El
ALENDER OEB WEEK
r
B Als niet anders wordt aangegeven,
ja deze week iedere H. Mis Gloria,
Qre,lo en heeft de gewone Prefatie.
i NDAG 19 October. 19e Zondag
3 pYnks t er en. Mis: Salus p o-
2e gebed v. d. II. Petrus van Al-
ra" Credo. Prefatie v. d. Allerh. Drie-
ad. Kleur: Groen.
,n worden wij geroepen tot hot Brui-
,'aal des hemels. Maar om daaraan
mnCn deelnemen moeten wij den
n menscb, d.i. de zonde, in ons doo-
en leven een nieuw leven, gesierd met
bruiloftskleed der heiligmakende ge-
l, (Epistel en Evangelie),
ïj prijzen God en onze roeping tot
hemel (Alleluja-vers) maar wij vra-
Hem ook, alles wat voor ons een be-
jl is voor den hemel, van ons weg te
jn (Gebed, Graduale). "Wij bidden,
het H. Misoffer ons heilzaam moge
(Stilgohed)ons geve voort te gaan
s( den weg des Heeren (Conrmunio); dat
j g. Communie ons de kracht verleene
Gods H. Wet aanhankelijk en ge-
r te zijn (Postcommunio). Want dan
lH wij eenmal hehooren tot de „uit
benen" en God zal zijn ons heil, onze
r in eeuwigheid (Introïtus).
IAANDAG 20 October. Mis v. d. H.
nnes van Kent, Belijder. Mise-
Kleur: Wit.
H. Joannes, naar zijn geboorteplaats
een Poolsch dorp, Joannes van
gelieeten, was hoogleeraar aan de
versiteit van Krakau. Priester gewor-
was hij door gebed, versterving, bui-
ewone liefdadigheid en grooten zielen-
glans en bet sieraad der Pool-
stelijkhead. Hij is een der voor-
aisle beschermheiligen van bet Pool-
volk.
1NSDAG 2t October. Mis. v. d. H.
rion, Abt. Os justi, 3e gebed v. d.
Ursula en Gezellinnen, Martelares-
C3o A Cunctis. Kleur: W i t.
ar ion is een leerling in het geestelijk
K|n geweest van den Egyptischen Klui-
iar, den Heiligen Antonius. Van hem
igpgaan volgde hij het leven van zijn
ster na en was op zijn beurt de leer
ster in de Christelijke volmaaaktheid
vele anderen.
VQENSDAG 22 October. Mi's v. d.
r i g e n Zondag. Salus populi. Geen
ria. 2e gebed A Crmctis, 3e naar keuze
<<len priester. Kleur: Groen.
ONSERDAG 23 October. Mis als gis-
RtJDAG 24 October. Mis v, d. H.
p li a 1, Aartsengel. Benedicte (Zie in
Misboek onder de Missen voor soni-
'6 plaatsen op 24 October). Credo,
ur: W i t.
)e H. Aartsengel Raphael is bekend
het mooie bijbelverhaal over Tobias.
flat verhaal blijkt de troostende waar-
el van het Woord der E. Schrift, dat
Zijn Heilige Engel heeft uitgezonden
ons te bewaren op onze wegen,
s een geneesheer (Ranhaël gene-
.g Gods) moge de H. Aartsengel Ba-
iel ons uit den hemel bijstaan, om alle
ten te genezen en onze handelingen ten
ïde lo richten.
3 ZATERDAG 25 October. Mis v. d. H.
a g d Maria op Zaterdag. Salve. 2e
led v. d. H.H. Chrysanthus en Daria,
irtclaren, 3e v. d. H. Geest, 4e voor 'den
tis Pref. v. d. Allerfi. Maagd. (Invul-
W t: En U om de Vereering) Kleur: Wit.
Lisse
ALB. M. KOK, pr.
I!.
eLater hoe zoo?"
(Wel, als de nieuwe heer er is!"
