,_,SESES» fil reaasKW KALENDER DER WEEK N.B. Als niet anders wordt aangegeven, hoeft in deze week iedere H. Mis Gloria en Credo en de gewone Prefatie ZONDAG 9 November. 22e Zondag na Pinksteren. Wijdingsfeest van de Aartsbasiliek van den Allerheiligsten Verlosser. Mis X e r r i b i 1 i s. 2e gebed v. d. Zondag, 3e (alleen in stille H.H. Missen) v. d. H. Theodorus, Martelaar. Prefatie v. d. Al- Jerh. Drieëenbeid, laatste Evangelie v. d. £ondag. Onder de ineest beroemde kerken, ge touwd door keizer Gonstantijn, wordt ook genoemd de Kerk v. d. Allerb. Verlosser, gebouwd op de plaats waar eertijds bet paleis van Lat er an en stond. Dat paleis, vroeger bet woonhuis van den Senator Pu- fclins Lateranus was door erfenis eigen dom geworden van Gonstantijn. Deze liet jn bet als kerk omgebouwd paleis een doopkapel bouwen, aan den H. Joannes den Dooper toegewijd, en een altaar daarin oprichten ter eere v. d. H. Joannes dep Evangelist. De bijzondere vereering in deze kapel ter eere y. d. H. Joannes den Dooper was oorzaak, dat de kerk lang- Eamerhand haren eersten naam verloor en bekend bleef onder den naam van St. Jan van Laitèranen. De „St. Jan van Lateranen" wordt „de moeder en het hoofd van alle kerken van Rome en van de gebeele wereld" ge- ïoemd, omdat in haar is geplaatst de zetel van den Paus in zijne hoedanigheid van Bisschop van Rome. Zij is dus de kathe draal van den Pans, en daarom wordt haar wijdingsfeest door de geheele wereld ge vierd. MAANDAG 10 November. Mis v. d. H. Andreas Avellimes, Belijder. Os justi, 2e gebed v. h. Octaaf v. d. H. Willi- hrord, 3e v. d. H.H. Trypbon, Respicius en Nympha. Martelaren. Kleur: W i t De priester en rechtsgeleerde Lancelot na zijn priesterwijding aangesteld bij de geestelijke rechtbank te Napels, trok zich uit spijt en berouw over een leugen terug uit de rechtskundige practijk en wijdde zich geheel aart zuiver priesterlijke werk zaamheden. In de orde der Theatijnen ge sreden vroeg hij uit liefde voor het H. Kruis den naam „.Andreas". Den lOen November 1608 werd hij in 't begin der H Mis bij de woorden: „Ik zal opgaan tot het altaar Gods" door een beroerte ge troffen en stierf Hij wordt aangeroepen Dm bevrijd te bh'jven van een haastigen en onvoorzienen dood. R 3 NSD A3 11 November. Feestdag t. d H Mart inns. Bisschop en Belij der Mis: Statr.it 2e gebed v. h. Oc taaf 3e v. d. H lie -na., Martelaar. Kleur: Wit De H. Marlinus werd geboren in een etad van Pannonië (Hongarije). Zijn va der was een heidenscb krijgsbeambte en gis zoon van oen i.r:i^l>eombt.e werd Mar- tinus voor den'l 'jgsdiënst bestemd, of schoon dat met zijn karakter geheel in «trijd was. Op 10-jarigen leeftijd verzocht hii te mogen worden opgenomen onder de geloofsloerlingen Hij werd toegelaten. Door keizerlijk bevel op 15-jarigen leefitijd tot den militairen stand opgeroepen, nam hij dienst onder de ruiterij. Van onteeren- de misstappen wist bij zich tijdens zijn soldatenleven vrij te houden. Zijn goed aardigheid en zachtmoedigheid maakte hem bij zijne mede-soldaten bemind. Of schoon nog niet gedoopt, beoefende hij als volmaak,» christen goede werken. Door een arme eens gevraagd om een aalmoes, sneed MarMnus, omdat hii anders niets had, zijn mantel in twee stukken en gaf een stuk aan den bedelaar, 's Nachts