S Spëcules'ro'flh -■ T ïloë is 8. toch! aan zooveel êeld geko men? 'Hij is ."beslist een O.-W.'p v Door speculceren r En hoe is P. ineens zoo arm geworden. T Ook door speeuleeren, VF C j Strikte geheimhouding. Mene?r de advocaat ik "ben door een kond in m'n been gebeten Kan ik schade loosstelling cischen van den. eigenaar? Had je den hond. getergd? Keen meneer. Was je op het grondgebied van den eigenaar gegaan? Ja. Hoe? Als vriend of als Onder strikte geheimhouding zal ik TJ. de waarheid zeggen Ik was daar een wei nig aan het.... inbreken. Onze Wedstrijd. 'Lieve vriendjes! Heel Avat brieven en kaarten zijn bin nen Toch verwacht ik er veel, veel meer. 'Binnen veertien dagen wordt de uitslag bekend gemaakt en zal ik mijn bevindin gen zeggen. Het heeft me genoegen gedaan, dat de meeste' inzenders en inzendsters gesnapt hebben wat ik bedoelde in no. 2. van groep A. Daar staat: Hoeveel is 5* nmer dan de helft van 6 dozijn pennen? Meet zijn* Hoeveel is 5i dozijn pennen meer dan de helft van C dozijn pennen? Wie nog niet-klaar i3, haast zich De Hid schiet op. Veel succes! De Redacteur. EEN KABOUTERSPROOKJE, v" III V Piet wordt Kabouter Zoudt U dat willen? Zcudt U me wil len helpen, lieve Kee? Hoe ik U danken zou! Zeker wil ik jou helpen. Ik wil nog meer «dtoeni. Ik zal moeder een briefje) schrijven, dat ze zich niet ongerust be hoeft te maken over je lange uitblijven en 'dat je nu heusch naar do Kaboutersstad gaat en dat je daar 3 dagen zult blijven en dan zal ik wel zorgen dat je gezond' en wel bij je moedertje zult teruggebracht .worden. Zoo zal ik doen. Om jou een pleziertje te doen, zal alles gebeuren, wat je meende te kunnen zien, zonder mij. En toch zou liet niet gelukt zijn Niemand dan ik, weet precies de plaats, waar de kleine mcnsch- jes den ingang hebben Niemand dan ik, 5veet iets van liet echte leven Aan dat vroo- lijk volkje. Maar omdat jij een goed en braaf kind bent. omdat jij voor geen geld aran de wereld je lief moedertje verdriet zou wil len aandoen, mar goed gehoorzaam bent en braaf, daarom wil ik doen, wat ik ge zegd! heb en nu begint het spel. Pas op! Eén, twee. drie!.tikt Piet is niet meer; Piet is weg en daar staat een klein baasje, een kabouter, zoo juist uit de Kabouterstad aangekomen' en zijn naam is iyVichtel, die verlegen dlaar staat nu hij de Eee, waar hij zooA-©el van gehoord en ge lezen heft, vóór zich ziet. Dag Wichtel! Kom je ook eens zien, hoe de vuurbol hoog staat aan den licmel; en hoe de vogeh vliegen in de blauwe Sucht en hoe de haasjes dansen in den maneschijn Ik Aveet het niet, lieve Fee! Ik weet het niet. Ik voel me zoo vreeml. Het is, alsof ik nooit hier geweest ben. Het is me to moede, alsof ik nooit hier geweest ben Het is me te moede, alsof ik Wichtel niet ben maar een ander jongetje, wiens naam ik vergeten ben. Ben ik dan lieusch ^en kabouter? Wel. Avis en zeker mijn jongen! Kijk hier is een spiegel! kijk en zie toe. En Wichtel laclit dab het schalt door het- diepe boscli. Wiclitel heeft zich zelf jezien. Hij heeft een baard nu en lijkt Vel een mannetje van bij d© twintig ja ren En dat vindt liij leuk en grappig. En daarom lacht hij dat zijn buikjo schudt. En de goede Fee lacht mee met de gekke sprongen die hij maakt al in het zachte gras. Zie je wel mijn jongen! Nu ben je sen echte kabouter en Piet bestaat niet meer. Later wordt je weer Piet als je na drie dagen weerom komt en alles gezien en genoten heb. Dan zal ik het tooverstokje weer laten Averken en dan.... maar dat sullen we later zien. Nog moet ik je wat Reveil. mijn vriend. Iets, dat je zult noo- dig