i voor de vrouwen. 1
Van buiten mogen geene stukken in
fcoel- of sterfhuizen gebracht -worden.
8.
ïngeaetertcn mogen wel vreemde stuk
ken in huis brengen, mits zij er geene
openbare verkooping van houden.
9.
Op de vrije jaarmarkten mogen alle
kunstkoopers, ook van huiten, kunstwer
ken verkoopen.
10.
De jaarlijksche vei koopingen, door de
fconfrerie te houden, zullen in overleg met
Burgemeesteren geschieden. Van iederen
gulden zal de confrérie den twintigsten
penning genieten, behoudens 'het recht van
den boedhuismeester en na aftrek van
«enige onkosten.
11.
Alle meesters der broederschap moeten
aan de hoofden der confrérie opgave doen
van hunne leerlingen en betalen voor de
nanteekening van iederen discipel twee gl.
14.
De leerlingen, die beweren, dat hunne
meesters hun plicht niet jegens hen ver
vullen, moeten hunne klachten richten tot
den deken en de hoofdmannen, die „met
alle minne ende billycfcheyt" de zaak zul
len onderzoeken en trachten te schikken.
Gelukt dit niet, dan wordt zij aan de Bur
gemeesters gerenvoyeerd.
15.
Een leerling, die zoover gekomen is,
•flat hij zijn naam onder zijn werk stelt,
zal gehouden zijn „(als een meester) de
confrérie te voldoen".
19.
De broeders der confrérie, die schilders
zijn,zullen gehouden wezen de kamer,waar
hunne bijeenkomsten plaats hebben, te
versieren met een schilderwerk van hun
ne hand, cn overige meesters, namelijk de
beeldhouwers, plaatsnijders en glasschrij
vers, kunnen naar keuze, betzij een stuk
werk van hunne kunst, hetzij eene schil
derij van een goed meester aanbieden. De
liefhebbers-leden kunnen hiertoe niet ge
dwongen worden, maar naar welgevallen
een stuk „van een meesterlycke handt ge-
schildert" schonken.
20.
Het stuk blijft daar totdat het verkocht
5s of een ander daarvoor in de plaats is
gesteld.
21.
Voor elk stuk wordt de naaste prijs op
gegeven. Wordt het voor eene hoogere som
verkocht, dan moet de eigenaar met den
door hem bepaalden prijs tevreden zijn
en komt liet overige ten bate der broeder
schap. Hij, wiens stuk verkocht is, zal
binnen bepaalden tijd, op straffe van boe
te, een ander moeten leveren.
23.
Het bestuur dezer broederschap zal be
staan uit een deken, drie hoofdmannen
en een secretaris, gekozen uit „de mees
ters schilders ende mrs. constenaers";
welk vijftal 10 dagen voor St Lucasdag
door de heeren Schout, Burgemeester en
Schepenen, op voordracht, benoemd wordt,
in plaats van het vorige, dat twee jaar het
bewind beeft gevoerd.
25.
Daar bet gebeurt dat er eene schuld
wordt voorgewend om schilderijen te kun
nen doen verkoopen en do opbrengst door
den gewaanden schuldeischer te doen in
nen, zoo wordt dit op verbeurte van al de
schilderijen of de opbrengst daarvan ver
boden.
Ziedaar het gildenmonopolie ten voe
ten uit: wie geen lid was, mookt schilde
ren, beeldhouwen enz. wat hij wilde, kans
op verkoopen had hij weinig of niet. En
daar gaat het bij de kunst toch ook om.
De grofschilders, glazenmakers enz.
waren natuurlijk door de splitsing alles
behalve gesticht; zij was geschied „door
grootsmoedigheit5, zoo mopperden zij,
waarop de schilders antwoordden met een
plafondstuk ip hun vergaderzaal, dat de
Haagsche Stedemaagd voorstelde, onder
wier bescherming de schilder-, beeldhouw-,
•%sschilder- en graveerkunst, door Pallas
en de kunstliefde gesteund, do grofschil
ders met ladder en verfpot, de boekbin
ders met schroef en pers en de stoelenma-
kers met hun gezelschap den kunstkemel
„uit housen".
