KALENDER DER WEEK 1 N.B. Als niet anders wordt aangegeven, heeft in deze week iedere H. Mis Gloria; geen Credo en de gewone Prefatie. ZONDAG 23 Nov.: 24e en laatste Zondag na Pinksteren Mis: Die it Dom in us; 2e gebed v. d. H. Clemens, Paus en Martelaar. 3e v. d. H. Fclicitas, Martelares. Credo. Prefatie v. d. Allerli. Drieën-beid. Kleur: Groen. Het einde v. h. Kerkelijk jaar doet ons denken aan het einde van al het aardsche: aan 't einde van de wereld, wier onder gang. gepaard gaande met ontzettende ver- gclirikking en verwarring, het Evangelie ons beschrijft: aan 't finde ook van onze eigen ballingschap op deze aarde. (In- troiitus) Bezorgd voor onze zaligheid vraagt onze Moeder de H. Kerk aan God onzen wil op te wekken tot een leven Gode waar dig, steunend op de kennis van Zijn D. Wil (de eboden), vruchtdragend in goede werken (Gebed, Epistel), onze harten to onthechten aan het aardsche (d°t voor bijgaat) en, genezen van iedere zonde- wondc (Postcommunio), te trekken tot Hem. die blijft in eeuwigheid (Stilgehed) Want dan zullen wij met vertrouwen het oordeel tegemoet kunnen zien (Evangelie) en deel hebben aan de erfenis der heiligen (Epistel) Vragen wij met de H. Kerk de taligheid voor ons zeiven en voor alle menschen :-ot. onwikbaar geloof en ver trouwen en zij zal ons geworden. (Com- munio). MAANDAG 24 Nov.: Mis v d. H. .Joannes h. Kruis, Belijder. Os Ijusli 2e gebed v. d. H. Ghrysagonus, Mar telaar. Kleur: "Vil. De H. Joannes, om zijne groote liefde ran het kruis, bijgenaamd „van het Knr's" beoefenaar van de volmaakte zelf verloochening, is met de H. Theresia de groote hervornu geweest van de orde der -^geschoeide Karmelieten in de ICeeuw. DINSDAG Nov.: Mis v d TT Ca- t h a r i n a, taapd - Martelares. Loque- hnr Kleur: Rood. Te H. Caitharina, uit adelijke ouders ge boren. bezat eene wonderbare geleerdheid Ko:zer Maximinus Daza verweet zij zijn verwoed vervolgen tegen de Christenen. Op hevel des keizers moest zii nu in debat 'treden met een vijftigtal heidensche wi.is- geeren, waarin zij het Christendom schit terend verdedigde. De wijsgeeren bekeer den zich. Ca tb ar ma werd daarom veroor deeld om te worden vastgebonden- aan een wiel vol scherpe punten. Toen dat 'wiel in beweging werd gebracht om Catharina te verscheuren snrong het door een won der in stukken. Daarop is zij onthoofd. Wij zien de heilige Catharina dikwijls afgebeeld met een gebroken wiel aan hare Voeten, wat ons moet herinneren aan de marteling, die zij had moo'en ondergaan WOENSDAG 26 Nov.: Mis v d. H Silvester, Abt. Os jusfi 2e gebed v. d. H Petrus van Alexandria, Martelaar. [Sleur: Wit. Silverster, rechtsgeleerd©, stond eens bij het geopende graf van een zijner bloed verwanten. Toen hij het misvormde lijk zag, zeide hij: „Ik hen, wat hij geweest is. en. wat hij nu is, zal ik eenmaal zijn." Kort daarop las hij de woorden van Chris tus: ,,Wio na Mij wil kómen, verloochene zich zeiven, neme zijne kruis op en volge Mij." Silvester trok zich in de eenzaam heid terug en stichtte do Congregatie der Silvostrijnen wier eerste Abt hij geweest is Bijna negentig jaren oud stierf hij in 11267. DONDERDAG 27 Nov.: Mis v. d. H. 