verscheen heb Christus bekleed met dat stuk mantel, en zelde: ..Martiuus de geloofsleerling heeft mij met dit kleed gedekt". Op 18- jarigen leeftijd ontving hij het H. Doop sel. Ontslagen uit den militairen dienst begaf hij zich in eenzaamheid, maar zijn vertragen om op te klimmen tot hoogere rnhnaeiktheid deed hem Besluiten zich te stellen onder leiding van den H. Hilarius, Bisschop van Patiers (Frankrijk). Later prd de H. Martiuus Bisschop van Tours en stierf in die hoedanigheid op 80-jarigen leeftijd. WOENSDAG 12 November. Mis v. d. L i v i n u s. Bisschop en Martelaar. Statuit, 2e gebed v. d. H. Martinus, Pans en Martelaar, 3e v. h. Octaaf. Kleur W i t De H. Livinus verkondigde ons heilig geloof in de omstreken van Gent en waar schijnlijk in geheel Vlaanderen. Door eenige heidenen aangevallen werd hem de tong ffiet een itang uit den mond gerukt en met een bijl de schedel gekloofd. DONDERDAG 13 November. Mis v. d. H. Didacus, Belijder. Justus uit palma $0 gebed v. h. Octaaf, 3e Concede (ter «ere van Maria). Kleur W i t. VRIJDAG, 14 November. Octaafdag V. d. H. Wïllibrordus. Mis Statuit (als op 7 November), 2e gebed v. d. H. Jo- fiaphat, Bisschop en Martelaar. Kleur W i t Heilige vader Willihrordus,1 leidt uwe kudde; zie van uit den hemel op ons neer, dio hier rondzwalken op de woelige wq- reldzee en bevrijd ons door uwe glorievolle verdiensten van de schipbreuk. (Kerk. Ge tijden.) ZATERDAG 15 November. Mis v. d. H. Gertrudis, Maagd. Dilexisti. 2e ge bed van den Paus. Geen Credo. Kleur W i t Door de overweging der goddelijke Waarheden werd de H. Gertrudis zoozeer aangespoord tot het beoefenen der deug den, dat zij in korten tijd de christelijke Volmaaktheid bereikte. Diep was haar in- Ejckt in de goddelijke dingen; veel heeft z,'j geschreven ter bevordering der gods- yiiicht. In 1292 stierf zij, meer door hare brandende Godsliefde dan door ziekte. Usso. ALB. M. KOK, Pr. matig eten van Asperges.) Paarden staart veroorzaakt bij koeien diarrhee en soms <len dood. Ten slotte weet ieder wel hoe gemeen men zich snijden kan met een riet- of gras helm. Dit vinclt z'n oorzaak hierin, dat de granen en grassen enz. rijkelijk voorzien zijn van kiezel zure kalk. V. H. Vragen op het gebied van land- en tuin bouw aan de redactie van „De Leidsche Courant." SSïiN EERSTE CONCERT. Ik had liet conservatorium te Leipzig met succes afgemaakt en begaf mij op een donkeren, regenachtigen Septemberdag uit de oude, gemoedelijke stad naar een stadje tusscben Posen en Inowrazlaw, waar ik mijn muzikale loopbaan beginnen zou. In mijn nieuwe woonplaats aangekomen, bracht ik aan mijn woning een groot bord aan, waarop ik mij als muziekleeraar aan beval. Bij de meer gegoede families legde ik ook bezoeken af, doch kreeg geen en kel leerling. Op zekeren dag werd mij het bezoek van een Russischen graaf met zijn drie zonen aangekondigd. Mijn hart klop te hoorbaar. De graaf had een grooten opvallend-roeden neus, die blijkbaar niet op de ijsvelden van Siberië-^ bevroren was. Hij droeg mij op, zijn drie zonen pia-no-onderxicht te geven en betaalde het honorarium voor een maand vooruit. Wie was gelukkiger dan ik. De graaf overhan digde me een biljet van honderd roebel, waarop ik hem een tachtig Mark terug moest geven. Gelukkig was mijn geheele