S
Spëcules'ro'flh -■
T ïloë is 8. toch! aan zooveel êeld geko
men? 'Hij is ."beslist een O.-W.'p
v Door speculceren
r En hoe is P. ineens zoo arm geworden.
T Ook door speeuleeren,
VF C
j Strikte geheimhouding.
Mene?r de advocaat ik "ben door een
kond in m'n been gebeten Kan ik schade
loosstelling cischen van den. eigenaar?
Had je den hond. getergd?
Keen meneer.
Was je op het grondgebied van den
eigenaar gegaan?
Ja.
Hoe? Als vriend of als
Onder strikte geheimhouding zal ik TJ.
de waarheid zeggen Ik was daar een wei
nig aan het.... inbreken.
Onze Wedstrijd.
'Lieve vriendjes!
Heel Avat brieven en kaarten zijn bin
nen Toch verwacht ik er veel, veel meer.
'Binnen veertien dagen wordt de uitslag
bekend gemaakt en zal ik mijn bevindin
gen zeggen.
Het heeft me genoegen gedaan, dat de
meeste' inzenders en inzendsters gesnapt
hebben wat ik bedoelde in no. 2. van
groep A.
Daar staat:
Hoeveel is 5* nmer dan de helft van 6
dozijn pennen?
Meet zijn*
Hoeveel is 5i dozijn pennen meer dan
de helft van C dozijn pennen?
Wie nog niet-klaar i3, haast zich De
Hid schiet op. Veel succes!
De Redacteur.
EEN KABOUTERSPROOKJE, v"
III V
Piet wordt Kabouter
Zoudt U dat willen? Zcudt U me wil
len helpen, lieve Kee? Hoe ik U danken
zou!
Zeker wil ik jou helpen. Ik wil nog
meer «dtoeni. Ik zal moeder een briefje)
schrijven, dat ze zich niet ongerust be
hoeft te maken over je lange uitblijven en
'dat je nu heusch naar do Kaboutersstad
gaat en dat je daar 3 dagen zult blijven
en dan zal ik wel zorgen dat je gezond' en
wel bij je moedertje zult teruggebracht
.worden.
Zoo zal ik doen. Om jou een pleziertje
te doen, zal alles gebeuren, wat je meende
te kunnen zien, zonder mij. En toch zou
liet niet gelukt zijn Niemand dan ik, weet
precies de plaats, waar de kleine mcnsch-
jes den ingang hebben Niemand dan ik,
5veet iets van liet echte leven Aan dat vroo-
lijk volkje.
Maar omdat jij een goed en braaf kind
bent. omdat jij voor geen geld aran de
wereld je lief moedertje verdriet zou wil
len aandoen, mar goed gehoorzaam bent
en braaf, daarom wil ik doen, wat ik ge
zegd! heb en nu begint het spel.
Pas op! Eén, twee. drie!.tikt Piet
is niet meer; Piet is weg en daar staat een
klein baasje, een kabouter, zoo juist uit de
Kabouterstad aangekomen' en zijn naam is
iyVichtel, die verlegen dlaar staat nu hij de
Eee, waar hij zooA-©el van gehoord en ge
lezen heft, vóór zich ziet.
Dag Wichtel! Kom je ook eens zien,
hoe de vuurbol hoog staat aan den licmel;
en hoe de vogeh vliegen in de blauwe
Sucht en hoe de haasjes dansen in den
maneschijn
Ik Aveet het niet, lieve Fee! Ik weet
het niet. Ik voel me zoo vreeml. Het is,
alsof ik nooit hier geweest ben. Het is
me to moede, alsof ik nooit hier geweest
ben Het is me te moede, alsof ik Wichtel
niet ben maar een ander jongetje, wiens
naam ik vergeten ben. Ben ik dan lieusch
^en kabouter?
Wel. Avis en zeker mijn jongen! Kijk
hier is een spiegel! kijk en zie toe.