Kieuwe heer? mijn onderdaan! dan eerst;
a ik met recht koning in mijn rijk, als
o'n hulpeloos wezentje....
JIulpeloos wezentje!" en mijn vriend.
taterde; profiteer nog, zoolang je
en verzoen je maar vast met de ge-
chte, dat je spoedig afgedankt wordt-,
we heer!"
Ik had mijn vriend liefst een flink pak
seg gegeven. „Ouwe heer! belachelijk!
c'o ik jicht? Ben ik doof? Ben ik onmo-
j sch gekleed? Lachen ze mij uit als 'n
/ptaie?"
lOuwe lieer!" t.Is wat moois! „Een
euwe heer!" Onzin, ik voel mij zoo sterk
200 groot in tegenstelling met dat klei-
roode ding in de wieg; een mondje als
sleutelgat en handjes zoo klein dat zij
Til bijn vinger niet kunnen omvatten,. Het
en ik luisterde met bijna eerbie-
g zwijgen!....
Mijn nieuwe onderdaan
M God zegene U!
Haar alles ligt nu aan de voeten van
majesteit nummer twee
Mijn vrouw, de meid, schoonmama, de
'oonzusters, mijn moeder, allen luiste-
a slechts naar hem, en ik «ben. blij. als
f wiis iemand aan denkt, dat ik ook eten
drinken moet!
^Ifs Kaatje kan ik drie. viermaal schel-
:Wï>arom kom je niet, als ik roep?
Mevrouw dacht, dab de jongenheer zou
speelde juist met mijn vingers
f pze niet loslaten."
II n trotach kijkt Kaatje mij aan.
v kom van 't werk; 't is koud, mistig
eer.
M°o vrouwtje», roep ik vróolijk!
Hans ben jij daar!" een korte blik
Jj Z|] gaat voort het een of ander uit de
rl.te seleen.
\k mfc weer vent, 't. is toch goed, da t ik
ln wagentje in je kamer gezet heb. Ner-
ns anders brandt de kachel nog en 'fc is
O1 jou t zelfde, waar jij jc sigaar rookt.
Kan den rook niet verdragen, 't is hier
Pchien wat koud?'....
jp° tamelijk
LY'a* u°s gC€n vuur *n banier ge-
,'Arme vent, maar je begrijpt toch zelf
wel.
„Ja ja. eten we gauw?"
„Heb je honger?" 1
„Nogal!"
„Goed. nog een kwartiertje geduld. Denk
toch, hij heeft vandaag niet willen sla
pen, eerst even voor hem zorgen, hij is
mijn e-enigste schat!"....
(En ik dan?) maar weg is zij. Eet „goe
de ventje" probeert de uitgebrande sigaar
weer aan te steken, en loopt in de koude
kamer op en neer. om zich te verwarmen;
hij voelt nu wat 't is „onttroonde majes
teit!"
Ik was erg liongeris en wie weet, hoe
ver mijn gedachten nog gedwaald hadden,
als mijn vrouw niet binnen gekomen was.
„Zie zoo. nu kunnen wij eten. Hij slaapt,
jé Zult wel zachtjes door de kamer gaan,
hij is zoo zenuwachtig, ;t minste geraas
stoort hem!"
Ik waa-g een schuinen blik op den wa
gen, waar hij sluimert, in mijn heerlijk
verwarmde kamer.
Overal ziet men teekenen van zijn waar
digheid, zelfs op m'n schrijftafel staat z'n
leege flesch broederlijk naast mijn sigaren
kist.
Met een kloppend hart sluip ik op mijn
teenen zijn hoogheid voorbij; 't is of ik
een indringer ben. Gelukkig blijft hij stil
Mijn lievelingskostjes krijg ik niet meer.
„Man, er is zooveel te doen in de keu
ken, warm water voor 't badje, dan zijn
flesch, enfin duizenderlei kleinigheden.