'A1 b r i c u s. Bisschop en Belijder. Sacer- dotes. (Zie in het feesteigen der heiligen v. h Bisdom Haarlem) 2e gebed A Cunctis 3e naar keuze v. d. priester. Kleur: W i t. Albricus volgde ijn heiligen neef Gre- porius op den bisschoppelijken zetel van Utrecht. Na .jen achtjarig bestuur over leed hij in 784 en werd hij begraven hij zijn hedigen neef in de Abdij van Suste- ren, waar nog ziin geheele schedel en een Gedeelte zijner kleederen bewaard wordt. VRIJDAG 28 Nov.: Mis v. d. vorigen Son dag Dicift Dominus. Geen Gloria. 2e gtbed A Cunctis, 3e naar keuze v. d. pries ter. Kleur: Gruen, ZATERDAG 29 Nov.: Vigiliedag v. d. H. Andrea M i s v. d. H Ra d- bo ud. Bisschop en Belijder. Sacerdotes. (Zie in het feostc'mn der heiligen van het Bisdom Haarlem) 2e gebed v. d. Vigilie, 3e v. d. H. Saturnus, 4e voor den Paus. Laatste Evangelie v. d. Vigilie. Kleur: W i t Ook is geoorloofd de H. Mis v. cl. Vigilie: Dominus. (Zie vooraan in het Misboek hij het Eigen der Heiligen) Gee.. Gloria, 2e gebed v. d. H. Radboud, 3e en 4è als hoven I Kleur: Paars. Het zeven tien-ja rig bestuur der Utrecht- selip kei'k door den Radlxrad was zeer moeilijk door de invallen der voormannen De heilige zich gedwongen Utrecht te Terlaten en verbleef in Deventer, van waaruit hij vele m.-eilnke en gevaarvolle reizen ondern a door zijn geteisterd Bis dom. Onder rijne bescherming staat de Vereeniging tot bevordering van het Noder- landsch Room'sch Hooger Onderwijs: de St Radböu«stóebting. Lisse. ALB. M. KC I, Pr. CHILISALPETER. r Bijna onder aa.n de p--jnt van Zui-d- Araerika ligt de Republiek Chili, aan de eene zijde begrensd door de Stille Oceaan, waar het niet dikwijls „stil" is, en aan de andere zijde door het Andes-gehergto of. zooals de Zuid-Amerikanen zeggen:de bCordillera de los Andes". Aangezien deze provincie een groote kttgte heeft, (ongeveer 39 Breedtegraden) beft men er ook zeer ui (eend o open de toe standen aan wat klimaat enz betreft. Zoo treft men er o.a. ook z.g.n. regen loze streken aan, dat zijn streken, waar het soms in geen jaren Tegent. Zoo nu en dan een zwaren mist is alles waar de be woners het mede moefen stellen: drinkwa ter moet meestal aangevoerd worden. Tn d:e streken, waar dus geen gevaar is voor het wegspoelen van hot zoo gemakke lijk oplosbare salpeter, vindt men hjt, heel dkwij's, in gezelschap van andere zouten als keukenzout (Na Gl) en natriumsül- faat (Na2 S 04). In de provincie Tarapaca en meer in het hijzonder in de omgeving van de kust plaats Iquique wordt de meeste salpeter gewonnen. De salpeferhoudende grond, cah'che ge noemd, bevindt zich meestal 1 Meier on der de oppervlakle. Deze „caliche", die van 70 tot 20 pet. salpeter bevat wordt op de een of andere manier uitgeloogd en u: (gedampt, in zak ken gedaan en naar de verschillende cen tra verscheept In 1830 werd voor het eerst salpeter uit Chili in Europa ingevoerd en sindsdien is de uitvoer dermate toegenomen, dat ge vreesd werd .dat de voorraad betrekkelijk spoed:g uitgeput zou zijn. Aangezien de voorraad in 1890 op 50 milboen ton ge schat werd, is er van uitputten van den voorraad nog geen sprake en tegen dien tijd is de wetenschap wel zoover gevor derd. dat de natuurlijke, onuitputtelijke stikstofbron, we bedoelen de dampkr'nes- lucht, wel op een winstgevende wijze be nut kan worden. Tof nu toe is de Chil-isa'peter de meest- gezoebte stikstofmest en d:<t is wellicht toe te schrijven aan het feit, dat ze tegen woordig tamelijk zuiver is, zeer gemakke lijk oplest en spoedig door de planten op genomen kan