En Wichtel laclit dab het schalt door
het- diepe boscli. Wiclitel heeft zich zelf
jezien. Hij heeft een baard nu en lijkt
Vel een mannetje van bij d© twintig ja
ren En dat vindt liij leuk en grappig. En
daarom lacht hij dat zijn buikjo schudt.
En de goede Fee lacht mee met de gekke
sprongen die hij maakt al in het zachte
gras.
Zie je wel mijn jongen! Nu ben je
sen echte kabouter en Piet bestaat niet
meer. Later wordt je weer Piet als je na
drie dagen weerom komt en alles gezien en
genoten heb. Dan zal ik het tooverstokje
weer laten Averken en dan.... maar dat
sullen we later zien. Nog moet ik je wat
Reveil. mijn vriend. Iets, dat je zult noo-
dig hebben in het donkere land onder de
iarde. En dat is een ring, Een ring van
bijzondere waarde. Een ring, zooals ik die
•.Heen schenken kan Een ring met een
ïcldzamen steen, die fonkelt als die van de
kroon des konings.
Kijk Wichtel. als ik dien ring van de
wijsvinger schuif, heb jij overal vrijen
toegang. Meer nog! Dan wordt je behan
deld als een prins der kabouters.
Als een prins, zeg ik! Als een prins zul
je dan behandeld worden d.i met onder
scheiding en vol eerbied. En nu! Zie eens
hier!
En daar opent d© goede Toovorfee oen
gouden kistje cn daar schitteren en flon
keren de ringen met die kostbar© steenen
bezet, zoo mooi, dat onze goeie kabouter
mjn oogen haast niet er kan afwenden.
Sfooit zag hij iets mooiers!
Maar mijn lieve Fee, krijg ik nu ook
zoo'n ring van uï En ben ik dan een
nr
prins? En doet mij dan niemand kwaad?
En kan ik dan gaan. Avaar ik wil?
Ja mijn ldein kabouter-vriendje. Zoo
is het.
En met dat de goede Fee dit zegt,
schuift zij den ring aan zijn wijsvinger en
raakt Wichel met haar tooverstokj© nog
maals aan terwijl zo zegt: één. twee, drie
tik!
En nu is Wichtel nitgedoschb als een
prins. Op zijn fluweelen buisje draagt hij
een kanten lcraag. Op zijn hoofd heeft hij
nu-een klein, rond villen hoedje met öpge-
wipten' rand. Voor op lieth oedje is een
diamanten ster a-astgespeld die in heb don
ker schittert als een sterretje an den hel
deren hemel. Aan de voeten draagt hij
goudgele laarsjes met zilveren sporen. Op
zij hangt een; sabel, kort maar scherp. Zijn
kleine handjes zijn gestoken in zachte zij
den, witte handschoentjes. Zoo staat
Wichtel dan en als hij weer in het spie
geltje ziet, dan staat hij vol verwondering
zicli zelf te bezien en dan buigt hij zacht
jes neer voor de lieve Fee. die hem zóó
mooi maakte en die zoo goed a-oor hem
was. En dan.... vreest hij niemand meer
en vraagt met een fijn en pieperig stem
metje, zooals alleen de kabouters dat kun
nen:
Wanneer gaan avo nu naar het kabou-
terland? Ik verlang erg die kleine kame
raadjes te ontmoeten.
Kom dan Wichtel! Geef me de hand
en' ga mee. We zijn er zoo!
'Eu daar gaan ze heen, hand in hand, al
dieper het bosch in, tot ze komen aan een
plaats waar een kabelend beekje, zich
kronkelt door het frissche, groene gras en
daar ziet Wichtel een dikken hollen boom,
niet ongelijk van een wilg, dien wij vaker
zagen.
En nu let op Wichtel! de onderaardsche
reis gaat beginnen. De Fee drukt op een
knopje in den stam aangebracht en zie, een
deurtje gaj.t open en een trap. die naar be
neden leidt, wordt zichtbaar.
Wordt vervolgd.
■y De Redacteur.
Henkie's Heldendaad,
(Slot.)