Daar heb je geen verstand van. Hij houdt
ons allen bezig, je lijdt er wel onder, maar
je begrijpt....
„Ja ja, de vreugd, als hij je eens een
oogenblik met rust laat. is zooveel te
groot er."
„Heb je gezien, hoe zijn haar groeit-, en
hoe leuk 't gaat krullen. Hij heeft juist
jouw oogen, en jouw neus. Het is een bui
tengewoon mooi, lief kind, dat zegt ieder
een, en verstandig, dat moet ik je eens
vertellen. Hijhoor!"
„Ae ae ae ae ae ae ae" klinkt 't uit do
zijkamer met langgerekte tonen. Zij laat
dadelijk haar vork zinken.
„Nu schreit hij weer, 't arme engeltje.
Wat zou hem schelen? Hoor toch?
„Maar vrouw, laat hem ééns huilen, da's
goeie longengymnastiek, 't kan geen.
,,Mooi praten. Hij was heel den morgen
al onrustig, als hij maar niet ziek is. Kaat
je zei ook....
„Kom. kom maak je niet ongerust. Gis
ter zei de dokter immers, dat-ie zoo ge
zond als een visch was."
„Nu ja, do dokter, wat weten mannen
van kleine kinderen. Hij pakt. hem aan of
't een stuk hout is, ik erger er mij telkens
aan en ben bang dat hij hem breekt! Die
dokter vertrouw ik niet!"
,,Hij staat als een goed arts bekend
„Ja snijden dat kent ie, maar een. kind!
Als 't kindje niets heeft, huilt- 't niet!'
Ae.. ae.. ae.ae.., blinkt 't, al harder.
„Luister toch, 't is hartverscheurend!
Oorverscheurend, liever!"
Zij staat op, geheel en al een beleedigue
moeder!
„Maar, Hans, wat egoist; zoo zijn alle
mannen, denken aan hun eigen en laten 't
kind liever dood huilen!"
„Ik voor mij geloof dat 't dwingen is, al
dat geschreeuw!"
„Dwingen geschreeuw! Heb je ooit
'braver ventje gezien? 't Is 't liefste, zoet
ste kind. Nooit heb jij laat- van hem; ik
wil wel 's weten, wanneer hij jon stoort."
Ik antwoordde niet-, zulk een bewering
wa-s mij te kras, er was meed noodig om
dat zoo te zeggen.
Ae.. aee.. aaee.. brult het - woedend.
Ze zit te beven op haar stoel.
,,Hans ik hou 't niet uit, hij krijgt een
ongeluk".
„Hoor eens vrouw, bij 't eten is 't de
eenige tijd, dat ik je voor mij heb, ik ver
heug me er den heelen dag op, jc hebt mo
beloofd 't me niet te ontnemen; ik sta er
op; en bovendien de meid is er ook nog."
Kaatje? Die heeft 't te druk in de keu
ken. Het doet me leed, maar zoo'n klein
wezentje heeft toch 't meeste recht op zijn
moeder
„En waarvoor heb ik een vrouw?"
„Kom, je bent geen baby."
,,Och blijf nu, alles wordt koud en na 't
eten moet ik direct weer uit."
Ae.. ao.. ae.. klinkt 't tegenbevel. Een
oogenblik nog en zij vliegt op.
„Ik kom zoo terug, wees niet boos...."
en weg is ze.
Eenzaam zit ik daar en luister. Zij
schijnt ongenadig ontvangen, hij brult dat
men 't op straat kan ho'oren;. ik voel mijn
hand jeuken; 'wacht maar later.
„Mijn lief klein kereltje liet moeder je
zoo huilen, en zoo lang. Wat scheelt er aan
venteke? Ja je bent weer zoet en lach je
weer liefjes? Kijk eens, Hans, hoe hij je
toelacht, die kleine schat
En wat deed ik, onderdanige dienaar
van de nieuwe majesteit? Met een lach op
de lippen ging ik hem tegemoet èn 't eten
èn do staaf gedachten achterlatend. Nu
ligt hij op mijn arm, nu en dan kraaiend
bij mijn potsen.
