,_,SESES» fil reaasKW
KALENDER DER WEEK
N.B. Als niet anders wordt aangegeven,
hoeft in deze week iedere H. Mis Gloria
en Credo en de gewone Prefatie
ZONDAG 9 November. 22e Zondag
na Pinksteren. Wijdingsfeest
van de Aartsbasiliek van den
Allerheiligsten Verlosser. Mis
X e r r i b i 1 i s. 2e gebed v. d. Zondag, 3e
(alleen in stille H.H. Missen) v. d. H.
Theodorus, Martelaar. Prefatie v. d. Al-
Jerh. Drieëenbeid, laatste Evangelie v. d.
£ondag.
Onder de ineest beroemde kerken, ge
touwd door keizer Gonstantijn, wordt ook
genoemd de Kerk v. d. Allerb. Verlosser,
gebouwd op de plaats waar eertijds bet
paleis van Lat er an en stond. Dat paleis,
vroeger bet woonhuis van den Senator Pu-
fclins Lateranus was door erfenis eigen
dom geworden van Gonstantijn. Deze liet
jn bet als kerk omgebouwd paleis een
doopkapel bouwen, aan den H. Joannes
den Dooper toegewijd, en een altaar
daarin oprichten ter eere v. d. H. Joannes
dep Evangelist. De bijzondere vereering
in deze kapel ter eere y. d. H. Joannes
den Dooper was oorzaak, dat de kerk lang-
Eamerhand haren eersten naam verloor en
bekend bleef onder den naam van St. Jan
van Laitèranen.
De „St. Jan van Lateranen" wordt „de
moeder en het hoofd van alle kerken van
Rome en van de gebeele wereld" ge-
ïoemd, omdat in haar is geplaatst de zetel
van den Paus in zijne hoedanigheid van
Bisschop van Rome. Zij is dus de kathe
draal van den Pans, en daarom wordt haar
wijdingsfeest door de geheele wereld ge
vierd.
MAANDAG 10 November. Mis v. d. H.
Andreas Avellimes, Belijder. Os
justi, 2e gebed v. h. Octaaf v. d. H. Willi-
hrord, 3e v. d. H.H. Trypbon, Respicius en
Nympha. Martelaren. Kleur: W i t
De priester en rechtsgeleerde Lancelot
na zijn priesterwijding aangesteld bij de
geestelijke rechtbank te Napels, trok zich
uit spijt en berouw over een leugen terug
uit de rechtskundige practijk en wijdde
zich geheel aart zuiver priesterlijke werk
zaamheden. In de orde der Theatijnen ge
sreden vroeg hij uit liefde voor het H.
Kruis den naam „.Andreas". Den lOen
November 1608 werd hij in 't begin der
H Mis bij de woorden: „Ik zal opgaan
tot het altaar Gods" door een beroerte ge
troffen en stierf Hij wordt aangeroepen
Dm bevrijd te bh'jven van een haastigen
en onvoorzienen dood.
R 3 NSD A3 11 November. Feestdag
t. d H Mart inns. Bisschop en Belij
der Mis: Statr.it 2e gebed v. h. Oc
taaf 3e v. d. H lie -na., Martelaar. Kleur:
Wit
De H. Marlinus werd geboren in een
etad van Pannonië (Hongarije). Zijn va
der was een heidenscb krijgsbeambte en
gis zoon van oen i.r:i^l>eombt.e werd Mar-
tinus voor den'l 'jgsdiënst bestemd, of
schoon dat met zijn karakter geheel in
«trijd was. Op 10-jarigen leeftijd verzocht
hii te mogen worden opgenomen onder de
geloofsloerlingen Hij werd toegelaten.