hebben in het donkere land onder de iarde. En dat is een ring, Een ring van bijzondere waarde. Een ring, zooals ik die •.Heen schenken kan Een ring met een ïcldzamen steen, die fonkelt als die van de kroon des konings. Kijk Wichtel. als ik dien ring van de wijsvinger schuif, heb jij overal vrijen toegang. Meer nog! Dan wordt je behan deld als een prins der kabouters. Als een prins, zeg ik! Als een prins zul je dan behandeld worden d.i met onder scheiding en vol eerbied. En nu! Zie eens hier! En daar opent d© goede Toovorfee oen gouden kistje cn daar schitteren en flon keren de ringen met die kostbar© steenen bezet, zoo mooi, dat onze goeie kabouter mjn oogen haast niet er kan afwenden. Sfooit zag hij iets mooiers! Maar mijn lieve Fee, krijg ik nu ook zoo'n ring van uï En ben ik dan een nr prins? En doet mij dan niemand kwaad? En kan ik dan gaan. Avaar ik wil? Ja mijn ldein kabouter-vriendje. Zoo is het. En met dat de goede Fee dit zegt, schuift zij den ring aan zijn wijsvinger en raakt Wichel met haar tooverstokj© nog maals aan terwijl zo zegt: één. twee, drie tik! En nu is Wichtel nitgedoschb als een prins. Op zijn fluweelen buisje draagt hij een kanten lcraag. Op zijn hoofd heeft hij nu-een klein, rond villen hoedje met öpge- wipten' rand. Voor op lieth oedje is een diamanten ster a-astgespeld die in heb don ker schittert als een sterretje an den hel deren hemel. Aan de voeten draagt hij goudgele laarsjes met zilveren sporen. Op zij hangt een; sabel, kort maar scherp. Zijn kleine handjes zijn gestoken in zachte zij den, witte handschoentjes. Zoo staat Wichtel dan en als hij weer in het spie geltje ziet, dan staat hij vol verwondering zicli zelf te bezien en dan buigt hij zacht jes neer voor de lieve Fee. die hem zóó mooi maakte en die zoo goed a-oor hem was. En dan.... vreest hij niemand meer en vraagt met een fijn en pieperig stem metje, zooals alleen de kabouters dat kun nen: Wanneer gaan avo nu naar het kabou- terland? Ik verlang erg die kleine kame raadjes te ontmoeten. Kom dan Wichtel! Geef me de hand en' ga mee. We zijn er zoo! 'Eu daar gaan ze heen, hand in hand, al dieper het bosch in, tot ze komen aan een plaats waar een kabelend beekje, zich kronkelt door het frissche, groene gras en daar ziet Wichtel een dikken hollen boom, niet ongelijk van een wilg, dien wij vaker zagen. En nu let op Wichtel! de onderaardsche reis gaat beginnen. De Fee drukt op een knopje in den stam aangebracht en zie, een deurtje gaj.t open en een trap. die naar be neden leidt, wordt zichtbaar. Wordt vervolgd. ■y De Redacteur. Henkie's Heldendaad, (Slot.) „Lieve jongen, wat ga je doen" klinkt het eensklaps achter hem. Hij ziet om, een deftig© dame in zwaren bontmantel staat voor hem. Nieuwsgierig kijken de groote blauw© kijkers naar de dame. ,,Ik? ik ga beertje wegbrengen en dan krijg ik \reel geld en dat geef ik aan moeder, dan hoeft ze nooit meer te huilen en dan eten we Avecr eens soep." Zachtjes streelt de dame het blonde krullekopje. Ventje geef mij je beertje, van mij krijg je nog veel meer geld er a-oor." Henkie keek verbaasd naar de statige dame, zou het waar zijn? Maar zie daar stopte ze reeds een blanke rijksdaalder in het kleine handje „Hier ventje geef dat maar aan je moeder, maar dan moet je mij liet beertje ge\-en". gela ten gaf Henkie zijn beertje, die lieve da me zou Aast goed \*oor beertje zorgen be ier als die man met do bril. „Waar Avoout je moeder, zeg", vroeg de dame. Henkie zei het haar. „Waarvoor zou ze dat moeten weten" peinsde hij. Snel keek hij op, hij wild© haar bedanken, moeder had hem geleerd