„Ach, Hans wat- een pret heeft ie, en
hoe lief is hij. Schatje zeg eens pap-pa!
Pap-pa!Toe dan!"
„A-da" komt uit 't mondje en z'n kleine
knuistjes plukken in m'n baard; mijn
baard; mijn baard, waar niemand aan
ma-g komen, zelfs mijn vrouw niet. Hij
pakt en trekt, dat 't een lust is, cn ik, hui
chelaar, kruip, toch gevleid door zijn op
merkzaamheid en hij.... met koninklijke
welwillendheid geeft hij mij slag op slag,
en ik straal van fierheid en maak fratsen
als een hansworst, tot 't zijne majesteit
belieft in te slapen
„Gij kunt gaan hofnar!" Zo.o verrustte
mij mijn vriend do advocaat.
Hoe zou "t gaan als er nog een zusje bij
komt?
En tcch ik zou zijne majesteit niet meer
willen missen. God zegene hem!
C. A. R.
HOE IK GEINTERV'EWD WERD.
Naar MARK TWAIN.
Het was nerveus, maar moedig en ban-
dig jongmensch nam den stoel, dien ik
hem aanbood, en zei mij, dat hij verslag
gever was van den „Dagelijksche Don-
derstorm" en voegde erbij:
Ik hoop niet dat 't u lastig is, als
ik u kom interviewen?
Wat komt u mij doen?
U interviewen.
Ah zoo.. Jawel.. Ja.. Zoo..
Hc gevoelde mo dien morgen niet zeer
vroolijk. 't Was me, alsof een wolk over
mij neerhing. Toch liep ik naar mijn
boekenkast en zocht daar een minuut of
zes in. Dan achtte ik me echter verplicht,
mij tot den jongeman lo wenden.
Hoe schrijf u hc-t?
Wat?
Interview.
Hoe men dat schrijft? Mijn hemel,
waarom wilt u het schrijven?
Ik wil het niet schrijven, ik wil
alleen zien wat het bet eekent.
In orde, dan is dat ook goed, ik
zal u zeer erkentelijk zijn.
In-ter-view.
Dus u spelt het met een i?
Zeker.
Ach, daarom had ik zoo'n moeite
oni het te vinden.
Maar meneer, waarmee hadt u het
dan willen spellen?
- Ik? Ja. dat weet ik eigenlijk niet.
Ik zocht maar eens in het woordenboek
en ik dacht, dat ik hef onder de illustra-
ies wel vinden zou. Maar het is een oud
woordenboek, weet u.
- Ja. een llusiratie zult u er wel niet
van vinden, al -zocht u in de allernieuwste
uitgaaf. Maar, mijn waai'de heer, u m:et
mo niet kwalijk nemen, ik bedoel er niets
ergs mee, u lijkt mo lang niet zoo ver
standig als ik had gedacht. Maar nog
eens, daar bedoel ik in het minst geen
kwaad mee.
Ik neem u niets kwalijk, meneer,
Wat u mij zegt. wordt door meer men-
schen gezegd. Ik ben heel merkwaardig
op dat punt en de menschen praten daar
altijd met verrukking van.
Dat kan ik me levendig voorstellen.
Maar om op mi in interview terug to ko
men. U weet zeker, dat het tegenwoordig
"•ewoonte is, iedereen te interviewen, die
wat bekend geworden is.
Zoo, da! wist :k nog niet. 't Moet dan
wel heel belangrijk zijn. Waar dóet u
het mee?
