God in het gebed en de myrrhe der bittere verloochening van. eigen wil. (Graduale; Evang.; Offertorium; Siilge- bed) Toonen we ons ook dezen dag Mis sionarissen van gebed. Vragen wij de be- Ikeering der arme heidenen, opdat ook zij mcwen wandelen in liet licht van Christus (het E. Geloof), als genadekinderen in Zijne heilige liefde. Offeren wij voor die intentie ons Heilig en Aanbiddelijk Smeek- offer. waardoor de eerste en grootste Mis sionaris, Jesus Christus, z:<?,h zeiven offert aam Zijn Hemclschen Vader. WOENSDAG 7 Jan. 2e dag onder het Octaaf van Driekoningen. Mis als gisteren doch 2e gebed ter eere van 'Maria. 3e voor Kerk of Paus. Do ster schittert als een vlam en wijst deai Koning der Koningen aan. De Wijzen zagen haar en offerden aan den groolen Koning hunne geschenken. (Kerk. Getij den). DONDERDAG 8 Jan. 3e dag v. h. Oc taaf. Mis als eergisteren. Vóór den Morgenster geboren en vóór de eeuwen is de Heer, onze Zalig maker beden aan de wereld verschenen. (Kcirk. Getijden). VRIJDAG 9 Jan. 4e dag v. b. 0 o ia af. Mis als op Dinsdag. Jeruzalem, Uw licht is gekomen en de glorie des Heeren- is over U opgegaan en de Heidenen zullen wandelen in Uw licht. 'Alleluja. (Kerk. Getijden). ZATERDAG 10 Jan. 5e dag v. li. Oc taaf. Mis als op Dinsdag. Vanuit Bethlehem, grooter dan de groot ste steden, verkondigt een ster, die in glans ein licht de zon overtreft, aan de landen, dat God in het aardsehe vlcOsdh verschenen is. (Kerk. Getijden). L;sse. ALB. M. KOK, Pr. naar Justine overgewipt en de kleine, zin delijke keuken'was dan het oord van hun tweegesprek. En nauwelijks was ze er, of moeder Justine opende- Werners celdeur. Heden had de post in de vroegte den anders zoo opgewckten gekerkerde een brief gebracht, die hem alle vrooli jkheid. «ontnam. Zijn eenige oom, van wien hij erven moest, en wien hij de middelen tot zijn sfudije dankte, deelde hem mede, dat 'hij heden om ongeveer vijf uur *s mid dags M. oip een reis zou passeeren en ge-, 'durende het uur dat het van paarden ver wisselen bij de post innam, zijn neef graag zien en spieken zou. Dat was fataal. Want 'juist nu. hem een breuk met zijn oom heel on "enaam en hoe die over den kerker in t algemeen en over 'dien van Eijii neef in 't. bijzonder dacht, dat was hem te goed bekend. Kwam hij niet," dan zou zijn oom 't gewis aan navorschingen niet laten ontbreken en dan zijn kerker- veTlangen. Dat ging niet eruit moest bij een uur. tot eiken prijs. Toen in de beginnende schemering moe- 'der Justine zijn deur opende en hij de keuken insloop, waar zijn Klara hem ■wachtte, 'deelde hij 't 'haastig mede en aan Klaarfje9 bidden en smeeken lukte het ook moeder Justine te doen besluiten, het pngehoordc, een gestrafte voor een uurtje dn vrijheid te stellen, goed te vinden. Een inspectie des kerkers was bij men sch eriheugenis niet gebeurd, een uur had slechts zeestig minuten en zoo ijlde Wer ner, na zijn slaaprok in de 'cel gegooid en zijn Klaart je voor haar voorspraak be dankt en moeder Justine een hartelijken handdruk gegeven te hebben, naar buiten en langs omwegen naar de post. Nu trof het dat ook Justine een nood zakelijke booclsckap moest doen en dat Klaartj© eenzaam dn de keuken achter bleef. Ze had vroolij'ke toekomstdrooonen, «waaruit ze plotseling opgeschrikt werd door een hek end sterk gekuch op het pleintje Groote God, zoo kuchte 'één anensch in M. «n dat was haar vader, de