Vriendschappelijk is anders.
De ar lis ten gevoelden zich intusschen
zeer behaaglijk in hun nieuwe gilde, dat
gestadig iu bloei toenam; begonnen met
48 loden, waren er in 1682 al 64, en daar
onder meerdere, die tot heden beroemd
zijn gebleven. Ook traden vele overheids
personen en andere notabelen als „kunst
lievende leden" toe, wat aanzien en.
kas der confrérie niet weinig spekte.
Een volgende maal nog een en ander
over de lotgevallen van het genootschap.
AJO.
DE VROUW IN DE KEUKEN.
Mijn belofte houdende, geachte lezeres-
een. gaan wij met z'n allen nu eens aan het
vleesch braden. Ja, dames, ik weet het wel 1
Velen uwer verlustigen zich al in het ver
schiet, fijne vleeschgerechten voor zich te
krijgen, Maar.... laten wij bescheiden
fcijn. Wij zijn een gemengd, gezelschap. Zijn
er onder ons, die zich de weelde kunnen
veroorlooven, om vaak een of anderen fijnen
vleeschschotel te laten opdienen; anderen
daarentegen kunnen slechts eens in de
week of hoogstens tweemaal een stukje
vleesch opdienen. En daarvan moet dan
Eooveel mogelijk geprofiteerd worden.
Daarom dames, laat ons vandaag niet den-
leen aan fijne vleeschschotels, maar ons
alleen bepalen tot het behandelen van
vleesch, bij het braden of stoven. De fijne
vleeschgerechten krijgen wel eens een beurt
met een of ander'feest.
Wij beginnen met biefstuk bakken. ,.0
biefstuk van de binnenveer, klop hem
plat, er peper en zout op,doe eenstuk-
plat. doe er peper en zou op, doe een stuk
je boter in een biefstukpan, zet de pan op
het vuur, en, als de boter gesmolten is, doe
er do biefstuk in. draai hem om en om, aan
beide kanten Druin, enJt is klaar".
Wil ik het u maar zeggen, dames? Uw
biefstuk komt als een taai gekookte lap
vleesch op tafel met een beetje flauwe
jus.
Zet uw pan op het vuur. opdat zaj goed
fieet worde. Doe dan een eetlepel boter er
5n. roer met een vork door de pan totdat
ce boter niet meer 6i'st en goed bruin is.
[Leg dan de lap biefstuk, die men een wei-
toig plat geslagen en wat gezouten heeft, in
den gloeienden boter en haal de lap met de
(vork door de pan gedurende twee mi-
anvten. Draai de lap dan om en doe het-
Eelfde met den anderen kant. De biefstuk
as dan aan beide kanten geschroeid. Het
spreekt vanzelf, dat, naar gelang de bief
stuk zwaarder is, men ook meermalen
moet keeren en wenden, doch nimmer mag
men de lap stil laten liggen, altijd in de
gloeiende pan in beweging houden, en, als
de boter begint te branden, doe er dan
«en st.uk boter bij. Als de. biefstuk goed ge
schroeid is, doe deze dan op een schaal,
Eet de pan weer op het. vuur, doe een
scheutje melk of bouillon in den gloeienden
boter, roer met. een vork de vastgebakken
jeugd van den bodem der pan en giet dan
de bruisende jus over den biefstuk.
Ziet. u. dames, zoo'n biefstuk zal deugd
idoen en kan dienen voor gezonden en zie
ken. Hij blijft vanbinnen malscb, doordat
y.ijn buitenkanten snel dichtschroeien. Als
flin een weinig bekoelt, laat hij bloed los
Ie kracht, der jus nog vermeerdert.