worden. Dit in tevenstelling met de zwavelzure ammomak. die niet zoo goed voor z.g» overbemesting dienst kan doen. Chil' salpeter bevat zooals men weet één van de voornaamste planfenvoed'ngsstof- fen, name'ijk stikstof: de andere *-oorna- me planfenvoedincrsstoffen, die meestal niet voldoende in den bodem aanwezig zijn. zijn: Phosphor. Kali en Ka'k. Aangez:en de stiksfofheudende zouten bijna a% zeer gemakkolUk oplossen en als gevolg zeer gemakkei'ik uit den bodem wegspoelen, is shkstof van deze vier mis schien wel d° belangrijkste. Stikstof werkt vooral de bladvorming in de hand en dus wordt chili veel aange wend, vooral a's de gewassen reeds op het land staan, hij die gewassen, waarbij het ons hoofdzake'ijk om bl^d te doen is a's bv.: kool, salade, andijvie, spinazie enz. B:j andere gewassen is ze nafuurbik even noodzakelijk, maar men komt zoo licht in de verleiding te veel fe geven, met als ge- velk een onevenwichto'like groei in hef Had, terwijl de hoofdzaak (knol, zaad, bloem) niet stevig worrlt. Ook moet men hij een ru;mp (te ruime) chili-g'ft rekenen ot> het verbreiden dér p'anfen aangezien d:f een gevolg is van een te hooge concentratie van het bodem- vocht. Men moet namleijk riet vergeten, dat de in den handel zijnde chili pi?in. 15 5 pet. onmiddel'ij'k oplosbare salpeter- stikstof bevat Vooral in een droge perio de. als het boderavooM aks 't ware inge dampt is, moot men hiermede wel degelijk rekening houden. U:t het hoven besprokene volgt meteen, dat chili eers' moet gegeven worden in hef voorjaar, als de groei aanvangt, aangezien ze anders weggesnoeid zou zijn voor de planten goed functioneevpn. Is pr eenmaal groei, clan kan men 1 a 2 weken na het uitstrooien de resultaten reeds waarne men. Chili is voor de olant wat ijzer .is voor het menseheliik l'chaam: het geeft een mooie diepgroene kleur, geen bloedar moede dus. Het beste lijkt het. ons chili toe te die nen pl.rn. 14 dagen na hef zaaien of plan ten van een gewas en indien noodig nog eens als de planten ha'fwas zijn. Al naar dpn anWl van dn bodem en al naar de hehoeffo der rdon'on. geve men 20 tot 40 gr. per M2 onder den grond bren gen is soms wel gewenscht, maar niet* noodzakelijk Goed regelmatig uitstrooien is echter noodzakelijk. Vooral voor rilanten. d:e door een of andere oorzaak (klimaat, ziekten, ongedierte) niet vooruit - willen, is chili heel dikwij's hot middel. Ook voor den leek is ze zeer goed fe gohrivken. mits h;j nooit fe veel in eens geeft en het nooit op de Haderen laat vallen. Voor pofnlanfen doet men een handie vol in een f lurken gieter water en geve er om de 14 dagen een hegieting mede. Chili is giftig en zeer brandbaar; men boude het dus buiten bereik van en vuur. V. H. Vragen op 't gebied van Land- en Tuin bouw aan de redact'e van de „Leidscho Courant". Vogellijm als potplant. De Vogellijm (Yiscum album L.) is een z.g. halfparasiet. een plant, die wel op an dere gewassen groeit, wijl zij in de aarde geen wortels kan maken, maar, dank zij heb bezit van groene bladeren, assimilee- ren kan. d.w.z. koolzuur opnemen en ont leden en tot (organisch) voedsel benut- ben. Met hare wor leiachtige weefsles dringt zij in het levende hout van hare voed8terplant en ontneemt deze de voor haar leven noodige sappen met dc daarin uit den bodem opgenomen bodenlzouten. De vraag is nu. wanneer een vogellijm- plant