rector. Wat ter wereld had hem ingegevep; he den een liezoek af te loggen? Maar tot lang nadenken had ze geen tijd, want reeds knarste de onderste trede der trap onder zijn gewichtigen stap. In een oogenblik was liet heele gevaar baar dui delijk: De noodzakelijke ontdekking, de mogelijke wegjag.'ng van Werner dat kon, dat mocht niet zijn! En even suel kreeg ze een gedachte-ter redding. Haar vader kon in liet ergste geval slechts het voorhaalden zijn der weinige gek erkerden in de cellen willen const'alee- ren. 't Was reeds schemerend en een plotselinge ingeviiig, die haar gewel dig aandeed, volgende rende ze weg, wipte in Werners cel, hulde zich in zijn slaaprok, sloeg detn kraag liooig op en zette zich in den donkeren hoek, met ge weldig kloppend hart. Buiten riep de rechter nog vrouw Ju stine. Toen hi'j geen antwoord kreeg, bromde hij een beetje en opende toen tas tend eenige cellen en sloeg ze weer toe. Klara's hart klopte in drievierde maat. Als hij hier evenzoó deed, was het gevaar voorbij. En nu kwam het gevreesde mo ment. Zwaar legde zich de hand des Tec- tors op den sleutel, die buiten iin het slot stak. Wat? Niet_ opgesloten? hoorde Kl'aar- tje hem -sidderend brommen. Moeder Jus tine wordt gereigeld nalatiger. 'k Moet haar tcch eens haar standpunt goed duide lijk maken! Daarbij oper de hij reeds de deur en trad op den drempel. Zoo, is u daar student Stein? ving hij aan. Een ongearticuleerd geluid, dat alles kon beduiden, was het antwoord. Ek kom express bij je, Stein? voegde de rector op vaderlijk welwillende toon eraan toe, terwijl haar hart Klaar (je dreigde stil te staan. Zij stond echteT op en bleef van haar vader afgewend staan. Haar hoop klemde zich eraan vast dat nu een geharnaste strafpredicatie zou vol gen, waarop ze niets hoefde te antwoorden en dat daarmee het onweer over zon zijn. Maar het zou anders gebeuren. -Stem, begon de rector opnieuw. Ik heb met diepe spijt je r'aro buien gevolgd. Je woedt compleet tegen de academie- wetten, tegen je eigen toekomst. Er steekt een duchtige jurist in je en nu put je je krachien uit in dolle streken. Zie, Stein, hier trad de rector oen stap dichter bij' het sidderende Rlaartje, ik mag je» graag en zou jé nfet graag op den verkeerden weg zien gaan. Hm. Zei je wat? Geen antwoord. Slechts weer een on gearticuleerd geluid. Ik wil niet hopen, dat je verstokt bent en mijn vaderlijke waarschuwing in den wind slaat, gmg de reetor voort, terwijl bij nog nader trad. Keer in je zelve, Steiin en bereid in de toekomst je facul teit en mij vreugde! En in zijn vaderlijke welwillendheid, wilde de rector ter bekrachtiging over het hoofd des. studenten strijken, een geste, dat hij dikwijls gébruikte. Daar voelde hi!J plotseling iets langharigs in zijn hand en Klara Voelide, ten doode verschrikt, dat iemand aan baar eene vlecht trok, die o-ver de slaaprok hing. Wat- is dat? riep de rector verrast en greep vaster toe en 't zelfde oogenblik riep hij: Wat? Een vlechtdat is neen, dat is toch In hetzelfde oogenblik echter voelde hij zich omhelsd en een hem maar al te be kende stern riep weenend: Ik ben het uw Klaart je ik zal alles opbiechten. Met donker gezicht en zeer gerimpeld voorhoofd hoorde de rector deze biecht. Volg me, gebood hij. Hier Jr.j' Justine kom je niet meer terug. Morgen ga je met de snelpost naar mijn zuster in Jera. Geen woord meer. Toen Werner na een uur weer in