Och mr.nr dat is om wanhopig te
worden, 't Moest in sommige gevallen
gedaan worden met een stevigen stok,
maar gewoonlijk bestaat het hierin, dat
do interviews, vraren stelt en dat de ge
ïnterviewde daarop antwoord, 't Is een
mode tegenwoorcU Mag ik dus beginnen
enkele vragen !o doen om de vooraaamste
punten van uw privé en openhaar leven
in het licht steEan.
Wel zeker. gerust uw gang. Ik
héb een. slechte memorie, maar dat zal u
nrct hinderen," hóóp ik: Cf eigenlijk is
mijn geheugen wel ge el maar onregel
matig. Nu eens loopt het in een draf en
dan heeft het een paar weken noodig, om
over een b:pa. ld punt heen te komen. Dat
is wel la-Mf" voor me.
O, dat doet er niets toe. Als u uw
best maar doet.
Met alle genoegen, ik zal mo in
spannen. om het goed te doen.
Dank u. Is u klaar cm te beginnen?
Al klaar, zeker. Ga uw gang.
Hoe oud is u?
Negentien, in Juni.
Och zoo. Neen' Ik had u voor vijf
of zes en veertig gehouden. Waar is u
geboren?
In Mississippi.
Wanneer begon u te schrijven?
In het jaar 1836.
Hoe is dat mogelijk, indien u pas
negenken is?
Ik weet 't niet. 't Komt mezelf ook
wel wat vreemd voor.
Ja. vreemd is het zeker. WTie houdt
u voor den merkwaardigst en man, dien
u ooit ontmoette?
Jozef Franklin.
Maar u kunt Franklin niet gekend
hebben, als u maar negentien is.
Hoor eens, meneer, als u het beteT
weet dan ik. waarom interviewt, u dan?
O, 't was maar een idee. Waar ont
moette u Franklin dan?
Wel, 't was op' den dag van zijn
begrafenis' en toen vroeg hij een beetje
minder herrie tc schoppen.
Maar, meneer, als u hij zijn begra
fenis was, moet hij toch dood geweest
zijn. En ais hij d- od was, wat. kon 'l hem
dan schelen, of u herrie maakte of niet?
'Dal weet ik ook niet. Franklin was
altoos een beetje vreemd in dat opzicht.
Ik begrijp er niemendal van. U zegt,
dat hij tot. u sprak en dat hij dood was.
U. hebt mij niet booren zeggen, dat
hij dood was.
Was hij dan niet dood?
De een zei van wel, do ander zei
van niet.
En wat is meening?
Och, ik had er niets mee te maken,
't Was immers mijn begrafenis niet.
Heeft u.Maar daar komen, we toch"
niet over nitgeredeneerd. Ik zal u wat
anders vragen. Wanneer is u geboren?
Woensdag 29 October 1693.
Hé! U zou dan ruim tweehonderd
jaar zijn? II.,e rekent u dat uit?
Ik reken heelemaal niet.
Maar u zei eerst, dat u negentien
was en nu .takt go u tweehonderd. Dat
is een kolossale tegenstrijdigheid.
Hebt u het opgeschreven? Moot.
Ik heb zelf ook wel eens gedacht, dat
het wat tegenstrijdig was, maar ik heb
me er dan maar niet verder in verdiept.
Alleraardigst dat u dat zoo gauw opmerkt,
Dank u voor het compliment. Hebt
u of hadt u broers of zusters?
Of ik.Wacht, laat ik eens.ik
geloof het web maar met zekerheid her
inner ik het mo toch niet.
Zoo. dat is de meest excentrieke
ver (daring die ik ooit in mijn leven heb
gehoord.
Hé! Vindt u dat?
Ja zeker. En dat is geen wonder
ook, zou ik denken. Dat portret daar, is
dat misschien een broer van u?
O, ja, zeker. Nu kom ik er. op. Ja,
dat was een broer van me. William is
dat. Bill noemden we hem. Arme Bill
Hoe zoo, arm. Is ie dood?
Dat denk ik wel. Zeker geweten
hebben we het nooit, 't Is een zeer ge
heimzinnig geval geweest.