Evenzoo behandelt men een gewone bak-
k>p, van het beoefje van den schouder ge
sneden. en ook een lap van de dikke
Jende der koe.
Runderlappen laat men, nadat, ze met
een weinig zout. bestrooid zijn, stil braden,
Aan beide kanten bruin zijnde, schikt men
te in een stoof pan, met een paar gesneden
uien or tusschen in. Als alle lappen gebra
den io de stoofpan liggen, giet men het
vet of den boter, waarin men ze gebraden
beeft, er gloeiend op, schudt dan de lappen
cm en om en zet ze op liet vuur. Giet. er
vervolgens water op (of bouillon) en laat
ao een half uur zachtjes stoven.
Ook voor het maken van Hollandsche
fincliA. hetwelk men neemt van boi** of
Jtckvlec&ch, rolge men dezelfde methode,.
met dit verschil, dat men bij haché het
vleesch aan «tukjes snijdt en op .twee pond
vleesch een pond. uien er bij voegt, in vie
ren gesneden, er al dan niet een weinig
azijn bijgietend. Dit laatste is aan ieders
smaak overgelaten.
Een misvatting bij hét bereiden van
vleesch is in onze Hol'landsche keuken de
gewoonte oon het vleesch op te binden, an
ders gezegd: rollade maken en als zooda
nig braden. Och,' dames, kon ik ti maar
eens zoover brengen, dab gij nooit meer
bij uw slager een z.g. rollade bestelde, maar
een ribstuk met been en al van öw slager
'liet komen. Heem er eens de proef mede.
Veronderstel: wij hebben een ribstuk of
een stuk dikke lende te braden van vier
pond met been. Wij hebben het t.wee uren
van te. voren goed niet zout ingewreven, en
nu leggen wij het in een pan, op het. vuur
gezet met half rundvét half boter, om te
braden. Denkt er om: eerst het vet goed
gloeiend laten worden, en dan uw boter
er bijvoegen. Als de massa goed bruin is,
heb vleesch er in en aan alle kanten bruin
laten worden, dan vleesch en vet in een
braadsloe, en in den over er mee. Hu
en dan (niet te dikwijls) bedruipen,
en een uur laten braden. Alsdan giet men
in twee keeren bijna een halve liter water
(heet water of heete bouillon) over het
vleesch. laat het nog een weinig nabraden
en haalt het stuk vleesch uit. de slee. Zet
de slee met jus nog eens op het vuur om in
te koken, en doe er, desverkiezend, een wei
nig room of melk bij.
Hebt ge het vleesch al opgesneden, dan
kunnen de beenen altijd nog dienen om
floep te koken. Als men geen braadslee en
geen oven heeft en zich moet behelpen inet
een pan op vuur of gas, welnu, nog geen
bezwaar. Doe dan uw stuk vleesch in een
pan op vuur of gas. Als het alle kanten
bruin is gebraden doe dan den deksel op de
pan, nu en dan het vleesch keeren, den
deksel eraf nemen, een kleine souslepel
heet water of bonillon er schielijk opgieten
en snel den deksel weer op de pan. Dit
net zoolang herhalen, hij tussehenpoozen
van 10 minuten, totdat men er ook zoo on
geveer ee,n halve liter vocht heeft bijge
voegd. Een uur braden voor vier pond
vleesch met been is genoeg. Dit laatste zeg
ik van een ribstuk. Ee.n stuk van de dik
ke lende ruag men niet met vocht begie
ten voor het een half uur gebraden heeft,
hetwelk voor een stuk van dezelfde zwaarte
genoeg is. Een stuk runderhaas, braadt
men als biefstuk en laat het in de oven
een kwartier opzwellen.
En nu. daime©, goed succes.
L. G. BOL'.
Appelstroop.
'Appelen zijn goedkoop en boter !s duur.