de col wilde sluipen, vond hij tot zijn ontzetting deoi rector voor de deur slaan. Van nu af zal i'k je zelf opslu'Tfen, student Stein! zei .hi'j ernstig. Op den dag van je ontslag rechtvaardig je je voor me over je omgang met mijn kind; over je uitsnappen uit den kerker zal het uni versiteitsgerecht moeten beslissen. Hij zei het en liet Werner in dutzend kwellingen, twijfelend alleen. Oneindig langzaam verliepen de dagen en eindelijk eindelijk stond hij met 'heftig kloppend hart voor den gestrengen vader van zijn geliefd Klaartje. Maar die had zijn tijd goed benut. Het was den rector misschien duidelijk gewor den, dat de jonge harten niet meer te scheiden waren en dus was hij goediger dan Werner verwacht had. Wel is waar was Klam naar Jena gestuurd en zijn straf voor de ontsnapping moest hiij on dergaan, maar de goedige, oude heer liet toch doorschemeren, dat hij na een goed afgelegd examen Werner zijn kind niet i weigeren zou. Heden is Werner Slein een der be roemdste Duitsehe rechtgeleerden en als l het gesprek met zijn vrouw soms op „den kerker" komt, lachen ze beiden en geven elkaar een hartelijken. 'handdruk. ZONNESCHIJN (Naar bet Duitsch van Aug. Wibbelt.) De eersten, die de nieuwe -pastoor in zijn parochie bezocht, waren de zieken. Zieken bezoeken is een kunst, waarvoor de goede wil alleen niet voldoende is, want de kranke 11 zijn geheel verschillend en moeten ook verschillend behandeld worden. Voor een dokter is vooral van gewicht een goede diagnose, dat wil zeggen, dat bij precies weet, wat den zieke mankeert, eerst dan kan .bij hem goed behandelen. Iedere ziekenbezoeker moet ook een soort diagnose vaststellen; hij moet niet alleen van buiten in de ziekenkamer ko men, dóch moet zich kunnen verplaatsen in de ziel van den kranke; de fijne tact, die aanvoelt, hoe de lijder is en hoe hij denkt-, mag niet ontbreken. Is deze aan wezig, dan volgt het juiste woord van zelf; anders blijft men vreemd van verre staan ook al zit men vlak bij liet ziekbed. Benige zieken zeggen niet veel en wil len liever luisteren; andere praten bet liefst zelf. Eenigen worden niet graag aan hun lij den herinnerd; anderen hebben voor niets anders belangstelling dan voor him ziekte- Eenigen verlangen een krachtige, gees telijke vertroosting en kunnen daar nooit genoeg van krijgen; anderen moet men hiervan nooit meer dan een enkel medi cijnlepeltje opeens toedienen, anders staat het hun tegen De oude vier-en-taebtigjarige moeder Sootbrand zorgde zelf voor het gesprek. Ze nam den pastoor het werk heelemaal uit de hand en zei alles, wat hij ook maar eenigszins zou hebben kunnen zeggen Ze vermaande zichzelf tot geduld en troostte zich met het bittere lijden en de hoop op den hemel. De pastoor kon niets anders doen dan baar den zegen geven En zoo geroerd was ze door haar eigen troostwoorden, dat ze dikke tranen weende. Wat is de pastoor toch een goede man, zei ze later, nooit heeft mij een mensch zoo goedig aangesproken en. zoo krachtig getroost. En daarbij had hij geen tien woerden gezegd. Bij den ouden klompenmaker Holl was 'fc betzelfde, alleen dat die over een ander onderwerp sprak. Hij bestudeerde zijn ziekte en moe«t daarover ook praten. Ja. beer pastoor, zei hij, met mijn ziekte is dat een heel eigenaardig geval; ik zou daar uren en uren over kunnen ver tellen. De dokter zegt, dat de borst kapot is en dat dit komt van 't klompenmaken. Wij