Door keizerlijk bevel op 15-jarigen leefitijd
tot den militairen stand opgeroepen, nam
hij dienst onder de ruiterij. Van onteeren-
de misstappen wist bij zich tijdens zijn
soldatenleven vrij te houden. Zijn goed
aardigheid en zachtmoedigheid maakte
hem bij zijne mede-soldaten bemind. Of
schoon nog niet gedoopt, beoefende hij als
volmaak,» christen goede werken. Door een
arme eens gevraagd om een aalmoes, sneed
MarMnus, omdat hii anders niets had, zijn
mantel in twee stukken en gaf een stuk
aan den bedelaar, 's Nachts verscheen
heb Christus bekleed met dat stuk mantel,
en zelde: ..Martiuus de geloofsleerling
heeft mij met dit kleed gedekt". Op 18-
jarigen leeftijd ontving hij het H. Doop
sel. Ontslagen uit den militairen dienst
begaf hij zich in eenzaamheid, maar zijn
vertragen om op te klimmen tot hoogere
rnhnaeiktheid deed hem Besluiten zich te
stellen onder leiding van den H. Hilarius,
Bisschop van Patiers (Frankrijk). Later
prd de H. Martiuus Bisschop van Tours
en stierf in die hoedanigheid op 80-jarigen
leeftijd.
WOENSDAG 12 November. Mis v. d.
L i v i n u s. Bisschop en Martelaar.
Statuit, 2e gebed v. d. H. Martinus, Pans
en Martelaar, 3e v. h. Octaaf. Kleur W i t
De H. Livinus verkondigde ons heilig
geloof in de omstreken van Gent en waar
schijnlijk in geheel Vlaanderen. Door eenige
heidenen aangevallen werd hem de tong
ffiet een itang uit den mond gerukt en
met een bijl de schedel gekloofd.
DONDERDAG 13 November. Mis v. d.
H. Didacus, Belijder. Justus uit palma
$0 gebed v. h. Octaaf, 3e Concede (ter
«ere van Maria). Kleur W i t.
VRIJDAG, 14 November. Octaafdag
V. d. H. Wïllibrordus. Mis Statuit
(als op 7 November), 2e gebed v. d. H. Jo-
fiaphat, Bisschop en Martelaar. Kleur W i t
Heilige vader Willihrordus,1 leidt uwe
kudde; zie van uit den hemel op ons neer,
dio hier rondzwalken op de woelige wq-
reldzee en bevrijd ons door uwe glorievolle
verdiensten van de schipbreuk. (Kerk. Ge
tijden.)
ZATERDAG 15 November. Mis v. d.
H. Gertrudis, Maagd. Dilexisti. 2e ge
bed van den Paus. Geen Credo. Kleur W i t
Door de overweging der goddelijke
Waarheden werd de H. Gertrudis zoozeer
aangespoord tot het beoefenen der deug
den, dat zij in korten tijd de christelijke
Volmaaktheid bereikte. Diep was haar in-
Ejckt in de goddelijke dingen; veel heeft
z,'j geschreven ter bevordering der gods-
yiiicht. In 1292 stierf zij, meer door hare
brandende Godsliefde dan door ziekte.
Usso. ALB. M. KOK, Pr.
matig eten van Asperges.) Paarden
staart veroorzaakt bij koeien diarrhee en
soms <len dood.
Ten slotte weet ieder wel hoe gemeen
men zich snijden kan met een riet- of gras
helm. Dit vinclt z'n oorzaak hierin, dat de
granen en grassen enz. rijkelijk voorzien
zijn van kiezel zure kalk.
V. H.
Vragen op het gebied van land- en tuin
bouw aan de redactie van „De Leidsche
Courant."
SSïiN EERSTE CONCERT.
Ik had liet conservatorium te Leipzig
met succes afgemaakt en begaf mij op een
donkeren, regenachtigen Septemberdag uit
de oude, gemoedelijke stad naar een stadje
tusscben Posen en Inowrazlaw, waar ik
mijn muzikale loopbaan beginnen zou.
