i voor de vrouwen. 1 Van buiten mogen geene stukken in fcoel- of sterfhuizen gebracht -worden. 8. ïngeaetertcn mogen wel vreemde stuk ken in huis brengen, mits zij er geene openbare verkooping van houden. 9. Op de vrije jaarmarkten mogen alle kunstkoopers, ook van huiten, kunstwer ken verkoopen. 10. De jaarlijksche vei koopingen, door de fconfrerie te houden, zullen in overleg met Burgemeesteren geschieden. Van iederen gulden zal de confrérie den twintigsten penning genieten, behoudens 'het recht van den boedhuismeester en na aftrek van «enige onkosten. 11. Alle meesters der broederschap moeten aan de hoofden der confrérie opgave doen van hunne leerlingen en betalen voor de nanteekening van iederen discipel twee gl. 14. De leerlingen, die beweren, dat hunne meesters hun plicht niet jegens hen ver vullen, moeten hunne klachten richten tot den deken en de hoofdmannen, die „met alle minne ende billycfcheyt" de zaak zul len onderzoeken en trachten te schikken. Gelukt dit niet, dan wordt zij aan de Bur gemeesters gerenvoyeerd. 15. Een leerling, die zoover gekomen is, •flat hij zijn naam onder zijn werk stelt, zal gehouden zijn „(als een meester) de confrérie te voldoen". 19. De broeders der confrérie, die schilders zijn,zullen gehouden wezen de kamer,waar hunne bijeenkomsten plaats hebben, te versieren met een schilderwerk van hun ne hand, cn overige meesters, namelijk de beeldhouwers, plaatsnijders en glasschrij vers, kunnen naar keuze, betzij een stuk werk van hunne kunst, hetzij eene schil derij van een goed meester aanbieden. De liefhebbers-leden kunnen hiertoe niet ge dwongen worden, maar naar welgevallen een stuk „van een meesterlycke handt ge- schildert" schonken. 20. Het stuk blijft daar totdat het verkocht 5s of een ander daarvoor in de plaats is gesteld. 21. Voor elk stuk wordt de naaste prijs op gegeven. Wordt het voor eene hoogere som verkocht, dan moet de eigenaar met den door hem bepaalden prijs tevreden zijn en komt liet overige ten bate der broeder schap. Hij, wiens stuk verkocht is, zal binnen bepaalden tijd, op straffe van boe te, een ander moeten leveren. 23. Het bestuur dezer broederschap zal be staan uit een deken, drie hoofdmannen en een secretaris, gekozen uit „de mees ters schilders ende mrs. constenaers"; welk vijftal 10 dagen voor St Lucasdag door de heeren Schout, Burgemeester en Schepenen, op voordracht, benoemd wordt, in plaats van het vorige, dat twee jaar het bewind beeft gevoerd. 25. Daar bet gebeurt dat er eene schuld wordt voorgewend om schilderijen te kun nen doen verkoopen en do opbrengst door den gewaanden schuldeischer te doen in nen, zoo wordt dit op verbeurte van al de schilderijen of de opbrengst daarvan ver boden. Ziedaar het gildenmonopolie ten voe ten uit: wie geen lid was, mookt schilde ren, beeldhouwen enz. wat hij wilde, kans op verkoopen had hij weinig of niet. En daar gaat het bij de kunst toch ook om. De grofschilders, glazenmakers enz. waren natuurlijk door de splitsing alles behalve gesticht; zij was geschied „door grootsmoedigheit5, zoo mopperden zij, waarop de schilders antwoordden met een plafondstuk ip hun vergaderzaal, dat de Haagsche Stedemaagd voorstelde, onder wier bescherming de schilder-, beeldhouw-, •%sschilder- en graveerkunst, door Pallas en de kunstliefde gesteund, do grofschil ders met ladder en verfpot, de boekbin ders met schroef en pers en de stoelenma- kers met hun gezelschap den kunstkemel „uit housen". Vriendschappelijk is anders. De ar lis ten gevoelden zich intusschen zeer behaaglijk in hun nieuwe gilde, dat gestadig iu bloei toenam; begonnen met 48 loden, waren er in 1682 al 64, en daar onder meerdere, die tot heden