Derde Blad.
aterdag 25 October 1924
TRIOMFANTELIJK BEGIN DE
WAARHEID OVERWINT.
Omdat ik zoo nieuwsgierig ben, Kape-
Jn, kom ik maar weer gauw terug", zoo
wam mijn vriend dezen keer iheel be
duiden. en bedeesd zijn binnenbollen
.«kondigen.
„Vooruit dan maar weer; voor je vrien-
le'ii moet je wat over hebben. Allo, wat
er?"
,Ja, ziet u, de vorige keer, heeft u ge
jengel, dat men desnoods kan aannemen,
lat de mensch zou gevormd zijn uit het
jchaam van een aap als materie. Maar
ils dat nu eens waar is, dan kunnen we,
k mogen we toch zeggen, dat de mensch
ifstamt van de dieren door ontwikke-
ug?"
Nu begreep ik, waarom Frans zoo be-
loescl was binnengekomen; hij dacht nu
leelemaal te triomfeeren, en straks aan
kameraads te kunnen zeggen, dat ie
lelijk had gekregen. Hij wilde mij zijn
iverwinning niet te hard doen voelen.
„Frans, luister eens. Heb je nog ver-
I [tand in je hoofd"?
„Verstand, verstand! Wat bedoelt u?''
„Of je nog verstand hebt? vraag ik"
„Jawel, kapelaan", kwam er een beetje
[nlienullig uit.
„Waar is dat verstand?''
„Natuurlijk in mijn hoofd",
„Waarzoo in je hoofd?"
„Ach, wat zeurt u nou! In mijn hersens
och
„Zoo, en als je nu dood ben, heb je dan
ig hersens?"
„Kapelaan, schei nu uit: wat is dat nu
[och!"
„Kom jongen, antwoord maar: als je
lood ben, heb je dan nog hersens?"
„Ja, maar denken gaat niet moer".
„Mooi zoo, en waarom niet?"
„Omdat je dood bent!"
„Boem! Wat is dat: doodgaan?"
„Hemel, wat bent u vragerig van-
laag
„Ik kan er niets aan doen, maar wat is
oodgaan?"
„Dan Avordt de ziel gescheiden van hef,
icbaam".
Precies, Frans, en omdat je ziel weg is
lun je niet meer denken. Het denken zat
j in de ziel".
„Maar. Vaoelaan, daar wilje ik het
niet over hebben; ik vroeg, of tie mensch
rorkelijk afstamt van de dieren?".
,Ja, kijk jongen, juist omdat je ver
sland hebt, dat een faculteit is van oen
ziel, in welke ziel bovendien is een vrije
wil, kun" je niet zeggen, dat de mensch
afstamt van het dier; althans is het on
mogelijk, dat de geest, de ziel, begaafd
«met zulke heerlijke eigenschappen, zou
eijn voortgekomen van een beest, dat van
dat alles niets heeft. En het is un een-
maal een feit, dat men niet kan geven,
,jj wat men niet heeft. En aangezieneen
beest geen ziel heeft, kan hij die ook
N niet doen overgaan in een mensch of kan
hl een mensch zijn ziel niet ontwikkelen uit
een dier".
Frans voelde den grond onder zijn voe-
n wegzinken; zijn stelling, waarvan zijn
■hoofd eer. paar dagen vervuld was, waar
over hij al gepocht had tegen zijn vrien
den; zijn stelling, dat de mensch, en hij
ais ook (wat een pleizier) afstamt van
en aap dreigde te niet te gaan. En be
slist in'zi'n doordraverigheid want zóó
erg meent Frans het niet riep hij toen:
„Bewijs u dan maar eens, dat de mensch
een ziel heeft; ik heb ze nooit gezien!"