In mijn nieuwe woonplaats aangekomen,
bracht ik aan mijn woning een groot bord
aan, waarop ik mij als muziekleeraar aan
beval. Bij de meer gegoede families legde
ik ook bezoeken af, doch kreeg geen en
kel leerling. Op zekeren dag werd mij het
bezoek van een Russischen graaf met zijn
drie zonen aangekondigd. Mijn hart klop
te hoorbaar. De graaf had een grooten
opvallend-roeden neus, die blijkbaar niet
op de ijsvelden van Siberië-^ bevroren
was. Hij droeg mij op, zijn drie zonen
pia-no-onderxicht te geven en betaalde het
honorarium voor een maand vooruit. Wie
was gelukkiger dan ik. De graaf overhan
digde me een biljet van honderd roebel,
waarop ik hem een tachtig Mark terug
moest geven. Gelukkig was mijn geheele
vermogen nog juist toereikend om hem
het geld terug te geven. Onder beleefde
dankbetuigingen overhandigde ik het den
graaf en we spraken af, dat zijn zoons den
volgenden Maandag de eerste les zouden
krijgen. De graaf was in den namiddag
gekomen en toen ik, zoodxa hij vertrok
ken was, naar het eenige kassierskantoor
van de stad ging om het te wisselen, was
dit reeds gesloten: Nu ik zoo goed bij ka-s
was, besloot ik den volgenden dag, een
Zondag, in het voornaamste hotel van de
stad. te gaan eten. Ik bestelde bij den
maaltijd een half fleschje en dronk in
stilte op het welzijn van den Russischen
graaf. Om te betalen gaf ik den kellner
het biljet van honderd roebel, daar ik be
halve dat, geen rooden Pfennig meer be
zat.
E>e kellner bekeek eerst onderzoekend
het biljet., toen begon hij spottend te
lachen en ging naar den patroon. Deze
gaf den piccolo een teoken en kwam be
daard naar mij toe.
„Hoe durft u", begon hij, „hier met een
nagemaakte banknoot te betalen. Ik heb
al om de politie gestuurd en zal u als be
drieger laten aanhouden."
Op hetzelfde ©ogenblik kwam de piccolo
met een politie-agent het lokaal binnen.
Verschillende aanwezigen, die mij kenden
en aan wie ik vertelde, hoe ik aan het bil
jet gekomen was. namen mijn partij op
en zoo liep de zaak goed voor mij af. De
politie-agent verlangde alleen, dat ik
's Maandagsmorgens op het politiebureau
zou komen, om de zaak nader toe te lich
ten. Een der gasten., een zeer nette heer,
stelde zich borg voor mij en ten slotte
werd ik zelfs uitgenoodigd voor den schrik
een glaasje met mijn nieuwe hulpvaardige
vrienden te drinken.
Mijn Russische leerlingen waren des
Maandags niet te zien, ik heb nooit meer
van hen gehoord. Alleen vernam ik, dat
de graaf, een beruchte valsch-munter uit
Riga, in verschillende Pruisische plaatsen
aantde Russische grens met succes dit
kunstje had uitgehaald en bij voorkeur
tot zijn slachtoffers lieden koos. die zich
er pas gevestigd hadden.
Terwijl we. dan een glaasje zaten te
drinken, zei een der heeren:
„Maar meneer, ik begrijp niet, waarom
ge niet eens een concert geeft hier ergens
in den omtrek. Ge zoudt in elk geval suc
ces hebben. Maar een paar stations van
hier ligt Sch., een stad, die sinds er een
nieuwe centrale gevangenis gebouwd is,
zeer is vooruitgegaan. Het getal muziek
liefhebbers is er zeer toegenomen, want
er zijn over de honderd ambtenaren naar
Sch. overgeplaatst. De families van den
directeur en de beide hoofdinspecteurs al
leen tellen een twintig ongetrouwde muzi
kaal aangelegde ddhhters.
Meer uit nood. dan uit vertrouwen op
het te behalen succes, besloot ik tegen den
volgenden Zondag te Sch. een concert te
geven. Nadat ik Zaterdags mijn horloge in
den lomberd gebracht had, trok ik Zon
dags er. deftig tweede Mas op uit.
Aan het station zou ik door de muziek-
vereeniging worden afgehaald,,' welk ge-
zeischap mij als het fijnste uit den om
trek was aanbevolen.
Bij mijn aankomst vond ik wel een
groot gezelschap aan het station, maar
het waren gevangenen, die naar de ,,een-
trale" werden getransporteerdvan afge
vaardigden van de muziekvereeniging ech
ter geen spoor.