beroemd zijn gebleven. Ook traden vele overheids personen en andere notabelen als „kunst lievende leden" toe, wat aanzien en. kas der confrérie niet weinig spekte. Een volgende maal nog een en ander over de lotgevallen van het genootschap. AJO. DE VROUW IN DE KEUKEN. Mijn belofte houdende, geachte lezeres- een. gaan wij met z'n allen nu eens aan het vleesch braden. Ja, dames, ik weet het wel 1 Velen uwer verlustigen zich al in het ver schiet, fijne vleeschgerechten voor zich te krijgen, Maar.... laten wij bescheiden fcijn. Wij zijn een gemengd, gezelschap. Zijn er onder ons, die zich de weelde kunnen veroorlooven, om vaak een of anderen fijnen vleeschschotel te laten opdienen; anderen daarentegen kunnen slechts eens in de week of hoogstens tweemaal een stukje vleesch opdienen. En daarvan moet dan Eooveel mogelijk geprofiteerd worden. Daarom dames, laat ons vandaag niet den- leen aan fijne vleeschschotels, maar ons alleen bepalen tot het behandelen van vleesch, bij het braden of stoven. De fijne vleeschgerechten krijgen wel eens een beurt met een of ander'feest. Wij beginnen met biefstuk bakken. ,.0 biefstuk van de binnenveer, klop hem plat, er peper en zout op,doe eenstuk- plat. doe er peper en zou op, doe een stuk je boter in een biefstukpan, zet de pan op het vuur, en, als de boter gesmolten is, doe er do biefstuk in. draai hem om en om, aan beide kanten Druin, enJt is klaar". Wil ik het u maar zeggen, dames? Uw biefstuk komt als een taai gekookte lap vleesch op tafel met een beetje flauwe jus. Zet uw pan op het vuur. opdat zaj goed fieet worde. Doe dan een eetlepel boter er 5n. roer met een vork door de pan totdat ce boter niet meer 6i'st en goed bruin is. [Leg dan de lap biefstuk, die men een wei- toig plat geslagen en wat gezouten heeft, in den gloeienden boter en haal de lap met de (vork door de pan gedurende twee mi- anvten. Draai de lap dan om en doe het- Eelfde met den anderen kant. De biefstuk as dan aan beide kanten geschroeid. Het spreekt vanzelf, dat, naar gelang de bief stuk zwaarder is, men ook meermalen moet keeren en wenden, doch nimmer mag men de lap stil laten liggen, altijd in de gloeiende pan in beweging houden, en, als de boter begint te branden, doe er dan «en st.uk boter bij. Als de. biefstuk goed ge schroeid is, doe deze dan op een schaal, Eet de pan weer op het. vuur, doe een scheutje melk of bouillon in den gloeienden boter, roer met. een vork de vastgebakken jeugd van den bodem der pan en giet dan de bruisende jus over den biefstuk. Ziet. u. dames, zoo'n biefstuk zal deugd idoen en kan dienen voor gezonden en zie ken. Hij blijft vanbinnen malscb, doordat y.ijn buitenkanten snel dichtschroeien. Als flin een weinig bekoelt, laat hij bloed los Ie kracht, der jus nog vermeerdert. Evenzoo behandelt men een gewone bak- k>p, van het beoefje van den schouder ge sneden. en ook een lap van de dikke Jende der koe. Runderlappen laat men, nadat, ze met een weinig zout. bestrooid zijn, stil braden, Aan beide kanten bruin zijnde, schikt men te in een stoof pan, met een paar gesneden uien or tusschen in. Als alle lappen gebra den io de stoofpan liggen, giet men het vet of den boter, waarin men ze gebraden beeft, er gloeiend op, schudt dan de lappen cm en om en zet ze op liet vuur. Giet. er vervolgens water op (of bouillon) en laat ao een half uur zachtjes stoven. Ook voor het maken van Hollandsche fincliA. hetwelk men neemt van boi** of Jtckvlec&ch, rolge men dezelfde methode,. met dit verschil, dat men bij haché het vleesch aan «tukjes snijdt en op .twee pond vleesch een pond. uien er bij voegt, in vie ren gesneden, er al dan niet een weinig azijn bijgietend. Dit laatste is