klompenmakers werken allen met de borst Dat is gemakkelijk gezegd, maar zoo eenvoudig is de zaak niet. De eerste vraag is: wat is kapot? De long, het hart, de maag; die zitten namelijk niet in het- lijf, zooals de meeste menschen meenen, maar in de borst, tusschen de korte rib ben Toevallig ben ik daar achter gekomen teen we den laatsten keer geslacht had den; teen had ik een beetje te veel versche worst gegeten en sindsdien weet ik, waar de maag zit Maar, beer pastoor verveelt het u misschien, dat ik van mijn ziekte praat? De pastoor verzekerde, dat bem de zaak erg interesseerde want gezondheid en ziek te waren zeer gewichtig voor den mensch. Een waar woord, heer pastoor, een w%ar woord. En dat ziet men eerst in, als men ziek is. Ik zal u eens nauwkeuriger de verschillende verschijnselen van mijn ziekte beschrijven. Nu begon hij eerst goed en do pastoor moest, geduld oefenen en 't een gansch uur uithouden bij den oude. wat nu krek niet zoo heel plezierig was, in het kleine be dompte kamertje. Dat er een venster open gezet werd, kon de klompenmaker niet verdragen Ik moet zoo voorzichtig zijn, lucht is voor mij gift. En dan, dank ik u ook van -ganseher harte voor uw bezoek, heer pas toor, u'zijt nog eens een man. die met een ziek mensch kan praten; dat kan de honderdste nóg niet. Komt toch eens gauw weer terug. Verder bezocht de pastoor nog een ar men jongen mensch van vijf en twintig jaar, die met de tering streed op leven en dood. Soms kwam hem het bloed uit den. mond, alsof het met hem gedaan was en dan verloor hij allen moed. Soms ging het weken lang goed en hoopte bij weer er door te komen Dan zat bij buiten in de warme zon, waar de wind hem niet be reikte, de magere handen op de knieën gevouwen en keek mot groote, eigenaardig glanzende oogen naar de rozen in het tuintje of naar het wijde groene veld. Zoo vond hem de pastoor, toen hij den eersten keer bij hem kwam en het mede lijden met het jonge hart. dat zoo graag leven wilde, sneed hem door de ziel- Hier moest de pastoor zelf praten en liefst zoo weinig mogelijk over ziekte of zoo. De kranke zocht zon en warmte; de zwarte tóog viel hem r^eds als een Bchaduw op de ziel. Hier zou de eerlijke, openhartige waarheid gewerkt hebben als nachtvorst op jonge planten; een beetje hoop en^een kleine opvroolijking daarentegen als dauw en zonnestraal. Zoo n jonge ziel is meestal gesloten Ze schaamt zich te klagen. Het is niet gemakkelijk den weg daarheen te vinden. Onze Hendrik was vroeger sterk en gezond en is ook soldaat geweest, had zijn moeder gezegd. tijd en dat thema blijft interessant tot in Negen en negen! ig van de honderd, die soldaat geweest zijn, praten en hooren van niets liever praten dan van hun soldaten tijd en dat thema blijft intress'ant tot in 4en hoogsten ouderdom. Ook de pastoor had gediend, en men mocht zeggen, wat men wilde, hij kon niet inzien, dat dit in zijn nadeel was geweest. Het duurde niet lang of hij was met Hendrik in een levendig gesprek gewik keld en een blije, bijna lustige lach speelde om do smalle, bleoke lippen en streek de lijdens vouwen weg. Wat beleeft men al niet bij de soldaten vanaf den recratentijd. als men voor den korporaal en den sergeant vreest als voor den ievendigeii duvel, tot in het laatste jaar, als men meesterlijk de kunst verstaat zich overal langs to strijken en den on derofficier te verlakken, als heb noodig is. En