Uitkijkend bleef ik in den coupé staan;
eerst toen de trein verder zou gaan. stapte
ik uit. Juist gingen er een paar ietwat
verdacht uitziende personen langs mij
heen, van wie ik er een hoorde zeggen:
„Hij is toch niet meegekomen, de namid
dagtrein komt eerst een half uur voor het
concert hier aan."
Dat waren dus de afgezanten van de
muziekvereeniging. Ik maakte me aan hen
bekend en .de spreker van straks drukte
mij zoo krachtig de hand, dat ik begon
te vreezen, dat het concert 's avonds niet
zou kunnen doorgaan wegens beloopen
letsel. Het was de slager Hakkenblokkev
en de andere was de tuinman Duf tig. De
laatste maakte zijn verontschuldiging over
zijn toilet, hij had zoo juist den broeibak
m orde moeten maken en geen tijd gehad
om zich to verkleeden,
„Maar zeg eens', vroeg Duf tig, „hoe zijt
ge uit dien trein gekomen, zender dat we
dit bemerkt hebben. We hebben alle der
de-Ma® wagen» afgezocht zonder u te
zien."
Toen ik zei, dat ik tweede Mas gereisd
had, steeg ik zeer in de achting der hee
ren, ik werd nu met veel eerbied behan
deld. We gingen naar het oafé, waar de
uitvoering zou plaats hebben en dronken
er een glaasje op de kennismaking en den
goeden afloop van het concert.
Om zes uur zou het concert beginnen.
Toen ik den vleugel eens probeerde, be
merkte ik tot mijn verwondering, dat liet
een voortreffelijk instrument was. Ik wil
de ook eens weten, of ik op een goede op
komst kon rekenen en ging naar den book-
verkooper, die met den verkoop der entree
kaarten belast was. Op mijn vraag hoe
veel biljetten verkocht waren ik had
minstens op een honderd gerekend
kreeg ik stotterend teii antwoord:
„Vo-vo-voorloopig maar een". Toen ik
ietwat verwonderd er van opkeek, stotter
de de boekverkooper verderDa-da-at is
niks erg. Verlede-de-de week wa-wa-was
'r ook een concert in P-p-pinne, en toen
verkocht de broe-broer van mijn chef
maar vie-vie-vie-vier biljetten. En toch
kwa-kwa-bwa-kwamen er veul menschen."
Ik weet niet of ik den bediende gegroet
heb, maar toen ik op straat kwam, dans
ten de huizen voor mijn oogen. Allesbe
halve prettig gestemd kwam ik in mijn
hotel aan en begon mij met tegenzin voor
den avond te prepareeren- Toen ik Maar
was, ging ik in afwachting van de dingen
die komen zouden, voor een raam zitten.
Om half zes begojj het flink te regenen.
„Ook dat nog", dacht ik, „een mooi din
getje om de enkelen die kernen wilden,
nog af te schrikken."
Ondanks mijn slechte verwachting viel
de opkomst mij nog mee. Ik begon goede
hoop te krijgen, dat na aftrek van de ge
maakte kosten er nog iets zou overblijven.
En ik hield ook over: vier Mark! Toen
alle kosten, die meer waren dan ik ge
dacht had, van alle entree's, die minder
waren dan ik gemeend had toen ik de
zoal inkeek, waren afgetrokken, hield ik
vier Mark over. De regen duurde intus-
schen voort en lokte nu juist niet tot naar
huis gaan uit. Ik informeerde wat het kost
te als ik bleef logee-ren en toen mij de
prijs van twee Mark genoemd werd, be
sloot ik, daar ik met dit weer meer dan
twee Mark aan mijn goed bedierf, te blij
ven.
Toen ik den volgenden ochtend vertrek
ken zou en den hotelhouder twee Mark
wilde geven, zei deze:
,De kamer kost twee Mark. maar gij
had een bed dan wordt het drie Mark
vijftig, en met het licht er bij wordt het
juist vier Mark."
Ik betaalde het bedrag en was nog
maar blij, dat hij ook het wa-schwa-ter niet
in rekening bracht. Nu kwam ik er ten
minste af zender er geld op toe te geven.