aan ieders smaak overgelaten. Een misvatting bij hét bereiden van vleesch is in onze Hol'landsche keuken de gewoonte oon het vleesch op te binden, an ders gezegd: rollade maken en als zooda nig braden. Och,' dames, kon ik ti maar eens zoover brengen, dab gij nooit meer bij uw slager een z.g. rollade bestelde, maar een ribstuk met been en al van öw slager 'liet komen. Heem er eens de proef mede. Veronderstel: wij hebben een ribstuk of een stuk dikke lende te braden van vier pond met been. Wij hebben het t.wee uren van te. voren goed niet zout ingewreven, en nu leggen wij het in een pan, op het. vuur gezet met half rundvét half boter, om te braden. Denkt er om: eerst het vet goed gloeiend laten worden, en dan uw boter er bijvoegen. Als de massa goed bruin is, heb vleesch er in en aan alle kanten bruin laten worden, dan vleesch en vet in een braadsloe, en in den over er mee. Hu en dan (niet te dikwijls) bedruipen, en een uur laten braden. Alsdan giet men in twee keeren bijna een halve liter water (heet water of heete bouillon) over het vleesch. laat het nog een weinig nabraden en haalt het stuk vleesch uit. de slee. Zet de slee met jus nog eens op het vuur om in te koken, en doe er, desverkiezend, een wei nig room of melk bij. Hebt ge het vleesch al opgesneden, dan kunnen de beenen altijd nog dienen om floep te koken. Als men geen braadslee en geen oven heeft en zich moet behelpen inet een pan op vuur of gas, welnu, nog geen bezwaar. Doe dan uw stuk vleesch in een pan op vuur of gas. Als het alle kanten bruin is gebraden doe dan den deksel op de pan, nu en dan het vleesch keeren, den deksel eraf nemen, een kleine souslepel heet water of bonillon er schielijk opgieten en snel den deksel weer op de pan. Dit net zoolang herhalen, hij tussehenpoozen van 10 minuten, totdat men er ook zoo on geveer ee,n halve liter vocht heeft bijge voegd. Een uur braden voor vier pond vleesch met been is genoeg. Dit laatste zeg ik van een ribstuk. Ee.n stuk van de dik ke lende ruag men niet met vocht begie ten voor het een half uur gebraden heeft, hetwelk voor een stuk van dezelfde zwaarte genoeg is. Een stuk runderhaas, braadt men als biefstuk en laat het in de oven een kwartier opzwellen. En nu. daime©, goed succes. L. G. BOL'. Appelstroop. 'Appelen zijn goedkoop en boter !s duur. Een verstandige huismoeder gaat nu ap pelstroop maken. Kinderen zijn dol op een boterham met appelstroop besmeerd. We zullen hier het recept geven, ingeval ge het niet mocht kennen. Men, kan er het aangestoken en minst mooie fruit voor gebruiken De appelen moeten evenwel rijp zijn, en zuur De ap pelen niet schillen, doch zorgvuldig van wormsteken en rotte plekken ontdoen. On der steeds roeren worden de appelen tot moes gekookt. Dan wordt de massa dn een doek gedaan om uit te lekken, doch zonder drukken cf persen. Het sap wordt gewogen en op ieoerc K.G. sap 1 pond suiker toe gevoegd. Weer op het vuur zetten, af en to© eens omroeren, en op dé vereïschte dik te laten inkoken. Begint de stroop een donkerroodachtigen kleur aan te nemen dan ie ze klaar. Ze kan dan in potje» of emmertjes worden overgedaan. Appeltaart. Wilt ge uw huisgenooten eens op een extratje onthalen doe het dan eens door een heerlijke appeltaart te bakken. Het recept is als volgt: Heem zeven zure appelen en maak er purée van. Kneed 375 gram bloem, i pond boter, 125 gram suiker, 1 geraspte citroen schil en 2 eieren door elkaar en zet het daarna een kwartier op een koele plaats om te bekoelen- Rol het deeg dan uit en bedek er den bodem en den wand van een springvorm mee. Vermeng dan de appel- purée met ruim J ons suiker, 40 gram ge malen amandelen en 80 gram even opge kookte