Een verstandige huismoeder gaat nu ap
pelstroop maken. Kinderen zijn dol op
een boterham met appelstroop besmeerd.
We zullen hier het recept geven, ingeval
ge het niet mocht kennen.
Men, kan er het aangestoken en minst
mooie fruit voor gebruiken De appelen
moeten evenwel rijp zijn, en zuur De ap
pelen niet schillen, doch zorgvuldig van
wormsteken en rotte plekken ontdoen. On
der steeds roeren worden de appelen tot
moes gekookt. Dan wordt de massa dn een
doek gedaan om uit te lekken, doch zonder
drukken cf persen. Het sap wordt gewogen
en op ieoerc K.G. sap 1 pond suiker toe
gevoegd. Weer op het vuur zetten, af en
to© eens omroeren, en op dé vereïschte dik
te laten inkoken. Begint de stroop een
donkerroodachtigen kleur aan te nemen
dan ie ze klaar. Ze kan dan in potje» of
emmertjes worden overgedaan.
Appeltaart.
Wilt ge uw huisgenooten eens op een
extratje onthalen doe het dan eens door
een heerlijke appeltaart te bakken. Het
recept is als volgt:
Heem zeven zure appelen en maak er
purée van. Kneed 375 gram bloem, i pond
boter, 125 gram suiker, 1 geraspte citroen
schil en 2 eieren door elkaar en zet het
daarna een kwartier op een koele plaats
om te bekoelen- Rol het deeg dan uit en
bedek er den bodem en den wand van een
springvorm mee. Vermeng dan de appel-
purée met ruim J ons suiker, 40 gram ge
malen amandelen en 80 gram even opge
kookte krenten Vnl hiermede den vorm
en plaatst over deze massa dunne reepen
deeg, zoodanig, dat er ruiten gevormd
worden. Bestrijk het geheel met een ge
klopt ei en laat de taart in den oven
gaar worden.
NUTTIGE WENKEN.
Levensmiddelen bewaren.
Ofschoon de smalle beurzen van velen
het tegenwoordig niet tpelaten voor een
rijk gevulde provisiekast of kelder te zor
gen, zoo zijn er gelukkig vooral ten platte
lande velen, die de gpede ouderwetsche
gewoonte van het inslaan van winterpro
visie in eere houden.
Het is voor haar, dat wij hieronder
eenige wenken lallen volgen voor het be
waren van den wintervoorraad:
Aardappelen, welke men bij voor
keur in de maand November opdoet, be
waart men in een daarvoor bestemde kist
op een koele, donkere plaats op zolder of
in een kelder op een laag turf of molm.
Bij vriezend weer dekt men ze luchtig
toe, zoodait ze uict gaan broeien. Als ze
tegen het voorjaar beginnen uit te loopen,
néémt men de uitloop er s zooveel mogelijk
weg, of laat ze afsterven door de aardap
pels te keeren.
Meteen vermelden we hier even. dat ge
raspte rauwe aardappelen dienst kunnen
doen als bindmiddel voor sauzen en soe
pen en dat het afkooksel van aardappelen
gc-bruikt kan worden voor liet reinigen
van vette flesschen en van den gootsteen.
Tevens doet het uitstekende diensten voor
heit wecken van erwten of boonen. Als
men het heeft laten bekoelen is het een
heilzaam middel tegen barstende handen.
Groenten moet men niet bij te
grocite hoeveelheden inslaan. Veel beter
is het, ze zoo versch mogelijk te gebrui
ken. Heeft men toch groenten in voor
raad, dan doet men het best, ze in man
den op zolder of in bakken met wat voch-
itig {remaakt zand in den kelder te be
waren.
Bloemkool hangt men op in kaar
blaren gewikkeld, andijvie en uien be
waart men het beste als men ze, bij bos
sen saamgebonden, ophangt. Peterselie,
selderij en kervel kan men in. den herfst
met de wortels in. een bloempot plaaitsen,
dezen voor het raam zetten en de aarde
goed nat houden.