nit zaad zich op een boompje ge hecht en bevestigd heeft of zij dan door middel barer eigen bladeren in staat zou zijn zich te handhaven en in leven te blij ven, als de bebladerde takken van hare voedstel-plant geheel boven haar worden weggesneden en ook elders geen beblader de takken aanwezig zijn, zoodat de blaad jes van de parasiteerende Vogellijm ge heel de functie der bladeren van de voed stcrplant zouden hebben over te nemen. De Gardeners' Chronicle van 15 Nov. j.l. geeft op deze vraag een antwoord. Op de in October j.T. te Parijs gehouden tuin bouwtentoonstelling stenden velo bezoe kers verbaasd en vol belangstelling bij een groep van over dc vijftig in pot ge kweekte heestertjes, die op den top hun ner stammetjes van ongeveer een voet hoogte, kleine struikjes van de gewone Vogellijm droegen. Deze planten werden tentoongesteld door den heer J. Graef uit Orleans, en waren het resultaat van 10- jarige pogingen om deze populaire para siet in een aantrekkelijken vorm te kwee ken, ze vrucht te doen zetten en geduren de verscheidene jaren in den vorm te hou den van een levend struikje, in den trant van Japausche dwergboompjes, geschikt voor huis- of tuinversiering. De kwoeker verhaalde, dat zijn vogcl- lijmstruikjes werden gekweekt, uit zaden, welke op kleine takjes van jonge paradijs appelboompjes werden gezaaid. Deze laat ste werden, toen zij goed beworteld wa ren, in potten gezet en de vogellijmbessen werden in een gleuf van de schors ge drukt, precies zooals in de natuur ge schiedt Eenige jaren gaan voorbij aleer de vo gellijm een klein bundeltje gevormd heeft met ongeveer 19 a 20 blaadjes, wijl de groei de eerste jaren zeer traag is. Wijl het stammetje der voedsterplant precies boven het vogellijmstruikje geheel was af gesneden en op de etiquetten was vermeld dat sommigo exemplaren beide vormen, de mannelijke en de vrouwelijke op het zelfde boompje droegen rezen twee vra gen op, waarop de heer Graef de volgen de inlichtingen gaf. Om de beide geslach ten op dezelfde plant te krijgen, was hij verplicht, vele zaden op denzelfden tak te brengen; gelukkig kon hij het geslacht der toekomstige vogellijmplanten bepalen aan de hand van kleine verschillen in de zaden. Ten opzichte van de vereeniging van de vogellijm met. het appelboompje, merkte de heer Graef op, dat de top van het jonge appelboompje niet teruggesneden wordt tot aan de parasiet, voor en aleer de vo gellijmstruikjes voldoende blaadjes heb ben ontwikkeld om de voedingssappen te verwerken en de plant in staat te stellen te leven cn te groeien Do heer Graef deelde voorts mede dat hij exemplaren van vogellijm bezat, die voortgingen te groeien en bessen te dra gen, vijf en meer jaren nadat de voedster- plant teruggesneden was. 9 DE DBEI KRONEN. Eenige jaren geleden is te Weenen een oud gebouw onder den moker gevallen, en het nieuwe, prachtvolle hoekhuis, hetwelk dn zijne plaats verrees, herinnert mis schien alleen nog door den naam aan de p'aats, waar eens het beroemde hotel „zu den Drei Kronen" stond. Dit hotel is beroemd geworden om een vrooli.ike geschiedenis, daar tijdens het Wcener-Congres voorgevallen. Toen eens do drie verhonden vorsten, kc'zer Frans van Oostenrijk keizer Alexander van Rusland en koning Frede- rik Wilhe'ra van Pruisen, in den Hofhurg aan tafel zaten, viel het gesprek op de af zonderlijke