krenten Vnl hiermede den vorm en plaatst over deze massa dunne reepen deeg, zoodanig, dat er ruiten gevormd worden. Bestrijk het geheel met een ge klopt ei en laat de taart in den oven gaar worden. NUTTIGE WENKEN. Levensmiddelen bewaren. Ofschoon de smalle beurzen van velen het tegenwoordig niet tpelaten voor een rijk gevulde provisiekast of kelder te zor gen, zoo zijn er gelukkig vooral ten platte lande velen, die de gpede ouderwetsche gewoonte van het inslaan van winterpro visie in eere houden. Het is voor haar, dat wij hieronder eenige wenken lallen volgen voor het be waren van den wintervoorraad: Aardappelen, welke men bij voor keur in de maand November opdoet, be waart men in een daarvoor bestemde kist op een koele, donkere plaats op zolder of in een kelder op een laag turf of molm. Bij vriezend weer dekt men ze luchtig toe, zoodait ze uict gaan broeien. Als ze tegen het voorjaar beginnen uit te loopen, néémt men de uitloop er s zooveel mogelijk weg, of laat ze afsterven door de aardap pels te keeren. Meteen vermelden we hier even. dat ge raspte rauwe aardappelen dienst kunnen doen als bindmiddel voor sauzen en soe pen en dat het afkooksel van aardappelen gc-bruikt kan worden voor liet reinigen van vette flesschen en van den gootsteen. Tevens doet het uitstekende diensten voor heit wecken van erwten of boonen. Als men het heeft laten bekoelen is het een heilzaam middel tegen barstende handen. Groenten moet men niet bij te grocite hoeveelheden inslaan. Veel beter is het, ze zoo versch mogelijk te gebrui ken. Heeft men toch groenten in voor raad, dan doet men het best, ze in man den op zolder of in bakken met wat voch- itig {remaakt zand in den kelder te be waren. Bloemkool hangt men op in kaar blaren gewikkeld, andijvie en uien be waart men het beste als men ze, bij bos sen saamgebonden, ophangt. Peterselie, selderij en kervel kan men in. den herfst met de wortels in. een bloempot plaaitsen, dezen voor het raam zetten en de aarde goed nat houden. Appelen en peren bewaart men op koele, donkere plaatsen op zolder of in den kelder. Daar zet men ze naasit el kaar op rekken of op papier, zóó dat ze elkaar niet raken. Tegen de vorst moet men ze beschermen door zo met papier te bedekken. Wil men ze als wintervoor raad opdoen, dan moeten ze niet al ite rijp worden ingekocht. Men legt ze dan eerst op boopen, die men met hooi of doeken bedekt, veegt ze na een dag of vijf af, en bewaart zo op koele plaats in droog zand, bedekit met een luchtig laagje netel doek. Tegen de hoest. Om zelf eenvoudige en op goedkoope wijze abdijsiroop te maken, handel© men als volgt: Men smelte een pond witte sui ker in een groote kop vol water, doe er een stukje pijpkaneel en 8 kruidnagels in en late het lang en zachtjes trekken. Daarna zeven door een doekje, een weinig amjsspiritus er in doen (10 druppels) en dan in een flesebje afsluiten. Hiervan driemaal daags een theelepel nemen. Een ander middel om het hoesten te verlichten en de verkoudheid te doen beteren is heit drinken van warme melk met Emserwater. Bij heeschheid of verkoudheid is aan te bevelen gorgelen met lauw water, waar in een weinig keukenzout of Emserzout is opgelost. Handwerken. Het is weer najaar lange avonden, korte dagen. Het najaar is triestig en vervelend, het brengt niets. Hat najaar brengt regen, dorre blaren en kale hoo rnen het kan zijn, dat het niets brengt; maar 't beloofit veel: De mooie September en October geven soms nog heel wat prachldagen en November is de voorloo- per van de knusse Decembermaand met al zajn innig intieme familiefeestjes, St. Nicolaas, Kerstmis, Oud en Nieuw! Dan verjagen wede griezelige koude bij de gezellig brandende kachel en dan wordt hot centrum van gezelligheid, de huis kamer, waarvan de huisvrouw het mid delpunt is. Dan pas voelt ze de heerlijk heid en de moeilijkheid van dit wondere ambt, dat ze oogenschijnlijk voor nifets anders gezorgd heeft, dan voor materiëele behoeften van heit gezin, ze in 't ver borgen toch het geestelijk leven van haar huisgenooten heeft bevorderd of.