Och, och, wat kan een mensch toch tob
ben, als bij geen gelijk kan krijgen. In
eens is mijn anders zoo geloovige vriend
verzeild in het platste, materialisme, dat
geen verschil aanneemt tusschen dier en
menscb, en dat het verstand noemt een
product van de hersens. Gelukkig heeft
de Bijbel voor hem kracht Ik zoek op
het Boek der Schepping en lees plechtig
aan Frans voor: „De Heere God vormde
dan den mensch uit het slijk der aarde en
blies in zijn aangezicht den adem des
levens, en de mensch Averd een 1 e-
v e n d wezen".
„Ziedaar, Frans, het levensbeginsel
door God zelf uit het niet voortgebracht en
in den mensch gestort; onzichtbaar als de
adem, de ziel"
„Maar je kunt het toch ook met je
nuchtere verstand beredeneeren, dat er
een ziel in den mensch moet zijn. Eten en
drinken is toch heel wat anders, van een
andere natuur dan denken en redeneeren.
Maar als die twee van nature verschil
lende dingen als eten en drinken in den
zelfden mensch zijn, kunnen ze niet in
hetzelfde beginsel rusten, maar moeten er
twee verschillende oorzaken van die van
nature verschillende Averkingen zijn. Wel
nu van eten en dergijke functies is het li
chaam het beginsel, en van denken, en
meer van die soort van dingen, is de ziel
Iket beginsel; eten is iels stoffelijks en den
ken is iets geestelijks. Komt nog bij, dat
het lichaam voortdurend veranderd en
vernieuwd wordt, tenyijl er toch iets in
ons is, dat ons Z2gt, dat we toch dezelfde
blijven, al is ons lichaam dan veranderd.
Dat ik, dat nog van jaren her van onder
vinding spreken kan, is steeds hetzelfde
ik; dat is dus iets anders dan het ver
anderende lichaam, het is de ziel".
„Der is dus.
„Nee, Avant ik heb ze nooit gezien!" in
terrumpeert Frans ineens.
„Kom nou toch, jongen, wat val je me
tegen. Ben je wel eens bedroefd geweest?
Ja, hè, toen je moeder ziek was; en ver
heugd ben je, nu ze Aveer zoo goed beter
aarordt. Maar zeg me nu eens: heb je je
„droefheid" gezien of je „vreugde''. Wat
is dat: droefheid: zijn dat tranen? "Welnu
je hebt je droefheid niet kunnen zien,
daarom Avas ze er toch wel. Eveneens is
het met je verstand. Dat zag je ook nooit,
en toch is het er. Het is niet noodig, dat
we alles moeten zien, om het bestaan te
weten, we kunnen het beslaan van iets ook
boredeneeren en er aldus zeker van zijn.
Houd dus goeden moed, jongen, je hebt
een ziel, door God geschapen, en het is
een 'schitterend stuk werk van den Al
machtige".
„Ja, ja kapelaan, maar ik heb nu heuseh
geen lust meer om te luisteren. Straks
lachen ze me allemaal uit, als ik moet
beweren, dat de mensch toch eigenlijk niet
van een aap kan afstammen, omdat er een
ziel beslaat; Avant aan die ziel had.ik niet
gedacht, ziet u,
„Kom, Frans, 't is nooit schande onge
lijk te erkennen. Je ziet toch trouwens
niet op tegen een keertje uitgelachen te
worden".
Een flinke hand en hij ging. Maar vast
niet voor goed.
VRAGENBUS.
Aan N. R
De Kerk heeft den Sabbat veranderd in
den Zondag. Deze verandering is niet in
strijd met de natuurwet, en ook niet met
de goddelijke wet der Sabbat viering op den
Sinaï afgekondigd.
Do natuurwet legt den mensch op de
plicht Aran GodsA'ereering; er moet dus
©enigen tijd aan besteed worden, maar zij
bepaalt daarvoor geen dag.
Daarom beeft God a'oor de Joden bij de
Sinaï-.Avetgeving bepaald, dat de zevende
dag a'an elke' week aan zijn dienst moest
gewijd worden. Door deze wet is dus vast-
ges leid, Avat de natuurwet onbeslist liet.