wandelingen, die de hooge gas ten maak'en en hoe zij genot vonden in het bestudeeren van de verschillende ty pen van het Weener volksleven Bij deze gelegenheid sprak keizer Alexander: „Ik heb al veel merkwaardigs gezien maar één ding nog met. hoewel ik er gaarne de proef van zou nemen." Welnu, en dat is? vroeg keizer Frans. Ik hoorde, vervolgde Alexander, reeds zooveel van de spraakzaamheid der Wee ner appelvTOUwen; ik zou dat toch gaarne eens willen ondervinden. Help mij daarin eens, mon cher frère Franz! (zoo placht Alexander steeds den keizer van Oosten rijk te noemen.) Ha, zeide de keizer, Uwe Majesteit» zou het dus gaarne met onze appel vrou wen aan den stok krijgen? Nu daar kan ik u aan helpen, maar ilc verwittig u, dat ge woorden zoudt kunnen hooren, die u min der zouden bevallen. Ik zou het dus maar laten. Neen, neen, mon cher frère Franz, ik wil en zal deze Weener merkwaardig heid leer en kennen en ik verzoek u drin gend m;j daarin te helpen. Zoo gij het dan met geweld wilt mij is het goed. Om deze vrouwen te Teoren kennen, behoeft ge zelfs niet eens naar de markt te gaan. want dc beroemdste van allen is luier dicht bij. Voor do poort van het paleis juist buiten den ringmuur, zit de zoogenaamde Appelkatrien. Het is waar, dat hare appelen uitmuntend zijn, maar zij staat hekend voor de grootste kwadcfong van geheel Weenen. Zoo gij u dus, niettegenstaande mijne waarschu wing, aan haar waagt, zult ge iets beleven. Dat zou kostelijk zijn, riep Alexan der. Nochtans dien ik toch te weten, hoe ik het moet aanleggen om baar aan den gang fe krijgen. Dit is zeer eenvoudig. Gij gaat er heen en vraagt den prijs van eene maat appe len. Dan biedt gij dc helft of het derde van hetgeen zij vraagt en dan zal zij wel ter stond beginnen. Goed sprak Alexander, dat wil ik aanstonds beproeven. Het is nu toch juist het uur mijner gewone wandeling. De keizerlijke vrienden scheidden met een hartelijken handdruk. Frans I keerde in zijne vertrekken terug en Alexander trok eene eenvoudige burgerkleeding aan en verliet het paleis. Spoedig had hij de beruchte Appelka trien bemerkt en knoopte een gesprek aan hetwelk wij als een geschiedkundig feit woordelijk meedeelen. Wel vrouwtje, hoe gaat het? vroeg de keizer. Nu, antwoordde de koopvrouw, het zou goed genoog gaan, zoo die zanikers daar binnen alles niet zoo duur maakten. Hierbij wees z:j op den Hofburg, waar de hooge gasten hun verblijf hielden. Zoo, meende Alexander lachend, men zou eer denkeu, dat juist door het bezoek van zoovele vreemden er veel geld onder de menschen zou komen. Dat is waar. was het antwoord maar de wartm zelve worden zóó duur, dat er bijna geen aankomen aan is. Ik zelf moet met verlies verkoopen, wil ik mijn naam behouden van de eerlijkste en goedkoopste appel vrouw te zijn. fZoo dus gij zijt de goedkoopste ap pelvrouw? Wel zeg mij dan hoeveel deze appels hier kosten? Vijftig kreuzers de maat. O, dat is werkelijk overdeven! Twin tig kreuzers geef ik, geen duit meer. Gij zijt niet de goedkoopste, maar wel de duurste appelvrouw, die ik nog ben tegen gekomen Daar brak de storm los. Als een waterval viel er een stroom van verwenschin.gen op het hoofd van den haar onbekenden klant; met gebalde vuisten stond zij vlak voor den werkelijk verbluften vrager te schreeu wen, tot eindelijk een heer, d;e intusschen genaderd was en Alexander