VERSTROOID.
Voor een bekenden juweKorswinke! in
de Rue de la Paix te Parijs hield op ze
keren dag een elegante, deftige equipage
met koetsier en bediende in blauw-mot-
goud livrei stil. Op het portier was een
wapen geschilderd, dat er eigenaardig
uitzag: een. halfgesloten hand, die een
diadeem vasthield, en als wapenspreuk
daaronder het woord prendo, De eenige
inzittende was een knappe, slankgebouw-
-de, met veel smaak gekleede beer.
De bediende sprong van den .bok en
haastte zich, het portier te openen. De
heer stapte uit en weid aan de deur door
den ijverigen deelgenoot van de juweliêrg-
firrna heel beleefd ontvangen. De juwelier
zag op het eerste gezicht, dat hij met een
nieuwen Mant van rang en vermogen te
doen had.
Do onbekende heer wenschte ringen te
zien, hij sprak het Fransch met een
vreemd accent maar zeer vloeiend en
zijn manieren waren voornaam. Blijkbaar
was hij een van die koopers. die het ideaal
der juweliers vormen: snel in zijn keuze,
zonder aanmerking op soort of prijs te
maken. In vijf minuten tijd® had hij een
diamanten en een robijnen ring gekocht
voor 1500 franks en met goed geld betaald.
Hij verliet den winkel met een voornaam
hoofdknikje en stapte in het rijtuig, dat
in de richting van het Vendomeplein weg
reed.
Nauwelijks was het rijtuig weg, of een
deftig in 't zwart gekleed heer trad nu
den winkel binnen en vroeg, of hier een
vreemdeling zoo juist niet "wat gekocht en
vergeten had te betalen.
De juwelier wilde reeds ontkennend ant
woorden, toen hij plotseling een kostbaren
diamanten ring vermiste. Ten hoogste ver
wonderd deelde hij den vrager zijn be
vinding mee. De vermiste ring kostte 2000
franks.
,,Ik dacht het. wel," zei de vreemdeling,
die ook aan zijn uitspraak den vreemde
ling verried, „miin vriend Cilio is zoo nu
en dan wat verstrooid, sta me toe u de
2000 franks te betalen."
Hij nam een banknoot uit zijn goedge
vulde pertefeuille en verliet aanstonds
den winkel. Voor de deur wachtte een til-
bpry op hem, die evenens naar het Ven
domeplein reed.
„Een yreemde koop", mompelde de ju
welier, „wat verstrooid. Ha-ha-. Enfin dat
geeft niets, lui, die zoo koopkrachtig zijn,
kunnen zich veroorloven verstrooid te
zijn."
Lachende borg hij zijn ringen weg.
Drie of vier dagen later verscheen de
verstrooide heer opnieuw in den winkel.
Toen bij binnenkwam, wierp de juwelier
toevallig' een blik naar buiten en zag aan
den overkant der straat weer de tilbury
eta-an.
Signor Cilio kocht dezen' keer een Mein
diamanten kruis, waarvoor hij 2000 franks
betaalde. De juwelier hield hem goed in 't
oog, maar bemerkte toch eerst toen hij
weg was, dat de vreemdeling weer „ver
strooid" geweest was. De lieer uit de til
bury op hem, die eveneens naar het Ven-
Dit herhaalde zich verscheidene malen,
tot de gezamenlijke inkoopen bij de 30,000
francks beliepen.
Op zekeren dag, toen signor Cilio's
vriend weder 3000 frameka voor den ver
geetachtige betaald had, kwam een heer
binnen, die door Cilio's vriend met de
grootste hartelijkheid gegroet werd.
„Mijn beste signor Tiberio", riep hij uit,
„dat is een aangename verrassing. Ik zag
uw tilbury en Jean zei, dat u hierbinnen
waart."
,,Ah, mijn waarde voTst", antwoordde de
met signor Tiberio aangesprokene, „het
verheugt me u te zien! Hoe maakt het
Hare Hoogheid vorstin Olga?"
„Uitstekend," antwoordde de vorst.