„Lieve jongen, wat ga je doen" klinkt
het eensklaps achter hem. Hij ziet om,
een deftig© dame in zwaren bontmantel
staat voor hem. Nieuwsgierig kijken de
groote blauw© kijkers naar de dame. ,,Ik?
ik ga beertje wegbrengen en dan krijg ik
\reel geld en dat geef ik aan moeder, dan
hoeft ze nooit meer te huilen en dan eten
we Avecr eens soep." Zachtjes streelt de
dame het blonde krullekopje. Ventje geef
mij je beertje, van mij krijg je nog veel
meer geld er a-oor." Henkie keek verbaasd
naar de statige dame, zou het waar zijn?
Maar zie daar stopte ze reeds een blanke
rijksdaalder in het kleine handje „Hier
ventje geef dat maar aan je moeder, maar
dan moet je mij liet beertje ge\-en". gela
ten gaf Henkie zijn beertje, die lieve da
me zou Aast goed \*oor beertje zorgen be
ier als die man met do bril. „Waar Avoout
je moeder, zeg", vroeg de dame. Henkie
zei het haar. „Waarvoor zou ze dat moeten
weten" peinsde hij. Snel keek hij op, hij
wild© haar bedanken, moeder had hem
geleerd dat als hij iets kreeg dat hij al
tijd netjes moest bedanken, maar de dame
was weg. Hij zag haar niet meer Met de
rijksdaalder stevig in zijn knuistjes stapte
hij naar huis. Heel gewichtig liep hij voort
hj was trotsch, trotseh op zichzelf en op
zijn beer, die zooveel geld had opge
bracht. En Avat een lieve dame Avas dat
geweest. Zoo peinzend was hij bij huis
gekomen, gelukkig de deur stond nog aan.
Stil sloop hij binnen, in de kamer was
het stil. zusje sliep, eentonig tikte de oude
klok en moeder? Met het moede hoofd op
tafel geleund, sliep ze gerust. Herik storm
de op haar af. Ze schrok wakker. „Kijk
eens, moe, een rijksdaalder ik heb
beertje aan een dame gcge\ren en ze gaf
mij een rijksdaalder En nu is beertje
weg, moeder maar nu bent u ook rijk,
kijk eens een rijksdaalder" jubelde hij en
vleiend fluisterde hij in moeders oor krij
gen av© nu vanmiddag groenten en soep,
dat vindt Henkie zoo lekker? Moeder
sloeg haar armen om Henkie heen en
trok do kleine man op lia^r schoot. „Henk,
mijn ventje, vertel eens alles aan moeder,
alles hoor." En Henkie vertelde alles van
beer van de dame en moeder luisterde
aandachtig toe. haar oogwimpers waren
vochtig en een 'traan rolde over haar bleek
gezicht en de blonde lokken A'an haar lie
veling. Wat hield hij veel a-an haar, zijn
beertje, zijn eenigste speelgoed had. hij
opgeofferd' om haar te helpen, wat een
hartelijk ventje. „Je bent een lieve jon-
gen" zei ze tot Henk, en vanmiddag eten
Ave soep, lioor manneke" vervolgde zo
lachend. Henk straalde, moed'er lachte.
Henk vond het heerlijk moeder weer eens
to hooren lachen, hij vond zichzelf een
kranige kerel maar o, toen hij in de lioek
bij het naaitafeltje keek en zijn beer niet
zag toen kreeg hij het bijna te kwaad,
dapper slikte hij die lastig© tranen in. en
hielp moeder met tafeldekken. Dio leuke
kleine man, hij keek amper met zijn hoofd
je boven de tafel uit, cn toch. ijverig droeg
hij lepel a-oor lepel aan, zijn klein hartje
Avas a'ol liefde \*oor zijn moeder, hij wilde
haar zoo graag o, zoo graag met alles hel
pen maar hij was zoo klein nog zoo heel
klein. Maar moeder vond het heerlijk dat
Henkie zoo met haar meevoelde, 't deed
haar bepaald goed Moeder schoof Henk's
stoel bij de tafel ©n begon de soep op te
scheppen. Henk snoof de lekkere geur op;
„fijn" jubelde hij.' En of ze smulden die
twee. Na het eten gaf moeder kleine, zus
haar papje Henk wreef zijn oogje^.