Appelen en peren bewaart men
op koele, donkere plaatsen op zolder of
in den kelder. Daar zet men ze naasit el
kaar op rekken of op papier, zóó dat ze
elkaar niet raken. Tegen de vorst moet
men ze beschermen door zo met papier
te bedekken. Wil men ze als wintervoor
raad opdoen, dan moeten ze niet al ite
rijp worden ingekocht. Men legt ze dan
eerst op boopen, die men met hooi of
doeken bedekt, veegt ze na een dag of vijf
af, en bewaart zo op koele plaats in droog
zand, bedekit met een luchtig laagje netel
doek.
Tegen de hoest.
Om zelf eenvoudige en op goedkoope
wijze abdijsiroop te maken, handel© men
als volgt: Men smelte een pond witte sui
ker in een groote kop vol water, doe er
een stukje pijpkaneel en 8 kruidnagels in
en late het lang en zachtjes trekken.
Daarna zeven door een doekje, een weinig
amjsspiritus er in doen (10 druppels) en
dan in een flesebje afsluiten. Hiervan
driemaal daags een theelepel nemen.
Een ander middel om het hoesten te
verlichten en de verkoudheid te doen
beteren is heit drinken van warme melk
met Emserwater.
Bij heeschheid of verkoudheid is aan
te bevelen gorgelen met lauw water, waar
in een weinig keukenzout of Emserzout is
opgelost.
Handwerken.
Het is weer najaar lange avonden,
korte dagen. Het najaar is triestig en
vervelend, het brengt niets. Hat najaar
brengt regen, dorre blaren en kale hoo
rnen het kan zijn, dat het niets brengt;
maar 't beloofit veel: De mooie September
en October geven soms nog heel wat
prachldagen en November is de voorloo-
per van de knusse Decembermaand met
al zajn innig intieme familiefeestjes, St.
Nicolaas, Kerstmis, Oud en Nieuw! Dan
verjagen wede griezelige koude bij de
gezellig brandende kachel en dan wordt
hot centrum van gezelligheid, de huis
kamer, waarvan de huisvrouw het mid
delpunt is. Dan pas voelt ze de heerlijk
heid en de moeilijkheid van dit wondere
ambt, dat ze oogenschijnlijk voor nifets
anders gezorgd heeft, dan voor materiëele
behoeften van heit gezin, ze in 't ver
borgen toch het geestelijk leven van haar
huisgenooten heeft bevorderd of.*»,
te kort gedaan'
De rust, die van de huisvrouw uitgaa»t,
wanneer ze stil een handwerkje doet, die
rust deelt zich mee aan heel het gezin,
die rust wekt tot vertrouwelijkheid. En
daarom is het toe te juichen, dat bij al de
achteruitgang van zeden in onze dagen
het vrouwelijk handwerk weer in eere
wordt hersteld; en misschien ben ik te
idealistisch, als ik daarin zie een teeken
van langzamen vooruitgang. Immers in
het vrouwelijk handwerk liet, afgeschei
den van al zijn deugden een groot*
rust. Gezamellijk handwerken brengt tot
gezamelijk gesprek.
Hoeveel vrouwen zijn er niet, die be
weren, dat ze veel beter praten en luiste
ren kunnen als ze onderwijl met beur
handen bezig zijn. Ev is een tijd ge
weest, dat men het niet wellevend vond
een handwerkje te doen, als er bezoek
was. En voor aanstelsters werden de
vrouwen uitgekreten, die gedurende een
lange trein- of bootreis zaten te hand
werken, Naaien en kousen stoppen werd
voor de binnenkamer bewaard en toch
ligt in die eenvoudige bezigheden, in diit
prozaisch gedoe voor de huisvrouw zoo
machtig veel goeds verborgen.