„Wat voert u hierheen?"
„Och, het spijt me, dat ik 't u zeggen
moet, mijn zwager heeft weer een van zijn
treurige aanvallen ge begrijpt me en
ik ben dus veroordeeld hem overal te
volgen, om onaangenaamheden te vermij
den."
„Dat is inderdaad wel treurig, mijn bes
te Tiberio. Enfin, het maakt bij u en zijn
vermogen niet veel uit."
„Dat is waa-r. Maar je moet het maar
doormaken. Overigens is hij bier spaarza
mer dan vroeger te Rome. Daar moest ik
eens een bedrag van tweehonderd duizend
lire bijpassen; later hebben we het ding,
dat hij meenam, voor zestig duizend weer
verkocht. Honderdveertig duizend lire ver
lorcn geen Meinigherd, zelfs voor een
milliona-ir."
Onder vertrouwelijk gesprek verlieten
beide heeren weldra den winkel.
„Kent ge deze heeren?" vroeg een Mant
die intusschen was binnengekomen om
een kostbaren armband te laten reparee-
ren, waaruit een steen gevallen was.
„Neen", antwoordde de juwelier, „de
een is een Italiaan, de andere waarschijn
lijk een Russische vorst. Ik maakte dit
uit hun gesprek op."
„Ik ken", zei nu de ander, „beiden uit
Rome, waar ik me voor eenige jaren be
vond. De Rus is vorst Bariat-nski, die uit
gestrekte landgoederen in Zuid-Rusland
bezit, de Italiaan is signor Julio Tiberio,
een groot bankier, die een vijftigduizend
hectaren van den besten grond in Nooi'd-
Italië bezit. Zijn zuster is getrouwd met
den markies den naam zal ik weglaten,
hij is hier incognito, naar ik hoor. Deze
lijdt aan steelzucht, en nu volgt signor
Tiberio hem overal, om hem voor gerech
telijke moeilijkheden te vrijwaren."
„Een steelzuchtige. ah is 't hem dat",
riep de juwelier uit.
Op zekeren dag verklaarde signor Cilio
den juwelier, dat hij van plan was, spoe
dig naar Amerika te vertrekken, waar hij
twee jaren dacht te blijven. De firma ha-d
toen een prachtige diamanten halsketen
in haar winkeluitstalling. Daar de juwelier
wist, dat alles wat de vreemdeling mee
nam eerlijk betaald werd, had hij heime
lijk hoop, dat signor Cilio dit sieraad in
zou rekenen, waardoor hij een zoet winst
je zou maken. Het sieraad kostte twee en
een half millioen francks.
Toen Cilio de eerste maal de halsketen
zag, nam hij ze echter niet mee. Een paar
dagen la-ter, toen signor Cilio juist zijn
vingers naar het kostbare Meinood uit
stak, kwam signor Tiberio spoediger dan
anders binnen, vergezeld van den vorst,
en verzocht Cilio, aanstonds mee te gaan.
Teen de juwelier na hun vertrek een
blik op de toonbank wierp, zag hij aan
stonds. dat het kostbare halssieraad ver
dwenen was.
„Eniin, dat komt wel in orde", dacht hij
half en half blij over het voordeeltje, dat
hij er mee behalen zou.
Toen hij echter twee. uur gewacht had en
nog altijd signor Tiberio zich liet wachten
besloot de juwelier zich naar het hotel
van signor Cilio te begeven. In het hotel,
waar alles op grotoen voet was ingericht,
vernam hij, dab signor Cilio was uitge
gaan. Men wist niet. wanneer hij terug
zou keeren.
Den volgenden dag hij nog niet terug.
Den geheelen dag door kwamen lieden,
die ijverig en angstig naai- signor Cilio eh
signor Tiberio vroegen. Het waren allen
leveranciers en winkeliers, die ondervin
ding van signor Cilio's kwaal hadden op
gedaan. Vergeefs werden pogingen ge
daan om him verblijf uit te vinden,. Ze
waren weg en bleven weg. En de juwelier-
was zijn halssieraad van twee en een
half millioen kwijt.