,,'t Zandmannetje komt nietwaar Henk"
lachte moeder en zo bracht haar kleine
jongen naar bed, de eerste keer zonder
beertje! Als Henkie al lang in 't droomen-
land is en moeder in de huiskamer naajt
wordt er zachtjes gebeld. ..Wie mag dat
zijn" peinst moeder, terwijl ze naar de
deur gaat. Een deftige dame staat a*oor
de deur ',Ben ik terecht bij de Wed. Jan
sen" vraagt ze. „Jawel mevrouw, komt u
binnen", antwoordde juffrouw Jansen. En
nu praat de dame lang met haar en als
ze weggaat zegt juffrouw Jansen ,,God
zegen© If MevrouAV." En dan blikt zé^op
naar het Kruisbeeld en denkt aan de
woorden van den grijzen herder. „Hij zal
helpen, vertrouw ou Hem".
's Anderen daags als do zon Aioolijk do
kleine slaapkamer verlicht wordt Henk
Avakker, hij geeuwt eens en wil naar beer
tje grijpen maar daar dringt opeens de
Averkelijkheid t.ot hem door. Beertje, ach,
beertje is weg! Maar Avat A'oelt hij daar,
zijn. hand streek langs iets ruigs, hij durft
haast niet kijken maar eindelijk waagt hij
iliet. tochBeertje, zijn eigen lieve, trouwe
beertj© ligt naast licm .Verrukt kust hij
zijn lieAreling. En Avat ziet hij daar, de
arm zit stevig vast en geen vlokje zaagsel
a'alt er uit. Zoo verbaasd i3 hij dat hij
niet merkt dat moeder zachtjes binnen
komt „Heeft mijn a'entje goed geslapen"
vraagt ze zacht. „Moeder, beertje", dat is
alles wat Henk uitbrengen kan en dan
gaatm oeder -naast het bedje zitten en
a-ertelt alles; dat die lieve dame gisteren
geweest is, dat zo beertje heeft terugge
bracht en moeder ah huisnaaister heeft
aangenomen. Stralend luistert Henkie toe
en dan springt hij uit bed. met beer in
zijn armen en gaat naar moeder. Schalks
naar haar opziend zegt hij dan: „Moeder
cn daar heeft beertje nu allemaal voor
gezorgd nu moet u hem ook een een zoen
geven." En lachend drukt moeder een
stevigen kus op beertje's ruigen kop.
„Maar Henk toch het meeste". zegt ze
dan en kust ook hem.
Ellen Boertée.
De Vacantie.
Het was Vrijdagmiddag in de klas a'an
zuster Agnes. 't Was er zeer drak^iMorgen
was het ook groote a*acanti©. daardoor
kwam die drukte. Het werd half drie en
mijn vriendinnetje kon maar niet .stil zit
ten. Want zij had het niets naar haar zin.