Een huismoeder, wier kinderen volwas
sen waren, heeft gezegd: „Al do geheimen
mijner kinderen heb ik gekregen, toen ik
kousen zat te stoppen." Welk kind zal
lust hebben zijn hart uit te storten, ter
wijl moeder op een naaimachine zit te
ratelen, een kast staat uit ite boenen, of
een copie op een schrijfmachine typt? Een
geluk is het, dat er nog altijd een rustig
handwerk te doen overblijft om de uithui
zige moeders te dwingen op beur stoel te
blijven zit/ten.
Laten we loven en prijzen de hielen en
teehen, die nog aangebreid moeten wor
den, een ^vevk, dat men kan opnemen en
neerleggen, al naar de omstandigheden
het vereischen, een wérk, waarbij men de
oogen kan neerslaan, als een moeilijk
hakkelende bekentenis moet worden aan
gehoord een werk ten slodite, waarbij
men de mooiste boeken kan lezen om
dat het onze gedachten niet vasthoudt.
Met dit pleiit voor het handwerk hoop ik
iets goeds gedaan te hebben!
„De Nieuwe Eeuw." M. V. B.
ROND EEN LO-IES.
(Vlaamsche schets)
Op de jaarlijksche kermis en veemarkt
is het erg druk in een bekend Vlaamseh
stadje, dat van wijd en zijd, van heinde
en verre druk bezocht wordt door vreem
de kooplieden, venters en kramers, maar
ook door jolige pretmakers en vroolijke
kermis vierders. Van in den vroegen mor
gen is het een levendig verkeer Jn de her
bergen, in de straten en op de openbare
pleinen, waar vele zaakjes bepraat en ver
handeld worden
En als de veemarkt afgeloopen is, be
gint de inzet der kermis op de groote
markt, waar kwakzalvers kooplustige men-
sclien bijeen trompetten, waar worstelaars
en boksers, dreigende uitdagende gebaren
na-ar 't publiek slingeren, terwijl de' schet
terende muziek van een paardjesmolen en
een schommel het menschengeschreeuw
overdxeunt. Enkele oogenblikken later tin-
geltangelen overal orgels, die ten clans uit
lokken.. En met do muziek en veel drank
komt. er donderende jubel tot laat in den
avoncl.
Enkel als de laatste trams en treinen
vertrokken zijn, wordt de stad wat kalmer.
Frans Kaes had bij ongeluk zijn trein ge
mist en zocht logies. Dit was niet zoo ge
makkelijk met deze drukke dagen want
in de beste hotels, waar hij gewoonlijk ging
waren de kamers sedert lang besproken
een ook genomen. Hij klopte links en.rechts
aan, maar overal vergeefs.
Uiterst gaafne anders, maar heusch,
alles is bezet, klonk het overal.
Een laatste kans waagde hij nog ,,In den
Biekorf".
Hemel, riep hij, hebt gij nog een ka
mer? Ik ben doodop.... heb al links en
rechts gedjakkerdl
De laatste is juist bezet, zei heel be
leefd de gastvrouw, het is een kamer met
twee bedden. Wellicht kunt ge u verstaan
met den heer, die ze ingenomen heeft.
Een heerlijk idee. antwoorde dankend
de vermoeide man. die heel wat hotels af
getrapt had. Wio is deze reiziger?
Een vriendelijke en nette maneen
koopman uit de buurt, een heer uit X.
Van X? Dan gaat alles goed. Daar
ben ik ook gewonnen en geboren en koop
man als hij. Wellicht heeft u nooit booten
spreken van Kaes en Co? Is het niet ver-
schikkelijk als do trein voor je neus weg-
pluimt O, geef mij gauw licht, want ik
ben doodop; op welk numine^? Onnoodig
mij te vergezellen, ik zal dé kamer wel
vinden en mij zelf presenteeren. Ik ken ja
iedereen in mijn stadje. Ik durf wedden,
dat ik een vriend tref. Was ik niet zoo op,
ik zou hem nog naar beneden doen komen
om nog een laatste glas ter kele te jagen.