„Prendo", mompelde hij met erger-nis in
de stem, als hij over dit geval sprak, ,uu
weet ik wa-t prendo beteekent een on
beschaamde dief. Nu kan hij zich een hals
keten in plaats van een diadeem in zijn
wapen laten schilderen."
0P SüANGEUVRE.
„Waarom ik geen officier meer ben?"
vroeg de ex-luitenant Minard. „Omdat-
omdatja, maar ik zal je de geschiede
nis vertellen.
't "Was bij de laatste manoeuvres, dat
de overste ons een zeer prettig voorstel
deed. Je kent overste Ohampsaur toch?
Drie-en-veer tig jaar oud, wit haar, een
open en trouwhartig gelaat en een bemin
nelijk en vroolijk karakter.
„Mijne heeren", zeide hij tot ons, „komt
het u niet voor, alsof we ons op het land
bevinden
Op het land namelijk is hot regiment
een groote familie. ..Hoe zou u vinden,
als we eens gezamenlijk soupeerden?"
„NatuurlijkF' antwoordden de officieren
van het 66e regiment huzaren.
,Da-t is dus in orde, kinderen.... Doch,
hoe en waar we eten, dat weet ik niet en
ik heb geen tijd, ojn me er mee bezig te
houden één uwer moet dat maar op zich
nemen.
Nu luitenant Minard, dat is net wat
voor jou. Een vroolijk vrij gezellens ouper!"
Ik zag het oogenblik komen, waarop
de overste er bij zou voegen: „Je hebt
de erfenis van je oom Minard er zoo han
dig doorgelapt, je moet van zulke dingen
vers-tand hebben."
1 Gelukkig maakte hij die alleszins ge
rechtvaardigde opmerking niet en ik was
er hem dankbaar voor.
„Wat moet ik doen?" vroeg ik, ,zal ik
een goed restaurant opzoeken en het me
nu vaststellen?"
„Dat is jou zaak, luitenant, ik draag
je deze zaa-k in vertrouwen op, begrijp je?
Wat een restaurant betreft dat zou ik
in Toul zoeken, omdat we daar den nacht
moeten doorbrengen. In GoudreviJle kun
je ons weer ontmoeten. Te paard luitenant
te paard! Ik geef je er twee uren voor."
Ik brak op met mijn oppasser Baptists*
een braven jongen, die mij reeds twee
jaar diende en reed weg. Onder het rijden
herinnerde ik mij, dat Baptiste te Toul
had gewoond.
„Ja, luitenant", zei hij. „ik wilde u iets
vragen."
Ik wilde in het hotel „De vier Kolom
men" even goeden dag gaan zeggen,, ik
ben daar vier maanden in dienst geweest
en heb er nog kennissen-"
„Wat is dat voor een hotel", vroeg ik,
„kan men daar goed eten?"
„Zeker, luitenant! Het is het beste res
taurant en tevens het mooiste plekje aan
den Moezel, en de fijnproevers uit de na
burige steden brengen er 's zomers talrij
ke bezoeken. Mijnheer Robertet bereidt
hun diners, waarnaar zij in de stad kun
nen fluiten. Hij heeft zijns gelijke nier.,
wat sommige gerechten betreft."
„Nu, dan wil je me zeker wel eens aan
die beroemd© persoonlijkheid voorstell-
lenï"
„Een gewichtig persoon is hij inder
daad,. want niet alleen is mijnheer Rober
tot hotelhoiKler^jnaar ook wijnhandelaar..
Hij ziet er op het eerste gezicht niet
naar uit, te meer daar hij zelf kookt.
maar ik kan u verzekeren dat hij -zich
voor vier- of vijfmaal honderdduizend
frankes den hals mot Ia-at afsnijden
Juffrouw Armanda behoeft tenminste niet
mooi te zijn met den bruidschat, dien «zij
mee krijgt.''
„Juffrouw Armanda. irat is de dochtei
van mijnheer Rcbertet?"
„Zijn eenige dochter, luitenant.
„Hoe oud is ze?"
„Achttien of negentien jaarl"
„Maar ze is niet mooiDat heb ja
me toch gezegd, nietwaar?"