In de a-acantie zou zij niet uit kunnen,
daar bij haar ouders een Indisch nichtje
over zou komen. Roza. zoo heette haar
nichtje Avas het eenige dochtertje A'an een
broer a'an haar moeder Haar moeder was
dood en haaT vader was dokter en kon de
zorg a'an zijn lieveling niet op zich nemen
en besloot haar naar zijn zuster te sturen,
en als zij zon wennen, mocht zij bij Ag
nes d'r ouders blijven. 'Agnes dacht dat
Roza zeer verwend was en daarom zeer
onplcizierig zou wezen.. En al was zij jon
ger als Agnes, toch over haar de baas zou
willen spelen. Daar werd zij opgeschrikt
door de bel a'an a'ieren: de tijd om op te
ruimen. Een ieder liep zoo a'lug zij loopen
kon naar huis Behalve Agnes en haar bei-
do vridhdinnen Hcnnie en Ansje ging do
geh©ele a-aeantie met. haar ouders naar de
badplaats en Marie de Hollander ging met
haar zusje naar haar peettante Haar
tante had een groote boerderij in d© Meer»
en dat was zoo aardig. En nu kwam Ag
nes aan de beurt, waar zij naar toeging
maar zij ging nergens naar toe omdat
haar nichtje kwam. Haar vriendinnetjes
troostten haar maar zij beweerde dat die
buitcnlandsche nichtjes niet. zoo aardig
Avaren. Al pratende Av-arcn zij bij Agnes
d'r ouders gekomen en afscheid genomen
'te hebben belde zij aan, Truida. het dienst
meisje, deed open ©n haar goeden dag ge
zegd te heben stapte zij binnen. Agnes
was zeer uit haar humeur daarom besloot
zij maar'eerst haar ^choolzaben op te ber
gen. Terwijl zij haar hoed ©n mantel op
hing zei Truida dat er weer een brief was
gekomen en gisteren ook al. En omdat
Agnes niets zei, liep zij door. 'Agnes ging
naar boven en toen' zij klaar was, was
het al half zes en tijd voor 't ontbijt. On
der het eten vertelde moeder dat over
two© dagen het nichtje zou komen en om
dat zij met haar moest spelen mee mocht
Verkeerd begrepen.
Jonge arts, -zijn wachtkamer binnen
tredend: „Wie van de dames en heerën
heeft het langst gewacht en ia het eerst
aan de beurt."
Kleermaker, zijn rekening uithalend:
„Ik, dokter; ik Avacht al 2 jaar."
Vlaamscne humor.
„Va, Sint Medardua, dat 's die, die 't
•zooveel doet regenen, hè Va?"
„Ja, vraagschotel."
„AavcI Va, van wio is die dan pa
troon?"
„Van de melkboeren, zulle."
Familietrekken.
Tante: „Zus, op avïo lijkt kleine broer,
die de ooievaar gebracht heeft?"
om haar te halen met hot rijtuig, daar
Roza wel moe zou zijn Ja hot is Avel gauw
maar oom Bernard moet. een groote reis
maken en daarom zou zij naar Holland
komen, Avanfc dan is haar va/der gerust
Kan Roza, niet. mee, dan kan ik ook uit,
vroeg x\gnes. En haar moeder die bemerk
te dat zij voor haar alleen zorgde, Averd
boos en sprak als je een hekel aan Roza
hebt dan ga jij naar een^kostschool. Dan
zorg ik wel voor Roza. Agnes begreep dat
het ernst was; werd nu nog boozer en
ging naar haar kamertje en begon te
schreien. Maar zij bemerkte al ras dab ze
verkeerd had gehandeld en probeerde
weer een vrbolijk gezicht to zetten en ging j
naar, beneden om vergiffenis te vragen dat
zij zoo over Roza gedacht had en dat het
toch vrceselijk aa-as, zonder moeder te zijn
Moeder zag dat haar dochtertje weer goed
was en begon weer gezellig m©t haar te
praten over 't nieuAve nichtje. Twee dagen
later ziet. men Agnes en haar moeder in
het» rijtuig zitten naar het spoor om het
nieuwe nichtje te gaan halen. ;t Was zeer
mooi Aveer, geen Avindjo was er.-Roza treft
't goecl moeder. Ja, zij treft 't bijzonder.