vermogen nog juist toereikend om hem het geld terug te geven. Onder beleefde dankbetuigingen overhandigde ik het den graaf en we spraken af, dat zijn zoons den volgenden Maandag de eerste les zouden krijgen. De graaf was in den namiddag gekomen en toen ik, zoodxa hij vertrok ken was, naar het eenige kassierskantoor van de stad ging om het te wisselen, was dit reeds gesloten: Nu ik zoo goed bij ka-s was, besloot ik den volgenden dag, een Zondag, in het voornaamste hotel van de stad. te gaan eten. Ik bestelde bij den maaltijd een half fleschje en dronk in stilte op het welzijn van den Russischen graaf. Om te betalen gaf ik den kellner het biljet van honderd roebel, daar ik be halve dat, geen rooden Pfennig meer be zat. E>e kellner bekeek eerst onderzoekend het biljet., toen begon hij spottend te lachen en ging naar den patroon. Deze gaf den piccolo een teoken en kwam be daard naar mij toe. „Hoe durft u", begon hij, „hier met een nagemaakte banknoot te betalen. Ik heb al om de politie gestuurd en zal u als be drieger laten aanhouden." Op hetzelfde ©ogenblik kwam de piccolo met een politie-agent het lokaal binnen. Verschillende aanwezigen, die mij kenden en aan wie ik vertelde, hoe ik aan het bil jet gekomen was. namen mijn partij op en zoo liep de zaak goed voor mij af. De politie-agent verlangde alleen, dat ik 's Maandagsmorgens op het politiebureau zou komen, om de zaak nader toe te lich ten. Een der gasten., een zeer nette heer, stelde zich borg voor mij en ten slotte werd ik zelfs uitgenoodigd voor den schrik een glaasje met mijn nieuwe hulpvaardige vrienden te drinken. Mijn Russische leerlingen waren des Maandags niet te zien, ik heb nooit meer van hen gehoord. Alleen vernam ik, dat de graaf, een beruchte valsch-munter uit Riga, in verschillende Pruisische plaatsen aantde Russische grens met succes dit kunstje had uitgehaald en bij voorkeur tot zijn slachtoffers lieden koos. die zich er pas gevestigd hadden. Terwijl we. dan een glaasje zaten te drinken, zei een der heeren: „Maar meneer, ik begrijp niet, waarom ge niet eens een concert geeft hier ergens in den omtrek. Ge zoudt in elk geval suc ces hebben. Maar een paar stations van hier ligt Sch., een stad, die sinds er een nieuwe centrale gevangenis gebouwd is, zeer is vooruitgegaan. Het getal muziek liefhebbers is er zeer toegenomen, want er zijn over de honderd ambtenaren naar Sch. overgeplaatst. De families van den directeur en de beide hoofdinspecteurs al leen tellen een twintig ongetrouwde muzi kaal aangelegde ddhhters. Meer uit nood. dan uit vertrouwen op het te behalen succes, besloot ik tegen den volgenden Zondag te Sch. een concert te geven. Nadat ik Zaterdags mijn horloge in den lomberd gebracht had, trok ik Zon dags er. deftig tweede Mas op uit. Aan het station zou ik door de muziek- vereeniging worden afgehaald,,' welk ge- zeischap mij als het fijnste uit den om trek was aanbevolen. Bij mijn aankomst vond ik wel een groot gezelschap aan het station, maar het waren gevangenen, die naar de ,,een- trale" werden getransporteerdvan afge vaardigden van de muziekvereeniging ech ter geen spoor. Uitkijkend bleef ik in den coupé staan; eerst toen de trein verder zou gaan. stapte ik uit. Juist gingen er een paar ietwat verdacht uitziende personen langs mij