dat als hij iets kreeg dat hij al tijd netjes moest bedanken, maar de dame was weg. Hij zag haar niet meer Met de rijksdaalder stevig in zijn knuistjes stapte hij naar huis. Heel gewichtig liep hij voort hj was trotsch, trotseh op zichzelf en op zijn beer, die zooveel geld had opge bracht. En Avat een lieve dame Avas dat geweest. Zoo peinzend was hij bij huis gekomen, gelukkig de deur stond nog aan. Stil sloop hij binnen, in de kamer was het stil. zusje sliep, eentonig tikte de oude klok en moeder? Met het moede hoofd op tafel geleund, sliep ze gerust. Herik storm de op haar af. Ze schrok wakker. „Kijk eens, moe, een rijksdaalder ik heb beertje aan een dame gcge\ren en ze gaf mij een rijksdaalder En nu is beertje weg, moeder maar nu bent u ook rijk, kijk eens een rijksdaalder" jubelde hij en vleiend fluisterde hij in moeders oor krij gen av© nu vanmiddag groenten en soep, dat vindt Henkie zoo lekker? Moeder sloeg haar armen om Henkie heen en trok do kleine man op lia^r schoot. „Henk, mijn ventje, vertel eens alles aan moeder, alles hoor." En Henkie vertelde alles van beer van de dame en moeder luisterde aandachtig toe. haar oogwimpers waren vochtig en een 'traan rolde over haar bleek gezicht en de blonde lokken A'an haar lie veling. Wat hield hij veel a-an haar, zijn beertje, zijn eenigste speelgoed had. hij opgeofferd' om haar te helpen, wat een hartelijk ventje. „Je bent een lieve jon- gen" zei ze tot Henk, en vanmiddag eten Ave soep, lioor manneke" vervolgde zo lachend. Henk straalde, moed'er lachte. Henk vond het heerlijk moeder weer eens to hooren lachen, hij vond zichzelf een kranige kerel maar o, toen hij in de lioek bij het naaitafeltje keek en zijn beer niet zag toen kreeg hij het bijna te kwaad, dapper slikte hij die lastig© tranen in. en hielp moeder met tafeldekken. Dio leuke kleine man, hij keek amper met zijn hoofd je boven de tafel uit, cn toch. ijverig droeg hij lepel a-oor lepel aan, zijn klein hartje Avas a'ol liefde \*oor zijn moeder, hij wilde haar zoo graag o, zoo graag met alles hel pen maar hij was zoo klein nog zoo heel klein. Maar moeder vond het heerlijk dat Henkie zoo met haar meevoelde, 't deed haar bepaald goed Moeder schoof Henk's stoel bij de tafel ©n begon de soep op te scheppen. Henk snoof de lekkere geur op; „fijn" jubelde hij.' En of ze smulden die twee. Na het eten gaf moeder kleine, zus haar papje Henk wreef zijn oogje^. ,,'t Zandmannetje komt nietwaar Henk" lachte moeder en zo bracht haar kleine jongen naar bed, de eerste keer zonder beertje! Als Henkie al lang in 't droomen- land is en moeder in de huiskamer naajt wordt er zachtjes gebeld. ..Wie mag dat zijn" peinst moeder, terwijl ze naar de deur gaat. Een deftige dame staat a*oor de deur ',Ben ik terecht bij de Wed. Jan sen" vraagt ze. „Jawel mevrouw, komt u binnen", antwoordde juffrouw Jansen. En nu praat de dame lang met haar en als ze weggaat zegt juffrouw Jansen ,,God zegen© If MevrouAV." En dan blikt zé^op naar het Kruisbeeld en denkt aan de woorden van den grijzen herder. „Hij zal helpen, vertrouw ou Hem". 