herkende, bleek van schrik de vrouw bij den arm vatte en haar toefluisterde: Om Godswil, Kalrien, maak u niet ongelukkig, dat is de keizer van Rusland. Wat? riep de vrouw, buiten zich zel ve vau woede. Dat zou een keizer zijn? Dat geloove de koekoek! Zeg Sophie, zoo wendde zij z:ch tot eene gezellin, zet hem uwe maal op, dan heeft hij ten minste een kroon op den kop! (Geschiedkundig). Nu kon Alexander zich niet meer inhou den. Hij lachje luidkeels en verwijderde zich. hoogstbevredigd over zijne ontdek- k'ngsreis naar de spraakzaamheid der Weener appelvrouwen. Hij zette z:jne wandeling voort, maar zijne avonturen waren nog niet ten einde: nauwelijks was hij in de groote laan gekomen, toen hij een jong Russisch zee-officier in groot uniform bemerkte, die zoekend rondzag en klaarblijkelijk niet te recht kon komen. Alexander trad op hem toe met de woorden: Gij zoekt iels tan ik n soms helpen? De jonge officier groette vol eerbied den vreemden heer, in wien hij, trots zijne burgerkleeding, den m-'ilitair herkende en die hem in zijne landstaal aansprak, waar na hi j an f woordd e Misschien zou dit wel kunnen. Graaf Nesselrode. do Russische staatskanselier, heeft mii be'ast eenige brieven, zoo even uit Rusland aangekomen, terstond per soonlijk aan Z. M. keizer Alexander te overhandigen Hiï heeft m:j bevolen naar den Hofburg te gaan en nu hen ik aan het overwegen, hoe ik het zal aanleggen om h:j den monarch- toege'aten te worden. Zoudt gij mij dit soms kunnen zeggen? Nu zult ge den keizer toch niet kun nen spreken, zeide Alexander. Eerst eeni ge minirien heef' hij dan Hofburg verlaten om le gaan wandelen en zal over een paar ureu pas terugkonven Wilt ge intusschen mU op mijne wandeling vergezellen? De jonge man s tornde toe. Zij g'ngen voort onder een druk gesprek, waaruit de ezaar vernam, dat de zee-offictor zeer jong dienst genomen had er. nog nooit aan het hof was geweest en ook. dat hij den keizer niet van aanzien kende. Plotseling Heef Alexander staan én zei de met waardigheid: - Geef mij nu do brieven want ik ze'f hen de keizer. Gij de keizer? riep de officier lachend, uit. Dat is kosfel'ik! Wien wilt ge nu voor den gek houden? Geloof, wat ik zog: Ik ben Alexander I, keizer al'er Russen. Mijn hoste heer. dan kan ik evengoed zeggen: Tk hen de keizer van China. Zeker kunt ge dat en waarom zoudt gij de keizer van Clv'na niet zijn? Goed, zoo ge mij het recht laat kei zer van China te ziin. kunt gij van mijn kant keizer van Rusland b'ijven. Alexander lachte hartelijk, doch wötó p'otvselin? ernstig, toen hij een wandelaar zag aankomen en vroeg den officier of hij Duifsch verstond. Toen deze zo:de van neen, liep hij haastig den naderende te gemoet. sprak eenige woorden tot hem en zeide toen tot den officier: Nu .zult ge nog een gekroond hoofd Teeren kennen; deze heer is de koning van Pruisen. Daarop sprak hij tot den vreemdeling, die werkelijk de koning was: Sire, ik heb de eer Uwe Majesteit een mijner zee- officiereu voor te stellen. Dat wordt hoe langer hoe mooier! lachte de officier; dc keizer- van Rus7and, de keizer van China en nu nog de koning van Pruisen! Daar moet een glas op ge dronken worden. De beide vorsten stomden vroolijk toe en het drietal begaf zich naar de „Drei". Zij gingen aan een tafelfje zitten en lieten wijn brengen. Topn zij elkanders gezond heid dronken, sprak de