Kijk daar ligt het perronhé wat zijn wij
er al gauw. Moet je uitstappen juffrouw,
sprak de koetsier. En binnen 5 minuten
stonden zij op 't perron. Zij behoefden
niet lang te wachten Avant do trein Avas al
op lcomsb. En daar kwam het zwav© ge-
a'aarte binnen stoornen. *En in de derde
Avagen daar zat Roza. Wat lceck Agnes
raar op. Inplaats a'an een vinnig meisje,
kwam een bleek zwak meisje te voor
schijn, Agnes moeder kwam naar Roza
to© en groette haar zeer Hartelijk Dat
deed Roza goed, dat kon men duidelijk j
aan haar zien. Nu was Agnes aan de beurt
©n na haar ook gegroet te hebben, nam zij
haar me© naar het rijtuig. Do eerste paar
dagen had Agues niets aan haar, maar
toen zij Avat opknapte zag zij wel dat zij
verkeerd had gedacht. Want zoo aardig
'als Roos kon spelen dat had zij niet ge
dacht, en wat Agnes wilde dab Avild© ook
zij. En to©n zij weer naar school ging en
haar vriendinnetjes vroegen hoe zij 't had
gemaakt toen zeide zij nog nooit zoo'n
pleizier gehad te hebben, als in deze va-
cantie en dat zij niet meer a-an Roza wil
de scheiden Nu zie je wel Agnes. dat je
niet zoo gauw iets moet denken en toen,
toen kwam er een varken met een langen
snuit, ©n die blies 't heele verhaaltje uit.
To a'an Stijn,
Kanaalstraat 47 Lisse.
Eerst niet prettig, daarna wel,
't Was in de groot© vacantio Willem do
zoon van een boekhouder woonde in een
groote stad. Hij zat op school in de vijf
de klas. In de vacantie mocht hij van zijn
vader en moeder naar een dorpje, waar
veel bosschen en weilanden waren. Hij
logeerde bij zijn oom Frans en tante Ma
rie die hadden drie kinderen, Marie, Gel-
rit en Jan, die net zoo oud is als Willem.
Op de derde dag van de vacantie zou hij
Vertrokken. Zijn moeder bracht hem, weg.
Die morgen dat Willem a-crtrok was het
mooi weer. Reeds om zeven uur gingen
zij weg. Bij oom Frans, werden zij vrien
delijk ontvangen. Eerst Avcrd er ontbeten,
daarna ging Jan met. zijn neef Willem
naar buiten. Eerst kwamen zij bij hun
tuin, Willem bekeek alle planten en bloe
men een voor een, teen gingen zij over het
mooie weilang naar het prachtige water
kijken. Willem trof het juist goed. Het
heele weiland Avas bedekt met boterbloe
men, madeliefjes en jong gras. Nu gingen
zij naar de waterkant. „Wat zijn dat a'oor
bloemen die in het water staan" vroeg
Willem „Dat zijn do Avatcrlelieën", ant
woordde Jan. „Kijk dat is onze roeiboot,
daar gaan wij zomers dikwijls mee varen,
als vader tijd heeft," ,,0, dat zal avcI heer
lijk zijn", zeide Willem „Gaan jullie ook
Avel eens visselven?" Neen. vader niet,
maar ik wel als ik tijd heb; wil ik even
mijn vischtuig gaan halen, om dan te
gaan visschen? Ja, dat is goed. Ik zal on-
dertusscben hier Avel even Avacliten. Toen
Jan Av©g was dacht Willem: ik moest zien
dat ik een paar van zulke bloemen die in
het water staan te pakken krijg. Moeder
zal met Avat andere bloemen er nog een
mooie ruiker van- kunn©n maken. Hij stap
te met die gedachten in het bootje en pro
beerde om een bloem te pakken. Maar het
ging niet. Als ik he tbootje een eindje op
zij duwdg dan zal het misschien wel gaan.
Hij deed het. maar het bootje ging door
dat Willem te a'eel op ©ene kant ging zit
ten aan 't kantelen, kantelde om ©n pats.,
daar lag Willem in het water. Hij riep
luid om hulp. Daar kwam gelukkig Jan
aangcloopen;. zonder zich te bedenken
springt hij in het water en grijpt Willem
beet Daarna zAvoriv hij naar de kant. Van
daar ging men met spoed naar hu/&. Thans
groote ontsteltenis. Eerst spoedig A'an
kleeren verwisselen, sprak tante, tegen d©
jongens, want beiden waren er afgekomen
met een nat nak Tante wees hun een ka
mer aan daar zij dat volbrengen konden.