's Anderen daags als do zon Aioolijk do kleine slaapkamer verlicht wordt Henk Avakker, hij geeuwt eens en wil naar beer tje grijpen maar daar dringt opeens de Averkelijkheid t.ot hem door. Beertje, ach, beertje is weg! Maar Avat A'oelt hij daar, zijn. hand streek langs iets ruigs, hij durft haast niet kijken maar eindelijk waagt hij iliet. tochBeertje, zijn eigen lieve, trouwe beertj© ligt naast licm .Verrukt kust hij zijn lieAreling. En Avat ziet hij daar, de arm zit stevig vast en geen vlokje zaagsel a'alt er uit. Zoo verbaasd i3 hij dat hij niet merkt dat moeder zachtjes binnen komt „Heeft mijn a'entje goed geslapen" vraagt ze zacht. „Moeder, beertje", dat is alles wat Henk uitbrengen kan en dan gaatm oeder -naast het bedje zitten en a-ertelt alles; dat die lieve dame gisteren geweest is, dat zo beertje heeft terugge bracht en moeder ah huisnaaister heeft aangenomen. Stralend luistert Henkie toe en dan springt hij uit bed. met beer in zijn armen en gaat naar moeder. Schalks naar haar opziend zegt hij dan: „Moeder cn daar heeft beertje nu allemaal voor gezorgd nu moet u hem ook een een zoen geven." En lachend drukt moeder een stevigen kus op beertje's ruigen kop. „Maar Henk toch het meeste". zegt ze dan en kust ook hem. Ellen Boertée. De Vacantie. Het was Vrijdagmiddag in de klas a'an zuster Agnes. 't Was er zeer drak^iMorgen was het ook groote a*acanti©. daardoor kwam die drukte. Het werd half drie en mijn vriendinnetje kon maar niet .stil zit ten. Want zij had het niets naar haar zin. In de a-acantie zou zij niet uit kunnen, daar bij haar ouders een Indisch nichtje over zou komen. Roza. zoo heette haar nichtje Avas het eenige dochtertje A'an een broer a'an haar moeder Haar moeder was dood en haaT vader was dokter en kon de zorg a'an zijn lieveling niet op zich nemen en besloot haar naar zijn zuster te sturen, en als zij zon wennen, mocht zij bij Ag nes d'r ouders blijven. 'Agnes dacht dat Roza zeer verwend was en daarom zeer onplcizierig zou wezen.. En al was zij jon ger als Agnes, toch over haar de baas zou willen spelen. Daar werd zij opgeschrikt door de bel a'an a'ieren: de tijd om op te ruimen. Een ieder liep zoo a'lug zij loopen kon naar huis Behalve Agnes en haar bei- do vridhdinnen Hcnnie en Ansje ging do geh©ele a-aeantie met. haar ouders naar de badplaats en Marie de Hollander ging met haar zusje naar haar peettante Haar tante had een groote boerderij in d© Meer» en dat was zoo aardig. En nu kwam Ag nes aan de beurt, waar zij naar toeging maar zij ging nergens naar toe omdat haar nichtje kwam. Haar vriendinnetjes troostten haar maar zij beweerde dat die buitcnlandsche nichtjes niet. zoo aardig Avaren. Al pratende Av-arcn zij bij Agnes d'r ouders gekomen en afscheid genomen 'te hebben belde zij aan, Truida. het dienst meisje, deed open ©n haar goeden dag ge zegd te heben stapte zij binnen. Agnes was zeer uit haar humeur daarom besloot zij maar'eerst haar ^choolzaben op te ber gen. Terwijl zij haar hoed ©n mantel op hing zei Truida dat er weer een brief was gekomen en gisteren ook al. En omdat Agnes niets zei, liep zij door. 'Agnes ging naar boven en toen' zij klaar was, was het al half zes en tijd voor 't ontbijt. On der het eten vertelde moeder dat over two© dagen het nichtje zou komen en om dat zij met haar moest spelen mee mocht Verkeerd begrepen. Jonge arts, -zijn wachtkamer binnen tredend: „Wie van de dames en heerën heeft het langst gewacht en ia het eerst aan de beurt." Kleermaker, zijn rekening uithalend: „Ik, dokter; ik Avacht al 2 jaar." Vlaamscne humor. „Va, Sint Medardua, dat 's die, die 't •zooveel doet regenen, hè Va?" „Ja, vraagschotel." „AavcI Va, van wio is die dan pa troon?" „Van de melkboeren, zulle." Familietrekken. Tante: „Zus, op avïo lijkt kleine broer, die de ooievaar gebracht heeft?" om haar te halen met hot rijtuig, daar Roza wel moe zou zijn Ja hot is Avel gauw maar oom Bernard moet. een groote reis maken en daarom zou zij naar Holland komen, Avanfc dan is haar va/der gerust Kan Roza, niet. mee, dan kan ik ook uit, vroeg x\gnes. En haar moeder die bemerk te