„Pardon, luitenanti Ik zei. ze behoeft
niet mooi te zijn, maar mooi is ze. U zult
het eens zien. wat 'n teint! haar, oogen,
mond, taille, nu, u zult het eens zien!"'
Een jong meisje, dat teint, haar, oogen
een mond en taille heeft, is inderdaad da-»
ook iets buitengewoons.
Zal ik ce waarheid zeggen? Baptists
had me betooverd. En ik. die nog nooit
aan een huwelijk had gedacht, begon er
nu zoowaar over te denken. Het had mo
aangegrepen en hoe ik ook mijn best deed,
de gedachte van mij af te schudden, hel
gelukte niet.
Het begon mij te ergeren, dus zei ik:
„Neen, toch bevalt het me nietl"
„Wilt u niet naar ,.De vier Kolommen?*
gaan?" vroeg Baptiste.
Ik ging toch naar „De vier Kolommen',
natuurlijk cm den goeden jongen pleizier
te doen.
Hij bracht me bij mijnheer Robertet*
een dikken man met een rood gezicht en
schitterende oogen: ik bestelde het souper
en nada-t het noodige was vastgesteld,
keerde de hotelhouder naar zijn keuken
terug.
We wilden naar Goudrevilie terugrijden
toen, opeens een lieve vrouwenstem zeidc:
„Daar heb je Baptrste!''
Mijn oppasser keek naar boven en ik
deed hetzelfde; op het bordes, ter boogie
van de eerst© verdieping, stond een blond-,
slank en mooi, zeer mooi meisje en lachte
ons toe.
„Baptiste", ging zij voort, „heeft papa
je niets geoffreerd? Je bent warm en zult
wel dorst hebben. De officier zal wel
goedvinden, dat je een glas bier drinkt."
„Zeker", antwoordde ik. „en als ik niet
zoo'n haast, zoo'n groote haast had
„....Dan aoudt u ook een glas bier aan
nemen, mijnheer? Och. doe het maar, ik
kom beneden-"
„Ja maar...."
„Ach ja-, ik verga-t, da-t u zoo'n haast
hebt: nu. steek uw arai dan maar op."
Met deze woorden boog het meisje z.ch
over de leuning en. reikte me een glas
schuimend bier toe-Ik dronk langzaam
en van mijn haast was niets meer te be
speuren.
Ik nam juffrouw Armanda nauwkeurig
op.
Toen* hoe weet ik niet, begon ons ge
sprek en we kwamen vanzelf op het hu
welijk.
Juffrouw Armanda beloofde me-, dat
ze voor het souper zou zorgen, zoodat de
overste tevreden kon zijn. Maar het was
in de laatste dagen een heele drukte in
het hotel, want een nichtje, juffrouw
Jeanne, zou den volgenden dag haar ver
loving vieren en mijnheer Robertet bereid
de nu een diner voor zijn nicht, die in
October zou trouwen.
Ik hoorde tevens va-n haar, dat juffrouw.
Jeanne ©en wees was en tegelijk met Ar
manda was opgevoed. De kinderen hiel
den va-n elkaar als zusters en clikv. ijls
ha-d men gezegd, dat zij op denZell'den
dag in het huwelijk zouden treden.
„Zoo, trouwt u dan ook", vroeg ik een
weinig bevend.
„Ik? "Wel neen. Maar twee bruiloften!
tegelijk zouden toch aardig zijn geweest.'
Ik achtte nu het oogenblik gekomen en!
ging verder:
„O, maar juffrouw, dat hangt toch ze
ker alleen van u af."
„Ja, dat is waar", antwoordde Anna mi a
onschuldig, „papa laht me de vrije keus.
Maar éen leeraar, zooals de aanslaande
van mijn. nicht is, zou ik niet willen en
ook voor 'n notaris, 'n advocaat of n
rechter voel ik niet veel. Als een piesi-
dent van een gerechtshof mij vroeg, zon
ik zoo gauw niet „neen" zeggen, want ik
vind het wel aardig, de vrouw van zoo n
voornamen, mijnheer te zijn. Maar de pre-