heen, van wie ik er een hoorde zeggen: „Hij is toch niet meegekomen, de namid dagtrein komt eerst een half uur voor het concert hier aan." Dat waren dus de afgezanten van de muziekvereeniging. Ik maakte me aan hen bekend en .de spreker van straks drukte mij zoo krachtig de hand, dat ik begon te vreezen, dat het concert 's avonds niet zou kunnen doorgaan wegens beloopen letsel. Het was de slager Hakkenblokkev en de andere was de tuinman Duf tig. De laatste maakte zijn verontschuldiging over zijn toilet, hij had zoo juist den broeibak m orde moeten maken en geen tijd gehad om zich to verkleeden, „Maar zeg eens', vroeg Duf tig, „hoe zijt ge uit dien trein gekomen, zender dat we dit bemerkt hebben. We hebben alle der de-Ma® wagen» afgezocht zonder u te zien." Toen ik zei, dat ik tweede Mas gereisd had, steeg ik zeer in de achting der hee ren, ik werd nu met veel eerbied behan deld. We gingen naar het oafé, waar de uitvoering zou plaats hebben en dronken er een glaasje op de kennismaking en den goeden afloop van het concert. Om zes uur zou het concert beginnen. Toen ik den vleugel eens probeerde, be merkte ik tot mijn verwondering, dat liet een voortreffelijk instrument was. Ik wil de ook eens weten, of ik op een goede op komst kon rekenen en ging naar den book- verkooper, die met den verkoop der entree kaarten belast was. Op mijn vraag hoe veel biljetten verkocht waren ik had minstens op een honderd gerekend kreeg ik stotterend teii antwoord: „Vo-vo-voorloopig maar een". Toen ik ietwat verwonderd er van opkeek, stotter de de boekverkooper verderDa-da-at is niks erg. Verlede-de-de week wa-wa-was 'r ook een concert in P-p-pinne, en toen verkocht de broe-broer van mijn chef maar vie-vie-vie-vier biljetten. En toch kwa-kwa-bwa-kwamen er veul menschen." Ik weet niet of ik den bediende gegroet heb, maar toen ik op straat kwam, dans ten de huizen voor mijn oogen. Allesbe halve prettig gestemd kwam ik in mijn hotel aan en begon mij met tegenzin voor den avond te prepareeren- Toen ik Maar was, ging ik in afwachting van de dingen die komen zouden, voor een raam zitten. Om half zes begojj het flink te regenen. „Ook dat nog", dacht ik, „een mooi din getje om de enkelen die kernen wilden, nog af te schrikken." Ondanks mijn slechte verwachting viel de opkomst mij nog mee. Ik begon goede hoop te krijgen, dat na aftrek van de ge maakte kosten er nog iets zou overblijven. En ik hield ook over: vier Mark! Toen alle kosten, die meer waren dan ik ge dacht had, van alle entree's, die minder waren dan ik gemeend had toen ik de zoal inkeek, waren afgetrokken, hield ik vier Mark over. De regen duurde intus- schen voort en lokte nu juist niet tot naar huis gaan uit. Ik informeerde wat het kost te als ik bleef logee-ren en toen mij de prijs van twee Mark genoemd werd, be sloot ik, daar ik met dit weer meer dan twee Mark aan mijn goed bedierf, te blij ven. Toen ik den volgenden ochtend vertrek ken zou en den hotelhouder twee Mark wilde geven, zei deze: ,De kamer kost twee Mark. maar gij had een bed dan wordt het drie Mark vijftig, en met het licht er bij wordt het juist vier Mark." Ik betaalde het bedrag en was nog maar blij, dat hij ook het wa-schwa-ter niet in rekening bracht. Nu kwam ik er ten minste af zender er geld op toe te