Is het. waar? Wel dat is treurig....
Is hij verdwenen?
Jawel. In zekeren zin. We hebben
hem hegraven.
Begraven? Hebt u hem begraven
zonder dat u wist of ie dood was?
O neen, dat niet. Hij was dood ge
noeg.
Ik moet eerlijk zeggen, dat ik er
niets van begrijp. U hebt hem begraven
en wist niet eens, dat hij dood was.
Neen, neen, dat wisten we niet. We
dachten het enkel maar.
Ach, nu begrijp ik het. Hij werd
dus weer levend?
Neen, dat werd ie zeker niet.
Zoo iets heb ik nog nooit gehoord.
Iemand was dood, iemand werd begraven
Waar steekt i het geheimzinnige?
Maar, meneer, dat was het hem
juist, dat is het nu precies. Kijk eens.
v/ij waren tweelingen, de overledene en
ik, en we gingen samen in een badkuip
en een van ons verdronk, toen we nog
maar veertien dagen oud waren. Maar
de lui wisten niet, wie er verdronken was,
de één zegt, dat het Bill was, en de an
deren zeggen, dat ik het was.
Ik moet zeggen, dat is heel merk
waardig. En wat denkt u?
De Hemel weet het. O, ik zou de
heele wereld willen geven, als ik 't wist.
Dit plechtig geheim heeft een schaduw
over mijn gansche leven geworpen. Doch
ik Avil u iets toevertrouwen, iets, dat ik
nooit aan iemand heb geopenbaard. Een
van ons bad een moedervlek, een moe
dervlek op den rug van den rechtervoet.
Dat was ik. En dat kind is verdronken.
Zoo, dus dan is er in het geheel
geen mysterie meer, vind ik.
V'ndt u dat heusch? Nou, ik vind
van wel. Ik begrijp niet, hoe dat zootje
zoo in de war kon ra-ken om het verkeerde
kind te begraven Maar praat er asjeblieft
niet over in uw krant. De familie beeft er
ellende genoeg van gehad, dat weet de
hemel
Ik dank u zeer. Voor het oogenblik
weet ik genoog en ik ben u wel erken
telijk voor ae genoinen moeite. Dat ver
haal van Franklin vind ik bijzonder merk
waardig. Zoiult u me misschien nog willen
zeggen, waarom u Franklin zoo'n merk
waard :g mehsch vindt.
O, dat is door een toeval. Een
kleinigheid ,maar die van de vijftig rn;s-
sch'en niet één heeft opgemerkt. Toen
do begrafenisstoet op het punt stond naar
het kerkhof (e rijden, cn het lijk netjes
in don lijkwagen lag, zei hij, nog graag
een laatst en blik op de omgeving te wil
len slaan en klom dastrom bij den koetsier
op den bok en reed mee.
Thans verdween de jongeman mot een
beloofden greet. Ik vond het een erg go-
schikten jongen en het speet me, dat hij
wegging.
HET GEBROKEN BEEN.
"Wat is voor u wel het belangrijkste
geval geweest-, dokter?
Hot was bij gelegenheidvan een fees'je
dat gegeven werd. ter eere van dokter
Tournequet,-die zich uit de pra-ctijlc terug
trok, een gebeurtenis die wij, jongeren
mot niet weinig voldoening vierden., dat
deze vraag gedaan werd.
Ik geloof, zei de oude heer, na een
oogenblik nagedacht te hebben en een
vaderlijken klik dcor zijn gouden bril op
ons werpende, ik geloof dat mijn eerste
geval het belangrijkste geweest is.
Zoudt ge het ons willen vertellen?
"Welzeker. Fr bestaat nu ge-en enkele
reden meer om het- geheim te houden-
Het is nu ongeveer vijftig jaar gele-
dcu, dat- ik besloot mij hier te vestigen
en de mededinger te worden van den
ouden Carver die met zijn prachtig ver
guld naambordje met genees- en heelkun
dige cr op, tot nu toe het monopolie ge
noten had, de menschen naar de andere
wereld tc helpen.