Deze wet werd gegeven voor de
Joden; het was een ceremonieel
voorschrift tot regeling der godsdienstige
plechtigheden aran het Oud Verbond; hlefd
het Oud Verbond op, dan ver a-iel ook het
ceremonieel voorschrift.
In het Nicmv Verhond echter bleef de
viering A'an een dag in de week, zoo in
overeenstemming met de natuurwet, be
houden, dook niet meer Averd daarvoor de
Sabbat, maar de Zondag bestemd.
Dit is echter niet in eens gegaan, doch
langzamerhand. In de eerste jaren van het
Christendom vierden de Apostelen ook den
Sabbat in de Synagogen aldus P. Pot
ters maar zij moesten reeds van den
beginne af andere plaatsen kiezen, om de
Christelijke gekeimon te vieren.
Wellicht hadden die Christelijke Arergade-
ringen ook plaats op den Sabbat, maar
toch reeds vroegtijdig verschijnt de eer
ste dag der Aveek als de vergaderdag der
Christenen. De H. Lucas spreekt van het
verblijf Aran Paulus te Troas en beschrijft
de viering van den Zondag: „Op den eer
sten dag der week nu, als we bijeen ge
komen waren, om brood te breken (d. 1.
liet H. Misoffer op te dragen) hield Pau
lus een aanspraak" (Act. 20:7) En de H.
Paulus zelf schreef aan de Gorinthiërs,
dat zij voor de behoeftige Christenen van
Jerusalem (Rom. 15:26) op olken eer
sten dag der weojk hun liefdegift
moesten afzonderen (Cor. 16:2) Op dezen
dag doelt ook Plmiius, Avanneer hij in het
jaar 112 aan Keizer Trajanus schrijft, dat
de Christenen op vastgestelde dagen, vóór
het opgaan der zon, samenkomen.
Door de bekeering der heidenen trad
de Zondag meer en meer op den voor
grond en geraakte de Sabbat op den ach
tergrond. Gaandeweg werd door de volks-
gewoonte de Sabbat in den Zondag ver
anderd. en deze verandering werd bekrach
tigd door de Kerk, de gemachtigde van
Hem, die Zich den Heer van den
Sabbat noemt. (Mc. 2:27, 28.)
De heiliging a-an één dag per week
heeft derhalve de Kerk uit de wet van den
Sinaï behouden, maar den Joodschen Sab
bat heeft zij veranderd in den Christen
Zondag, den nieuwen dag des Heeren.
Do Kerk deed dit, omdat Christus op
dien dag verrezen is, omdat de H. Geest
op dien dag over de Apostelen is neerge
daald. Wel was het menschdom door den
kruisdood verlost op Goeden Vrijdag,
maar de Verlossing Averd eerst voltooid op
den volgenden Zondag, toen Christus door
zijn verrijzenis bewees, dat de dood van
den kruiseling op Calvari'ë Averkelijk de
zoendood van den Godmensch
av a s. Op Pinkster-Zondag kwam de H.
Geest met de volheid zijner genaden en
gaven over de Apostelen en over de Kerk,
om bet misvormd aanschijn der zedelijke
Avereld te vernieuwen, en alles tot een
nieuw leven te herscheppen. Zoo is de
Zondag de herinneringsdag. van ©en koo-
gere schepping, van een betere verlossing,
dan de schepping ©n verlossing, waarvan
do jooclsc'h© Sabbat de gedenkdag was.
De Zondag is ook de dag der H. Drie
eenheid. Die dag herinnert ons niet alleen
aan de verrijzenis van den menschgewor
den Zoon Gods en de nederdaling van
den Heiligen Geest, maar, als eer
ste dag der week, ook aan den eersten dag
der schepping die (hoewel zij het werk Ï3
der drie Personen) aan den Vader wordt
toegeschreven.
Er bestaat een sekte, waarvan de aan
hangers zich noemen: zevende dag adven
tisten.