geven. VERSTROOID. Voor een bekenden juweKorswinke! in de Rue de la Paix te Parijs hield op ze keren dag een elegante, deftige equipage met koetsier en bediende in blauw-mot- goud livrei stil. Op het portier was een wapen geschilderd, dat er eigenaardig uitzag: een. halfgesloten hand, die een diadeem vasthield, en als wapenspreuk daaronder het woord prendo, De eenige inzittende was een knappe, slankgebouw- -de, met veel smaak gekleede beer. De bediende sprong van den .bok en haastte zich, het portier te openen. De heer stapte uit en weid aan de deur door den ijverigen deelgenoot van de juweliêrg- firrna heel beleefd ontvangen. De juwelier zag op het eerste gezicht, dat hij met een nieuwen Mant van rang en vermogen te doen had. Do onbekende heer wenschte ringen te zien, hij sprak het Fransch met een vreemd accent maar zeer vloeiend en zijn manieren waren voornaam. Blijkbaar was hij een van die koopers. die het ideaal der juweliers vormen: snel in zijn keuze, zonder aanmerking op soort of prijs te maken. In vijf minuten tijd® had hij een diamanten en een robijnen ring gekocht voor 1500 franks en met goed geld betaald. Hij verliet den winkel met een voornaam hoofdknikje en stapte in het rijtuig, dat in de richting van het Vendomeplein weg reed. Nauwelijks was het rijtuig weg, of een deftig in 't zwart gekleed heer trad nu den winkel binnen en vroeg, of hier een vreemdeling zoo juist niet "wat gekocht en vergeten had te betalen. De juwelier wilde reeds ontkennend ant woorden, toen hij plotseling een kostbaren diamanten ring vermiste. Ten hoogste ver wonderd deelde hij den vrager zijn be vinding mee. De vermiste ring kostte 2000 franks. ,,Ik dacht het. wel," zei de vreemdeling, die ook aan zijn uitspraak den vreemde ling verried, „miin vriend Cilio is zoo nu en dan wat verstrooid, sta me toe u de 2000 franks te betalen." Hij nam een banknoot uit zijn goedge vulde pertefeuille en verliet aanstonds den winkel. Voor de deur wachtte een til- bpry op hem, die evenens naar het Ven domeplein reed. „Een yreemde koop", mompelde de ju welier, „wat verstrooid. Ha-ha-. Enfin dat geeft niets, lui, die zoo koopkrachtig zijn, kunnen zich veroorloven verstrooid te zijn." Lachende borg hij zijn ringen weg. Drie of vier dagen later verscheen de verstrooide heer opnieuw in den winkel. Toen bij binnenkwam, wierp de juwelier toevallig' een blik naar buiten en zag aan den overkant der straat weer de tilbury eta-an. Signor Cilio kocht dezen' keer een Mein diamanten kruis, waarvoor hij 2000 franks betaalde. De juwelier hield hem goed in 't oog, maar bemerkte toch eerst toen hij weg was, dat de vreemdeling weer „ver strooid" geweest was. De lieer uit de til bury op hem, die eveneens naar het Ven- Dit herhaalde zich verscheidene malen, tot de gezamenlijke inkoopen bij de 30,000 francks beliepen. Op zekeren dag, toen signor Cilio's vriend weder 3000 frameka voor den ver geetachtige betaald had, kwam een heer binnen, die door Cilio's vriend met de grootste hartelijkheid gegroet werd. „Mijn beste signor Tiberio", riep hij uit, „dat is een aangename verrassing. Ik zag uw tilbury en Jean zei, dat u hierbinnen waart." ,,Ah, mijn waarde voTst", antwoordde de met signor Tiberio aangesprokene, „het verheugt me u te zien! Hoe maakt het Hare Hoogheid