Na een kwartier waren beiden klaar, eerst
Jan, kort daarop Willem. Toen dat gedaan
was' moest Jan vertellen, hoe het ongeluk
gekomen was. Jan a-ertelde alles precies.
Willem's moeder bedankte Jan vooral en,
beloofde, als .Willem weer thuis 'wa>, dan
0 tante öp pappie cn op mamhite.nr~
„Op alle twee?"
„Ja, want hij heeft geen "tanden net als
mammie en ook geen haren net al&
pappie."
Die was haar te oud.
„Neen, mama, ik wil niet met mijn
heer aran Dalen trouwen. Hij is veertig en
ik pas twintig en als ik dus zestig bon
zou hij honderhvintig zijn. Neon, merci."
Parvenu.
„Mevrouw is Uw man te spreken? Ik
heb een heugelijk bericht on' kom hem
even vertellen dat hij aan de beurs een
half millioen gewonnen heeft-"'
„Neen, meneer, doe dat niet. M'n man
is n weinig ongestelden ziet U, elke
kleinigheid windt hem op."
mocht Jan den ovGrigen tijd bij haar ko
men logecren Even later kwam Mietje do
keukenmeid, met de koffie aandragen Ter-
nijl zij koffie dronken las het oudst©
meisje Marie, uit een mooi boek een prach
tig verhaal van: „Een rooversbendo" voor,
heb was zoo mooi dat allemaal, to©n een'
half uur om was. nog zaten te luisteren.
Daarna werd het heele huis door Willem,
van alle kanten goed bekeken, terwijl de
tafel om te eten werd klaar gezet. Om
half één Averd er begonnen. Het eten
smaakte heerlijk en Willem deed goed
mee "Want met al die bedrijA-igheden had
hij honger gekregen. Na het eten gingen
de kinderen krijgertje-spelen; alleen deden
mco Toen dat een tijdje geduurd had
riep oom de kinderen binnen om m©t hem
een tochtje door het dorp te doen. Nu dab
deden ze allemaal graag. Terug gingen zij
door de bosschen Willem vond' het er heer
lijk, want hij was nog nooit in een bosch'
geAveest. Nadat zij wat gedronken hadden,
gingen zij naar huis Toen zij thuis kwa
men kon Willem niet uitverteld komen
over de mooie a'ogels, hoornen en planten'.
Om half acht gingen zij nog wat eten,
daarna nog ©ven spelen en om 9 uur naar
bed. Willem was nog nooit zoo lang opge
bleven Des anderen daags ging Willem
met oom cn tante cn de andere kinderen
naar zee. Dat had Willem nooit gedachty
dat de zee zoo'n groot water was. want',
hij Avas er nog nooit geweest. Nadat zij
's avond3 gegeten hadden gingen, zij ver
moeid naar huis. Den volgenden dag ging
oom met Willem en de andere kinderen
een roeitochtje maken, 't Was een mooi
gezicht, omvaren langs de villa's, prachti
ge tuinen, mooie bosschen enz. Den vol*
genden dag ging Willem weer naar huis,
hij had van alles volop genoten. Jan
mocht bij de vader en móéder van Willem
logceren, Jan heeft ook reusachtig geno
ten.
Ij'. Beu eKi>ik, "Warmond,
Wat het aasje vertelde.
Ik werd geboren in liet riet van den
Rijn Toen ik vijf dagen -waa ,kon ik al
Avat zwemmen. Als gewoonlijk ging ik na
het eten in het water speleA'aren en toeri.
ik thuis kwam, hoorde ik, dat mijn oudere
gingen verhuizen, naar een stad. Ik a*ondi
het wel prettig, dat ik nu weer eens naar
een andere plaats ging. Wij reisden drie
dagen lang. Op den morgen aran den vier
den dag zagen wij, dat wij in de stad
waren aangekomen Je hoorde den lieden
tijd niets dan het rammelen aran karren,
het toeteren a'an auto's cn het bellen van
fietsen Ik zwom een beetje harder dan!
mijn ouders. Nu en dan keek ik eA-en om'
naar mijn ouders. Toen ik weer omkeek,
zag ik ze niet meer. Daar werd ik opeens
opgeschept, vastgepakt en in een klein
emmertje gegooid. Daarin zag ik ook mijn
ouders zwemmen. Dio waren dus ook ge-
vangen. Ik zwem een beetje rond, maar
begon mij al heel gauw te vervelen. Daar,
werd ik al weer opgeschept en in een veel
cn veel grootere bak gegooid. Daar zag ik
nog ©en paar andere visehjes zwenimeri.