Hij ging mij nooit voorbij zonder te
brommen en spralc mij nooit dan minach
tend aan. Zijn plan was blijkbaar, mij on
mogelijk te maken; als bij er iets aan
doen kon, zou ik nooit een enkelen patient
hebben.
En toch had ik er bijna een gehad. F.en
arme krankzinnige had zich den hals af
gesneden, maar de slagader gemist en vele
andere belangrijke aderen getroffen.
De bode, die dr. Carvel niet thuis vond,
had ce boodschap achtergelaten, dat hij,
zocdra hij thuis kwam. moest komen en
was toen naar mij geloopen. Ik ging da
delijk mee en vond den arme door bloed
verlies zoo verzwakt dat er bijna geen
teeken. van leven meer te bespeuren was.
Eenige versterkende droppelen, die ik hem
ingoot-, wekten hem een weinig op; en ik
maakte mij juist gereed de wond dicht te
naaien toen de oude Carver naar binnen
gestormd kwam en mij ruw op zijde
duwde.
Hm., bromde bij en klemde zijn vin
gers om den pols van den patient, die
door het opwekkende middel wat krach
tiger gewerden was, wat hebt gij bier uit
gevoerd
Ik heb hem iets opwekkends gegeven,
antwoordde iK
En hem koorts bezorgd, viel Ca-rver
mij in de rede, zonder verder I© luisteren.
Toen haalde hij een lancet te voorschijn
en ontnam den lijder het laatste beetje
bloed dat hij nog bezat.
Ik geloof, dat gij over uw werk tevre
den kunt zijn. bromde hij, toen de man
een zucht gaf en dood achterover viel.
ROZENKRANS.
Rozenkrans! De blai
Laat ons, zoo 't M Paus vr:mnaU,
Beevaart doen en boeten allen
t Is de kranke Octobormaancl.
Laat ons biddend rraan, en boeten,
't Heilig beêsnoer in de hand
Onze Vaders. Wees ge-groeten.
Voor die vielen, achter 't land.
Rozenkrans! 't Onwinbaar wapen,
Wint des vijaiids volk en stee
Mannen, meisjes, vrouwen, knapen.
Brengt des Heeren bidsnoer meêl
't Is de keten, dié geen slaven.
Die Gods vrije kinderen al,
Heeren, burgers, knechten, graven*
Koninklijk omhangen zal.
Rozenkrans! Bij duizentallen,
Onder 't biddend stemgeroer,
Valt, alzoo de blaren vallen,
Beiers van zijn bedesnoer.
Guido Gezelle.
Ik stond op het punt met verontwaardi-1
ging de beschuldiging tegen te sprekeni
als zou de dood van dien man mijn schuld
zijn, maar de blikken en uitroepen der
omstanders deden mij inzien, dat mijn
woorden niets zouden bcteekenen tegen
die van den beroemden knoeier en dat
als ik mijn huid liefhad, beter deed maar
been te gaan.
Ik liet geen enkele gelegenheid voorbij
gaan, ozn, waar ik kon. de ware toedracht
der zaak te vertellen en mijn gedrag ïo
verontschuldigen.
Het opwekkende middel, dat ik had toe
gediend was bepaald noodzakelijk geweest
om de zinkende levensgeesten weer op t ei
wekken, hield ik vol, en ik beschouwde het
als een onverantwoordelijke dwaasheid
een stervende a-der te laten. Maar de men
schen schudden het hoofd en zeiden dat
dokter Carver een goed kenner van het
niensc-helijk lichaam was; en zij vonden
dat ik niet beter kon doen dan maar vau
hem te leeren.