vorstin Olga?" „Uitstekend," antwoordde de vorst. „Wat voert u hierheen?" „Och, het spijt me, dat ik 't u zeggen moet, mijn zwager heeft weer een van zijn treurige aanvallen ge begrijpt me en ik ben dus veroordeeld hem overal te volgen, om onaangenaamheden te vermij den." „Dat is inderdaad wel treurig, mijn bes te Tiberio. Enfin, het maakt bij u en zijn vermogen niet veel uit." „Dat is waa-r. Maar je moet het maar doormaken. Overigens is hij bier spaarza mer dan vroeger te Rome. Daar moest ik eens een bedrag van tweehonderd duizend lire bijpassen; later hebben we het ding, dat hij meenam, voor zestig duizend weer verkocht. Honderdveertig duizend lire ver lorcn geen Meinigherd, zelfs voor een milliona-ir." Onder vertrouwelijk gesprek verlieten beide heeren weldra den winkel. „Kent ge deze heeren?" vroeg een Mant die intusschen was binnengekomen om een kostbaren armband te laten reparee- ren, waaruit een steen gevallen was. „Neen", antwoordde de juwelier, „de een is een Italiaan, de andere waarschijn lijk een Russische vorst. Ik maakte dit uit hun gesprek op." „Ik ken", zei nu de ander, „beiden uit Rome, waar ik me voor eenige jaren be vond. De Rus is vorst Bariat-nski, die uit gestrekte landgoederen in Zuid-Rusland bezit, de Italiaan is signor Julio Tiberio, een groot bankier, die een vijftigduizend hectaren van den besten grond in Nooi'd- Italië bezit. Zijn zuster is getrouwd met den markies den naam zal ik weglaten, hij is hier incognito, naar ik hoor. Deze lijdt aan steelzucht, en nu volgt signor Tiberio hem overal, om hem voor gerech telijke moeilijkheden te vrijwaren." „Een steelzuchtige. ah is 't hem dat", riep de juwelier uit. Op zekeren dag verklaarde signor Cilio den juwelier, dat hij van plan was, spoe dig naar Amerika te vertrekken, waar hij twee jaren dacht te blijven. De firma ha-d toen een prachtige diamanten halsketen in haar winkeluitstalling. Daar de juwelier wist, dat alles wat de vreemdeling mee nam eerlijk betaald werd, had hij heime lijk hoop, dat signor Cilio dit sieraad in zou rekenen, waardoor hij een zoet winst je zou maken. Het sieraad kostte twee en een half millioen francks. Toen Cilio de eerste maal de halsketen zag, nam hij ze echter niet mee. Een paar dagen la-ter, toen signor Cilio juist zijn vingers naar het kostbare Meinood uit stak, kwam signor Tiberio spoediger dan anders binnen, vergezeld van den vorst, en verzocht Cilio, aanstonds mee te gaan. Teen de juwelier na hun vertrek een blik op de toonbank wierp, zag hij aan stonds. dat het kostbare halssieraad ver dwenen was. „Eniin, dat komt wel in orde", dacht hij half en half blij over het voordeeltje, dat hij er mee behalen zou. Toen hij echter twee. uur gewacht had en nog altijd signor Tiberio zich liet wachten besloot de juwelier zich naar het hotel van signor Cilio te begeven. In het hotel, waar alles op grotoen voet was ingericht, vernam hij, dab signor Cilio was uitge gaan. Men wist niet. wanneer hij terug zou keeren. Den volgenden dag hij nog niet terug. Den geheelen dag door kwamen lieden, die ijverig en angstig naai- signor Cilio eh signor Tiberio vroegen. Het waren allen leveranciers en winkeliers, die ondervin ding van signor Cilio's kwaal hadden op gedaan. Vergeefs werden pogingen ge daan om him verblijf uit te vinden,. Ze waren weg en bleven weg. En de juwelier- was zijn halssieraad van twee en een half millioen kwijt. „Prendo", mompelde hij met erger-nis in de stem, als hij over dit geval sprak, ,uu weet ik wa-t prendo beteekent een on beschaamde dief. Nu kan hij zich een hals keten in plaats van een diadeem in zijn wapen laten schilderen." 