czaai: Nu moest er nog geschut hij komen, dan was de toost volledig. Daaraan kan ik u helpen! riep de overmoedige zeeman, greep zijn pistool en schoot door het venster. (Nog lang word 't gat in de ruil als een merkwaardigheid ge toond.) Mijne kon'nkliike broeders, sprak hij neemt mij niet kwalijk: het geschut as wel klein, doch is het weinig, het is uit een goed hart. Toen zij opstonden, liet de officier niet af of hij moest de rekening betalen. Z'j gingen samen voort en naax het paleis. Daar werden zij door allen eerbiedig ge groet, hetgeen den zeeman toch wat ver legen maakte. Toen echter de gouverneur van Odessa Alexander naderde en hem met „Sire" toesprak, zag de jonge man, die den gouverneur kende, zijne vergissing in en gaf zijne brieven onder vele veront schuldigingen aan den keizer over Alexander verwijderde zich glimlachend, maar het voorval was niet zonder invloed voor den zeeofficier, want dos anderen daags ontving hij een ratnoodiging aan de keizerlijke tafel en werd later een der voornaamste vlootvoogden van Rusland. Aan 't avondmaal op den Hofburg bracht de czaar een heildronk uit „op de zani kers van daar binnen" en toen keizer Frans hem verwonderd om uitleg vroeg, vertelde de vorst zijn wedervaren en voeg de ei- ten slofte bij: „Waf waar is, moet men openlÜjk belij den. Appelkatrien verdient hare he- roepidheid volkomen." K. S. WETENSWAARDIG. NEDERLANDSCHE BANANEN. Ieder heeft wel eens gehoord van ,.Leid- sche koffie", „Fricscbe tabak", „Delftsche slaolie" en in de Leidsche winkels "wel- eens „versche" V' da's aangc b. 'r ge zien. Van Nederlandscho bananenhr\r' men wellicht nog niet zoo dikwijls gehoord. 'it Is daarom misschien wel interessant, te weten, dat bananen wel degelijk in ons land gekweekt kunnen worden en ook zoo nu en dan gekweekt worden In het laatste nummer van ..Floral.ra" wordt nog melding gemaakt van iemand, die een vruchtdragende banaan in zjin kassen heeft. Trouwens ieder, die, evenmin als schrij ver dezes, in de tropen verkeerd hooft zal wel eens een hananenplant gezton hebben, wijl ze veelvuldig als sierplant gebruikt worden.en dan mors buit'" n Do Musa Ënsete" wordt heel veel als s'or- plant gebruikt en heeft prachtig gevormde, frisch groene bladeren, die 1 a 2 M lang kunnen worden in ons land. Er zijn vele soorten bananen óf Musa's, O a M' -r -o 'V- -- n<mris, Musa Cavendishi. In Engeland waar meer moeite gedaan wordt om bananen in kassen te kweeken dan in ons land. gebruikt men de „Musa Cavendishi". om dat deze plant niet zoo hoog wordt en. tamelijk spoedig vrucht draagt Door diegenen, die nogal eens bananen in kassen gekweekt hebben, wordt beweerd, dat de cultuur wel haast loonend te makea is, aangezien de in Europa gek week W; vruchten lekkerder van smaak schijnen 14 zijn dan de geïmporteerde. Of dat waar is, valt niet zoo gemakke lijk te beoordeelen. maar in elk geval is heï jammer, dat ze door de liefhebbers, die een warme kas tor beschikking hebben, niet meer gekweekt worden dan nu hot ge val ie. Een mooie gezonde Musa (Banaan) moge een sieraad voor de kas zijn, een. vruchtdragende is tegelijk sieraad en bron van inkomsten, aangezien één plant in ons land wel 200 vruchten geven kan en hot kweeken valt misschien nog wel mee. Een drinkgewoonte. Menschen, die gezamenlijk een glas drinken, plegen dat nóóit naar de lippen 'fe brengen. zonder