Na de dame beleefd gegroet te hebben,
klauterde Frans Kaes. met de kaars in de
hand, de enge trap op. Op de gang zag hij
de nummers, een, twee, drie, vier en einde
lijk vijf. Hij tikte hier zachtjes op de deur.
Binnen, gromde een zware stern.
Die stem leek hem erg vreemd, terwijl
hij 't slot omdraaide. Midden in de kamer,
voor een klein getafijt tafeltje stond een,
korte dikke man in broek en hemd zijn
zakuurwerk op te winden, 't Was Bier
mans, handelaar in stoffen, zijn grootste
vijand. Als vastgenageld bleef Frans Kacs
op den drempel staan., erg getroffen door
den blik en dé stern: Gij, hierf
Zooals u ziet. ik ben het.
p— En wat kom jij hier neuswateren?
Wat jij komt doen.... mij tusschen
de lakens gooien en slapen tot morgenoch
tend net als jij, zoo je niet te veel ronkt
en snorkt-.
En meteen stapte Frans Kaes tot bij de
tafel, hernam zijn koelbloedigheid en zette
zijn kaarslicht op tafel.
Tegenover zoo'n indringerij en kordaat
optreden kreeg Biermans een kop zoo rood
als een roode doek, waarmede men de
Spaansche stieren woedend maakt Hij
kruiste de armen en keek den indringer
met vlammende oogen aan:
Maar neen, dat zal niet gebeuren;
neen je zult hier in deze kamer, die de
mijne thans ie. niet slapen.
Maar hier zijn twee bedden. Die kan
je toch alle twee niet gebruiken.
De stoffenhandelaar deed een beweging,
als wilde hij Kaes een slechten slag toe
brengen.
Ik verzoek je, je matten op to rollen
deze kamer heb ik voor mij.... voor
alleen gehuurd, begrijp je?
Goed en^wel, maar ik ben er nu
maal en blijf er.
Je wilt niet weg? Ik vraag je het
eersten keereen tweeden keer?...
Het was een bedreiging, die ge®e,
was. En Kaes begreep onmiddellijk,
hij zoo stout en bout niet verder ©o
spreken,
Bedaar, mijnheer Biennans, sta
een woordje uitleg toe. Op het nippe,
mist© ik den trein. Zoo iets kan ieder,
overkomen.
Ik mis nooit een trein.
Ik geef toeMaar ik heb mijnf
viën onder mijn schoenen uitgeloopen
een onderkomen to vinden. Einde!
kwam ik hier terecht; de vriendelijke
me zei me, dat er nog een bed vrij waj
een kamer van een reizigereen n
ger uit X Dan ben ik gered, dacht ik. 1
zal mij geen moeite kosten om mij
hem te verstaan Kon ik nu maar eeni
zins vermoeden, dat ik u hier zou aantj
fen Dit is nu eens louter toeval.
Het toeval heeft ongelijk gehad,
nu gij me uw historie verteld hebt
weet, dat ik deze kamer gehuurd
veronderstel ik, dat gij mij uw fcegeiw
digheid niet langer zult opdringen, (i
rigens mijn tegenwoordigheid zou u i
erg hinderen. D'r zijn twee menscbït
hét land, die niet op een en dezelfde
Bier kunnen tabernakelen.
Wie deze twee driftkoppen kende,
zich over dit gesprek, dat in heftighéft
bitsheid toenam, niet verwonderen. B
mans en Kaes. die op elkaar geleken
twee druppelen water, haatten elkaar
twee gevleesde duivels; met een ouden
ge wortelden haat. die zich uitte in lee!
verwijten, in rake toespelingen, die ei
ontstaan, zich ontwikkelen en opbloi
om zoo te zeggen, met al hun slechte ti
ten. in kleine plaatsen, waar de veel
dige ontmoetingen, de spotachtige blik
de nijd, de afgunst steeds levendig i
waar al wat men van iedereen weet,
de kwaadsprekerij aan den een over
anderen vertelt, waar kortom alles, k
ineenschakeling van het bestaan, met
ces lijkt samen te werken om deze ge
lens van haat te voeden en te vergiflij
die meestal op geen enkel ernstige n
berusten.