*», te kort gedaan' De rust, die van de huisvrouw uitgaa»t, wanneer ze stil een handwerkje doet, die rust deelt zich mee aan heel het gezin, die rust wekt tot vertrouwelijkheid. En daarom is het toe te juichen, dat bij al de achteruitgang van zeden in onze dagen het vrouwelijk handwerk weer in eere wordt hersteld; en misschien ben ik te idealistisch, als ik daarin zie een teeken van langzamen vooruitgang. Immers in het vrouwelijk handwerk liet, afgeschei den van al zijn deugden een groot* rust. Gezamellijk handwerken brengt tot gezamelijk gesprek. Hoeveel vrouwen zijn er niet, die be weren, dat ze veel beter praten en luiste ren kunnen als ze onderwijl met beur handen bezig zijn. Ev is een tijd ge weest, dat men het niet wellevend vond een handwerkje te doen, als er bezoek was. En voor aanstelsters werden de vrouwen uitgekreten, die gedurende een lange trein- of bootreis zaten te hand werken, Naaien en kousen stoppen werd voor de binnenkamer bewaard en toch ligt in die eenvoudige bezigheden, in diit prozaisch gedoe voor de huisvrouw zoo machtig veel goeds verborgen. Een huismoeder, wier kinderen volwas sen waren, heeft gezegd: „Al do geheimen mijner kinderen heb ik gekregen, toen ik kousen zat te stoppen." Welk kind zal lust hebben zijn hart uit te storten, ter wijl moeder op een naaimachine zit te ratelen, een kast staat uit ite boenen, of een copie op een schrijfmachine typt? Een geluk is het, dat er nog altijd een rustig handwerk te doen overblijft om de uithui zige moeders te dwingen op beur stoel te blijven zit/ten. Laten we loven en prijzen de hielen en teehen, die nog aangebreid moeten wor den, een ^vevk, dat men kan opnemen en neerleggen, al naar de omstandigheden het vereischen, een wérk, waarbij men de oogen kan neerslaan, als een moeilijk hakkelende bekentenis moet worden aan gehoord een werk ten slodite, waarbij men de mooiste boeken kan lezen om dat het onze gedachten niet vasthoudt. Met dit pleiit voor het handwerk hoop ik iets goeds gedaan te hebben! „De Nieuwe Eeuw." M. V. B. ROND EEN LO-IES. (Vlaamsche schets) Op de jaarlijksche kermis en veemarkt is het erg druk in een bekend Vlaamseh stadje, dat van wijd en zijd, van heinde en verre druk bezocht wordt door vreem de kooplieden, venters en kramers, maar ook door jolige pretmakers en vroolijke kermis vierders. Van in den vroegen mor gen is het een levendig verkeer Jn de her bergen, in de straten en op de openbare pleinen, waar vele zaakjes bepraat en ver handeld worden En als de veemarkt afgeloopen is, be gint de inzet der kermis op de groote markt, waar kwakzalvers kooplustige men- sclien bijeen trompetten, waar worstelaars en boksers, dreigende uitdagende gebaren na-ar 't publiek slingeren, terwijl de' schet terende muziek van een paardjesmolen en een schommel het menschengeschreeuw overdxeunt. Enkele oogenblikken later tin- geltangelen overal orgels, die ten clans uit lokken.. En met do muziek en veel drank komt. er donderende jubel tot laat in den avoncl. Enkel als de laatste trams en treinen vertrokken zijn, wordt de stad wat kalmer. Frans Kaes had bij ongeluk zijn trein ge mist en zocht logies. Dit was niet zoo ge makkelijk met deze drukke dagen want in de beste hotels, waar hij gewoonlijk ging waren de kamers sedert lang besproken een ook