Hun oorsprong ligt bij- een secte: de Ad
ventisten, gesticht Sn 1831 in Amerika
door William Miller, die dan verkondigde
de kómst (adA-ent) van het duizendjarig
vrederijk A*an Christus. Het .uitblijven A-an
die telkens voorspelde komst, deed velen
voor de secte %-erloren gaan. Natuurlijk
staan deze menschen tegenover de Kerk
van Christus. Onder hen heerscht ook
weer oneenigheid; alleen zijn ze het hierin
eens dat. ze den kinderdoop verwerpen,
dat het doopsel wordt toegediend door
onderdompeling, dat ze a-erwerpen de
kerkelijke symbolen, en dat de Bijbel het
©enig richtsnoer is voor geloof en leven.
Ook hierin staan ze natuurlijk tegen
over Christus Kerk, die het Doopsel A'oor
kinderen voorschrijft, van uitwendige
ketenen gebruik maakt en naast den Bijbel
ook de Goddelijke overlevering als geloofs
bron aanneemt.
Do grootste scheiding onder de Adven
tisten is ontstaan 'tusschen Eerste dag-, en
Zevende dagadvenlisten. De eerste vieren,
den Zondag, de laatsten den Zaterdag als
rustdag. De laatsten zijn het talrijkst. Hun.
eerste gemeente ontstond in 1844 te Was
hington.
Men kan dus begrijpen, wat er voor
Avaarde te hechten is aan hun uitverkoren
schare, en aan hnn voorspellingen om
trent 't vergaan der wereld, 't Is slechts
hopelooze verwarring tengevolge van het
zich afscheuren van de ware kerk van
Christus.
Ziehier 't voornaamste van hnn leer:
1. Zich houden aan den van den be
ginne doo'r G-od zelf innestel
den Sabbath" als Zondag;
2. De wederkomst van den Christus
vei'Avachten en afwachten (adventist van
het lat. woord adArentus: komst);
3. Zij zalven hun zielen;
4. Zij vieren het avondmaal, hetwelk zij
met de voetwassching verbinden;
5 Zijn zijn geheelonthouders en maken
geen gebruik Apan varkensvleesch, thee,
koffie en tabak;
6. Zij bedienen den doop door onder
dompeling;
7. Zij beschouwen de H. Schrift „als ge
heel door God ingegeAren";
8. Zij huldigen den eenvoud in kleeding
en Avenscken derhalve afschaffing van ver
sierselen;
9. Zij aanA'aarden het tiendenstelsel.
Op 8 Januari 1902 besloot men te Am
sterdam tot de oprichting Aran een afzon
derlijke conferentie voor Nederland
en Vlaamsch-Bclgië onder den naam:
„Nederlandsche Vereeniging der Zevende-
d ags-Ad vent is tenHet aantal aanhangers
dezer sekte is 250 (op 1 Januari 1909)
verdeeld over 9 gemeenten .n.ï Amster
dam, Haarlem, Haag, Helder, Leiden,
Rotterdam, Utrecht, Winschoten, Velp,
Zutphen en Zwolle, met 8 predikanten.
Voorts Ayaren cr 26 colporteurs van ad-
ventistische lectuur, terwijl te Rotterdam
voor de conferentie van Nederland en
Vlaamsck-België een depot van hèt inter
nationaal Traktaat Genootschap geves
tigd is
Elke gemeente heeft in do conferentie
één afgevaardigde, terwijl A'oor elke 10
leden één afgevaardigde méér mag be
rekend worden. Elke gemeente kiest ook
met meerderheid van stemmen onder lei
ding der predikanten hare ouderlingen en
diakenen alsmede andere beambten, die
geen loon genieten. De jaarlijksche con
ferentie en gedurende het jaar het uit
haar midden gevormde comité verleent de
aanstellingen aan predikanten, hulppredi
kanten, colporteurs, enz. De penningmees
ter der vereeniging uit de tienden, en de
vrijwillige giften, welke het comité recht
heeft om te vragen. Uit het feit alleen, dat
deze menschen zich van de Kerk hebben
afgescheiden en niet de leer der Kerk be
lijden kan een goed Katholiek reeds con-
cludeeren, dat zij in dwaling zijn en niet
Gods weg bewandelen.