Dit was het geval met de lcoopiui
X., die een geweldigen wrok koester
jegens elkaar, zonder juist te weten
om, die elkaar uitkreten en zich vas
reien bij iedere gelegenheid als vlas i
een hekel. Gelijk er spontane op welig
van sympathie en genegenheid zijn
zijn er ook tal van onredelijke vijand*
heden-
En nu bracht het toeval, gelijk Kaes
noemde, twee onverzoenlijke vijanden
elkaar in een doodgewone hotelkamet
De gelegenheid was te mooi voor 1
mans, die de eerste bezitter was, om
woede en wrok niet uit te giften en
vijand uit te duivelen, die eerst Irani
trad. maar stilaan uit zijn lood gesl
werd;
En de handelaar in stoffen schans
terde maar altijd door:
Ik heb u verzocht, elders een ten
te slaan Na een vermoeiende reis 1
dringend rust noodig-
Ik dan, meent gij niet, dat ook
ledematen rust noodig hebben? Vcldlf
sluiten soms een wapenstilstand. Was
zouden wij ook niet een voorloopige
sluiten tot morgen? Dit zal u niet 1
ten-, eenmaal terug in X-, mij wede rot
te krijten als een woekeraar, als eeui
op een volbloed lijf.
Gij van uw kant geneert je niel
te beweren, dat ik enkel verlegen eii si
goedje verkoop.
Zij bezagen elkaar met een glimlad
vreden elkaar zoo frank weg hun ach',
heden te hebben gezegd.
Iioor eens, zei Kacs na een
blik stilte Hoor den regen eens kiel
op de ruiten, 't Is een weer om geen
door te jagen De menschkeid hccli
wetten, die het geweten niet mag
schrijden. U zijt meester over den
stand. Zoudfc gij daarvan misbruik o
om mij te verplichten, na doze bei
nis die zooveel aan mijn eigenliefde
om den nacht ergens in een schuur
planken door to brengen. Denk cr
ïlt een vrouw en een dochter heb.
Ja, ik weet het. Mijn zoon
eenige dagen geleden zelfs op, dat
uw meisje een alleraardigst kind is.
lijk is het een smeekbede, die gij
richt:
Een nederig., deemoedig verzoet
Gij erkent dus, dat. heb van
goedheid afhangt of ge hier slaapt of
den regen moét op zoek naar een'
dak?
Ik erken het.
En dat gij dus hulde moet ic
aan mijn edelmoedigheid, aan mijn
grootheid, als ik u hier toesta in oen
bedden to kruipen?
Ik erken het. Ik erken alles
wilt Ik hang thans geheel van u
En mijnheer Kaes zuchtte diep
zaakje verliep beter dan hij had 1
verwachten. Hij leek zoo erg niet n*
haast om in bed te springen;»
wandelde op en neer door de kamt'
delijk zette hij zich neder.
Biermans keek hem met
oogen aan.
Waarop wacht gc nog? Moet
soms de broek uittrekken?
Och, mijnheer Biermans, zoo
eischend ben ik niet. Ik wacht €iib'
op uw voorbeeld. Ik ben uw
welvoegelijkheid eischt
Zij begonnen zich uit te klecdené
pen vluchtige blikken op elkaar
hoorde niets meer dan het voort
regengeldetter op de ruiten-
De stilte zwaard© op het geurt*
mijnheer Kacs.
't Ifl toch een mooi weder vj
akker, zei hij. terwijl hij een
den vloer liet neerploffen.
ved