0P SüANGEUVRE. „Waarom ik geen officier meer ben?" vroeg de ex-luitenant Minard. „Omdat- omdatja, maar ik zal je de geschiede nis vertellen. 't "Was bij de laatste manoeuvres, dat de overste ons een zeer prettig voorstel deed. Je kent overste Ohampsaur toch? Drie-en-veer tig jaar oud, wit haar, een open en trouwhartig gelaat en een bemin nelijk en vroolijk karakter. „Mijne heeren", zeide hij tot ons, „komt het u niet voor, alsof we ons op het land bevinden Op het land namelijk is hot regiment een groote familie. ..Hoe zou u vinden, als we eens gezamenlijk soupeerden?" „NatuurlijkF' antwoordden de officieren van het 66e regiment huzaren. ,Da-t is dus in orde, kinderen.... Doch, hoe en waar we eten, dat weet ik niet en ik heb geen tijd, ojn me er mee bezig te houden één uwer moet dat maar op zich nemen. Nu luitenant Minard, dat is net wat voor jou. Een vroolijk vrij gezellens ouper!" Ik zag het oogenblik komen, waarop de overste er bij zou voegen: „Je hebt de erfenis van je oom Minard er zoo han dig doorgelapt, je moet van zulke dingen vers-tand hebben." 1 Gelukkig maakte hij die alleszins ge rechtvaardigde opmerking niet en ik was er hem dankbaar voor. „Wat moet ik doen?" vroeg ik, ,zal ik een goed restaurant opzoeken en het me nu vaststellen?" „Dat is jou zaak, luitenant, ik draag je deze zaa-k in vertrouwen op, begrijp je? Wat een restaurant betreft dat zou ik in Toul zoeken, omdat we daar den nacht moeten doorbrengen. In GoudreviJle kun je ons weer ontmoeten. Te paard luitenant te paard! Ik geef je er twee uren voor." Ik brak op met mijn oppasser Baptists* een braven jongen, die mij reeds twee jaar diende en reed weg. Onder het rijden herinnerde ik mij, dat Baptiste te Toul had gewoond. „Ja, luitenant", zei hij. „ik wilde u iets vragen." Ik wilde in het hotel „De vier Kolom men" even goeden dag gaan zeggen,, ik ben daar vier maanden in dienst geweest en heb er nog kennissen-" „Wat is dat voor een hotel", vroeg ik, „kan men daar goed eten?" „Zeker, luitenant! Het is het beste res taurant en tevens het mooiste plekje aan den Moezel, en de fijnproevers uit de na burige steden brengen er 's zomers talrij ke bezoeken. Mijnheer Robertet bereidt hun diners, waarnaar zij in de stad kun nen fluiten. Hij heeft zijns gelijke nier., wat sommige gerechten betreft." „Nu, dan wil je me zeker wel eens aan die beroemd© persoonlijkheid voorstell- lenï" „Een gewichtig persoon is hij inder daad,. want niet alleen is mijnheer Rober tot hotelhoiKler^jnaar ook wijnhandelaar.. Hij ziet er op het eerste gezicht niet naar uit, te meer daar hij zelf kookt. maar ik kan u verzekeren dat hij -zich voor vier- of vijfmaal honderdduizend frankes den hals mot Ia-at afsnijden Juffrouw Armanda behoeft tenminste niet mooi te zijn met den bruidschat, dien «zij mee krijgt.'' „Juffrouw Armanda. irat is de dochtei van mijnheer Rcbertet?" „Zijn eenige dochter, luitenant. „Hoe oud is ze?" „Achttien of negentien jaarl" „Maar