Bij het voorkomen van moeilijkheden
als dezo omtrent een of andere sekte,
boude men toch A'oor alles vast aan de on
feilbare leer der Kerk. die alleen met
Goddelijk Gezag kan leeraren en'dus de
waarheid spreekt.
J. G. G. GROOT,
Kapelaan.
Kerkgenootschappen in Nederland
door P. J. L. M. Goulmy (1916.)
MR. FRANS ERENS.
Na onze opstellen over Van Devssel mo
gen thans eon paar artikelen geAvijd. zijn
aan Mr. Francois Erens, evenals Van
Deyssel van huis uit Katholiek, maar in
tegenstelling met dezen practiseeTend
Katholiek geble\'en.
ïn de eerste jaargangen van „0e Nieu-«
Ave Gids" publiceerde Erens eenige over f"
algemeen heel korte stemmingsstukjes.
Naar den inhoud zijn deze stukjes dik<
wijls vrij onbelangrijk. Naar den vorm
-evenwel zeldzaam ïrisch en levendig.
Rhythmische prozagedichtjes, muzikaal
van klankenwisseling, fijn van waarne
ming en gevoelige uitbeelding. Soms
treft een woord, een wending, een passa
ge, die in beeldende kracht herinnert
aan de rake penseelstreken van onza
beste Hollandsche schilders.
Do eerste schetsen van Erens werden
in 1893 verzameld en uitgegeven onder
den titel: „Dansen en Rhythmus", een ti
tel welke den inhoud volkomen dekt.
Reeds lang is deze bundel uitverkocht;
maar voor kort deelde „De Nieuwe
Eeuw" mede, dat dit jeugdwerk thans, na
ruim 30 jaar, herdrukt zal worden.
Een der mooiste dezer impressies schrijf
ik even af.
Wind.
De stormwind blaast in het groene
veld. Uit den donkeren hemel, zwaarwol-
kenden hemel raast de stormwind in -het
groen-donkere koren, in de ha,ver en tar
we, met slagen geweldig.
Als kookte de haver met plekken en
vlakken, als wilde ze weg uit den grond
in wanhopig gewring. In draaikolken
zich openend en draaiend, verkleurend,
verbleekend, het donkere groen onder de
donkere lucht.
En de golvende, glooiende vlakte, zich
buigend onder den gang van den koning,
den Avind, breedvleugelend in aankomend
gewaai.
Als troepen van naderende schapen de
buigende aren in -naderend buigen over
de breede vallei.
Jagende scharen in het lawaaiende va
ren over de zwaarruischende aren.
Van den horizont aan, naar de kom
der vallei en do helling beklimmend, lang
Aventelend aan in dalende deining over
het dichtspichtige veld.
Wisselende kolken met gesis engeknis-
ter onder het slaan tegen elkander; en
groetend en buigend als lang-halzige juf
fers de halmen, met geAvrijf tegen elkan
der en dóór elkander te zamen.
De regen komt aan, grijsvlagend als
nevel, in troepen van buiten in het geraas
der orkanen, schrijdend gehaast over het
rijzende en zinkende veld.
Kletterend de halmen en buigend zich
draaiend in de weenende vlagen.
Ieder, die wat ouder is en wat littera
tuur heeft geslikt, geA'oelt, dat bovenstaan
de impressie jeugdwerk is. Er is iets on
afs in, iets alsof de schrijver zijn onder-
Averp toch nog niet geheel aangekund
heeft. We missen nog een diepen onder
toon, die heel liet melodieuze- stukje
draagt.