als men van do manoeuvres begint te pralen, dan komt er geen eind meer aan. Hendrik had den pastoor verschillende keeren van ter zijde aangezien. Was dat nu die ernstige man, zooals de lui zeiën? Een oudere kameraad was 'fc. voor wien men natuurlijk respect moest hebben, maar met wien men toch eens gezellig kon praten. Toen de pastoor wegging, voel de hij, dat 'fc den jongen man van harte gemeend was, als hij zei? Heer pastoor, gij moet maar weer eens gauw terugkomen. De weg was gevonden, nu kon hij te rugkomen. Nog was daar zoo'n klein meisje van een jaar of tien. dat al sinds jaar en dag in groote pijn op bet bed lag. Het had zich een heup uit elkaar gevallen en kon niet meer gezond worden. Het moest ieder een, die gevoel had, smartelijk aandoen, dat een arm onschuldig wicht zoo veel moest lijden en menigeen kon op een ge dachte komen, die ons kleinen menschjes niet past tegenover onzen Lieven Heer. Maar bij Katrientje werd geen mensch be koord om ongeduldig te vragen: Waarom? t Was duidelijk te zien, dat bet lijden baar zieltje schooner en heerlijker ge maakt had, als het linnen, dat in zpn en regen hagelwit gebleekt is. Ze was zoo uitgeteerd, dat ze zoo licht was als een veer; ze at zooveel als een vogeltje; zo kon zich niet bewegen en geen oog sluiten van de pijn en toch lag er een stille glans over het bleeko gezichtje, alsof ze het gelukkigste menschcnkind van de heel© wereld was. Nooit kwam er een klaagwoord over baar lippen. Als de on derwijzeres kwam en haar den catechis mus verldaarde of de bijbelsche geschiede nis vertelde, was Katrientje zalig Dat kind preekt beter voor mij, dan ik voor mijn parochianen preeken kan, zei de pastoor tegen zijn zuster, toen hij den eersten keer de kleine bezocht had. En Therecsken, de pastoor z'n zuster, bracht dadelijk een bordje soep en een stuk koek bij Katrientje. Toen. ze terug kwam, stonden haar de tranen in de oogen Als die sterft, moet ze direct heilig verklaard worden, zei ze, 'fc ie een levende heilige. Geen overdrijving, antwoordde de pastoor, zet het kind maar geen dwaas heden. in den kop door onvoorzichtig ge praat. De jonge zieke is als een bloesem knop. een enkele ademtocht kan haar schaden. Nou, nou, zei Trees, maar dat- moet ik n toch zeggen: zoo heldhaftig lijden kan alleen een vrouwelijke zieL En daarmee ging ze naar de keuken, want ze was gewend bet laatste woord te hebben En de pastoor liet haar dat. Zijn heele hart was vol zonneschijn. Wie zon 't gelooven, dat zoo'n warme zonneschijn kon uitgaan van een ziekenkamer? IN DE KERK. Wat was haar dat tegengevallen. Vreugde had zij er over gevoeld, toen vader 't haar vertelde, het hi'j genoegen, dat jongeren menschen steeds van ver andering genot belooft, dat bun het nieu we ook altijd hef betere doet schijnen. 'IWas zoo saai op het dorp, zoo ver velend» or gebeurde ook eens nooit iels; 't waren altijd diezelfde boonron voor het huis en dat hek aan den weg en die wel aan den overkant en die logge koeien met groote ooren en die domme schapen en die lange, schuine, gekromde popu lieren en die viezf kikvorschcn en knik- kelijvende eksters. O zoo saai, zoo vreeselijk vervelend. Haar nichtje uit de stad daarentegen, d'e wist nog eens iets te vertellen van prachtige winkels en geasfalteerde straten en heerlijke electrischo trams en die kon zooveel uiitgaan Wat oen blijdschap dus, toen vader in de stad zou gaan wo