dat zij voor haar alleen zorgde, Averd boos en sprak als je een hekel aan Roza hebt dan ga jij naar een^kostschool. Dan zorg ik wel voor Roza. Agnes begreep dat het ernst was; werd nu nog boozer en ging naar haar kamertje en begon te schreien. Maar zij bemerkte al ras dab ze verkeerd had gehandeld en probeerde weer een vrbolijk gezicht to zetten en ging j naar, beneden om vergiffenis te vragen dat zij zoo over Roza gedacht had en dat het toch vrceselijk aa-as, zonder moeder te zijn Moeder zag dat haar dochtertje weer goed was en begon weer gezellig m©t haar te praten over 't nieuAve nichtje. Twee dagen later ziet. men Agnes en haar moeder in het» rijtuig zitten naar het spoor om het nieuwe nichtje te gaan halen. ;t Was zeer mooi Aveer, geen Avindjo was er.-Roza treft 't goecl moeder. Ja, zij treft 't bijzonder. Kijk daar ligt het perronhé wat zijn wij er al gauw. Moet je uitstappen juffrouw, sprak de koetsier. En binnen 5 minuten stonden zij op 't perron. Zij behoefden niet lang te wachten Avant do trein Avas al op lcomsb. En daar kwam het zwav© ge- a'aarte binnen stoornen. *En in de derde Avagen daar zat Roza. Wat lceck Agnes raar op. Inplaats a'an een vinnig meisje, kwam een bleek zwak meisje te voor schijn, Agnes moeder kwam naar Roza to© en groette haar zeer Hartelijk Dat deed Roza goed, dat kon men duidelijk j aan haar zien. Nu was Agnes aan de beurt ©n na haar ook gegroet te hebben, nam zij haar me© naar het rijtuig. Do eerste paar dagen had Agues niets aan haar, maar toen zij Avat opknapte zag zij wel dat zij verkeerd had gedacht. Want zoo aardig 'als Roos kon spelen dat had zij niet ge dacht, en wat Agnes wilde dab Avild© ook zij. En to©n zij weer naar school ging en haar vriendinnetjes vroegen hoe zij 't had gemaakt toen zeide zij nog nooit zoo'n pleizier gehad te hebben, als in deze va- cantie en dat zij niet meer a-an Roza wil de scheiden Nu zie je wel Agnes. dat je niet zoo gauw iets moet denken en toen, toen kwam er een varken met een langen snuit, ©n die blies 't heele verhaaltje uit. To a'an Stijn, Kanaalstraat 47 Lisse. Eerst niet prettig, daarna wel, 't Was in de groot© vacantio Willem do zoon van een boekhouder woonde in een groote stad. Hij zat op school in de vijf de klas. In de vacantie mocht hij van zijn vader en moeder naar een dorpje, waar veel bosschen en weilanden waren. Hij logeerde bij zijn oom Frans en tante Ma rie die hadden drie kinderen, Marie, Gel- rit en Jan, die net zoo oud is als Willem. Op de derde dag van de vacantie zou hij Vertrokken. Zijn moeder bracht hem, weg. Die morgen dat Willem a-crtrok was het mooi weer. Reeds om zeven uur gingen zij weg. Bij oom Frans, werden zij vrien delijk ontvangen. Eerst Avcrd er ontbeten, daarna ging Jan met. zijn neef Willem naar buiten. Eerst kwamen zij bij hun tuin, Willem bekeek alle planten en bloe men een voor een, teen gingen zij over het mooie weilang naar het prachtige water kijken. Willem trof het juist goed. Het heele weiland Avas bedekt met boterbloe men, madeliefjes en jong gras. Nu gingen zij naar de waterkant. „Wat zijn dat a'oor bloemen die in het water staan" vroeg Willem „Dat zijn do Avatcrlelieën", ant woordde Jan. „Kijk dat is onze roeiboot, daar gaan wij zomers dikwijls mee varen, als vader tijd heeft," ,,0, dat zal avcI heer lijk zijn", zeide Willem „Gaan jullie ook Avel eens visselven?" Neen. vader niet, maar ik wel als ik tijd heb; wil ik even mijn vischtuig gaan halen, om dan te gaan visschen? Ja, dat is goed. Ik zal on- dertusscben hier Avel even Avacliten. Toen Jan Av©g was dacht Willem: ik moest zien