Maar melodieus is het: „Jagende scha
ren in het lawaaiende varen over de
zwaarruischende aren". In 't rhythme de
zer zwaargedragen a-klanken zit toch wel
iets bijzonders. Eveneens in de alliteratie,
welke Ave herhaaldelijk aantreffen, „-wilde
ze weg.in wanhopig geAvring", „gol
vende, glooiende vlakte", „dalende dei
ning over 't dichtspichtige veld"
't Is een prozastukje om eenige malen
rustig voor zichzelf luidop te lezen. Dan
gevoelt men, dat de jonge Erens toch wel
een fijn woordkunstenaar was.
In denzelfden bundel vind ik een schets
„De Processie", die we bij een gunstige
gelgenheid tio? wel eens hopen te publi-
ceeren
Ook vind ik er eenige bladzijden „Uit
mijn Dagboek" in, die mij wel het meest
bevuilen zijn, omdat de schrijver hier het
minst opzettelijk gestreefd heeft om
woordkunst in engeren zin te beoefenen en
niet opzettelijk naar zinsrhythme heeft
gestreefd.
Daardoor komt het natuurlijke eenigs-
zins zuidelijke rhythme van zijn zinsbouw
des te beter uit.
Mr. Fraugois Erens is van geboorte
Limburger en de Limburgers zijn gewoon
lijk wal liclitpr en zwpA-ender in hun
FEUILLETON.
Siegmund en Sieglinde.
«Zo sprak vurig en veTgat zelfs in haar
ijver al het volk om haar heen Ze verbelde
fan Siegmuna's daad, va.n zijn ziekte, haar
?tfer, van de verhooring aran haar gebed,
övcr da werken van Hildegund© en li are
ousters, over Jezus' leer en léven. De kei-
lersdochfer had om Hem het paleis en den
koningstroon verlaten en daarvoor de
poon van het kruis en den sluier aange
nomen om een opoferend lieven te leiden
vriend en vijand met liefde te omgeven,
sooals ook gij hebt ondervonden, Saksen-
Ivrouwen en vroolijke Sakisenkinderenl"
zoo besloot S'eglinde
Een vochtige glans in de oogen des Ko-
jungs verried aan het meisje, dat z;j zijn
hart geroerd had Hij stond ©en tijdlang
stom voor zich uit te staren Niemand
'-vaagde het te spreken. Eindelijk zeide
pViltekind:
L"Db dochter des Keizers is goed. maar
Oü Keizer is dat niet en toch bél'ijden ze
hetzelfde geloof. Ben je in Frankische
wloovering, S'eglinde?"
'"fa, ja, ze is betooverd en de Franki-
ttuo betoovering is machtigl" riep
jkaghilde weer.
-Zwijg!" gebood de Koning haar en zich
'ol Sieglinde wendend, zeide hij:
L -.Wat wil je nu doen, Sieglinde? Zooals
P ziet kun je hier niet meer bij de Saksen
i 'Oven. Uwe en hunne wegen zijn zeer
PKcbiUend."
j Smglinde begon weer te weenen en
Sprak:
'd ,^'aarne Was ik hier gebleven. Op
I® hoeve bij Siegmund, zooaks voorheen,
aar dat gaat niet meer, want alles is
panderd."
'lilde riep:
"dij is niet A'eranderd. Hij besft steeds
de nruid gezocht. Van dat zusje was steeds
een droom. Nu roof je hem ook nog de
joru-dl"
„Spreek jij weer, Sieglinde!" gebood
Koning Wittekind. „Waar wil je naar
toe?"
„Ik ga naar Hildegunde terug."
„Goed, ga!" antwoordde Wittekind. En
kele jongens ©n meisjes riepen:
„Neem ons mee Sieglinde? Neem ens
mee? Het Avas daar zoo prettig en mooi!"
„Wel ja, opdat men jullie ook van het
oude geloof afbrengt en met het Christen
makend Avater besprenkeltl" schold Rag-
hiflde weer.
„O men zal ons niet van ons geloof af
brengen," gaf een van de jongens ten ant
woord. „De Zusters hebben ons zelfs oen
nieuw l'ied ter eere van Baldus geleerd."
Meteen begonnen ze te zingen: „Baldus is
een God" enz. Lachend verdrong zi.ch een
kinderschaar om Sieglinde heen.