nen. Dien morgen waven ze jjegaan. Het goed was heel snel ingepakt door zoo'n verhuisfirma en was er haast tegelijk met ben zelf. Meegevallen was het afsche'd (och niet;, toen ze den grintweg naar het kleine station, liep, was er een gedachte gerezen van heel gauw eens terugkomen; Jannetje had. iefs met baar boezelaar in haar oog te doen gehad. Jannetje de boerin, waar zij zoo vaak op ris?te was geweest, ge zellige visite met dikke vierkante beschui ten en suiker en waar ze later, (oen ze haast een heele da-me was. bloemen ging plukken en luisteren naar het vriendelijk praten; zelf was ze mief. evg praatzaam. Ze had van haar moeder nauwelijks herinnerde zij zich d:e lieve bleeke moe der nog meer het ernstige, diepe ka rakter geërfd. Mcederö graf. Zal daar goed voor gezorgd worden, vader? Dat was haar versie waag. toen de con ducteur met tuflschenstationhaast de cou- pédenr dich! sloeg. Ja kind. ik héb 't den koster besteld. Ze zei niets meer: het woord koster herinnerde haar aan de kerk. en ze zocht schuin kijkend naar het rusTge torentje j tusschen de bruinende hoornen. Hier moest je het kunnen zien, hier bij den overweg, waai' ze altijd klaprozen haalde. Met dof gerommel rolde de trein de overkapping "binnen. Alles was lawaai hier. in. het station, aan den uitgangr in de slid, haastige •menschen, rafelenderijtuigen en nie mand kende je bier. Het buis was groot vader was er op vooruitgegaan maar de tuin was nog nauwelijks dien naam waard. En je hadt hier ook geen ander gezicht dan op andere huizen met muren en ramen en deuren. Dat zou wel wennen,- zei vader. De huishoudster was overspannen, die zei niets. Of ze wat heTpen kon? Och neen, daar waren al meer dan ge noeg menschen, die hielpen, ve.eT te veel •menschen: 't ging alles zoo gauw. Ga nu maar een beetje wandelen. Ze ging de straat op; hier en daar gluurde een vrouwenoog tusschen de gordijnen naar wat van de nieuwe buren 'te zien was. Een dienstmeisje rekte zich uit voorover van de stoep, die ze niet verlaten mocht. Niemand groette haar. Zie, die hoornen bier waren al heelemaal kaal. Een fiets reed haar haast omver; een handkar raakte haar aan de andere zijde; beide bestuurders bromden iets. Op het dorp ging dat anders. Vader zal veel buitenshuis wezen, had vader gezegd. Ze moest dan alleen maar wandelen. j Dat ik ook geen moeder Een paar tranen benev^den de oogen, die n c'.s meer zagen. Een groote nn.<\ bp ving haar. Zou ze den weg naar huis kunnen weervinden? Hier deze straat. Neen, bet was toch niet dezelfde! Of wol? Als ze Pons verdwaald was. Ze wist den naam niet van de nieuwe woopp'aals. O ja, ze wist hem nog. Maar eerst zelf zoeken; ze zou niemand durven vragen. Ze was er zoo maar uitgolViopen, net als ze thuis gewoon was; dat stond zeker ook heel gek; die meisjes giebelden zoo en bogen naar de andere zijde en hielden de hand voor den mond. Een igroote leegte, een groot verlangen omgaf haar. Zelfs do hemel was hier an ders, door de daken in stukken gesneden. Een open deur! Een kerk? 1 Zacht stapte ze binnen. Ze had haar kerkboek nog in den zak, ze was vroeg naar de Mis geweest, voor het laatst in bet dorp. Ja, 't was een kerk, een roomsche kerk. Er waren twee menschen; daar nog één. Achteraan eoeht ze een plaatsje. Nog was Le bevangen door denzélfden angst, de 'benauwende Woestijn-leegte van een groote stad. 't "Was hier donker, maa.r langzaam zag ze toch steeds meer: den H. Antonins... 