dat ik een paar van zulke bloemen die in het water staan te pakken krijg. Moeder zal met Avat andere bloemen er nog een mooie ruiker van- kunn©n maken. Hij stap te met die gedachten in het bootje en pro beerde om een bloem te pakken. Maar het ging niet. Als ik he tbootje een eindje op zij duwdg dan zal het misschien wel gaan. Hij deed het. maar het bootje ging door dat Willem te a'eel op ©ene kant ging zit ten aan 't kantelen, kantelde om ©n pats., daar lag Willem in het water. Hij riep luid om hulp. Daar kwam gelukkig Jan aangcloopen;. zonder zich te bedenken springt hij in het water en grijpt Willem beet Daarna zAvoriv hij naar de kant. Van daar ging men met spoed naar hu/&. Thans groote ontsteltenis. Eerst spoedig A'an kleeren verwisselen, sprak tante, tegen d© jongens, want beiden waren er afgekomen met een nat nak Tante wees hun een ka mer aan daar zij dat volbrengen konden. Na een kwartier waren beiden klaar, eerst Jan, kort daarop Willem. Toen dat gedaan was' moest Jan vertellen, hoe het ongeluk gekomen was. Jan a-ertelde alles precies. Willem's moeder bedankte Jan vooral en, beloofde, als .Willem weer thuis 'wa>, dan 0 tante öp pappie cn op mamhite.nr~ „Op alle twee?" „Ja, want hij heeft geen "tanden net als mammie en ook geen haren net al& pappie." Die was haar te oud. „Neen, mama, ik wil niet met mijn heer aran Dalen trouwen. Hij is veertig en ik pas twintig en als ik dus zestig bon zou hij honderhvintig zijn. Neon, merci." Parvenu. „Mevrouw is Uw man te spreken? Ik heb een heugelijk bericht on' kom hem even vertellen dat hij aan de beurs een half millioen gewonnen heeft-"' „Neen, meneer, doe dat niet. M'n man is n weinig ongestelden ziet U, elke kleinigheid windt hem op." mocht Jan den ovGrigen tijd bij haar ko men logecren Even later kwam Mietje do keukenmeid, met de koffie aandragen Ter- nijl zij koffie dronken las het oudst© meisje Marie, uit een mooi boek een prach tig verhaal van: „Een rooversbendo" voor, heb was zoo mooi dat allemaal, to©n een' half uur om was. nog zaten te luisteren. Daarna werd het heele huis door Willem, van alle kanten goed bekeken, terwijl de tafel om te eten werd klaar gezet. Om half één Averd er begonnen. Het eten smaakte heerlijk en Willem deed goed mee "Want met al die bedrijA-igheden had hij honger gekregen. Na het eten gingen de kinderen krijgertje-spelen; alleen deden mco Toen dat een tijdje geduurd had riep oom de kinderen binnen om m©t hem een tochtje door het dorp te doen. Nu dab deden ze allemaal graag. Terug gingen zij door de bosschen Willem vond' het er heer lijk, want hij was nog nooit in een bosch' geAveest. Nadat zij wat gedronken hadden, gingen zij naar huis Toen zij thuis kwa men kon Willem niet uitverteld komen over de mooie a'ogels, hoornen en planten'. Om half acht gingen zij nog wat eten, daarna nog ©ven spelen en om 9 uur naar bed. Willem was nog nooit zoo lang opge bleven Des anderen daags ging Willem met oom cn tante cn de andere kinderen naar zee. Dat had Willem nooit gedachty dat de zee zoo'n groot water was. want', hij Avas er nog nooit geweest. Nadat zij 's avond3 gegeten hadden gingen, zij ver moeid naar huis. Den volgenden dag ging oom met Willem en de andere kinderen een roeitochtje maken, 't Was een mooi gezicht, omvaren langs de villa's, prachti ge tuinen, mooie bosschen enz. Den vol* genden dag ging Willem weer naar huis, hij had van alles volop genoten. Jan mocht bij de vader en móéder van Willem logceren, Jan heeft ook reusachtig geno ten. Ij'. Beu eKi>ik, "Warmond, Wat het aasje vertelde. Ik werd geboren in liet riet van den