„Neem ons toch mee? Wij gaan met je
mee! Wij Avillen weer naar de goede zwar
te vrouwen!"
Sieglinde lachte verheugd. De Kening
AToeg:
„Is er soms iemand, die het A-er trek der
kinderen tegenhoudt? Waar zijn de Vaders
en Moeders?"
„Wij hebben geen Vader of Moeder
meer!" gaven meerderen ten antwoord.
Van anderen kwamen de Moeders naar vo
ren en spraken:
„Wij ialen onze kinderen gaan. Onze
mannen zijn in den oorlog gesneuveld. Er
zal Avccr gauw oorlog komen. Dan zijn de
k'nderen in hei geslicht geborgen. Ze heb
ben het ook goed bij de Zusters en zo lee-
ren er veel!"
Raghilde Avilde weer gaan kijven, maar
de Koning braclii-liaar weer tot kalmte.
„En jij. S:eglinde, gaat ook vA-eer terug!"
zoo sprak hij en a"©rtrok. Het was zoo
langzamerhand avoncf geworden en de
nacht brak aan. Het volk ging deels Aveer
naar het feestterrein, deels naar hun
huis. Om Sieglinde stonden nog de jongens
en meisjes, die met haar mee wilden. De
twee Frankische meisjes zaten bedrukt op
een bank. Sieglinde trok de rozen uit het
haar. Zij ging in de zijkamer en trok
weer het grijsgroene linnen kleed aan. Ze
maakte zich angstig, want ze wist niet
Avaar zo den nacht door zou brengen,
's Nachts naar het klooster wandelen? Dat
zouden de twee meisjes en de kinderen
inissclr'en niet prettig vinden. Zo was
al besloten om toch maar op weg te gaan,
toen een der moeders Avier kind S'eglinde
onder hare hoede had, haar aanbood om
den nacht bij haar door te brengen, Dank
baar nam Sieglinde het aanbod aan. en nu
schreed zo voor het laatst over den grond
waar ze haar jeugd had doorgebracht
HOOFDSTUK V.
Den A'clgencten morgen, héél vroeg, ging
een klein troepje vroolijk door de landen
heen. De jonge stemmen begonnen te zin
gen: „Baldus is een God" enz. Het was
Sieglinde met de kinderen. Zij liep nr'd-
den tusschen de kinderen. Ze was weemoe
dig gestemd. Ze g:ng toch voor goed uit
haar geboortestreek weg, ver weg van
Siegmund.
Er was nog iemand die verdriet had, ja,
wanhopig a'crdriet Hij stond eenzaam ©p
den heuvel naast zijn huis ©n keek het
troepje na. Het was Siegmund. Men had
tot laat in den nacht gezongen, gespeeld
en gedanst, totdat ieder moe en slaperig
Avas en huiswaarts ging. Siegmund geleid
de Wittekind naar -zijn woning waar hem
een legerstede in ue zaal werd aangewe
zen Siegmund ze-if kon den s^aaip niet vat-
tpn en liep doelloos de vertrekken door.
Hij ging van het huis naar de stallen en
A'an do stallen naar het wond en toen hij
het wandelende troepje hoorde, liep hij den
heuvel op. In zijn hart gevoelde hij oen
vreeselijko leegte. Hij \*erzonk in droef ge
peins. Plotseling Avekle hem een naderende
a'oetslap uit zijn drocmen. Hij keek om
en zag dat Raghi'de met haar groot© groffe
dochter op hem toekwam.
„Ik" dacht dat je droomde en treurde",
zoo begon ze. „Laat Sieglinde toch naar
de Franken gaan. Er zijn nog genoeg Sak
senmeisjes voor een Hertog te vinden.
M:jn dochter b,v. kan de strijdbijl werpen,
zoo goed als geen andere Saksenheld."