ze is niet mooiDat heb ja me toch gezegd, nietwaar?" „Pardon, luitenanti Ik zei. ze behoeft niet mooi te zijn, maar mooi is ze. U zult het eens zien. wat 'n teint! haar, oogen, mond, taille, nu, u zult het eens zien!"' Een jong meisje, dat teint, haar, oogen een mond en taille heeft, is inderdaad da-» ook iets buitengewoons. Zal ik ce waarheid zeggen? Baptists had me betooverd. En ik. die nog nooit aan een huwelijk had gedacht, begon er nu zoowaar over te denken. Het had mo aangegrepen en hoe ik ook mijn best deed, de gedachte van mij af te schudden, hel gelukte niet. Het begon mij te ergeren, dus zei ik: „Neen, toch bevalt het me nietl" „Wilt u niet naar ,.De vier Kolommen?* gaan?" vroeg Baptiste. Ik ging toch naar „De vier Kolommen', natuurlijk cm den goeden jongen pleizier te doen. Hij bracht me bij mijnheer Robertet* een dikken man met een rood gezicht en schitterende oogen: ik bestelde het souper en nada-t het noodige was vastgesteld, keerde de hotelhouder naar zijn keuken terug. We wilden naar Goudrevilie terugrijden toen, opeens een lieve vrouwenstem zeidc: „Daar heb je Baptrste!'' Mijn oppasser keek naar boven en ik deed hetzelfde; op het bordes, ter boogie van de eerst© verdieping, stond een blond-, slank en mooi, zeer mooi meisje en lachte ons toe. „Baptiste", ging zij voort, „heeft papa je niets geoffreerd? Je bent warm en zult wel dorst hebben. De officier zal wel goedvinden, dat je een glas bier drinkt." „Zeker", antwoordde ik. „en als ik niet zoo'n haast, zoo'n groote haast had „....Dan aoudt u ook een glas bier aan nemen, mijnheer? Och. doe het maar, ik kom beneden-" „Ja maar...." „Ach ja-, ik verga-t, da-t u zoo'n haast hebt: nu. steek uw arai dan maar op." Met deze woorden boog het meisje z.ch over de leuning en. reikte me een glas schuimend bier toe-Ik dronk langzaam en van mijn haast was niets meer te be speuren. Ik nam juffrouw Armanda nauwkeurig op. Toen* hoe weet ik niet, begon ons ge sprek en we kwamen vanzelf op het hu welijk. Juffrouw Armanda beloofde me-, dat ze voor het souper zou zorgen, zoodat de overste tevreden kon zijn. Maar het was in de laatste dagen een heele drukte in het hotel, want een nichtje, juffrouw Jeanne, zou den volgenden dag haar ver loving vieren en mijnheer Robertet bereid de nu een diner voor zijn nicht, die in October zou trouwen. Ik hoorde tevens va-n haar, dat juffrouw. Jeanne ©en wees was en tegelijk met Ar manda was opgevoed. De kinderen hiel den va-n elkaar als zusters en clikv. ijls ha-d men gezegd, dat zij op denZell'den dag in het huwelijk zouden treden. „Zoo, trouwt u dan ook", vroeg ik een weinig bevend. „Ik? "Wel neen. Maar twee bruiloften! tegelijk zouden toch aardig zijn geweest.' Ik achtte nu het oogenblik gekomen en! ging verder: „O, maar juffrouw, dat hangt toch ze ker alleen van u af." „Ja, dat is waar", antwoordde Anna mi a onschuldig, „papa laht me de vrije keus. Maar éen leeraar, zooals de aanslaande van mijn. nicht is, zou ik niet willen en ook voor 'n notaris, 'n advocaat of n rechter voel ik niet veel. Als een piesi- dent van een gerechtshof mij vroeg, zon ik zoo gauw niet „neen" zeggen, want ik vind het wel aardig, de vrouw van zoo n voornamen, mijnheer te zijn. Maar de pre-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 15