genomen. Hij klopte links en.rechts aan, maar overal vergeefs. Uiterst gaafne anders, maar heusch, alles is bezet, klonk het overal. Een laatste kans waagde hij nog ,,In den Biekorf". Hemel, riep hij, hebt gij nog een ka mer? Ik ben doodop.... heb al links en rechts gedjakkerdl De laatste is juist bezet, zei heel be leefd de gastvrouw, het is een kamer met twee bedden. Wellicht kunt ge u verstaan met den heer, die ze ingenomen heeft. Een heerlijk idee. antwoorde dankend de vermoeide man. die heel wat hotels af getrapt had. Wio is deze reiziger? Een vriendelijke en nette maneen koopman uit de buurt, een heer uit X. Van X? Dan gaat alles goed. Daar ben ik ook gewonnen en geboren en koop man als hij. Wellicht heeft u nooit booten spreken van Kaes en Co? Is het niet ver- schikkelijk als do trein voor je neus weg- pluimt O, geef mij gauw licht, want ik ben doodop; op welk numine^? Onnoodig mij te vergezellen, ik zal dé kamer wel vinden en mij zelf presenteeren. Ik ken ja iedereen in mijn stadje. Ik durf wedden, dat ik een vriend tref. Was ik niet zoo op, ik zou hem nog naar beneden doen komen om nog een laatste glas ter kele te jagen. Na de dame beleefd gegroet te hebben, klauterde Frans Kaes. met de kaars in de hand, de enge trap op. Op de gang zag hij de nummers, een, twee, drie, vier en einde lijk vijf. Hij tikte hier zachtjes op de deur. Binnen, gromde een zware stern. Die stem leek hem erg vreemd, terwijl hij 't slot omdraaide. Midden in de kamer, voor een klein getafijt tafeltje stond een, korte dikke man in broek en hemd zijn zakuurwerk op te winden, 't Was Bier mans, handelaar in stoffen, zijn grootste vijand. Als vastgenageld bleef Frans Kacs op den drempel staan., erg getroffen door den blik en dé stern: Gij, hierf Zooals u ziet. ik ben het. p— En wat kom jij hier neuswateren? Wat jij komt doen.... mij tusschen de lakens gooien en slapen tot morgenoch tend net als jij, zoo je niet te veel ronkt en snorkt-. En meteen stapte Frans Kaes tot bij de tafel, hernam zijn koelbloedigheid en zette zijn kaarslicht op tafel. Tegenover zoo'n indringerij en kordaat optreden kreeg Biermans een kop zoo rood als een roode doek, waarmede men de Spaansche stieren woedend maakt Hij kruiste de armen en keek den indringer met vlammende oogen aan: Maar neen, dat zal niet gebeuren; neen je zult hier in deze kamer, die de mijne thans ie. niet slapen. Maar hier zijn twee bedden. Die kan je toch alle twee niet gebruiken. De stoffenhandelaar deed een beweging, als wilde hij Kaes een slechten slag toe brengen. Ik verzoek je, je matten op to rollen deze kamer heb ik voor mij.... voor alleen gehuurd, begrijp je? Goed en^wel, maar ik ben er nu maal en blijf er. Je wilt niet weg? Ik vraag je het eersten keereen tweeden keer?... Het was een bedreiging, die ge®e, was. En Kaes begreep onmiddellijk, hij zoo stout en bout niet verder ©o spreken, Bedaar, mijnheer Biennans, sta een woordje uitleg toe. Op het nippe, mist© ik den trein. Zoo iets kan ieder, overkomen. Ik mis nooit een trein. Ik geef toeMaar ik heb mijnf viën onder mijn schoenen uitgeloopen een onderkomen to vinden. Einde! kwam ik hier terecht; de vriendelijke me zei me, dat er nog een bed vrij waj een kamer van een reizigereen n ger uit X Dan ben ik gered, dacht ik. 1 zal mij geen moeite kosten om mij hem te verstaan Kon ik nu maar eeni zins vermoeden, dat ik u hier zou aantj fen Dit is nu eens louter toeval. Het toeval heeft ongelijk gehad, nu gij me uw historie verteld hebt weet, dat ik deze kamer gehuurd veronderstel ik, dat gij mij uw fcegeiw digheid niet langer zult opdringen, (i rigens mijn tegenwoordigheid zou u i erg hinderen. D'r zijn twee menscbït hét