Verder kwam zij niet, want:
„Voor Freia en Freite ben ik nog. l'ang
niet vroolijk genoeg. Eerst komt. er nog
een ATeesel'ijken oorlog en strijd. En dan,
uav doohfjr zal misschien meer van den
strijdbijl houden, dan van den bijlwerper.
Wefllic)' l jaagt ze naar eArers inplaats
van naar een hertog?" zeide Siegmund.
Raghilde giing in hm'is. Nog denzelfden
dag verliet hij met Wittekind en een deel
der mannen het land, want wat z:j ver
moedde, geschiedde ook. De grijze Keizer
Karei kwam nu zelf met zijn manschap
pen in het Saksenland. Omstreeks den-
Eelfden trijcl dat Siegmund en Wittekind
vertrokken, kwamen Sieglinde en de kin
deren in het klooster aan. Verbaasd ver
nam Hl'degunde van haar terugkomst.
„Maar Sieglinde, ben je nu al weer te
rug? Wat is er met Siegmund?"
„H'j beeft mij en ik heb hem verlaten!"
„Waarom?"
Nr vertélde het kind haar schuw en
schuchter dat, Siegmund haar ats bruid,
als vrouw verlangde on dat zn dat niet
kon. ..Ik behoor toch aan den Heer!"
„Sieglinde, je had ook aan God kunnen
toebehooren als echtgenoot.}. En wat de
liefde der atouw op het hart van haren
gebieder voor macht kan uitoefenen is on
begrijpelijk. Hoort Sieglinde, wij hadden
in stilte gehoopt, dat je zijn hart voor
Chritstus zou winnen en met hem het
gansche Tcdk. Ook mijn Vader Karei
hoeft zich aan God toegewijd. Hij wl Zién
knecht zijn en toch is hij echtgenoot, va
der en legeraanvoerder, Keizer!"
„En gij dan, zijn dochter?"- Sieglinde
keek de Abd s schalksch aan, toen ze dat
zeide, ©n met groote ernist ging ze voort:
„En ook ik kan ni-et anders! Sinds ik van
mijn ziekte genezen was. werd liet mij al
duidelijker, dat ik met Maria, maagd zou
bliiA'en, ren, eenvoudig en zuiver."
H'ldegunde ze'de niets anders dan:
„Nu wordt je gedoopt, Sieglinde!"
Wa'.-was het Saksenmeisje nu blij! Haar
eerste bezoek go]d nu Christus in rijn
kerk. Toen ze dan in de kerk was, kniel
de ze lang, lang voor het beeld van de
Moeder Gods met het Jezuskind. Intus-"
schen begroetten de Zusters dc Saksenkin
deren Allen verdrongen zich om Hi'de-»
gunde die hen een Avoonverirek aanwees.
Z:j liet hen ook eten en drinken brengen
en men zou n:et kunuen vertegen wie of
nu wel het vroolijkste waren, óf de kinde
ren, óf de Zusiers. die lachend en pratend
de kinderen verwrikomden en hm tot zm-
gen en spe'en aanmaanden Hildegunde
ging naar de wonin? van de<n^ kapelaan.
Ze a'ond den grijzen Hrabanus ijverig zit-r
ten schrijven. Karei had hem bevolen een
plan voor een kloosterschool te maken.
Hrabanus had daar al veel over geschr<y
ven. Hij stond op en begroette de Abcna
die hem over S:eglinde's terugkomst ver
telde en wat er tusschen haar cn S cgmund
was voorgevaren.
Z:j heeft Saksenk:ndercn meegebraent,
"^Abdisi'dat is Gods hand! "Wii stuurdon
Sioslinde wes om één te zoehen en na
heeft ze er wel tien meegebracht
Maar Hrabanus, die eene is een hertog
en die tien zijn misschien onderhoorH
""Voor God is elbe ziel celnjlc. Ku kan.ifi
meteen oen school oprichten en ondermw
den of mijn leerplan dat ik den K«'7-eP
voorleggen, goed is. En die eéne? Ik ge
dat die nog komt." I
(Wordt vervolgd), 1