11c zwom naar hen toe en ging met hen
kennis maken en ging toen met hun spe
len. Ik a'ond. dat zij zoo'n mooie huid
hadden, net goud. Ik vroeg ook, hoe ze
heetten. Zij zeiden, dat zij goudvisschen
heetten en in een sloot gevangen warciï.
Zij waren erg blij, dat er een paar kame
raadjes bij kwamen Wij hadden altijd
a'eel plezier en ik-vond het ook in de teil
prettig. Nu ben ik al heel oud en vertol
dikwijls aan mijn kinderen mijn levensge
schiedenis, want door een toeval, lcwam ik
in een vijver terecht cn hier ben ik gcble-
a*en tot nu toe.
Toon Dicbeh, f
Maarsmanssleeg. 9 Leiden
Allerzielen,
(Om A'an buiten te lceren.) I
Loom hangt de nevel over d'aard 1
Omfloerst het licht der zon,
Als treurt het om vervlogen pracht
Die eens haar gloed ontspon.
De aard© Aveent in ste»vcnsnood
En ligt daar stijf en stram,
En tranen vallen klik. klak, neer
Van boomtak en a'an stam.
Doch straks als 't nevclwaas verkleurt
Dc zon haar stralen schiet.
Glans weder milde zonnegloed
Als trooster in 't verdriet.
Droef knielen vrouw cn kinderen, laa
Op den do o denakker neer
En schreien droef hun tranen uit
Om de gestorven van weleer
Doch vurig stijgt hun bee omhoog
Voor hen die rusten in 't graf.
Op hoop van wederzien bij Hem
Die hoop in 't leven gaf.
Een zonnestraal in hun gemoed
Droogt ook hun tranen af.
Tot wederziens zoo fluisteren zij
En, verlaten ligt het graf.
"n „Robbedoes."
Nooit tev^derf.'
Is do operatie goed afgeloopen Jan?
(Prachtig! en toch zijn ze nog ontevre
den'.
Wie is er dan zoo ondankbaar?
Wel5 de weduwe.
Dat was kras.
Een. pasgetrouwde vrouw bakte op een
Zondag een cake. die echter niet wilde
rijzen. Z© presenteerde een stukje, aan haar
bezoekers, maar geen van allen dorst er
van eten. Toen nam ze een kloek besluit
cn gooide de koek in den vijver voor de
eenden Een oogenblik later belde ee.n jon
gen aan: ..Mevrouw, ik wilde u zeggen,
dat uw eenden een voor een zinken."
Hij kon zwijger».
„Zeg Icons, mtkiéH, breng dit horloge
Won naaf fca'öjk Van! Teé'mng, maar' 'j<3
mond houden, hoor"
„O, méneer, i'k ben zoo dicht als i
pot. Acht dagen geleden heb ik nog voor
barones Schraalhans juweolen beleend
maar zoo iets hang ik niet aan de groote
klok."
Een eigenaardig gesprek.
Een heer zit aan zijn ontbijt a*erdiept
in een krant. De harbier treedt binnen,
doch de heer Avenscht niet getstoord te
worden.
Barbier: ..Morgen."
Heer: „Morgen", (zijn gelaat betastend
met uitstellend gebaar): „Morge.nl"
Barbier: (vragend) „Morgen?"
Heer (beA'estigond)„Morgen."
Barbier (gaat A\reg) „Morgen.*
Heer (knikkend) „Morgen