land, die niet op een en dezelfde Bier kunnen tabernakelen. Wie deze twee driftkoppen kende, zich over dit gesprek, dat in heftighéft bitsheid toenam, niet verwonderen. B mans en Kaes. die op elkaar geleken twee druppelen water, haatten elkaar twee gevleesde duivels; met een ouden ge wortelden haat. die zich uitte in lee! verwijten, in rake toespelingen, die ei ontstaan, zich ontwikkelen en opbloi om zoo te zeggen, met al hun slechte ti ten. in kleine plaatsen, waar de veel dige ontmoetingen, de spotachtige blik de nijd, de afgunst steeds levendig i waar al wat men van iedereen weet, de kwaadsprekerij aan den een over anderen vertelt, waar kortom alles, k ineenschakeling van het bestaan, met ces lijkt samen te werken om deze ge lens van haat te voeden en te vergiflij die meestal op geen enkel ernstige n berusten. Dit was het geval met de lcoopiui X., die een geweldigen wrok koester jegens elkaar, zonder juist te weten om, die elkaar uitkreten en zich vas reien bij iedere gelegenheid als vlas i een hekel. Gelijk er spontane op welig van sympathie en genegenheid zijn zijn er ook tal van onredelijke vijand* heden- En nu bracht het toeval, gelijk Kaes noemde, twee onverzoenlijke vijanden elkaar in een doodgewone hotelkamet De gelegenheid was te mooi voor 1 mans, die de eerste bezitter was, om woede en wrok niet uit te giften en vijand uit te duivelen, die eerst Irani trad. maar stilaan uit zijn lood gesl werd; En de handelaar in stoffen schans terde maar altijd door: Ik heb u verzocht, elders een ten te slaan Na een vermoeiende reis 1 dringend rust noodig- Ik dan, meent gij niet, dat ook ledematen rust noodig hebben? Vcldlf sluiten soms een wapenstilstand. Was zouden wij ook niet een voorloopige sluiten tot morgen? Dit zal u niet 1 ten-, eenmaal terug in X-, mij wede rot te krijten als een woekeraar, als eeui op een volbloed lijf. Gij van uw kant geneert je niel te beweren, dat ik enkel verlegen eii si goedje verkoop. Zij bezagen elkaar met een glimlad vreden elkaar zoo frank weg hun ach', heden te hebben gezegd. Iioor eens, zei Kacs na een blik stilte Hoor den regen eens kiel op de ruiten, 't Is een weer om geen door te jagen De menschkeid hccli wetten, die het geweten niet mag schrijden. U zijt meester over den stand. Zoudfc gij daarvan misbruik o om mij te verplichten, na doze bei nis die zooveel aan mijn eigenliefde om den nacht ergens in een schuur planken door to brengen. Denk cr ïlt een vrouw en een dochter heb. Ja, ik weet het. Mijn zoon eenige dagen geleden zelfs op, dat uw meisje een alleraardigst kind is. lijk is het een smeekbede, die gij richt: Een nederig., deemoedig verzoet Gij erkent dus, dat. heb van goedheid afhangt of ge hier slaapt of den regen moét op zoek naar een' dak? Ik erken het. En dat gij dus hulde moet ic aan mijn edelmoedigheid, aan mijn grootheid, als ik u hier toesta in oen bedden to kruipen? Ik erken het. Ik erken alles wilt Ik hang thans geheel van u En mijnheer Kaes zuchtte diep zaakje verliep beter dan hij had 1 verwachten. Hij leek zoo erg niet n* haast om in bed te springen;» wandelde op en neer door de kamt' delijk zette hij zich neder. Biermans keek hem met oogen aan. Waarop wacht gc nog? Moet soms de broek uittrekken? Och, mijnheer Biermans, zoo eischend ben ik niet. Ik wacht €iib' op uw voorbeeld. Ik ben uw welvoegelijkheid eischt Zij begonnen zich uit te klecdené pen vluchtige blikken op elkaar hoorde niets meer dan het voort regengeldetter op de ruiten- De stilte zwaard© op het geurt* mijnheer Kacs. 't Ifl toch een mooi weder vj akker, zei hij. terwijl hij een den vloer liet neerploffen. ved

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 10