Mijn vooruit zichten, die nooit bijzonier
schitterend geweest wau:n, wonnen er niet
door. Ik begon den moed te verliezen en
cr ernsL'g ever na te denken den strijd op
tc geven en de stijfhoofdige lieden aan den
ouden Carver en hun lot over te laten,
toen ik op een avond ten spoedigste ont
boden werd bij oen heer, die zijn been
had gel roken.
Mr. 'Toanmie Turneval was 'n zeer res
pectabel jongmensch van middelbaren
leeftijd, die eenigen tijd geleden als de
meest begunstigde bewonderaar werd be
schouwd van Miss Berenice Petten, oen
bemiddelde jonge dame van zijn leeftijd.
Door te trachten in een in beweging
zijnden trein te stappen, had hij de loop
plank gemist en wa-s gevallen; 'een zijner
beeixm was verbrijzeld.
Iiij v erd op een draagbaar naar buis
gc'oracht en zooals gev.oonlijk bij zuike
gelegenheden gebeurt, alle dokters werden,
tegelijk ontboden, dit is te zeggen in dit
geval, Carver en ik.
Wij kwamen tegelijk aan.
Hot is een samengestelde breuk van
de tebea en fibulen, zei Carver, met zijn
ruv.e hand het gekwetste lichaamsdeel
gr ij'en-de cn het door de kleederen hcon
haastig bevoelende. Dadelijk afzetten is
hoogst noodzakelijk, voegde hij er bij, zijn
instnuneiitentaseh opendoende.
Jk zal uw hulp niet inroepen, zei op-,
eens mr. Turneval met bijzondere geest-j
kracht voor iemand in zijn toestand, ik1
stel me liever ondeT behandeling van dr.'
Tourniquet.
Iedereen keek verwonderd op en Car-
ver's gelaat zag zoo donker als een on-,
weerswolk.
Uw bloed kome op uw eigen hoofd,'
voorspelde hij somber en zijn instrumenten j
bijeen rapend sloeg hij de deur achter zich
dicht.
Ik wensclite met- den dokter allccnr
gelaten te worden, zei mr. Turneval toen!'
Carver weg was. Als hij hulp noodig heelt»
ka:i hij die inroepen.
Iedereen ging heen en toen deed ik ge
heel alleen wat er noodig was.
Gij wilt toch niet zeggen, dat gij heb
been zonder hulp alleen afzet? zei een1')
bewegelijk mannetje aan den overkant dei?)
tafel.
Neen, ik heb u verteld, dat Turneval'
werk maakte van miss Potts en daar hij!
liever wilde loopen dan hinken, verklaar
den wij ons tegen afzetten cn handelden!'
dienovereenkomstig.
Den volgenden morgen ontmoette ik
Carver op straat. Hij was gewoon raij metf
een donker gelaat zonder spreken voorbij^
te loopen, maar dezen keer bleef hij si ill
staan. J
Hoe maakt uw patiënt het? vroeg hij
grijnzend.
Uitstekend! antwoordde ik.
c- Uw eerste amputatie, veronderstel ik|
Noch mijn eerste, noch mijn laatste!
ik heb in het geheel niet geamputeerd.
Ge weet toch wel dat 's mans bccDj
totaal verbrijzeld is?
Zeker.
En gij hebt niet geamputeerd?
Neen.
Dan deedt gij beter bij een lijkboj
zorger een doodkist te bestellen.
Ik geloof dat hij er aan bezig is a
uw laatste slachtoffer, antwoordde ik
ging mijns weegs.
Bijna een week lang zag mijn p-a.h<>n|
niemand dan mij en de meid die hem zij{
eten bracht.
Toen mochten enkelen zijner mU. c|
hem bezoeken om zijne afzondering ■- e h3
met bewonderenswaardig geduld ver g
op te vu'oolijken.
Na zes weken nam ik de spalken v.cl
en den volgenden dag liep mr. T- '4
zoo goed als ooit.
Mijn lof was op ieders lb n "-r J
ver kon niets vinden om af te keu