0. de Lieve Vrouwe, wat een mooi beeld... en daar koper-schitterden de^ deuren, waarachter Ze was weer thuis: thuis hijSlenMelf- den Vriend, die ook in de dorpskerk woon de Rij Jezns. V. S. Centrum". WETENSWAARDIG. Opgravingen in Babylonië. De opgravingen, door Amerikanen cn Engelsehen in Mesopotamia ondernomen, hebben reeds belangrijke resultaten opge leverd. Van beteekenis zijn de ruinen van Kisj, 2 mijlen ton O. van Babyion, en mis schien de oudste stad ter wereld Men heeft op een fragment den naam van Koning Lugaled gevonden die 3400 jaar vóór Christus regeerde Naast tempels zijn ook muren van een paleis uitgegraven, eveneens uit het jaar 3400 voor Christus dateerend Voorts zijn er nog muren resten* gevon den, die 5000 jaar oud moeten zijn De door Bundelt uitgegraven paleismu ren leveren veel studiemateriaal op. De trappen cn muren zijn rijk bedekt nvt zeer oude teekens, waaruit later het. spij kerschrift ontstond Van belang is het vinden van een 25 M langen staaf, driehoekig van vorm en met scherpe kanten voorzien- Volgens prof. Langton diende dit instrument tot hel ma ken van spijkerschrift. Niet minder succesvol dan in Kisj wa ren de opgravingen in het aan de Perzi sche golf gelegen Ur, dc geboorteplaats van Abraham, en in Tel-el-Obeid, een mijl van Ur verwijderd. In Tel-el-Obcid zijn in teressant# grafvondsten gedaan. Onder de .vopdstcn bevinden zich voorwerpen uit vuursteen, uit gegoten cn gedreven koper en namaaksels daarvan in klei. De opgravingen in Ur hebben opnieuw den ouden strijd doen horleven, over de vraag, waar de oudere cultuur geboren werd, in Mesopotamië. of Egypte. De weegschaal schijnt thans sterk naar het land aan den Euphranfc over te 1 "Pon. pH-L II.-— t--Sj Kindermond. O. moeder, kijk eens die man beeft vuurrood haar. Stil Emmy, anders hoort hij 'fc nog Maar moeder, weet hij 't dan niet eens' Slimme Kareltje. Meester: Waaraan kunnen we zien, dal het jaar zijn einde nadert? Kareltje: Aan den scheurkalender, meneer. Kinderlijk. Foei, Jantje, wat voer je toch aldoor voor den spiegel uit? Ik kijk, moeke, hoe ik er wel zon uit zien, als ik een tweeling was. Uit de geschiedenis-fes. Leeraar: Tijdens de Fransche revolutie werden verscheidene onschuldige slachtof fers naar het schavot geleid cn(dc kondigt bet einde der les aan) enik hoop hierop later terug te komen Een xantippe. Vrouw, ik zon een hemel op aarde bij is hebben als je humeur altijd zoo weinig af wisselend was als je menu's, en als je me nu's zoo varïeerend waren als je humeur. Naief. Vrouwtje, dat ei iB lang niet verseh boor Hoe kan je dat zeggen man? De meid. heeft 't net pas gehaald. Onder collega's. - Die historie, die je vandaag in de krant hebt gezet, dateert al uit den tijd van Pharao, zei de redacteur met hate lijk lachje. Ik wist niet', dat je zoo'n schitterend geheugen hadt, antwoordde zijn collega, Kazernehumor. Soldaat: Jongens, ik geloof dat. wei het voortaan een boel beter zullen krijgen; onze wachtmeester is lid geworden van de vereeniging tot dierenbescherming. Verkeerd begrepen. Boer Peters (tot den kellner. die hem bij/ het verlaten van het hotel do hand toereikt'; om de verwachte fooi in ontvangst te ne men). Ik zon nio wete. man. woarvrur ik jou 'n hand zou geve. Tk had oe vroevcr nog nooit gezien Ge bint veul» ie eige^ menncke. j(

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 9