Rijn Toen ik vijf dagen -waa ,kon ik al Avat zwemmen. Als gewoonlijk ging ik na het eten in het water speleA'aren en toeri. ik thuis kwam, hoorde ik, dat mijn oudere gingen verhuizen, naar een stad. Ik a*ondi het wel prettig, dat ik nu weer eens naar een andere plaats ging. Wij reisden drie dagen lang. Op den morgen aran den vier den dag zagen wij, dat wij in de stad waren aangekomen Je hoorde den lieden tijd niets dan het rammelen aran karren, het toeteren a'an auto's cn het bellen van fietsen Ik zwom een beetje harder dan! mijn ouders. Nu en dan keek ik eA-en om' naar mijn ouders. Toen ik weer omkeek, zag ik ze niet meer. Daar werd ik opeens opgeschept, vastgepakt en in een klein emmertje gegooid. Daarin zag ik ook mijn ouders zwemmen. Dio waren dus ook ge- vangen. Ik zwem een beetje rond, maar begon mij al heel gauw te vervelen. Daar, werd ik al weer opgeschept en in een veel cn veel grootere bak gegooid. Daar zag ik nog ©en paar andere visehjes zwenimeri. 11c zwom naar hen toe en ging met hen kennis maken en ging toen met hun spe len. Ik a'ond. dat zij zoo'n mooie huid hadden, net goud. Ik vroeg ook, hoe ze heetten. Zij zeiden, dat zij goudvisschen heetten en in een sloot gevangen warciï. Zij waren erg blij, dat er een paar kame raadjes bij kwamen Wij hadden altijd a'eel plezier en ik-vond het ook in de teil prettig. Nu ben ik al heel oud en vertol dikwijls aan mijn kinderen mijn levensge schiedenis, want door een toeval, lcwam ik in een vijver terecht cn hier ben ik gcble- a*en tot nu toe. Toon Dicbeh, f Maarsmanssleeg. 9 Leiden Allerzielen, (Om A'an buiten te lceren.) I Loom hangt de nevel over d'aard 1 Omfloerst het licht der zon, Als treurt het om vervlogen pracht Die eens haar gloed ontspon. De aard© Aveent in ste»vcnsnood En ligt daar stijf en stram, En tranen vallen klik. klak, neer Van boomtak en a'an stam. Doch straks als 't nevclwaas verkleurt Dc zon haar stralen schiet. Glans weder milde zonnegloed Als trooster in 't verdriet. Droef knielen vrouw cn kinderen, laa Op den do o denakker neer En schreien droef hun tranen uit Om de gestorven van weleer Doch vurig stijgt hun bee omhoog Voor hen die rusten in 't graf. Op hoop van wederzien bij Hem Die hoop in 't leven gaf. Een zonnestraal in hun gemoed Droogt ook hun tranen af. Tot wederziens zoo fluisteren zij En, verlaten ligt het graf. "n „Robbedoes." Nooit tev^derf.' Is do operatie goed afgeloopen Jan? (Prachtig! en toch zijn ze nog ontevre den'. Wie is er dan zoo ondankbaar? Wel5 de weduwe. Dat was kras. Een. pasgetrouwde vrouw bakte op een Zondag een cake. die echter niet wilde rijzen. Z© presenteerde een stukje, aan haar bezoekers, maar geen van allen dorst er van eten. Toen nam ze een kloek besluit cn gooide de koek in den vijver voor de eenden Een oogenblik later belde ee.n jon gen aan: ..Mevrouw, ik wilde u zeggen, dat uw eenden een voor een zinken." Hij kon zwijger». „Zeg Icons, mtkiéH, breng dit horloge Won naaf fca'öjk Van! Teé'mng, maar' 'j<3 mond houden, hoor" „O, méneer, i'k ben zoo dicht als i pot. Acht dagen geleden heb ik nog voor barones Schraalhans juweolen beleend maar zoo iets hang ik niet aan de groote klok." Een eigenaardig gesprek. Een heer zit aan zijn ontbijt a*erdiept in een krant. De harbier treedt binnen, doch de heer Avenscht niet getstoord te worden. Barbier: ..Morgen." Heer: „Morgen", (zijn gelaat betastend met uitstellend gebaar): „Morge.nl" Barbier: (vragend) „Morgen?" Heer (beA'estigond)„Morgen." Barbier (gaat A\reg) „Morgen.* Heer (knikkend) „Morgen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 10