een heilwenscli lo uiten, schrijft de Dr. Crt. Op hef oogen- blik is Prosiit! of Proost i in de mode. een Latijnscb woord, heteekonendo: .Het zij (u) voordeelig" of het hekome u! An deren zeggen: Santjes! voor Santé-1 Ge zondheid! Het meer gemoedelijke: Daar ga je! lijkt op een verbastering van het. Hehroeuwsche Legajiem! Ten leven! Zoo veel dus als het Fransche: Snofé -Te welzijn! Waar die gewoonte vandaan komt? Hoe oiid ze is? Daar zijn de geleerden het niet over eens, daar zijn heel wat gissingen over gewaagd. Den Brnmanen zullen wij het vaderschap mof vereoeVen: die zijn zoo veraf en "zoo Oud! Maar dat de Germanen het van de Romeinen ge leerd hebben, dat zegit ons een mededee- ling van een gezant die met een staat kundige opdracht namens den Romein- •schen keizer bij Attila. dén Hunnen-koning gast aan tafel was. Taeh dc tafélgenonlen gezeten waren. reikfe de wijnschenker Aftila een volle bokaal; hij nam die aan en begroette den oudsle in rang Wie zoo gocerd werd, stond op en mocht nief weer gaan zitten, voor hij den beker leegge dronken en teruggegeven had aan d"n schenker. Alle gasten betuigden zoo Aftila hun hulde door een beker te ledigen owW het uitspreken van een heilwensch De Romeinen hadden het gebru'k van de Grieken overgenomen Het woord propi- nare, toedrinken, van een Gviekschen stam zegt dit reeds Onder do Grieken waren fameuze eters en drinkers ook onder de zeer beroemde mannen, -van wie ons veel anecdotes bewaard .ziin. Zulks H:;' t wel uiit dit grafschrift, een nunfd'cbf dat onvertaalbaar is: Veel heb ik gedronken, véél gegeten, veel van de menschen ,re- lasterd; nu lig ik hier in unüi graf- Ti- moleon van Rliodoz. Alexander de Groote dronk eens z'.in gast Proteas toe met een bokaal, die fweo maatjes inhield. Deze bcnni'wooïddo den heildronk met een gelüke hoeveelheid, nadat hij eerst een lied ter eere van den koning gezongen had. dat ieder luid toe juichte Daarna nam Proteas nog eens zooveel wijn. cn dronk dien in één teug op; Alexander, die niet do mindere w'jde zijn, dror.k evenveel, maar plotseling viel hij achterover in zijn stoel en lie; den beker op den grond vallen Het toedrinken en dc heilwensch moge een terken van vriendelijkheid en vriend schap lijken, ^bo onschuldig is hun oor sprong geenszins Tn een oude Engelsor.e komiek werdt verhaald, dat het gebru'k zou atamren uit een rijd, dat de Deen met dc Engelschen voortdurend in viiaed- schap leefden: de Denen overvielen <!e Fngelcsiien bij voo'keur aan een gemeen schappelijk maal, wanreer de Brit beHa handen gebruikte om de bokaal nno lippen te brengen. Hii wr *r«rhnwde rn «i een nik en een gebaar zijn buurman «n landgenoot om bera te beschermen ,,jpn den mogelijken onvevhoedsohen aaoval- van een kwaadwilligen Deen Doch net gebruik is veel ouder, te oud voor do/a verklaring Dr oorsprong dagleekenf vy' eer uil den tijd. dat men den man voor de besfc gelegenheid hield om "in politieker, leger stander uit den weg te ruimen door een druppel of waf snelwer kend vergif in Óen beker te mengen. Voor- heelde n van zulke gilmoorden kenl de geschiedenis genoeg: welnu, o-m den gast geruft le sle'len dronk de gastheer zelf eerst uit den beker, voor hij hem over reikte of liet overreiken. Daaruit ontstond de gewoonto elkander toe le drinken met een wenscheen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 15